Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 11 Februari 1894.
Den 7 dezer's morgens 11 uren, brak een
hevige brand uit in de woning van Klaas Krap
te Winkel. Aangewakkerd door een krachtige
wind, brandde alles tot den grond afeen aan
grenzende schuur vol turf kon door het flink
optreden der vrijwillige brandweer behouden
blijven. De wind was aflandig en het huis stond
even buiten de bewoonde buurt, anders ware het
gevaar voor uitbreiding van het vuur bij den
feilen wind groot geweest. De draaimolen, waar
mede Krap de kermissen bezocht, is ook een
prooi der vlammen geworden. Naar men ver
neemt, is alles tegen brandschade verzekerd.
Prof. Snellen, door het comité voor de
invoering van den Midden-Europeeschen tijd
geraadpleegd, heeft geantwoord, dat naar zijn
gevoelen het aansluiten van Nederland aan den
Midden-Europeeschen tijd, inzonderheid ook met
het oog op de scholen, een dadelijk voordeel zal
aanbrengen.
Er heeft ten onzent een neiging gewerkt, om.
het dagwerk ten opzichte van de verdeeling van
het daglicht te laat te doen beginnen en daar
mede te laat te doen eindigen.
De scholen openen te 9 ure, d. i. 3 uren
vóór het middaguur, en sluiten eerst 4 uren na
den middag.
Het gevolg daarvan is, dat in onze noordsche
korte winterdagen, op de scholen waar geen
kunstlicht wordt aangebracht, het ontoereikende
schemerlicht te zeer samenvalt juist met het slot
van den arbeid, als reeds de oogen door lang
durige inspanning vermoeid zijn. Een verzetten
van den klokketijd, indien dit om andere rede
nen uitgelokt wordt, zal tevens het meest gelei
delijke middel zijn om deze wanverhouding te
herstellen.
Het steeds toenemend internationaal verkeer
door spoorwegen, post en telegraphen doet ons
vooral in de centra van verkeer en van bedrij
vigheid gevoelen, dat ons land, ten opzichte van
den klokketijd, niet als een afzonderlijke smalle
zone tusschen West-Europa en Midden-Europa
zal kunnen ingeschoven blijven, en dat we reeds
thans hebben te kiezen tusschen een aansluiting
naar rechts of naar links.
Ontegenzeggelijk acht hij in de gegeven om
standigheden de keuze niet moeielijkhet is
voor ons voordeeliger, dat we onze scholen en
de daarmede zich aansluitende werkzaamheden
feitelijk 40 minuten zien vervroegen, dan dat
we door aansluiting aan den West-Europeeschen
tijd het einde van onze dagtaak nog weder 20
minuten verschuiven in de richting der avond
schemering.
Een drama aan boord.
Sedert geruimen tijd leefde de werkman D. F.
in oneenigheid met zijn vrouw, die hij zelfs
verweet, dat zij oorzaak was dat hij zijn be
trekking aan de stoombootmij. der firma Cars-
jens was kwijt geraakt. Zij woonden daarom
van elkaar gescheiden, de vrouw op kamers te
Amsterdam.
Woensdag was de laatste haar ouders, die te
Aalsmeer wonen, gaan bezoeken en tegen don
ker wachtte zij de boot op van Carsjens, welke
haar naar Amsterdam zou terugbrengen. Pas
was zij aan boord gekomen of zij ontdekte daar
ook haar man, wat haar zoo deed ontstellen,
dat zij in tranen uitbarstte, tot verwondering
der passagiers, die de oorzaak van haar droef
heid niet kenden.
Intusschen stoomde de boot voort tot men ter
hoogte van Haarlemmermeer eensklaps een gil
op het achterdek hoorde en de ijlings toege
schoten bemanning de ongelukkige echtgenoote
in de diepte zag verdwijuen. Ze had, terwijl haar
man in de kajnit was, een eind aan haar leven
gemaakt.
Haar echtgenoot bleef kalm zijn sigaar rooken
en antwoordde op de vragen der verschrikte
reisgenooten, gelaten „Ik kon toch niet meer
met haar leven."
Pogingen, om de drenkelinge nog op te vis-
schen mislukten. Een eind verder stopte de boot
voor de woning van den vaden van D. F.,
waarna deze met zijn zoon in een bootje stapte en
terugroeide naar de plaats, waar zooeven zulk
een droevig drama was afgespeeld.
eerst in mijn club dineeren (mijnheer Fonkel had
zijn club, even goed als elke andere winkelier van
beteekenis) en daarna zal ik de Variétés eens in-
loopen, om de uitwerking van het namaaksel met
mijn eigen oogen te zien.«
«De operette begint om half negen.
«Ik zal maken dat ik er ben wees maar niet
bang juffrouw
sZoodra de deur achter hem gesloten was. nam
Ida Mondigne uit de lade van haar secretaire een
tasch, zooals ze door de meeste actrices of ballet
dames algemeen gebruikt wordenhaalde de étui's
met juweelen uit de doos, waarin Bernard Fonkel
ze gebracht had en pakte ze daarin over. Vervol
gens kleedde zij zich om uit te gaan, stak haar
beurs voorzichtig in den zak, ging de straat op en
riep een vigelante aan.
»Burg-Theater tooneeldeur", zeide zij tot den
koetsier, na oplettend te hebben rondgezien, dat
niemand haar beluisterde.
Aan het Burgh-Theater maakte Ida Mondigne
zich aan den portier bekend en verzocht Mile
d'Amant te spreken.
Eenige oogenblikken later verscheer; éen kap
per, die haar naar Jetje Damman's kleedkamertje
geleidde.
«Ziezoo, beste", zeide Ida binnentredend, «ik kom
afscheid nemen.
«Afscheid nemen riep Rosa verbaasd «ik
dacht dat ge van avond in Rococo zoudt optreden
De man dregde naar het lijk der vrouw, die
hij eens had liefgehad.
Men schrijft aan de „Haarl. Crt."
Ondanks de vele pensionneeringen in de
hoogere rangen, is het met de promotie bij het
wapen der infanterie toch nog wanhopig gesteld.
Negen en twintig jaar officiersdienst hebben zij
die thans in de termen vallen om tot majoor te
worden bevorderd. Dat men daardoor veel te
oude hoofdofficieren verkrijgt, behoeft geen be
toog, dat de bruikbaarheid van het leger er
onder lijdt, evenmin.
In de naaste toekomst is daarin geen ver
betering te verwachten en menig officier vreest,
dat zjjn lot ook eenmaal zal wezen gelijk dat
van een paar zeer verdienstelijke en ijverige
kapiteins, die weldra hoofdofficier moesten wor
den, doch aan wie, naar men ons mededeelde,
is bericht, dat zij, hoe geschikt overigens, door
den hoogen leeftijd niet meer voor dien rang
in aanmerking konden komen. Treurig einde
van een verdienstelijke militaire loopbaan. Ont
moedigend, lust- en energiedoodend schrikbeeld
voor velen, wien wellicht hetzelfde boven het
hoofd hangt.
Een unicum.
De gemeenteraad van Maastricht hield Woens
dag een zitting, waarin volgens de (Limb. Koe
rier,) niemand gesproken heeft.
Dennenlucht in de kanier.
Dennelucht in de kamer is niet alleen zeer
aangenaam, maar ook een goed voorbehoedmid
del tegen besmetting en daarom voor ziekenka
mers aan te bevelen. Yooral voor borstlijders is
die lucht heilzaam, daar ze de boschlucht eeni-
germate vervangt Om een dergelijke lucht in de
kamer te verkrijgen, doe men een theelepeltje
terpentijnolie in een liter kokend water en zet
dat in de kamer.
Grooter of langer?
Napoleon I was, zooals bekend is, klein van
gestalte. Eens was hij met een zijner generaals
in zijne boekerij en trachtte tevergeefs een boek
van een der bovenste planken te krijgen.
De generaal, die wel een hoofd boven Napo
leon uitstak, vroeg hem „Mag ik u helpen, ik
ben grooter dan u."
„Grooter?" merkte Napoleon droog op, „gij
zijt langer, maar niet grooter."
Een veertigtal soldaten van het reg. gre
nadiers en jagers te 's Gravenhage gaven Maan
dagavond blijk van hun mindere ingenomenheid
met de order, waarbij het dragen van buiten mo-
delkleeding is verboden. In club liepen zij door
de hoofdstraten, allen voorzien van een steenen
pijp, waaruit smakelijk werd gerookt. Daar het
rooken in het openbaar is toegestaan en niet be
perkt is tot een sigaar, zal de militaire autoriteit
daar weinig aan kunnen doen, tenzij bevelen ge
geven worden.
Valsche bankbiljetten.
Hoewel reeds meer dan eens gewezen is op
het verschil tusschen de valsche en de echte
bankbiljetten, kan het zijn nut hebben nog eens
de aandacht te vestigen op hetgeen van politie-
wege in dezen wordt bekend gemaakt.
Bij een naauwkeurig onderzoek is het der po
litie gebleken, dat de goede bankbiljetten zich
onderscheiden van de andere door het papier,
daar het papier van de goede krakerig, glad en
hard is en van de andere uiterst zacht en wollig.
Voorts is bij de valsche het kopstuk in de
medaillon en de gewerkte rand en schild met
aanduiding van de cijfers 100, 200 en 300 zeer
grof zwart veel harder.
Achter is de strafbepaling zeer kenbaar er
later op gedrukt, zoodat deze niet op haar plaats
staat en meestal veel dichter bij den zoogenaam-
den spiegel is gedrukt, terwijl bij de echte hier
bij eene tusschenruimte bestaat.
Luitenant Clockner Brousson.
Ter perse is eene brochure van de hand van
bovengenoemden officier, getiteld„Anderhalfjaar
in de hoofdstad, of strijd en gevolgen."
«Neen op het laatste nippertje heb ik mijn rol
er nog aan gegeven. Gij hebt mij totaal geëclip-
seerd en ik wil niet nogmaals échec lijden. Daarom
heb ik besloten de planken van de Variétés te ver
laten en naar Amerika te gaan, waar ik beter kans
van slagen zal hebben, omdat gij mij daar niet in
de wielen rijdt.«
»WelWelhet spijt mij vreeselijk voor je,"
riep Rosa, «maar ik kan het toch niet helpen, is
't wel?«
«Wel neen, beste! En daarom ben ik juist geko
men om je te bewijzen, dat ik geen wrok koester.«
«Dat is heel lief van je. Ga zitten, Ida. Je neemt
mij niet kwalijk, dat ik intusschen met mijn toilet,
voortga
«Zeker nietik wil je niet storen. Ik kan maar
een paar minuten blijven.®
Ida Mondigne nam een stoel en plaatste dien
zoo dicht mogelijk bij een tasch die op de tafef
lag. Zij wist het daarbij echter zoo in te richten,
dat zij uitgleed en het tasehje op den grond wierp.
Met een z waren slag viel het neer.
Slot volgt.
Driedubbele curafeele.
Het geval doet zich te Amsterdam voor, dat
voor één persoon eene curatrice, een curator en
een toeziende curator benoemd zijn. De man is
wegens krankzinnigheid onder curateele gesteld,
en zijne vrouw werd tot curatrice aangewezen,
terwijl er tevens een toeziende curator benoemd
werd. Op verzoek van schuldeischers werd hij
heden failliet verklaard met benoeming van een
curator; vandaar nu drie personen om voor zijne
belangen en goederen te waken
Naar wij vernemen, is de Zuiderzee-com-
missie met haren arbeid gereed gekomen. De
openbaarmaking van haar raport, dat hoogst be
langrijk zal wezen, kan binnenkort worden te
gemoet gezien.
Bestaat er reeds een Europeesche wet, re
gelende den arbeidsdag, van 1877, in Amerika
dagteekeut de wetgeving op dit stuk zelfs al
van 1840. In dat jaar werd de dag van 10 ure
door president van Buren op alle werkplaatsen
van den Staat ingevoerd.
In 1868 werd de vraag weder ter sprake ge
bracht door de (Nationale Labour Union,) met
het gevolg dat reeds in het volgende jaar een
arbeidsdag van 8 uren voor alle gouvernements
geëmployeerden werd vastgesteld.
Toch l leef tot 1890 deze wet doode letter.
Intusschen verminderde in de praktijk de arbeids
dag, die veertig jaren geleden 13 k 14 uren
was geweest tot 10, in de bouwvakken, zelfs
tot 9 uren. Voornamelijk was dit een gevolg
van den grooten vooruitgang der industrie en
de krachtige samenwerking der arbeiders.
Op het oogen blik bestaan in verscheidene Sta
ten der Amerikaansche Republiek wetten hier
omtrent, die echter slechts zelden worden nage
leefd, en die door particuliere overeenkomst steeds
kunnen worden ter zijde gesteld.
Zoo is de arbeidsdag in New-York, Illinois
en Connecticut 8 uren, tenzij men anders over
eenkomt.
In Michigan, Minnesota, Maine, Nebraska en
Maryland is de normale dag 10 uren, doch de
werkman is bevoegd langer te arbeiden.
In de meeste Staten, wier wetgev ng beper
kingen voor vrouwen- en kinderarbeid bevat,
mogen dezen niet langer dan 10 uren per dag
in de ateliers werkenen dit is dan daar, waar,
zooals in de weverijen, zeer vele vrouwen en
kinderen bezig zijn, ook de grens voor den al-
gemeenen arbeidsdag, omdat de patroon de werk
plaats sluit als de werktijd der beschermde per
sonen verstreken is.
In Georgië bestaat het zeker zeer gezonde
stelsel, dat ieder volwassene mag werken van
het opkomen tot het ondergaan van de zon.
In al de genoemde Staten geldt als regel, dat,
indien overeengekomen wordt, dat langer dan
den normalen werkdag gearbeid zal worden, de
patroon verplicht is, dit werk als overwerk te
betalen.
Wellicht zal dit niet de slechtste behandeling
van het vraagstuk blijken te zijn. Tel.
Een ander oordeel.
Onlangs beweerde de heer De Savornin Loh-
man in de Eerste Kamer, dat de openbare school
veel schuld had aan den slechten geest van den
tegenwoordigen tijd.
Zou dat waar zijn? vraagt het V. B.
Het antwoord moet ontkennend luiden.
In de eerste plaats hebben de onderwijzers
gewoonlijk de handen te vol, dan dat zij tijd
zouden hebben, een geest te kweeken, die tegen
de overheid gekant is.
Bovendien wordt in de meeste scholen een
bijna militaire orde en gehoorzaamheid noodza
kelijk; aan gezelligen omgang met de leerlingen
valt zelden te denken, als de onderwijzer gejaagd
wordt door al de werkzaamheden, die hem wach
ten. Hoe zou daar brutaal verzet uit ontstaan,
waar geen verzet kan worden geduld?
In de tweede plaats is de invloed van dë school
op de vorming van den wil niet zoo groot. Meer
hangt in dezen af van den afkomst en omgeving
met menschen. Afkomst vooral: de appel valt
niet ver den stamaan de vruchten kent men
den boom; zoo oud, zoo jong, zegt de volksmond.
En voorbeelden te over heeft ieder in zijn kring,
waaruit blijkt, dat lichamelijk en geestelijk beide,
de zoons en dochters overeenstemmen met vaders
en moeders, ja zelfs met grootouders. De erfe
lijkheid speelt een machtige rol; de opvoeding
en het onderwijs zijn beide daaraan onderwor
pen.
Maar ook, wat staat de wil slechts korten
tijd onder den invloed der onderwijzersGedu
rende de schooljaren, dat is 6 a 7 jaren en
dan nog slechts per dag een uur of zes. Wat
een tijd is er nog overwat een invloeden bui
ten de school kunnen en zullen op den wil
werken, totdat de tijd gekomen is, waarop de
schoolknaap een man geworden is, die zich ge
roepen voelt, te spreken.
En ten derde kenmerken de openbare onder
wijzers zich algemeen door een streven naar
ongehoorzaamheid aan de wetten of maar door
ontevredenheid ten opzichte der overheid
Dit weet 't publiek zelf zeer goed te beant
woorden, op grond van zijn ervaring aangaande
die personen, zoowel in als buiten de school.
Ncerbosch.
„De Tijd" en de „Haagsche Ct." maken er de
Neerbosch-commissie een grief van, dat haar
rapport een gulden zal kosten. In hoeverre daar
aan de door sommige bladen verspreide meening
schuld is, als zoude het rapport 13 bladzijden
bevatten (het zullen wel 16 „vel" d. i. 208
bladzijden zijn), kunnen wij moeielijk beslissen
inderdaad is er veel te zeggen voor de meening
dezer bladen. De „Haagsche Ct." zegt o. a.
„Ons dacht, dat men dit rapport veeleer met
zeer milde hand zoo goed als gratis had moeten
verspreiden, daar alleen zoo de geheele waarheid
zooveel mogelijk overal had kunnen doordrin
gen."
En „De Tijd" maakt de opmerking:
„Zoo blijft een groot deel van het publiek,
en wel voornamelijk dat deel, waar de meest
uitvoerige mededeelingen het meest drongen
onbekend met de volle waarheid. Onware be-
schuldingen blijven op die wijze onweerlegd bij
hen, die er het spoedigst geloof aan hebben ge
slagen."
Buitenland.
Er zijn in Frankrijk 45 millioen hoen
ders, vertegenwoordigende eene waarde van
56millioen gulden. Elk jaar zien 100 milli
oen kuikens er het levenslicht, waarvan 80
millioen verkocht worden voor 60 millioen gul
den. 't Getal eieren wordt 's jaars op 3060
millioen geschat, de opbrengst er van op 911/2
millioen gulden. Gemeste kippen brengen ook
nog 'n drie millioen gulden op. In totaal maken
de Franschen dus 's jaars een dikke 210 mil
lioen uit hunne hoenderteelt.
Er mankeert slechts één kleinigheid aan deze
berekening. Er wordt niet genoemd, wat ze er
voor uitgeven. Dan eerst zou men kunnen be-
oordeelen, in hoeverre #de hoenderfokkerij wer
kelijk een goudmijn voor Frankrijk is, zooals
wordt beweerd.
Bij militaire luchtvaartoefeningen te Keu
len is een vastgelegde ballon door het breken
van het touw losgeraakt en de lucht ingegaan
met een officier en twee soldaten die in het
schuitje zaten. Men heeft van de drie mannen
niets meer vernomen.
Men heeft te Saratow een spoorweg ge
legd over het ijs van de Wolga naar Pokrowski-
voorstad, het uitgangspunt van den in aanleg
zijnden Pokrowski-Uralspoorweg. Deze proef met
een ijsspoorweg is uitmuntend gelukt en men
hoopt ook in volgende winters op deze wijze
het verkeer te kunnen onderhouden.
Een siiuif-testanient.
Den lsten April 1776 stierf in haar huis in
Boyle-street te Londen zekere juffrouw Marga-
retha Tompson, wier testement een merkwaar
dig bewijs oplevert, hoezeer de een of andere
gewoonte iemand geheel en al overheerschen
kan. Ze had het volgende testament laten ma
ken „Ik, Margaretha Thompson, gezond van
zinnen, enz., begeer, dat met mijn lichaam en
bezittingen, nadat mijn ziel deze rampzalige we
reld zal verlaten, als volgt zal gehandeld wor
den. Ik begeer, dat al mijn zakdoeken, die op
het oogenblik van mijn overlijden ongewasschen
zullen zijn, door mijn oude en getrouwe dienst
maagd, Sara Stuart, bij elkaar zullen worden
gebracht en door haar, en door niemand anders,
op den bodem van mijn doodkist zullen worden
neergelegd welke kist te dien einde groot
genoeg moet worden gemaakt en daarbij zulk
een hoeveelheid beste Schotsche snuif (waarvan
ik, gelijk zij weet, altijd het meeste hield), als
genoegzaam is om mijn lijk te bedekken; en dit
begeer ik met zooveel te meer aandrang, als
het gewoonte is bloemen in de kist van een ge
storven vriend te leggen en niets zoo geurig en
verfrisschend voor mij kan zijn als dat kostelijke
poeder. Doch ik bepaal ten stelligste, dat geen
man mijn lijk zal naderen eer de kist gesloten
is en mijn begrafenis een aanvang neemt, welke
volgenderwijze moet zijn ingericht:
„Als dragers moeten de zes mannen dienst
doen, die bekend staan als de grootste snuivers
van de St. Jacobusparochiein plaats van rouw
floers moeten zij allen een snuifkleurigen hoed
dragen,dien men voor dat doel moet koopen en hun
ten geschenken geven. Zes ongetrouwde juffrou
wen uit mijn oude kennissen ze worden met
name genoemd moeten de slippen van mijn
lijkkleed dragen en ieder van haar moet een bij
zonder soort hoofddeksel op hebben en een doos
vol van de beste Schotsche snuif meenemen, om
daarvan onderweg gebruik te maken.
En evenzoo begeer ik, dat mijn oude en ge
trouwe dienstmaagd Sara Stuart vóór mijn lijk
uitwandelde en om de twintig voet een ruime
handvol Schotsche snuif op den grond en onder
de menigte, die mij misschien naar het graf zal
volgen, uitsrooie, waarvoor ik haar f240 bespreek.
En evenzoo begeer ik, dat op zijn minst twee
schepels van genoemde snuif voor de deur van
mijn huis in Boyle-street zullen worden gestooid."
Vervolgens komen de legaten ter sprake en bij
en boven elk legaat wenscht ze, dat daaraan
een pond beste Schotsche snuif zal worden toe
gevoegd, opdat elkeen, na haar dood, van „die
groote hartsterking der natuur" zoo noemt ze
haar lievelingsprodnct zou kunnen en mogen
genieten.