Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. IS.
Zondag 25 Maart 1894.
3e Jaargang.
Plaatselijk Nieuws.
FEUILLETON.
Het Erdmanns
NIEUWE
LAMIvEDIJKER COURANT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
abonnem; nts prijs
voor Noordsciiarwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 0O ct.
UIT GE Y ER:
J. Tl. KEIZER.
BUREEL:
oordscharwouüe
PRIJS DER ADVERTENTIÜJi:
Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
DIEllTREEiKLIKO OP DE.i' ROLLAADICHEA SPOORWEG. (Greenwich iijd.)
Vertrekuren van af station TMoord-ScliarwoixcLe. (Winterdienst.)
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.461)
11.232)
3.063)
6.374)
9.53...
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.061)
11.432) j
3.263)
6.57")
10.13...:
- regel d te
Deze trein rijdt alléén des Donderdags tot Den Helder. De met stopt des Donderd.met 2) Maand,
en Donderd.met 3) des Maand., Vrijd. en Zaterd.met4) geteekenden trein des Maand, te Zijdewind.
RICHTING AMSTERDAM.
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30*
9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50*
9.57
12.24f
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam en stopt niet te Heiloo en Castricum.
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Men begint er aan den Langedijk weer
over te denken met het zetten van koolplanten
te beginnen. Wel is het nog wat vroeg in den
tijd, maar vele kasplanten zijn reeds voor ver
planting geschikt. In de Heer-Hugowaard is een
bouwer, die bij de 6000 planten in zijne kassen
heeft, welke noodzakelijk zoo spoedig mogelijk
verplant moeten wordenplanten toch, die te
lang in de kassen blijven staan, worden spoedig
ongeschikt om op den kouden grond gebruikt te
worden. Uienzaad wordt hier en daar reeds ge
zaaid; voor wortelzaad begint mede de tijd reeds
te komen. Nog een veertien dagen en de grootste
bedrijvigheid heerscht weer op de akkers.
Gedurende het dienstjaar 1893, zijn van
het Station te Noordscharwoude verzonden
1684 wagens beladen met groenten, vlas, beet
wortelen, enz.
Aan liet 1.1. Vrijdag en Zaterdag gehou
den examen voor Hoefslag slaagde mede de
heer J. Visser van Oudkarspel, en werd hem
vanwege de Vereeniging tot Ontwikkeling van
den Landbouw in Holland's Noorderkwartier het
diploma, benevens een geldelijke toelage van
f 50.— uitgereikt.
Riimenland.
In de Telegraaf van Vrijdag lezen wij het
volgende
KLAAR ALS DE DAG-.
De N. R. C. verlangt „meer licht." Ze zit,
zöoals ze het ook reeds voor een paar dagen
uitgedrukt heelt „in den mist." Waar zal de
strijd nu precies over komen te loopen, is haar
vraag, op welke quaestie is de Kamer nu eigen
lijk ontbonden?
Dat deze vragen gesteld worden, dat de N.
R. Ct. wil weten of de nieujve Kamerleden met
het ontwerf-Tak in zijn eerste, tweede, of
derde gedaante zullen hebben in te stemmen,
kortom die nevel, waarmee zij zich omringd
ziet, is enkel en alleen daarvan gevolg, dat zjj
met haar gedachten nog is blijven hokken in
die oude Kamer met wier sluiting, naar wij zoo
gehoopt hadden, ook aan dien nevel en verwar
ring een einde zou zijn.
Het is niet over de kwestie of de kiezer een
kamer met of zonder alkoof zal hebben, of er
al dan niet een schrijfproef ingesteld zal moe
ten worden en over dergelijke bepalingen meer,
dat de kiezers thans hebben te beslissen. De
opinie van wie zullen worden afgevaardigd, wordt
niet gevraagd over een bepaald wetsvoorstel. Er
is niet eens een voorstel op het oogenblik, de
regeering heeft haar ontwerp ingetrokken, en
het is volstrekt niet gezegd dat het, alvorens
de nieuwe Kamer te bereiken, niet wederom een
eenigzins gewijzigden Yorm zal hebben gekre
gen. Dit is zelfs waarschijnlijk en volkomen ra
tioneel, wanneer de omstandigheden bij een an
dere samenstellen der Kamer ook gewijzigd zul
len zijn.
Maar waar moeten we ons dan aan houden,
roept wederom het door den conservatieven mist
beneveld blad.
En toch is de zaak zoo klaar als de dag. Want
wat was de reden dat er met de oude Kamer
niets viel uit te richten. Niet dat men het er on
eens was over den invloed dien achterhuizen op
de kiesbevoegdheid hooren uit te oefenen. Maar
alleen dit, dat in die oude Kamer de meerder
heid niet bezield was van de zucht om uit te
breiden zoover als, onder de tegenwoordige grond
wet dan, maar eenigzins mogelijk is.
Men heeft bij de vorige verkiezing niet ge
zorgd mannen te zenden, die vurig waren voor
die uitbreiding. Amsterdam bijvoorbeeld zond
deels mannen van vooruit en anderdeels van
sta-stil of die althans slechts met stokken voor
uit te krijgen zijn. Op andere plaatsen heerscli-
ten soortgelijke nevelen. En dit, en dit alleen,
werd oorzaak van de verwarring in de Kamer,
van het politiek gehaspel, dat ten slotte meer
een spelletje leek dan serieus wetten maken.
Dit spelletje, waarvan de natie beu is, zoeken
de conservatieve bladen, als de N. B. C., thans
nog voort te zetten.
Of men zich nu van den domme houden wil
of niet, er was in de Kamer een stelselmatige
oppositie tegen Tak, waarvan de oude liberale
groep, onder Van Houten en De Beaufort en
dergelijken, de ziel was. De macht van die oppositie
moet na de ontbinding nu gebroken worden, op
dat men uit het politiek geharrewar kome. Dat
is de zin van het meegaan met Tak; geenszins
dat men reeds bij voorbaat een oordeel klaar
hebbeover een ontwerp, dat niet eens is ingediend.
Weer aan de kiesrechtregeling te gaan „peu
teren" zooals Lieftinck het terecht genoemd h.eeft,
jnoet niet de lust en de liefhebberij wezen van
wie zullen worden afgevaardigd, maar zij moeten
hebben liefhebberij in de zaak zelf: liefde voor
het volk aan hetwelk men het kiesrecht geven
zal en liefde voor Tak die dat werk zoo kloek
heeft ondernomen.
Zoo hebben de „Liberale Unie" en „Burger
plicht" het ook begrepen.
Wat er van de candidaten zal worden gevraagd
is niet, of ze de wet zus willen hebben dan wel
zoo, maar ze moeten op de vraag of het hun lust
is voor zoover de grondwet dat dan toelaat
het kiesrecht zoo ruim mogelijk uit te breiden,
volmondig kunnen antwoorden met een „van
harte graag."
Mr. de Kanter over minister Tak.
Te Hellevoetsluis heeft mr. H. Ph. de Kan
ter, lid der thans ontbonden Tweede Kamer, de
stelling verdedigd, dat de intrekking van de
kieswetten door minister Tak na de aanneming
van het amendement-De Meijier een daad is
geweest, die moet worden toegejuicht als zijnde
in het belang des lands.
Voor deze stelling voerde hij drie motieven
aan
lo. Moest de natie juichen als protest tegen
eene wijze van wettenmakerij, als bij de kieswet
het geval was geweest.
2o. Toonde spr. de innerlijke gebreken aan,
die het genoemde amendement aankleefden.
3o. Betoogde hij dat de daad der intrekking
van de wet eene zuivering was van de politieke
atmosfeer, eene daad in 's lands belang.
Aan het slot bracht de spr. eene warme hulde
aan de Koningin-Weduwe-Regentes, welke met
geestdrift werd toegejuicht.
1 Bij kon. besluit van 20 Maart is de
Tweede Kamer met dien datum ontbonden. De
I verkiezingen zijn bepaald op 10, de herstem
mingen op 24 April. Deze korte termijn is, naar
men meldt, gekozen, omdat op 25 April de
nieuwe kiezersljjsten worden gesloten en dan de
herstemmingen moeten zijn afgeloopen, zal er
I geen verwarring komen tusschen de kiezerslijs
ten. De eerste samenkomst der beide Kamers
in vereenigde vergadering heeft plaats op 16
Mei a.s.
Drie leden der ontbonden Tweede Kamer
hebben te kennen gegeven, dat zij zich niet
weder beschikbaar stellen. Het zijn de heeren
Geertsema, lid voor Enschedé, van Velzen, lid
voor Bodegraven, en van der Peltz, lid voor
Assen.
Een jeugdige zondaresse.
Tegen een zeventienjarige ongehuwde moeder,
die het kind, waarvan zij heimelijk bevallen was,
volgens aanklacht heeft gedood door verstikking
in een snijboonenpot, is door de Haagsche recht
bank anderhalf jaar geëischt.
Altijd .soldaat.
In een scheersalon in de Kortestraat te Arn
hem had dezer dagen het volgend vermakelijk
incident plaats.
Een recruut, sedert korten tijd in dienst, was
juist ingezeept toen een officier binnentrad om
dezelfde operatie te ondergaan.
Nauw had de ingezeepte hem opgemerkt of
hij sprong van zijn stoel, nam de militaire hou
ding en riep met een donderende stem„Orrrde
Groote verbazing van de aanwezigen en niet
minder van den Initenant. Later bleek dat den
soldaten wordt geleerd bij het binnentreden van
(Uit liet Dnitscli vertaald naar Anton Freiherr
von Perfall.)
HOOFDSTUK I.
1.)
Wie het karakter eener stad wil leeren kennen,
verjnijdt de nieuwe, breede, goed onderhouden, zon
nige straten met hare eindelooze eentonige huizen
rijen, groote paleizen en schitterend verlichte win
kelhuizen met groote geslepen of ongeslepen spiegel
ruiten en haar wereldsteedsc.he, karakterlooze bevol
king hij dwaalt de nauwe, kronkelende straten en
stegen der oude stad in met hare comfortabele,
oudeerwaardige huizen, die trapgevels hebben en
vervooruitspringende balkons, groote en kleine ven
sters met in lood gevatte ruitjes, en overwelfde,
lage ingangen. Hij zoekt zelfs de smalste voetpaden
en gangen, uitgehold voor de voetstappen van een
reeds lang gestorven voorgeslacht.
Daar hebben de huizen werkelijk nog gelaats
trekken.
Dat huis daar slechts éene verdieping, hoog ge
dekt met gewone roode pannen, met dat armzalige
uitstek en de lage breede ramen, is een honderd
jarigen burgermanschap ingedommeld^In den winkel
schemert tusschen bruine zemelen, krakelingen en
geurend roggebrood de vrouw des huizes, de bak-
kerin.
Het huis daarnaast knipoogt ons schelmsch toe
met zijn halfgesloten luiken, als wist het van stille,
zoete geheimen te spreken, en wij verwachten, zon
der daarvoor eenigen grond te kunnen opgeven, elk
oogenblik een hupsehe krullekop tusschen de bloem
potten voor het venster te zien verschijnen.
Daar weder breidt zich een donker, van ouderdom
reeds grijs, sterk gebouw uit lateren tijd uit. In
den gevel vlechten steenen engelen, zwart van rook
en stof, kransen van raam tot raam. Boven de groote
poort blazen steenen geniussen, halverwege in wol
ken gedoken, den roem des eigenaars in alle wind
streken uit. Rijkdom, burgerlijke voornaamheid, ge
mengd met scherpen geur van alle mogelijke spece
rijen, waait uit het open portaal. En het volkje, dat
zich hier beweegtElke figuur een type, onder
elke deur een genrebeeld, het penseel van Teniers
of Brower waardig. Wilt ge ze zien? Zal ik ze
u schetsen
De breedgeschouderde kuiper met zijn leeren
schootsvel v oor, een doordringenden geur van leêge
wijnvaten met zich dragende; de schoenmaker
met zijn taankleurig, knorrig gezicht, en zijn hoor
nen bril, balanceerende op den puntigen wipneus
de wakkere koopman met zijn huismuts op het kale,
steeds bewegelijke hoofd, zijn arm steunend op een
stapel blauw- en roodgekleurde stofDe verkoop
ster van porcelein en aardewerk met haren onver
mijdelijke!] koffieneus, heftig onderhandelend met
een uitdraagster, die haar vuurrood gezicht als een
fakkel uitsteekt boven een berg laarzen, schoenen,
pantoffels, kleeren, uurwerken, boeken, sabels, pis
tolen, koffers, en ouden rommel van allerlei soort.
Naast den kruidenierswinkel een bierknijp. Om
de zware eikenhouten tafel in de voorzaal zitten de
roeterige smid met robust voorkomen de klerk van
het naaste kantoor, de pen achterde ooren de
schrijnwerker in een wolk van lijmgeur. Alle even
karakteristiek zoowel als de huizen. De alles gelijk
makende machine onzer eeuw kan niet goed arbei
den in deze enge, volgepropte straatjes. Ook heeft
het materiaal wat meer weerstandsvermogen, even
als eeuwenoude gebouwen, waarvan elke steen op
zichzelf met ruw geweld moet losgebroken worden.
Slechts een weinig pharitasie nog, en wij voelen
de overschoenen van het geluk aan onze voeten.
- Uit het lachende huis kijkt een Evatje, het gou
den haar met zijden banden opgebonden. Uit den
voornamen kruidenierswinkel treedt de waardige
raadsheer met baret en degen In de kroeg tie
ren en razen de lansknechten. Zóó verplaatsen
wij ons vanzelf in de middeleeuwen
In de overoude stad M kunnen wij u nog
meer dan een straat aanwijzen, die, als twee drop
pels water gelijken op die, welke wij u hierboven
in 't ruwe schetsten En al trekken de voor
name heeren en dames, de geparfumeerde sjeunesse
doree" der nieuwe stad, den neus op, als men
slechts over die straten spreekt en zij nog in de
verste verte hun net gepoetste laarsjes niet bevlek
ken met het vuil dier straten en stegen toch
is ook in M als overal, dat oude gedeelte de
gezonde kern, waaromheen zich de nieuwe stad als
een glanzende, maar vaak wormstekelige schaal
heeft gelegd.
In de hoofdstraat van het oude stadgedeelte, tame
lijk breed en in vroeger tijd regelrecht tot de stads
poort leidend, stond een statig huis, in den stijl
der 16e eeuw opgetrokken. Zware, gekruiste balken
waren in den gevel gemetseld, het geveldak stak
ver vooruit en gaf door het heimelijk halfdonker,
waarin het 't geheele front hulde, aan de geheele
woning iets eigenaardigs.
Onder de ramen der eerste verdieping, sprong een
met roode pannen gedekt afdak naar voren, dat
een kleinen houten vloer overdekte. De wisselslag
van 'smidshamers, een bijtende geur van gloeiend
ijzer en gebrand hoorn, lieten reeds uit de verte
geen twijfel over, welk handwerk hier werd uit
geoefend. Andreas Erdmann, de grofsmid, was eige
naar van dit huis.
Op den houten vloer trappelden paarden van
allerlei soortkrachtige zware werkpaarden met
lange fladderende manenzenuwachtig trippelende
koets- en rijpaarden, versleten slaperige karren
knollen, enz. Voerlieden stonden pratend en rookend
rondom. Roetzwarte smidsgezellen liepen heen en
weer met de gloeiende hoefijzers of zwaaiden den
hamer met gespierde vuist, terwijl binnen in de
smederij bij het blazende en spattende vuur don
kere gestalten, als schaduwbeelden, druk bezig wa-