Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 7. Zondag 18 Februari 1894. 3e Jaargang* OPGAAR HAAR JERUSALEM, FEUILLETON. Diamant en Simili. NIEUWE nmm COURANT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. AB0NNEM1 NTSPRIJS voor Noordscharwoüde, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post GO ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: IVoorriscliarwoude. PKIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 1—5 regels 30 ct., elke regel meer S ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. I> 1 EISTKKGKI,IU OP IIOLLAl»§(ISE\ NPOOKWKG. (Greenwich tijd.) Vertrekuren van af station Noord-Scharwoude. (Win ter dienst.) RICHTING HELDER. GREENWICH TIJD. 6.36* 7.461) 11.232) 3.063) 6.374) 9.53... AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.56* 8.06 11.432) j 3.263) 6.574) 10.13...; - regeld te Deze trein rijdt alléén des Donderdags tot Den Helder. De met stopt des Donderd.met 2) Maand, en Donderd.met3) des Maand., Vrijd. en Zaterd.met4) geteekenden trein des Maand, te Zijdevrind. RICHTING AMSTERDAM. GREENWICH TIJD. 6.18 7.30* 9.37 12.04f 1.38 3.55 8.16 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38 7.50* 9.57 12.24f 1.58 4.15 8.36 Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam en stopt niet te Heiloo en Castricum. f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest. De weken, die aan het Paaschfeest vooraf gaan, roepen ons hem voor den geest, die ge zegd heeft: ik moet opgaan naar Jeruzalem. Wij kennen hem allen en weten dus ook, dat hij werkelijk Jeruzalem is binnengegaanniet tegenstaande zijn leerlingen hem terug hielden, omdat naar Jeruzalem opgaan voor hein zoo veel beteekende als lijden; zwaar lijden, ge volgd door een geweldadigen dood. Zij wisten nog niet; zijn' jongeren, dat dit alles moest geschieden; dat alleen op die wijze des Mees_- ters werk gezegende vruchten kon opleveren. Achttien eeuwen zijn sinds die ontzettende gebeurtenis; dat bloedig drama voorbij gegaan, maar zoo wij er nog van spreken en zelfs den moed hebben, om er een hoofdartikel aan te wijden, is het een bewijs, dat die groote lijder en strijder nog tot ons spreekt. „Ik moet opgaan naar Jeruzalem." Daar ligt een groote waarheid in, en wel dezeWie het goede wil, moet zijne vrienden vaarwel zeg gen, moet zich vijanden maken er zit niet anders op. Door lijden tot heerlijkheiddoor strijd tot vrede! Wie voelt, dat hij oen roe ping heeft te vervullen, die heeft een Jeruza lem, d. w. z.hem wacht leedhem wacht een drukkend kruis. De groote vraag is nu maar, of wij dat leeddat kruis willen dragen. Zoo ja, dan zijn we goede discipelen van hem, die óns naar het Jeruzalem is voorgegaan en zoo neen, dan zijn we nog niet de ware Chris tenen. En hoe staat 't daarmede? Zijn we Chris ten of zijn wij het niet? Allen hebben wij een Jeruzalem, d. i. eene levensroeping te vervul len wij moeten waarheid, liefde en gerechtig heid aankweken. Gaan wij ons Jeruzalem bin nen Ieder antwoorde hierop voor zich zeiven. Maar meestal - en de ervaring heeft 't keer op keer geleerd - maar meestal deinzen wij terug voor de gevaren, die ons wachten. Meestal leenen wij, het goede willende, en op het punt om het ten uitvoer te brengen, het oor aan goede vrienden, die tot ons komen met den vriendelijken raadGij moet uwe edele pogingen tot hervorming en verbetering van uwe omgeving maar opgeven; gij zult er toch nooit eer mede inleggengij wordt er ten slotte zelf de dupe van, enz. Trouwens wij kennen al die bezwaren en weten ook, dat zij niet fonkelnieuw zijnniets nieuws bevatten. Het goede ondervindt altijd tegenstand. Ik heb nog nooit gehoord, dat de mensehen het aangenaam vonden, als hun de waarheid gezégd werd. ik heb nog hooit'ge hoord; dat dë jongeling of het jonge meisje het zoo heel prettig vonden, wanneer zij door hunne ouders over hunne uithuizigheid werden berispt. Ik heb nog nooit gehoord, dat elk nieuw voorstel van verandering en verbetering met blijdschap wordt begroet. Och, vragen wij toch nooit, hoe men ons, met ons goede stre ven, ontvangen zal. Het is een vragen naar den bekenden weg Uwe vrienden worden nu eenmaal uwe vijanden. Het spreekt van zelf. Waar komt 't dus op aan? Hierop: wilt gij lijden; wilt gij een kruis dragen? Want op die voorwaarde alleen. Zult gij werkelijk iets goeds tot stand kunnen brengenhet is de eenige voorwaarde ter bevordering van allen waarachtigen vooruitgang op stoffelijk en gees telijk gebied. M. a. w. (en dit wil ik ermede zeggen), wie het goede wil tot stand brengen moet zich aan genoemde voorwaarde onder werpen. Daarom is het ook niet de vraag: wat gij wilt maarwat gij moet. Niet de vraag is het, of gij in uw rustig Galilea wilt blijven, maar of gij voelt te moeten opgaan naar Je ruzalem En tot dit laatste behoort zelfopoffering. Zelfopoffering ondersteld: inspanningmoeite strijd. En dit is zeer natuurlijk. Ook heeft de groote lijder gestreden; gestreden met een ziele, bedroefd tot den dood toe. Maar en verstaan wij het allen nu weten wij ook, dat het leven niets meer, niets minder is dan een offer, dagelijks met klimmende bereidwil ligheid gebracht. Het leven een offer, en ieder leven, dat het niet is, het is geen leven. Zelf zucht baart niets dan ellende. „Ik moet." Dit moet trillen en leven in alle harten. „Ik moet", d. i.wat het zwaarste is moet ook het zwaarste wegen. „Ik moet"In deze twee woorden ligt uw plichtuw gansche leven opgesloten. En in dat „ik moet opgaan naar Jeruzalem" ligt de geheel eenige betee- kenis van het Christendom. Het Christendom, niet wat de menschen er van hebben gemaakt, maar het ware Christendom vraagt niet naar halve menschen, maar naar menschen uitéén stuk; vraagt niet, met hoeveel'en hoeweinig ge zoudt kunnen volstaan, maar wat ge be hoort te doen, wat de plicht is, tot de vervul ling waarvan uw God u roept. Met bijna Chris ten te zijn, kan men niet volstaan. Men is het, of men is het. niet. Zijn wij het?'Zoolang we schikken en plooien, nemen en geven, voor zeker niet. Doen wij 't niet maar al te zeer? Wederom: ieder antwoorde hier voor zich zelf. Alleen heb ik gemeend, met dit artikel, eens te moeten zeggenDat Christenen te heeten niets beduidt, maar Christenen te zijn een heilige, ernstige levenstaak is. Zóó opgevat heeft het Christendom zijn tijd nog niet ge had, moet het zijn tijd nog krijgen. Maar dit is zeker: verstaan wij het: ik moet opgaan naar Jeruzalem, dan zal onzer de overwinning zijn, evenals ook de stichter van onzen gods dienst de overwinning heeft behaald opalies, wat kleinzielig en kleingeestig is. Met Golgo tha's kruis begon de victorie der wereld. H. L. Dinnenland. Den leden en verdere belanghebbenden wordt bekend gemaakt, dat de Keuringen voor het toe kennen van de Provinciale aanhoudingspremièn en Subsidièn voor twee-jarige hengsten, en voor hengsten, minsten drie jaren oud, zullen plaats hebben te Sc hag en, op Woensdag 14 Maart a.s. bij A. Visser, des middags 12 ure te Hoofddorp, op Donderdag 15 Maart a.s. op de Makt, des voormiddags, 10 ure; te Beverwijk, op Vrijdag 16 Maart, a.s. bij de Zon, des voormiddags 11 ure. Er zal vóór deze keuringen gelegenheid wor den gegeven, ter opname van hengsten, en na afloop daarvan ter opname van merriën in het Stamboek. De keuringen van éénjarige hengsten voorde toekenning van aanhoudingspremiën zullen tege lijk met die van de merriën plaats hebben en later worden bekend gemaakt. Houders van fokpaarden worded er aan her- hinnerd, dat de merriën met welke zij naar eene aanhoudingspremie willen mededingen, in het Nederlandsch Paarden-Stamboek moeten zijn in geschreven, of daarvoor op den dag der keuring zijn goedgekeurd; daarbij moeten zij door een premie-waardig ge keurden hengst zijn of worden gedekt. Hengsten, welke niet op de keuringen zijn aangeboden of niet premie waardig zijn ge keurd, kannen dus hiervoor niet worden gebruikt. De keuring van hengsten ter toekenning van twee Rij kspremiën ad f1000.elk, zal worden gehouden op Maandag 5 Maart e. k. des na middags één ure, in de Hollandsche Manége, verlengde Vondelstraat te Amsterdam. I'aaschteiitooiistelliiig te Alkmaar. De jaarlijksche vee-tentoonstelling, sedert 1880 in deze stad gehouden, met uitzondering alleen van het vorige jaar, toen zij door den minister van binnenlandsche zaken, met het oog op de heerschende veeziekte, te elfder ure verboden 3.) «Wat ben ik toch een onhandig schepselzeide zij lachend, terwijl zij zich boog om Rosa's taschje op te rapen, en het behendig omruilend, zette zij het hare er voor in de plaats op de tafel neer. «Ik hoop dat ik geen onheil gesticht heb wil je even kijken, beste vroeg zij min of meer gejaagd. Rosa maakte de tasch even open, keek er in en zeide onverschillig »'t Is niets de etuis zijn sterk genoeg alles is in orde.« Eenige oogenblikken later stond Ida Mondigne op, omhelsde haar mededingster en ging heen. Het rijtuig stond buiten op haar te wachten. «Centraal station zoo hard als je kunt,« zeide zij. Aan het Centraal station nam zij een kaartje voor den nachttrein naar Parijs en vertrok in ge zelschap van de tasch met diamanten, die zij Jetje Damman ontstolen had. Bernard Fonkel tracteerde zichzelf op een plaats in de stalles en wachtte ongeduldig het begin der nieuwe operette af. Zoodra de ouverture verstomde, werd het scherm opgehaald en trad de regisseur naar voren naar het souffleurshok, met de woorden «Dames en Heeren Ik doe een beroep op uw welwillendheid. Tot heden is Mile Ida Mondigne, die in deze nieuwe operette de hoofdrol vervullen zou, nog niet verschenen. De portier, die naar hare woning werd gezonden, kwam zoo even terug met de boodschap, dat zij te ongeveer zes ure van huis is gegaan. Ik kan alleen veronderstellen, dat haar onderweg een ernstig ongeluk is overkomen. Mile Jamboneau heeft zich echter bereid verklaard, die rol zoo goed mogelijk over te nemen en ik ben zeker, dat met de bekende beleefdheid en toe geeflijkheid van een beschaafd publiek, enz. enz. Bernard Fonkel sprong van zijn zetel op, verliet in woedenden haast den schouwburg en niet voor dat hij elk gasthuis, elke politiepost en ziekenver pleging had afgeloopen bedaarde zijn dolle haast om plaats te maken voor de gevoelloosheid der wanhoop. Maar welke reden had een winkelier, die daar enboven niet zoo bizonder fijngevoelig was uitge vallen, om zoo diep terneergeslagen te zijn bij de verdwijning van een jonge dame, die toch een onderpand achterliet voor de steenen, die hij haar ter leen had gegeven en volgens zijn eigen ver klaring vijf honderd gulden boven hun waarde Den volgenden morgen zette Bernard Fonkel zijn rusteloos onderzoek voort. Tegen den middag keerde hij naar de Kroonstraat terug met de onweerleg bare zekerheid dat Ida Mondigne naar Parijs was gevlucht en een gelaatskleur alsof de dood hem gedurende zijn zwerftocht op de hielen had ge zeten. Zijn stille compagnon, de heer Josephus Veitel stond hem in den winkel op te wachten. «Bernard Fonkel, wat om 's Hemels wil man keert jou?« vroeg hij ontsteld. «Kom achter, Veitel en ik zal liet je zeggen.ee De twee vennooten verdwenen in het kantoortje achter den winkel. «Veitel ik heb te veel hooi op mijn vork ge nomen.ee «Wat is het dan ?ee «De diamanten, die dat actricetje van het Burg- Theater draagt «Ga voort «Ruim honderd veertig duizend gulden behoort haar en ongeveer zestig duizend daarvan is van ons, of liever van de handelaars, die ze ons geleend hebben. Ik heb haar al dien tijd een Hinken inte rest berekend daar kun je op aan. En al dien tijd hebben wij prachtige zaken gemaakt met de advertentie.« Bernard Fonkel zweeg en bedekte het gelaat met de handen in onuitsprekelijke ver slagenheid. «Ga voort om 's hemels wil «O, VeitelVeiteljammerde Bernard Fonkel. «Ik ben bedrogen, bestolen we zijn geruïneerd k «Wat! Wil Rosa d'Amant niet betalen «Dat is het niet.« «Is zij dan met de diamanten op den loop ge gaan «Neen. Zij heeft ze zelfs nooit gedragen, behalve den eersten avond, uit vrees dat zij ze verliezen zou. Ze had een tweede stel in simili laten maken voor dagelijksch gebruik en heeft de echte steenen hier ter bewaring gelaten. En ze hebben daar tot ons voordeel in de uitstalling liggen te schitteren, zonder dat ons een cent kostte. Ik heb ze vroeger reeds dikwijls voor simili uitgeleend en ze altijd teruggekregen, maar gisteren leende ik ze weer uit, tegen een borgstelling van drie duizend gulden en de juffrouw dacht dat het simili was en vijf honderd gulden minder waard dan ze er voor ach terliet en zou er duizend gulden voor betalen en o, Heero, Heer «Ga voort en zeg mij het ergste.« «Die juffrouw had ze noodig in het nieuwe stuk van de Variétés. Het beloofde een tweede goudmijn voor ons te worden. Ik bracht ze haar gisteren avond om zes uur en zou ze om elf weer terug halen. Vandaag zou ik ze voor de simili verwisseld kunnen hebben, omdat van avond het nieuwe stuk in het Burgh-Theater zal worden opgevoerd en juffrouw d'Amant haar eigen echte steenen zou komen halen. Maar dat andere schepsel moet be paald ontdekt hebben, dat de juweelen, die ik haar leende geen simili waren, maar echte diamanten, ter waarde van bijna twee honderd duizend gulden en ze is er van door, gisteren met den nachttrein naar Parijs.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 1