Heer van Houten toont zich echter alleen lib. in oppositie. Het was ook van Houten die toen naar min. Capijne de handschoen wierp, en 't zou meer van toepassing zijn op hemzelf dan wel op Tak, als men sprak van Tak één enz. Aan het DEBAT neemt 't eerst deel Dr. C. ten Boschdie zegt dat hij als eerlijk man den kandidaat van Yan der Kaaij zal stemmen daar in de verg. van de kiesvereeniging „Vrij heid", waarvan hij voorz. is, genoemde heer is geproclameerd als zoodanig. Spr. wil niets zeggen ter afbreking nog ter opbouwing van de zaak, maar meent dat wijlen prof. Buijs wel degelijk heeft gezien dat finale kiesrechtuitbreiding nood zakelijk was, en noemt een beeld van professor Buijs, in een zijner geschriften gegeven. (In het tweede artikel in dit nr. „Het vraagstuk van den Dag", wordt over dat beeld gesproken en verwijzen wij den lezer naar het hoofdartikel.) Ook ziet de heer Ten Bosch in de schrtftelijke aanvrage om een stembiljet een bewijs van be langstelling in 's lands zaken. De heer Zeeman zegt, dat er op de laatste vergadering van „Vrijheid" van der Kaaij is ge steld tot candidaat en wel met het oog op het feit dat van der Kaaij zijn kandidaat voor kiesrechtuitbr. was. De heer Van Gilse spreekt nu van inkrimping wat betreft dat amendement en hoe dit nu te rijmen De he&rvan Gilsen antwoordt beide sprekers in den geest van zijn eerste rede, en zegt dat men niet stemt het huldigen van de uitnemende eigenschappen die de oud afgevaardigde bezit naar een beginsel. Hier geldt de vraagWilt gij nu mannen die in den geest van Min. Tak en dus in den geest van de reg. werken of niet? 't Is toch wel eigenaardig zegt spr. aan zoo wel de rechter als de linkervleugel zikh op prof. Buijs beroept Laten wij er echter rekening mede houden dat prof. Buijs een philosofische, bespiege lende geest was, en in de practijk minder thuis was dan in de theorie. Nooit is prof. Buijs ge plaatst voor de practijk des levens, en nooit heeft hij zitting willen nemen, dat een man als prof. Buijs, toch wel had gekund. Men moet het volk al slecht kennen als men rekent op hun belangstelling, wat betreft de schriftelijke aanvrage. Het wordt meer ge dreven door leiders, en als zoodanig komen wij tot de gemaakte uitdrukking van stemvee,, dat men op zoo'n manier, 't is gebleken, met z'n zessen of achten in een rijtuig waarin ook de leider, naar het stembureau ging. Heusch, laten wij ons niet te veel illusiën maken. Wat betreft de vraag van Zeeman, die zou hij ter zijde kunnen laten. Doch deze vraag moet men stellen Wenscht gij, nu een krachtig Ministerie aan het werk is, een man, die volgens haar pro gramma wil werken of niet? De heer Ten Bosch repliseert en geeft te kennen, dat hij zich nog niet overtuigd acht. De heer Van Gilse herhaalt zijn dupliek, waarin 't duidelijk wordt dat spr. en debatter elkander verkeerd begrepen en 't in de grond van de zaak met elkander eens zijn. De heer Sickmann vraagt en verkrijgt nu het woord en zegt dat 't hem in zijn langdurig ambt als onderwijzer is gebleken, dat trapsgewijze opklimmen het beste is in plaats van zoo'n grooten sprong te maken. Spr. noemt de sprong van 300000 op 800000 nu niet zoo groot; en waarom dan zou 't later ook niet eens kunnen dat men weer even verder ging met uitbreiding van kiesrecht De heer Van Gilsemeent dat de regeering geen school kan heeten. Maar juist dit gaf den doorslag, dat men in eens zoo ver ging, dat er zich feiten voordoen als deze dat in Eist waar meer dan 50 ktezers een patent hadden als schipper, om op zoo'n manier mee te kunnen stemmen. Nu moet men weten dat bij die vijftig niet één schipper was en Eist ook niet aan zee ligt. Dit gaf den doorslag en uit 't oogpunt van rechtvaardigheid en noodzakelijkheid moetmen tot een sprong overgaan. Men dient rekening te houden met de stem van een klasse, die mede wil werken in het behartigen van's lands zaken. Vergeten wij toch niet dat men in 't land ver ketterd was, toen scheuring werd gebracht in de lib. partij. De rechtervleugel bracht toen die scheuring te weeg en juist is zij 't ook nu weer die tegenwerken. De heer Cuijpers zegt dat men is gebonden als lid van eene kiesvereeniging aan het regle ment, waarop de heer Van Gilse antwoordt dat 's lands zaken, boven een reglement in een kiesvereeniging gaan en nu de regeering ons de hand heeft geboden moeten wij alles doen om mede te werken, en dan zit er niet anders op dan te bedanken voor het lidmaatschap, waarop de heer Cuijpers antwoordt, dat dit wel zijn plan is, maar na de stemming en men de ver- eeniging gedurende den strijd terzijde moet staan. De heer Dr. ten Bosch meent nog iets te moeten zeggen in betrekking tot de lib. kiesver eeniging „Vrijheid." Spr. is van meening dat op het platteland vooral geen scheuring gewenscht is in een ver- eeniging, daar dit zeer ten nadeele van de eens gezindheid en verbroedering van de pattij zou zijn. Men moet niet te licht denken, aan de opoffering van het vereenigings leven van een bolitieke kwestie. Hierop antwoordt de heer van Gilsedat hij 't met hart en ziel eens is wat betreft de eens gezindheid en de plaatselijken omstandigheden in aanmerking nemende, gaarne erkent dat door samenwerking men 't verst komt. Doch hij moet opmerken, hoe men als denkend mensch verplicht is te doen als men wordt ge steld voor de vraag. Spr. zelf is gedurende 20 jaren redacteur geweest van de N. Rot. Courant en heeft nu 't een beginsel geldt in deze kwestie, die betrek king neergelegd. "Wanneer het een bijzondere kwestie was, dan zou hij die lib. partij niet bestreden hebben. Hier geldt geen partijkeuze. Hier staan wij voor de vraagr Wilt gij medewerken of niet? En spr. is ten volle overtuigt dat men als staats burger verplicht is mede te werken tot het in stand komen van een wet, zooals die is inge diend door Min. Tak. De heer Winkel sluit de vergadering en brengt een woord van dank als kiezer uit naam van den Bond voor de betoonde belangstelling; en ook een woord van dank aan hen die toonen belang stelling te hebben in deze vergadering, en met spr. van gedachte wisseldenmet een woord van dank aan den heer van Gilse, die kort en bon dig heeft gezegd wat hij wil en hij twijflelt niet of het zullen daden worden wanneer hij mocht worden gekozen tot lid van de Tweede kamer der St. Generaal. De heer Winkel heeft door het optreden van den Heer Van Gilse, niet willen influens eeren op den geest van het publiek en geen persoon lijke invloeden willen laten gelden. Hierna sluiting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 6