Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 13.
Zondag 1 April 1894.
3e Jaargang.
Het Vraagstuk van den dag.
FEUILLETON.
Het Erdmannshuis.
NIEUWE
LAIMIUKEI CillAIT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABOSSEX, NTS PRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO et., franco p. post 6 O ct.
UITGEVER:
J. HL KEIZER.
BUREEL:
üoorclscharwoude.
PRIJS DER AD YERTENTIÊN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
mE\STREGELIXG OP DEI B10EEA\DM(1IE\ SPOORWEG. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station TVoord-Scharwoude. Winter dienst.)
RICHTING HELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36*
7.461)
11.23*)
3.063)
6.374) j
9.53stopt ge
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30* 9.37
12.04f
1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56*
8.061)
11.432)
3.263)
6.574)|
regeld te
10.13... Zijdewind
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50* 9.57
12.24f
1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alléén des Donderdags tot Den Helder. De metstopt des Donderd.met 2) Maand,
en Donderd.met3) des Maand., Vrijd. en Zaterd.met4) geteekenden trein des Maand, te Zijdewind.
RICHTING AMSTERDAM.
Deze trein rijdt alleen* naar Amsterdam en stopt niet te Heiloo en Castricum.
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Het kiesrecht-vraagstuk is een ^deel van de
sociale kwestie, die in deze eeuw met steeds toe
nemende hevigheid de gemoederen in beweging
brengt.
Kapitaal en arbeid zijn de twee groote mach
ten, wier samenwerking noodig is voor het ge
luk van de maatschappij.
Jammer genoeg staan die beide machten in
onzen tijd vijandig tegenover elkander.
De kapitalist treedt als concurrent van den
kleinen industriëel op door het sluiten van naam-
looze vennootschappen. De aandeelhouders in die
groote inrichtingen zijn met jeen matige rente
tevreden, maar zij vragen niet hoeveel nijvere
arbeiders door hen tot armoede zijn gebracht.
Een groot deel van den grond behoort in ons
land aan groote kapitalisten.
Zoo streeft het kapitaal naar de alleenheer
schappij.
Daar tegenover staan de sociaal-democraten,
die door opruiing en verdachtmaking alle
recht aan het kapitaal betwisten en slechts het
recht van den arbeid erkennen.
Tusschen deze stroomingen staat een breede
schaar van mannen, die met erkenning van
beider rechten streven naar eene pacificatie tus
schen kapitaal en arbeid.
Tot de rechten van den arbeider behoort ook
het kiesrecht.
„Maar zullen de zaken in het land beter gaan,
wanneer het kiesrecht zoodanig is uitgebreid?"
vraagt de tegenstander.
Hieronder kunnen we ook eenige groote werk
gevers tellen, bijv. den Heer Van Marken, directeur
der gist- en spiritusfabriek te Delft.
Misschien niet, maar in elk geval zullen de
tegenwoordig regeerende klassen daardoor voor
een deel ontheven worden van de zware ver
antwoordelijkheid, die op haar rust.
En gelooft ge niet, gij kapitalist-kiezer, die
zoo spreekt, dat, als eenmaal uw naam niet meer
op de kierzerslijsten zal prijken, de natie zich
over dat verlies zal weten te troosten? En hoe
zou het u bevallen, wanneer men met het oog
daarop u bij voorbaat het kiesrecht eens ontnam
„Maar" zegt een ander „het kiesrecht komt
toch in de eerste plaats toe aan hen, wier bij
zonder belang het meest bij het algemeen belang
betrokken is."
En wie zijn dat dan Behoort daartoe ook mis
schien de rentenier, die zijn couponnetjes knipt
en zich overigens om het wel of wee van de
maatschappij niet bekommert?
Voorzeker, de Staat behoort ieders persoonlijk
bezit te beschermen, maar de bescherming van
de bezittingen van den rentenier is geen hooger
staatsbelang dan de bescherming van den werk
man, die door zijn arbeid volstrekt niet minder
tot het algemeen welzijn bijdraagt.
En daarom, laat ons hopen, dat het Neder-
landsche volk bij de stembus zal toonen, dat
het de rechten van den arbeid naast die van
het kapitaal erkent en den werkman niet langer
als een onmondige beschouwt!
Het ontwerp Tak verzekert het kiesrecht
aan ieder Nederlander, zwervers en bedeelden
uitgesloten. Maar daar komt het amendement—
De Meyier, om het kiesrecht, dat met de eene
hand den werkman is voorgehouden, met de an
dere hand aan velen hunner te ontnemen.
Men heeft er den Min. een verwijt van ge
maakt, dat hij in dit opzicht niet heeft will en
toegeven; maar wie bedenkt, dat dit uiterst
zwakke amend, juist het beginsel uit de Wet
wegnam, zal dit zeer natuurlijk vinden. Uit meer
dan eene streek hebben wij toch vernomen, dat
zelfs vele der tegenwoordige kiezers daardoor het
kiesrecht zouden moeten missen.
De conservatieve pers heeft geen middel onbe
proefd gelaten, om de voorstanders van dit amend,
te rechtvaardigen en den Min. jTak alleen te
laten staan.
Men heeft beweerd, dat de Min. had behooren
te verklaren, dat hij het amend, onaannemelijk
vond en er een kabinetskwestie van zou maken.
Maar heeft de Min. het dan niet krachtig genoeg
bestreden en de aanneming er van ontraden?
Was zulk een bedreiging dan nog noodig?
Yerder wilde men ons doen gelooven, dat het
Ministerie het onderling zeer oneens was.
De uitkomst heeft echter geleerd, dat alle
Ministers, behalve de heer Van Tienhoven, aan
de zijde van Min. Tak staan.
Bedriegen wij ons niet, dan hebben wij in
een der vele persartikelen tusschen de regels ge
lezen, dat het den heer Tak zelf geen ernst is
geweest met de kieswet en dat hij daarom de
gelegenheid heeft aangegrepen, om zich van de
zaak af te maken. Nu de regeering echter pal
staat, om voor eene nieuwe kamer hetzelfde begin
sel te verdedigen, is de Min. van dien blaam volko
men gezuiverd.
„Vóór of tegen finale kiesrechtuitbreiding
behoort de leuze te zijn bij de stembus, al be
weert het Handelsbl. dat het wachtwoord moet
wezen: „vóór of tegen grondwetsherziening,"
wel wetende, dat voor grondwetswijziging toch
niet licht een meerderheid zou te vinden zijn,
en de kwestie zoodoende op de lange baan zou
geschoven worden.
In vele districten worden de kiezers nu ge
steld voor eene keuze tusschen hun tegenwoor-
digen afgevaardigde en het Ministerie Tak.
Die keuze zal aan velen strijd kosten.
„Onze afgevaardigde" zegt men vaak, „is toch
een bekwaam en rechtschapen man." Maar het
geldt hier geen strijd over personen, maar over
beginselen. En zou het niet onverantwoordelijk
zijn, wanneer men het kiesrecht-vraagstuk, dat
al te lang aan onze politieke ontwikkeling in
den weg stond, onafgedaan liet, en bovendien
den ij verigen en bekwamen Min. Pierson te mid
den van zijn arbeid voor belastinghervorming
dwong af te treden?
Sommige kiezers meenen, dat het onbeschei
den is, zich een eigen oordeel aan te matigen
tegenover een afgevaardigde, die in bekwaam
heid zoo hoog boven hen staat.
Maar hen wijzen wij op zoovele niet minder
bekwame mannen van alle politieke richtingen,
die eene tegenovergestelde richtingen kozen.
Bovendien, volgens die redeneering is hetge-
heele kiesrecht een dwaasheid en het tegenwoor-
beroep op de Natie slechts eene vertooning. Zou
onze Natie werkelijk zoo laag staan?
En gij, Mijnheer! die zoo overbescheiden zijt,
zijt ge ook misschien lid van een kiesvereeni-
ging? Zoo ja, stel dan voor, art. 1 van uw re
glement aldus te wijzigen:
„De kiesvereeniging stelt zich ten doel
om, wat er ook gebeure, den alwijzen Heer X
in de tweede kamer te brengen."
Het kiesrechtvraagstuk behoort niet slechts op
de studeerkamer der geleerden, maar het is een
eisch der algemeene menschenliefde, voorgelicht
door het gezond verstand.
En is uw afgevaardige geen voorstander van
finale kiesrechtuitbreiding op den grondslag van
het Ontwerp Tak, zegt hem dan omonwonden
(Uit liet Duitscli vertaald naar Anton Frelherr
von Perfall.)
HOOFDSTUK I.
2-)
Slechts omtrent een punt konden zij elkaar niet
verstaan. Trots alle achting voor den arbeid vond
Monika het vreemd, dat Andreas, met het schoots
vel voor, den ganschen dag in de smederij door
bracht. Zij had haren, anders reeds welgestelden
man een zoo groot vermogen meegebracht, dat zijn
eigen verdiensten wel konden gemist worden. In
den eersten dreef zij haar denkwijze door wat
vermag ook niet een schoone, jonge, geliefde vrouw!
Andreas stak zijn stevige ledematen in kleeren, naar
de mode gesneden, waschte, zoo goed het maar
kon, het roet van zijn vereelte handen en speelde
den particulieren burger, zijne jonge vrouw aan den
arm. Het ging hem evenwel niet recht van harte.
De hamerslagen zijner knechts klonken verlokkend
tot in de »mooie kamer,de reuk van gloeiend
ijzer drong zóó krachtig door de ramen heen, zijne
spieren brandden hem zoo onder zijn mooien rok.
En dan als hij 't gemaakte werk inspec
teerde welk werkHet oog des meesters ont
brak overalDan greep hij trots zijne mooie klee
ren plotseling met wellustige woede naar den hamer
en sloeg op het gloeiende ijzer, dat de vonken sto
ven en de nagelkop zich vormde, «ls ware hij ge
draaid. En als hij dan met smerige handen, zwarte
hemdsmouwen en vuile roetvlekken in 't gezicht
weêr tot Monika kwam, dan begon aanstonds een
boetpredikatie. «Er bestond ook nog een andere
arbeid, dan die met de handen, die met het hoofd 1
Hij moest de zaak in 't groot gaan drijven, een
fabriek oprichten«Fabriek ErdmannTe
genwoordig moest men voorwaarts gaan, een stil
staan was achteruitgaan Met zulke redeneeringen
dreef de jonge vrouw haren echtgenoot vaak in 't
nauw.
Dan vloog hij op.
«Een fabriek oprichten En gelooft gij dan, dat
een hoefijzer van mijn hand, in een fabriek gemaakt
kan worden? Een hoefijzer van Erdmann in een
fabriek Vrouw, ik praat u niets in 't hoofd, wat
het huishouden betreft van keuken, wasch en
dergelijke weet ik niets maar hoefijzers 1 Daar
over moet gij niet praten, dat is de trots van de
Erdmanns reeds sedert vele honderden jaren.
FabriekJa, die brengt nog het gansche eerlijke
handwerk om 't leven, met haar gedachteloozen
arbeid en tot machines gemaakte menschen, die
zich zelf geen achting meer kunnen inboezemen.
En wat zoo'n fabriek levert! Niets! Erbar
melijk ontuigZwijnderijIk haat die ver
vloekte lange schoorsteen.Een hoefijzer in een
fabriek De gedachte alleen scheen hem ontzet
tend te zijn.
Er was nog geen maand vervlogen, of hij bad
zóo lang als een kind om zijn leêren schootsvel en
zijn sterk linnen werkhemd, dat Monika uit den
weg geruimd had, dat zij toegeven inoest.
Ook daaraan gewende zij zich. Daar kwam de
eerste spruit, het evenbeeld zijns vadersals een
jonge Hercules lag hij in de wieg.
«Dat wordt eens een flinke officierzeide lachend
de bleeke kraamvrouw tot Andreas.
«Een officier, de kleine Valentijn zoo had hij,
niettegenstaande Monika een anderen naam gewild
had, den jongen gedoopt, ter eere zijner voorvaders.
Andreas moest luide lachen. «Hoe komt gij op
dat idee Een Erdmann
«En waarom geen Erdmann? Niet waar?s de
jonge moeder zag vol zaligheid op den trappenden
jongen in 't wiegje. Een flinke officier, geen
zwarte smid zult ge worden
Andreas schudde het hoofd, hij wilde de zwakke
vrouw niet prikkelen en zweeg, maar een vast
besluit stond op zijn breed voorhoofd te lezen.
De kleine Valentijn werd groot en sterk. De
blonde lokken kringelden als louter goud om den
krachtigen nek en tenauwernood kon hij zich wat
voortbewegen, of hij kroop in een onbewaakt oogen-
blik de kamer uit, de trap af, verscheen plotseling
op handen en voeten in de werkplaats en trok zijn
vader, die juist aan 't aambeeld stond aan een tip
van 't schootsvel. Toen deze 't kleine kereltje op
den grond zag met de kinderlijk stralende oogen,
zonder vrees voor de zwarte gezellen rondom hem
en het luid geraas, toen schoot hem 't harte vol,
hem, den sterken man, vol van uitbundige vreugde.
Hij hief het kind omhoog, drukte het aan zijn
breede, bloote borst, dat zijn roode baard, in den
schijn van 't vuur nog gloeiender rood het ge
heel bedekte en overdekte hem met kussen.
De knechts hielden alle stil, alleen het vuur blies
helder voort.
«Valentijn Erdmann, de smid!« riep Andreas,
plotseling vol geestdrift uit; hij tilde den jongen
in de gestrekte armen over 't aambeeld vooruit,
dat zijn blonde haar in 't vuur glinsterde. En de
zwarte gezellen juichten mede en zwaaiden dol
driftig de hamers in 't ronde
Valentijn had den doop tot den arbeid ontvangen.
Van toen af konden de praatjes van moeder niet
meer baten. Ook scheen de kleine Valenten voor
niets anders te willen deugen. Op de bovenkamers
was hij tenminste niet meer te houden. De werk
plaats was zijn kinderkamerijzerwerk, dat overal
op den vloer te vinden was, zijn speelgoedzijn
vader, die den hamer zwaaide, als geen ander, zijn
afgod
Monika verwachte dra een tweede kind. Valen
tijn was voor haar verloren, daaraan was niets
meer te verhelpen. Haar gansche hoop was dus ge
vestigd op de tweede spruit. Wederom was het
een jongen, die van zijn vader den naam van Lix-
tus ontving. Monika had gaarne een anderen geko-