"Nieuwe Langedijksr Courant", van Zondag 15 October 1893.
van een reclameplaat op de Amsterdammer. Op
en in een omnibus zitten een aantal personen
allen de Amsterdammer te lezen, of wel zij heb
ben 't blad in de hand of in den zak. Het zijn
allen bekenden.
Op de bus vindt men de ministers van Tien
hoven en Pierson, voorts de heeren dr. A. Kuiper,
mr. A. F. de Savornin Lohman, Gerritsen, Nol-
ting en Kouveld, terwijl mr. J. A. Levy omhoog
stijgt. Binnen, in vindt men broederlijk vereenigd
de heer Schaepman, Domela Nieuwenhuis en
mr. J. Heemskerk Az. De teugels houdt mr.
Tak van Poortvliet.
Voorts verzoekt men ons te willen mededeelen,
dat de abonnementsprijs van genoemd blad sedert
1 October is verlaagd tot 1.875 per kwartaal
voor Amsterdam en/"2.125 voor de overige plaat
sen van ons land.
Lengteverschil der beenen.
Het is een sinds langen tijd opgemerkt feit,
dat menschen, die in een bosch of in de woes
tijn, zelfs op een eenigszins mistig terrein ver
dwaald zijn, steeds in de rondte draaien en ten
slotte altijd weer na meer of minder tijd op het
punt van uitgang terecht komen. De oorzaak
daarvan ligt eenvoudig in de ongelijke lengte
der beenen.
Uit zorgvuldige metingen van skeletten is
gebleken, dat bij hoogstens 10 pCt. der menschen
beide beenen even lang zijn bij 35 pCt. is het
rechter been iets langer en bij 55 pCt. is dit
met het linker been het geval.
Het gevolg daarvan is, dat men met een iets
langer been onbewust een grooteren stap doet
dan met het andere, waardoor men öf naar links
öf naar rechts afwijkt. Daar nu het linkerbeen
gewoonlijk het langst is, neemt men in de meeste
gevallen de richting naar rechts en men kan
zich hiervan overtuigen bij iemand, dien men
geblinddoekt en vooraf niet ingelicht heeft.
Verder heeft men nog door metingen- gecon
stateerd, dat bij 72 pCt. der menschen de rech
ter arm langer is dan de linker, terwijl dit bij
24 pCt. juist het omgekeerde is.
Deze ongelijkheid der ledematen staat niet in
verband met de sekse of een menschenras, maar
schijnt in alle opzichten een algemeene wet te
zijn.
Een weddenschap.
De doctor in de rechten, assessor A. en diens
collega in de medicijnen, de genees-, heel- en
verloskundtge B., zaten vergenoegd een glas
wijn te drinken.
„Ik ben benieuwd," zei de assessor, „wat
onze vriend, de advocaat, ons voor een wijntje
voorzetten zal, als wij morgen zijne nieuwe villa
bezichtigen
„Wijn wel goede man, reken daar maar
niet op."
„Gij meent, dat hij ons op een glas punch
zal onthalen
„Neen, man, er kan volstrekt geen fleschje
met hem af."
„Maar hij moet ons toch iets presenteeren!"
„Niet één sigaar, zeg ik je."
„Och kom, wat denk je nu. Zoo komt die
villabewoner er niet afdaar wil ik tien mand
jes Madéra op verwedden
„'k Zou 't liever niet doen vriend, want je
verliest het."
„Toch niet. Onze advocaat is wel een beetje
zuinig, maar ons zoo ver in de hitte te laten
loopen en dan nog niet de geringste verfris-
sching aan te bieden het is eenvoudig onmo
gelijkIk wil er alhoewel nu dadelijk geen
tien mandjes Madera, dan toch 'n paar flesschen
Rijnwijn aan wagen!"
„Nu, als je het dan volstrekt wilt, top dan
maar.
„Afgesproken dus?"
„Afgesproken!"
Op den anderen namiddag wandelden de hee
ren langs den heeten, stoffigen grintweg naar de
villa van den advocaat. Deze ontving de bezoe
kers allervriendelijkst, leidde hen door huis, tuin
en park, liet hun bloemen, boomen, vruchten,
moesgroenten, fontein en grasperken bezichtigen,
maar iets presenteeren, een verfrisschenden dronk,
een goede sigaar geen sprake van.
Reeds meermalen hadden de beide doctoren
zijdelings een blik van verstandhouding gewis
seld, de assessor natuurlijk met een ietwat wee
moedigen trek om de lippentoen zij echter
het laatste bloembed bewonderd hadden en de
gastheer nog niets liet merken, begonnen zij
beiden hartelijk te lachen.
„Waarom lacht gij toch?" vroeg de advocaat
verwonderd.
„Wij hebben gewed, dat gij ons den gehee-
len tijd, dat we hier zouden zijn, niet het ge
ringste zoudt presenteeren."
„Zoo, zoogewed zegt gij, en waarom dan
wel
„Om een paar flesschen, Rijnwijn!"
„Wel, wel! en waar wilt ge die drinken?"
„Wij gaan direkt naar Meyers wijnhuis; of
gelooft ge niet, dat we dorst hebben
„Neemt me niet kwalijk, heeren, dat ik zoo
slecht de honneurs heb waargenomen, maar wacht
één oogenblik, dan zal ik mijn hoed opzet
ten en drink in 't wjjnhuis met jelui moe."
Een vertegenwoordiger eener Duitsche
wapenfabriek is te 's Grnvciihngc aangekomen
om ter beproeving bij het leger aan te bieden
een nieuw model gewe'er, dat het vermogen zou
bezitten 50 schoten per minuut te lossen door
een nieuw zelfwerkend systeem.
De Greenwichtijd.
Eenige ingezetenen van Naarden hebben een
adres tot den gemeenteraad gericht met verzoek
den Greenwichtijd af te schaffen en door den
Amsterdamschen tijd te doen vervangen, omdat
eerstgenoemde tijd tot veel verwarring aanlei
ding geeft en Naarden bjjna de eenige gemeente
is waar deze tijd behouden blijft.
De raad besloot echter met 9 tegen 2 stem
men voorloopig nog den Greenwichtijd in eere
te houden.
Zaak-De Jong.
Woensdag-namiddag begaven zich do officier
van justitie en de rechter van instructie bij de
rechtbank te Arnhem naar Rozendaal, teneinde
aldaar met eenige rijks- en gemeente-veldwach
ters in de bosschen een onderzoek in te stellen.
Dit onderzoek had plaats naar aanleiding van
het verhoor te Amsterdam der beide Rozendaal-
sche arbeiders, waarvan wij Woensdag melding
maakten. Zij moeten verklaard hebben, dat zij
De Jong op een namiddag in Juli in een der
aldaar aanwezige greppels verborgen vonden.
Het onderzoek heeft tot geen uitkomst geleid.
Het plan bestond dit heden in tegenwoordigheid
van den rechercheur Batelt, uit Amsterdam, voort
te zetten, door rijksveldwachters uit Arnhem en
omliggende gemeenten.
Onder het hoofd „Dezelfde De Jong schrijft
de „Bossche Ct."
Is hier verband en misdaad in 't spel
In den namiddag van den 17n Augustus 1889
lot wol '89 viel, ter hoogte van wacht
huis Nr. 12 alhier, eene dame uit den passee-
renden en van Ylissingen komenden spoortrein,
geraakte onder de wielen, en was terstond een lijk.
Een heer, zich als echtgenoot Voordoende, was
door dit ongeluk radeloos en diep bedroefd, zoo
dat het geheele stationspersoneel met hem bewo
gen was. Het lijk werd naar het gasthuis
gebracht en de ontroostbare echtgenoot, zich
noemende H. J. de Jong, koperslager, wonqnde
te Ylissingen, die volgens zijne bewering op reis
was om te Rotterdam met zijne echtgenoote
kermis te houden, regelde een deftige begrafe
nis, nl. een lijkwagen met 3 volgkoetsen. Bij
de aangifte van overlijden bleek echter, dat de
verongelukte dame genaamd was Johanna Jacoba
van der Gijp, oud 43 jaren, wonende te Vlis-
singen en gehuwd met Willem Kaas, zeevarende.
De Jong, die als echtgenoot voor de waarden
enz. gezorgd had, liet nu spoedig zijn droefheid
varen, en bekende, dat hij niet met die vrouw
gehuwd, doch bij haar in den kost was, wijzigde
de begrafenisplechtigheid en liet het stoffelijk
overschot met een kinder-lijkwagentje naar het
kerkhof vervoeren en "ging alléén en te voet
mede ten lijke op 22 Augustus. Gedurende zijn
verblijf alhier dronk hij een glas, en ging daarna
zien, hoe het op de Rotterdamsche kermis was.
De personen, welke destijds met De Jong alhier
kennis hebben gemaakt, zien thans veel gelijke
nis in zijn portret."
't Lijkt ons vreemd, dat dit geval indertijd
niet nader zou zijn onderzocht. Is het waar
blijkt deze H. J. de Jong de veel-besprokene te
zijn, dan is het in elk geval weer een merkwaar
dig staaltje uit zijn veelbewogen leven.
ÏVeerfooscIi.
De heer G. Bouricius, gepensioneerd rijksont
vanger te Amsterdam, heeft een vluchtschriftje
laten drukken ten voordeele van den strijd voor
de weezen. Hij beschrijft daarin den straf van
een zekeren Willem Postma, omdat hij in Mei
'92 van de weesinrichting wegliep de ruim één
meter in het vierkant groote kluis, zonder ven
ster met aarden vloer, waarin een plankje om
op te zitten, terwijl er een tonnetje in een der
hoeken is, dat men niet behoeft te zoeken enz.
De kluis, waarin den armen jongen werd ge
bracht, en daar drie etmalen (72 uren) in mar
teling doorbracht. Z'n voeding bestond uit een
stuk paardenroggebrood, terwijl hem eenmaal
daags een flesch werd toegestoken door eene
opening met den hals vooruit, waaruit hij mocht
drinken, water natuurlijk.
Is het te erg, vraagt de schrijver, als 'k dat
noem levend begraven
Dat riekt eerder naar de middeleeuwen
Toen hij werd vrijgelaten en voor goed uit
de inrichting werd verbannen met niets meer
wat hij aan het lijf had, stonden zijne zusjes
op een afstand te snikken och ze hadden zoo
zielsgraag haar broer vaarwel gezegd, maar door
slagen en snauwen werden zij weerhouden. Is
dat iiieiischelijk
De heer Bouricius doet een beroep op den
steun van allen in 't belang yan den heer van
Deth, de man, die een onschatbare dienst bewees
aan duizenden hulpbehoevenden weezen, de man
die door omstandigheden buiten zijn wil en macht
broodeloos en werkeloos is Nog erger
Zijne vijanden trachten stelselmatig hem en
zijne vier kinderen, die tot zijn last zijn, af te
matten en zoo te doen zwijgen. Moet dat zoo
„Ik behaalde f 56.30, dankbaar, maar niet
voldaanDankbaar jegens die weinige
edelen, die voor den strijd om waarheid en
recht iets offerdenmaar niet voldaan, door de
terughouding van zoovelen, op wie ik rekende,
Moet ik dan op straat roepen„Bijstand,
't gaat om recht, waarheid en lichten men-
schelijkheid
Over het voornemen, om mgr. Everts voor
het dislrict Roermond naar de Tweede Kamer
te zenden, schrijft de Maasbode o. a.
„Naar onze meening lijdt de priesterlijke waar
digheid te veel in de Tweede Kamer door de
aanwezigheid van priesters aldaar, en evenzeer
in de oogen des volks. Dit zij in het algemeen
gezegd. Mgr. Freppel heeft in de Fransche Kamer
de onwaardigste bejegeningen moeten ondergaan
en had er niet den minsten invloed. Wilde de
rechterzijde iets van de regeering gedaan krijgen,
dan moest vooral mgr. Freppel niet spreken,
want dit bedierf alles. Is het in onze Kamer
veel beter, en zal het boter worden, als, wat God
verhoede, het algemeen stemrecht er de afge
vaardigden heen gaat zenden
„Nu leeft mgr. Freppel in volkomen harmonie
met de overige Katholieke afgevaardigden, maar
wie verzekert, dat dit altijd het geval zal zijn?
In ons land ten minste heeft men droevige er
varing. En niemand zal durven verzekeren, dat
in ons Parlement de eerbied voor den priester
vermeerderd is, sedert daar een priester versche
nen en daarna de Katholieke partij in twee fac-
tién verdeeld is.
„Maar ook op het volk blijft dit niet zonder
noodlottigen invloed. De Nederlandsche Katho
lieken hebben altijd uitgemunt door hun eerbied
en hunne liefde voor den priester. Zijn er echter
in de laatste jaren niet nu en dan wanklanken
gehoord, en lang niet enkel in particuliere ge
sprekken, wat overigens reeds bedenkelijk genoeg
zou zijn?
„Kon het intusschen ooit nuttig zijn, dat een
priester naar de Tweede Kamer ging, thans, ge-
looven wij, zeker niet. Kwam mgr. Everts in de
Kamer, hij zou er twee factiën vindenbij welke
zou hij zich moeten aansluiten Koos hij de zijde
van dr. Schaepman, de Centrumpartij zou zich
moeten laten ecraseeren, of de toestand kreeg
een nog bedenkelijker aanzien, dan hij reeds
heeft. Voegde hij zich daarentegen, wat wij meer
waarschijnlijk achten, bij de Centrumpartij, dan
stonden in de Tweede Kamer twee priesters te
genover elkander, en wie durft beweren, dat dit
stichtend zou zijn voor de Kamer en het volk!
„Laat daartegen dr. Schaepman de Kamer uit
en mgr. Everts de Kamer niet ingaan, dan is in
een oogwenk de vrede onder de Katholieken her
steld, de verdeeldheid weggenomen.
„Gaat daartegen mgr. Everts naar de Kamer,
wat waarborgt ons, dat zijn voorbeeld geen na
volging vindt, ja, dat Limburg en N.-Brabant
een aantal priesters naar den Haag gaan zenden.
Zou men dit verkieslijk achten? Zou men er
waarlijk geen bezwaar in zien, dat de priester
schap zich ging werpen in de arena der tegen
woordige politiek, soms zoo vuil, dat men haar
niet kan aanraken zonder zich de vingers te be
zoedelen? Wij hebben dikwijls genoeg achter de
schermen gekeken, om aldus, zonder overdrijving,
te kunnen schrijven."
Buitenland.
WeervoorspeSliuiien.
Majoor Waelput, de weerkundige, die thans
te Antwerpen woont, doet de volgende weer
voorspellingen
Einde 1893. Den 20 September is het
aanvangpunt of de eerste dag van een betrek
kelijk droog tijdstip, dat zal duren tot 30 No
vember.
Het aanvangen van dit aanvangspunt met
de herfstnachtevening of equinox, zal ongetwij
feld groote luchtstoringen verwekken, die door
buitengewone natuurverschijnselen zich zullen
vertolkenstormen, grauwvuurontploffingen in
de mijnen, misschien wel eene aardbeving.
De herfst zal over 't algemeen droog zijn,
vooral rond 25 October, Rond dit tijdstip mogen
wij eenige vorst verwachten.
Wij zullen nog schoone dagen hebben in Oc
tober, zelfs in November.
In de eerste dagen van November zal de baro
meter een merkelijke daling ondergaan en de
maand zal afwisselend nat en droog zijn.
Wat den winter aangaat, hij zal dikwijls nat
wezen.
Eenige dagen vorst rond Kerstdag.
Ziehier de vooruitzichten voor het toekomende
jaar
Lente koud en vochtig. Herfstde sneeuw
zal reeds in October-November verschijnen.
Winter zeer koudveel sneeuw en sterke vorst.
Ziehier de afzonderlijke maanden
Maartsneeuw vorst rond den 20sten.
AprilSneeuwbuien regen.
MeiEerste helft regen daarna verwarming.
Juni Eerste tien dagen vochtigheidtot het
einde redelijk warm.
JuliAfgewisseld droogte en vochtigheid en
een weinig hitte.
Augustus Dikwijls schoon den lOden ver
koeling den 15den hitterond den 20sten
regen.
SeptemberEerste helft der maand schoon,
tweede helft vochtig.
OctoberVochtig en sneeuw rond het einde.
November Dikwijls sneeuw.
December-Januari Nog altijd sneeuwdooi
rond 2 Januari 1895.
De berichten uit België luiden gunstiger.
In het bekken van Charleroi hebben ongeveer
10,000 mijnwerkers den arbeid hervat. Er blij
ven nu nog 12,000 werkstakers over. Deze zullen
wel gaandeweg volgen, nu een der comités een
manifest heeft uitgevaardigd, waarin wordt ge
constateerd, dat eenige verhooging is verleend
en tot hervatting van het werk wordt aange
spoord.
Hij stond op, zocht in eene lade en haalde eene
photographie te voorschijn. «Dat is Faust,« sprak
hij, »ook een lievelingsrol van mijnatuurlijk die
van Gounod die van Boïto God beware mij
voor de nieuwere schoolHij toonde haar den
Faust. Het was een jonge, zoetsappig lachende man
in een Spaansch kostuum, die met den| ouden heer,
die voor haar zat, niet de minste overeenkomst had.
Zij stamelde een woord van dank.
»In de volgende week treed ik weer op als Faust,
laat eens zien hij haalde zijn aanteekenboekje
voor den dag voor de 139ste maal, eene schoone
dankbare rolZoo nu zal ik mijnen naam er op
schrijven! Och, waar is de inkt nu weer gebleven
Vrouwhij ging naar eene zijkamer«vrouw
de inktkoker is weer niet te vinden, breng er eens
een hier!«
Er kwam eene dikke, oudachtige dame binnen,
die van Elsa niet de minste notitie nam. Zij was
waarschijnlijk aan dergelijke bezoeken gewoon. Zij
hield vol, dat de inktkoker in het salon moest zijn.
Over die quaestie ontstond een levendig debat.
Eindelijk stond de naam van Adolf Becker onder
het portret van Faust. De oude dame was verdwer
nen en Elsa stond op om heen te gaan. Mijnheer
Becker lachte minzaam en nam nogmaals haren
dank aan. In den gang hoorde men een paar
stoeiende, schreeuwende jongens.
«Wacht, bengelsdreigde Lohengrin, de deur
openende, ik heb al zoo dikwijls gezegd, dat gij in
mijn spreekuur geen leven moogt maken
Elsa was heengegaan.
«Veel genoegen in Weenen had mijnheer Bec
ker haar nog nageroepen. Geheel ontgoocheld kwam
zij tehuis. Hare stoutste verwachting was vervuld.
»Hij« had vriendelijk met haar gesproken, haar een
portret gegeven met zijne handteekening. Van waar
dan die ontgoocheling? Ach haar ideaal was in het
niet verzonkenzij beminde niet meer, ja, zij
schaamde zich over hare liefde. Geen levende ziel
zou het ooit vernemen! En toch bleef haar nog een
raadsel ter oplossing over. Van waar die blik vol
majesteit van Lohengrin Zou zou hij zich ge-
blanket hebben? Dat moest wel zoo zijn!
Hare moeder was uitgegaan om haar te zoeken,
maar mijnheer Gürtler was achtergebleven, om de
moeder te waarschuwen, wanneer Elsa mocht thuis
komen. Toen hij het jonge meisje zoo opgewonden
zag, liet hij de moeder echter aan haar lot over
en bleef. Elsa was in tranen losgebarsten. Op de
bescheiden vragen van haren vriend kon zij niet
antwoorden. Plotseling riep zij uit«Hoe oud mag
die Adolf Becker wel zijn Verbluft over die
onverwachte vraag, antwoordde Gürtler
«Nu, ongeveer vijftigjaar."
«Dan moest hij ook niet meer in Lohengrin op
treden riep zij toornig.
«Dat. is juist hetgeen ik ook altijd beweerd ant
woordde de hoogst verbaasde Gürtler, «maar die
oude zangers- laten hunne rollen niet gaarne los en
de kunst heeft het ver gebracht in het grimeeren.
Met wat cosmetiek en blanketsel komt men een
heel eind. De fausset de kunst om eene ver
sleten stem te maskeeren doet het overige.«
Elsa was vuurrood geworden. »Het is afschuwe
lijk Cosmetiek en blanketselriep zij uit.
«Kom, kom vergoelijkte Gürtler, »niemand wil
graag oud worden. En Becker is overigens een
achtenswaardig man, een goed huisvader, en natuur
lijk soliede om zijn stem te sparen. Maar ik houd
meer van Eckemann.«
Elsa had hare tranen gedroogd. »Maar dat is
bedrogriep zij, nog steeds toornig uit: «Men
komt om eene ideale figuur te zien, maar niet om
een belachelijke verschijning zonder jeugd, zon
der hartstocht zonder stem
Zij bemerkte niet dat Gürtler haar lachend aan
zag. Hij nam hare hand ook dat merkte zij
nauwelijks op.
«Daarbij kan geen sprake zijn van bedrog,sprak
hij ernstig. «Ideale figuren vindt men alleen bij de
dichters. Wilde men ze in het leven zoeken, men
zou bedrogen uitkomen."
«Zoo, waar moet men dan naar zoeken, wat moet
men dan liefhebben, vertrouwen zuchtte het
jonge meisje.
«Degenen, die onze liefde voor het ideaal op prijs
stellendegenen, die gevoel hebben voor het hooge
ideaal der menschheid, al komen zij zelve het ide
aal niet nabij." Hij drukte zacht hare hand. Zij
keek op en voor de eerste maal ontdekte zij, dat
Gürtler bepaald mooie oogen had, al lag er niet die
majesteit in van Lohengrin. En zijn woorden? Zij
waren haar als eene openbaring. Zij kreeg eene
kleur en kon niet antwoorden.
Daar kwam hare moeder, zuchtend en hijgend,
de kamer binnen. Gürtler ging haar dadelijk te
gemoet en verklaarde haar Elsa's verdwijnen, hoe
wel zij zelve hem er nog niets van had opgehelderd
In den volgenden nacht besloot Elsa Lohengrin
te vergeten en Gürtler's goeden raad op te volgen.
Overigens volgde zij dien van Lohengrin ook op,
want zij amuseerde zich uitstekend in Weenen.
Alle bezienswaardigheden begonnen haar belang in
te boezamertzij woonde den Tannhaüser bij.
waarin Eckemann optrad en diens zuivere stem en
mannelijke verschijning brachten haar in verruk
king. Zij dweepte een weinig met hem, maar werd
niet op hem verliefd, want zij had nu eenen ande
ren aanbidder, den heer Gürtler, en was daar niet
weinig trotsch op.
Veertien dagen later verliet zij Weenen als eene
gelukkige verloofde. Toch had zij haar ideaal ge
vonden, want Gürtler kwam dat in hare oogen
zeer nabij. Het portret van Lohengrin had zij ver
brand; dat van Faust behield zij om het aan
hare vriendinnen te laten zien alleen daarom 1
EINDE.