Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
Mr. M. W. F. TBEUB.
N°. 16.
Zondag 22 April 1894.
3e Jaargang.
De Sterrenhemel.
J. A. VAN GILSE.
Aanbesteding.
NIE UWE
hi. iji.ik hi courant.
Bij de proefnemingen met Dowe's pantser,
die verleden week in de diergaarde te Berlijn
op een levend paard genomen zijn, werd tusschen
het lichaam van het paard en het pantser een
dubbel gevouwen paardedeken gelegd. Twee
schoten werden uit een infanteriegeweer op het
paard gedaan. De beide kogels drongen in het
pantser, doch beschadigden de paardendeken niet
het paard toonde niet de minste teekenen van
onrust.
De beide Amerikaansche kunstschutters Martin
en West hebben het pantser bij zich zelf ge
probeerd.
Beiden verzekeren, dat de schoten, die zij op
elkaar losten, terwijl zij met Dowe's pantser ge
kleed waren, niet het minste onbehagelijke ge
voel bij hen hebben opgewekt. Met het projectiel
heeft bij het dringen in het pantser een eigen
aardige verandering plaats. Als het schot op
korten afstand wordt gegeven, dan verliest de
kogel in het pantser den nikkelen mantel. Deze
wordt, evenals de looden kogel, tot kleine, on
regelmatige stukjes vervormd. Wordt het schot
op grooten afstand gegeven, dan laat de mantel
los, en valt de kogel er uit.
Vervolg Burgerlijke Stand.
Gemeente Ilareukarspel.
Ingeschreven van 1—31 Maart 1894.
Adriana Catharina, d. v. Jan Groot en
Catharina Schut. Johannes, z. v. Jan BoekelenStijn-
tje Tesselaar. Agnes, d. v. Arie Blokdijk en Marie
Sieriks. Cornelia, d. v. Jan Renooij en Gerritje Frai.
Jannetje, d. v. Pieter Kuin en Maartje Wit. Catharina,
d. v. Dirk van Stralen en Aaltje Beerepoot. Simon, z.
v. Lourens van der Oord en Guurtje van der Oord.
Ondertrouwd en Gehuwd: Geene.
OverledenVrouwtje Witsmeer, echtg. van Corne
lls Bakker, oud 40 jr. Grietje Limmen, oud 24 jaar,
ongeh.
Gemeente Oude Niedorp.
Ingeschreven van 131 Maart 2894.
Geboren: Cornelis, z. v. Pieter Wijn en Trijntje
Rutsen.
Ondertrouwd: Klaas Mul en Antje de Jong.
GehuwdArien Strijbis en Cornelisje de Haan.
Overleden: Levenloos aangegeven kind van het
vrouwelijk geslacht uit Maria Stam, echtgen. van
Frederik Wijker. Trijntje Blok, echtg. van Cornelis
Moeijes, 64 jr. Reinsje Dikker, echtg. van Hendrik
Stam, 40 jr. Maria Stam, echtg. van Fredrik Wijker
24 jr. Levenloos aangegeven kind van het mannel.
gesl. uit Catharina Zomerdijk, echtgen. van Johann
Hermann Prinz.
Uit „het Evangelie der Natuur",
VAN
HERIBERT RAU.
(Uit het Duitsch vertaald.)
23.)
Toen zij later den tuin des Onbekenden had
den bereikt, was het reeds donker geworden. De
Meester haalde den kijker te voorschijn, en na
dat zij eenige verkwikking hadden gebruikt, be
gon hij aldus:
„Zeg mij eens, Johannes, wanneer gij opziet
naar den hemel en die tallooze menigte van
tintelende sterren gade slaat, hoe verdeelt gij ze
dan op het eerste gezicht?"
„In vaste sterren en dwaalsterren."
„Hoe noemt men de dwaalsterren gewoonlijk?"
„Planeten."
„Er bestaat slechts een klein aantal planeten
of dwaalsterren. Hoe veel hebben wij er geteld
„Over de honderd."
„De andere sterren, die wij in zoo verbazende
menigte aan den hemel zien flikkeren, zijn dus...?"
„Vaste sterren."
„Welke is de beteekenis van dat woord vaste
sterren
„Het beteekent sterren, die met betrekking tot
elkander steeds dezelfde plaats inneemen."
„Zeer goed!" zeide de Meester. „Daar
men namelijk reeds in de dagen der oudheid bij
eenige oplettendheid waarnam, dat de toenmaals
bekende planeten bepaalde banen doorliepen, zoo
noemde men haar dwaalsterrenterwijl men de
overige, die vast schenen te staan, met den naam
van vaste sterren bestempelde. Naauwkeuriger
onderzoekingen van lateren tijd hebben echter
bewezen, dat ook de vaste sterren zich langs uit
gestrekte loopbanen bewegen. In het vervolg ko
men wij hierop terug. Thans zullen wij ons lie
ver bepalen bij de vraag, welk wezenlijk onder
scheid er bestaat tusschen de planeten en de
vaste sterren P"
„Zij is niet zeer moeijelijk te beantwoorden."
hernam Clemon „de vaste sterren zijn
„Hoedanige lichamen derhalve?"
Lichtgevende
„Juist! Even als onze aarde, die haar licht
aan de zon ontleent, zoo zijn ook de overige pla
neten zelve donkere lichamen. De vaste sterren
daarentegen bezitten een eigen licht en zijn der
halve zonnen."
„Maar hoe kan men dat weten?"vraagde
Jonas.
„De beantwoording dezer vraag laat ik aan
u zei ven over!" antwoordde de Meester
„zij ligt voor de hand, denk er slechts over
na."
Jonas en de overigen peinsden te vergeefs.
Clemon wist het, maar hij zweeg op een wenk
des Meesters.
Na eenig stilzwijgen zeide de Meester: „Nu,
ik zal u wat op weg helpen. Wanneer men de
planeten door een kijker gade slaat, dan vertoo-
nen zij zich alle als grootere of kleinere schij
ven, wier middellijn men meten kan. Maar alle
vaste sterren zonder onderscheid doen zich voor,
zelfs door de meest vermogende kijkers, als lich
tende puntendie geenerlei meting veroorlooven.
Ja, zij vertoonen zich door den kijker zelfs nog
kleiner dan voor het ongewapend oog, daar zij
in het eerste geval die bedriegelijke flikkering
verliezen. Waarin denkt gij is de oorzaak van
dit verschijnsel gelegen?"
„Immers in den verbazenden afstand, die ons
van de vaste sterren scheidt!" riep Johannes
uit.
„Juist, hun afstand van ons is zoo ontzettend
groot, dat zij zich enkel als stippen vertoonen."
„En" voegde Jonas er haastig bij „juist
daarom moeten zij zonnen wezen. Hoe toch zou
het anders mogelijk zijn, dat deze lichamen,
zoo zij zelve geenerlei licht bezaten maar hun
nen glans aan eene andere zon ontleenden, op
zoo grooten afstand nog voor ons zichtbaar kon
den blijven."
„Ongetwijfeld," hernam de Meester „wij
kunnen immers de meest verwijderde planeten
niet eens waarnemen met het bloote oog."
„Maar" zeide Clemon „indien ik mij
niet vergis, heb ik toch wel eens hooren spre
ken van sterren van de eerste, tweede en derde
grootte."
„Dat wil ik wel gelooven," hernam de
Meester. „De sterrekundigen verdeelen ook
werkelijk de vaste sterren in sterren van de eer
ste, tweede, derde grootte, tot de 18de grootte
toe. Intu8schen is het woord grootte hier zeer
verkeerd gekozen, want zij worden niet onder
scheiden volgens hare grootte, maar volgens hare
lichtsterkte."
Nu hield de Meester op en zag opwaarts;
toen zeide hij„Ziet zeiven maar. Een enkele
blik naar het uitspansel zal u terstond overtui
gen, dat die menigte vaste sterren met zeer ver
schillende glanzen is bedeeld. Ginds in Orion
bij voorbeeld aanschouwt gij twee luisterrijke
sterren: Betelgeuze en Rigel,daar ziet gij
ArcturuSy hier Sirrah en daarboven de ster, die
wij wel in de eerste plaats hadden mogen noe
men, den schitterenden Sirius. Deze sterren zijn
alle van de eerste grootte, of eigenlijk van de
eerste lichtsterkte. Ziet slechts verder om u heen
en gij zult onderscheidene trappen van lichtsterkte
ontdekken."
„Hoe veel sterren van de eerste grootte zijn
er dan?" vraagde Herman.
„Daartoe rekenen de sterrekundigen gewoon
lijk een twintigtal," antwoorde de Meester
„vervolgens heeft men er 70 van de tweede,
198 van de derde, 460 van de vierde grootte
enz., zoodat men reeds bijna 20,000 sterren van
de eerste tot en met de zevende grootte op de
sterrekaarten vindt aangeteekend."
„En zijn alle vaste sterren hieronder begre
pen?"
„Verre van daar! Deze zijn alleen de vaste
sterren tot aan de zevende grootte, dat wil zeg
gen, de sterren, die men onder de gunstigste
omstandigheden nog met het bloote oog kan
waarnemen. Met .den kijker heeft men vervolgens
nog elf andere klassen vastgesteld."
„En hoe groot is hun aantal?"
„Wie telt de zandkorrels aan den oever der
zee!" riep de Meester. „Intusschen heeft
een wereldberoemd sterrekundige, William Her
schel, berekend, dat zich aan den geheelen he
mel omstreeks 273 millioenen dier zonnen aan
's menschen oog vertoonen, en van de vijftiende
grootte reeds 140 millioen."
„Ontzettend!" riep Johannes uit, en de
anderen deelden in zijne verbazing „273
millioenen zonnen!"
„Die alle vermoedelijk nog weder omgeven
zijn van donkere lichamen, even als onze zon,
welke desgelijks tot de vaste sterren behoort."
„Goede hemel! tot bij de 300 millioenen zon
nen!" herhaalde Johannes gedurig en wreef
zich langs het voorhoofd alsof de grootte van dat
denkbeeld hem pijn veroorzaakte „en daaren
boven rondom iedere zon weder een aantal pla
neten. Men kan het zich haast niet voorstellen."
Wordt vervolgd
Kiezers! Bedenkt dat de regeering in uwe handen de beslissing heeft opgelegd omtrent de
naaste toekomst van ons vaderland. Bedenkt dat van het antwoord, hetwelk gij te geven hebt op
de u gestelde vraag, of gij het tot stand komen der kiesrechthervorming wenscht, afhangen zal of
er een tijdperk van vruchtbare werkzaamheid op het gebied der wetgeving zal aanbreken, dan
wel het bestuur des lands, door het gemis van een positief programma en van den onontbeerlijken
steun in de Kamer, opnieuw voor geruimen tijd met lamheid zal zijn geslagen. Bedenkt eindelijk,
dat het eene daad der rechtvaardigheid is, aan het volk achter de kiezers niet langer het hoogste
staatsburgerrecht te onthouden, welks bezit het zich door zijne kalme en bezadigde houding ge
durende de langgerekte behandeling der kiesrechtontwerpen zoo waardig heeft getoond.
Beschaamd het vertrouwen niet, hetwelk het daardoor toonde in uwen rechtvaardigheid, zin
te stellen. Schenkt het wederkeerig uw vertrouwen en geeft daarvan DINSDAG 24 APRIL
blijk door, als één man uwe stemmen uit te brengen op den Candidaat, die met de regeering en
in haren geest de kiesrechthervorming wil tot stand brengen, op
Rotterdam, 17 April 1894.
„Gehoord de lage reeks van gruwelen en mis
daden, dadr gepleegd door haar directeur, familie
en beambten;
„Spreekt hare diepe verontwaardiging uit over
't bestaan van zulk een Moordhol in Nederland,
en meent, dat dit met de wetten eener beschaafde
natie onbestaanbaar is;
„Weshalve de vergadering haar verlangen uit
spreekt, dat de minister van justutie dien direc
teur Jan van 't Lindenhout doe in hechtenis of
in staat van beschuldiging plaatsenof dat het
anders moge bewezen worden, dat de heer G.
van Deth met al zijne mededeelingen slechts liegt
en lastert.
„Gedaan te Scheemda 16/4 '94.
Uit aller naam
(w.g.) Stoffers."
De Droogmaking der Zuiderzee.
In 1849 en 1866 zijn er plannen verschenen
tot droogmaking der Zuiderzee; het eerste plan
is van den heer B. P. G. v. Diggelen, ingenieur
van den Waterstaat, het tweede van den Inspec
teur v. d. Waterstaat J. A. Beyerinck.
„Het kan niet anders, of zulk een allerbelang
rijkst plan, als dat der droogmaking der Zuider-
B. voor10 centen per jaar.
Advertentiën.
Namens zijne principalen zal de Bouwkun
dige A.. VIS te OUDCARSPEL aanbesteden:
Het maken eener WA-
llilDA met bijbeliooren,
en nailer omschreven werk
zaamheden aan het Kaïlhö-
tel „Zeezicht"' te Egmond
aan Zee.
A a n w ij z i n g TV"oensdag- 25 Vpril
1894, des voormiddags ten 10 uur te Egmond
aan Zee.
Inschrijvingsbiljetten moeten vóór of
op Zaterdag 28 April 1894, ten 3 uur inge
leverd worden in Café „DE NACHTEGAAL te
ALKMAAR, alwaar bestek en teekening ter
inzage liggen.