"Nieuwe Langedijksr Courant", van Zondag 17 Juni 1894.
Door den Provincialen Bond van Harmonie-
en Fanfaregezelschappen in Noord-Holland zal
op 1 Juli a. s. een groote wedstrijd gehouden
worden, in het hotel „Broekerhuis" van den
heer Ubbels, te Broek in Waterland.
De mededingende fanfare-gezelschappen zijn
„Amicitia" te Landsmeer; „De Eendracht" te
De lip„Oostknollendammerkapel" te Knollen
dam „Crescendo" te BovenkarspelStedelijk
Muziekkorps" te Purmerend„Concordia" te
Beets„Faufarekorps" te Broek in "Waterland
„Fanfarekorps" te Winkel„Fanfarekorps" te
Zaandam en „Fanfarekorps" te Edam.
Vijf harmonie-gezelschappen nemen aan den
wedstrijd deel, t. w. „Trouw moet Blijcken" van
Amsterdam, directeur de heer A. Haun„De
Adelaar" van Weesp „Crescendo" van Bussum;
„Harmonie-kapel" van Beverwijk en „Excelsior"
van Wormerveer.
Kwartjesvinders.
Jaopik had Donderdag zaken gedaan in de stad.
Eens in 't jaar komt hij over om met zijn klant
jes af te rekenen, en gaat hij met een grooten
groenen zak met geld en met wat geschenken
voor vronw en kinderen naar zijn dorp terug.
Om een uur of vier had hij al zijn postjes
geïnd. Toen ging hij eten bij „Kras," een diner
van een rij ksdaalder en daarna had hij voor den
laatsten trein nog een paar uurtjes tijd.
Die wilde hij besteden met wandelen door de
mooie winkelstraten.
Hij staat dan zoo te kijken voor 't schitterend
magazijn van Focke Meltzer, toen er een
heertje op hem afkomt, hem met hartelijkheid
op den schouder klopt, hem de hand drukt en
zegt„Wel Jansen, jongen, hoe gaat het er
mee, en hoe gaat 't met de vrouw en met de
koetjes
Jaopik begreep niet veel van die vriendschap
pelijke begroeting„Dank u, meneer, zegt-ie,
dat gaat zoo zoo, maar ik ken je niet en ik
heet geen Jansen."
„Wat zeg je roept de ander verbaasd uit
geen Jansen. Maar kerel hoe heet je dan
„Ik heet Jaopik N.
„Neem me dan niet kwalijk hoor, dan heb ik
den verkeerde voor" en heel beleefd groetend
neemt hij afscheid.
Een half uurtje later gaat Jaopik een glaasje
bier drinken in „Commerce." Erg gezellig zit hij
voor het open venster, verbaasd te kijken naar
dien stroom van wandelaars, altijd maar voort
flaneerend achter elkaar, een massa menschen
zooals hij er slechts ziet in Amsterdam.
Juist maakt hij plannen voor de toekomst
Als hij rijk is, wil hij ook komen wonen in de
stad, en dan gaat hij eiken avond zitten in een
cafe en dan gaat hij naar de comedies en naar
de Fransche bazar
„Pardon, meneer," zoo stoort plotseling iemand
zijn blij gefantaiseer, „heb ik niet het genoegen
meneer Japik N... te spreken
„Ja, dat ben ik," zegt 't boertje verbaasd.
„Dat bent u," roept de ander, „waarachtig,
neen maar, hou je me niet voor den gek, ben
je werkelijk Jaopik N..."
„Ja man
Plotselng valt de vreemdeling den man om
den hals en met tranen in de oogen fluistert hij
„En kent u dan je neef Herman niet meer?
Óch, och, wat is het lang geleden, dat ik u voor
't laatst heb gezien. Ik was toen drie jaar, maar
ik zal 't altijd onthouden..." en onafgebroken
ratelt neef Klaas door, altijd gauwer, zonder
Jaopik in de gelegenheid te laten tegen die aan
gewaaide familie-betrekking te protesteeren.
Want hij herinnerde zich niets van een neef
in Amsterdam, van een Herman, maar de jonge
heer was zoo vriendelijk hij bood hem telkens
weer een cognacje aan, en hij sprak zoo hartelijk
over zijn tante en zijn neef en zijn nichten, dat
't boertje eindelijk begon te twijfelen.
En toen „neef" dit begon te merken, stelde
hij hem voor nog een eindje verder op te gaan...
Vriendschappelijk koutend wandelden zij samen
de Kalverstraat uit, den Dam over, de Warmoes
straat door en eindelijk sloegen zij een nauwe
dwarsstraat in.
„Daar is een café, zei neef Herman, waar je
bier kan krijgen, bier, meneertje, zooals nergens
anders in Amsterdam."
„Goed, zei Jaopik, dat wil ik wel doen, als
jij me maar helpt onthouden aan m'n tijd, want
ik moet bepaald met den laatsten trein weg."
„O, daar kon hij op rekenen. „Juffrouw,
wilt u eens twee biertjes brengen?" 't Waren
kolossale potten. Jaopik schrok er van en hij
voelde zich heelemaal niet erg op z'n gemak,
't Was er zoo warm en zoo rookerig en dan
hing er een groot groen gordijn, waarachter
voortdurend een geroes van stemmen klonk,
harde stemmen, tusschenbeide aanzwellend tot
den ruzietoon.
Maar „neef" wist hem gerust te stellen met
allerlei praatjes. Na een poosje kwam toevallig
ook de heer binnen, die den buitenman 't eerst
had aangesproken, 't Bleek een goede kennis
te zijn van Herman, en zoo schoof hij bij aan
't tafeltje.
Willen we een potje kaarten stelden de
beide heeren voor. Jaopik had er niet tegen, en
hij had nergens meer tegen, want al dat lekkere
bier en die cognac, zoo welwillend aangeboden,
benevelden hem het verstand
Jaopik verloor, en verloor, hij verloor al 't geld,
dat hij bij zich had, en bovendien de presentjes
voor zjjn gezin, en toen hij Vrijdag-morgen met
barstende hoofdpijn wakker werd op een stoep,
had hij alleen nog maar zijn retourbiljet oiq huis
waarts te keeren.
„Neef" en zijn vriend waren natuurlijk gevlo
gen, en Jaopik schaamde zich zoo over zijn
zwakheid, dat hij zonder kennis te geven van
het voorval vertrok naar zijn dorp.
Werkstaking.
Te Helmond is eene werkstaking onder de
kleermakers uitgebroken. Ook uit naburige ge
meenten wordt aan de strike deelgenomen. Joe
lende en zingende trok men in optocht door de
stad, doch nergens werd de orde ernstig gestoord.
De eisch der werklieden is hooger loon, waar
aan de patroons niet willen voldoen.
De Lcidsche giftineiigster.
Naar gemeld wordt, is vrouw Van der Lin
den, indertijd bekend onder den naam van „Goeie
Mie", later als de beruchte Leidsche giftmengster,
die tot levenslange gevangenisstraf werd veroor
deeld, dezer dagen in de gevangenis te Gorkum
overleden.
Ouder dan een eeuw.
Heden viert de oud-strijder Hendrik Snijder
te Nijmegen, die aan den slag bij Waterloo
deelnam, zijn lOlsten verjaardag. De oude man
is voor zijne jaren nog vrij kras.
Een drama.
Donderdag-middag te 1 uur begaf zekere Jo
hanna W., vrouw van H. J. K. te Eschmarke,
gemeente Lonneker, zich met haar 2-jarig doch
tertje naar de woning harer ouders. Toen een
harer bloedverwanten haar 's avonds wilde be
zoeken, vond deze de deur harer woning geslo
ten, waarna ze zich naar de woning der ouders
van Johanna W. begaf; doch ook hier was ze
niet en zelfs in 't geheel niet geweest. Bij nader
onderzoek vond men in een sloot de lijken van
moeder en kind door doeken aan elkander ge
bonden. Vermoedelijk heeft de vrouw in een vlaag
van waanzin een einde aan beider leven gemaakt.
Assistent-residenten.
Naar men aan de J. B. mededeelt hebben nog
wel tien assistent-residenten plan spoedig hun
ontslag uit 's lands dienst te vragen. De regee
ring noodigt deze bestuursambtenaren daartoe
uit, wanneer zij meer dan vijf-en-twintig jaar
dienst hebben of wel tusschen twintig en vijf-en-
twintig en naar haar oordeel later toch niet voor
eene bevordering tot resident in aanmerking kun
nen komen.
Dezer dagen werd te Deurue een jongen
van een jaar of zes door een hond aangeblaft.
De knaap nam een steentje, wierp, en trof het
blaffenden dier juist in den geopenden muil. De
hond tuimelde om, stak de vier pooten de lucht
in en was dood.
De verkiezing te Eist.
Bij de Dinsdag gehouden verkiezing voor een
lid der Tweede Kamer in het district Eist kwa
men van de 3011 stemgerechtigden 2824 op. 20
biljetten werden van onwaarde verklaard. De
uitslag is als volgt:
Herstemming tusschen mr. W. van Basten
Batenburg (tegenstander van finale kiesrechtuit
breiding) en E. D. de Meester (voorstander), die
respect. 1389 en 1057 stemmen op zich vereenig-
den.
De heer Van de Velde (voorstander) verkreeg
263 en de heer Van Lynden (tegenstander) 91
stemmen.
Bij de verkiezing op 10 April verkregen de
heeren W. van Basten Batenburg (tegenstander
van finale kiesrechtuitbreiding), E. D. de Meester
(voorstander) en mr. G. W. baron van Dedem
(tegenstander) respect. 1200, 732 en 464 stem
men, zoodat herstemming tusschen beide eerstge-
noemden moest plaats hebben.
Bij deze herstemming, toen 2418 kiezers op
kwamen, kregen de heeren E. D. de Meester en
mr. W. van Basten Batenburg ieder 1361 stem
men. Als de oudste in jaren werd de heer De
Meester verkozen verklaard.
De Tweede Kamer besloot echter in hare zit
ting van 25 Mei om de verkiezing op grond van
art. 66 der kieswet nietig te verklaren.)
Kuyper als leider.
Ook de anti-rev. kiesvereeniging te Nieuwe-
Pekela heeft een motie aangenomen, waaruit zij
haar volste vertrouwen in dr. Kuyper als leider
der anti-rev. partij uitspreekt.
Kuyper als Kamerlid.
Met de opvatting van dr. Kuyper om alleen
aan de „kieswetquaestie" mee te werken, kan
„De Tijd" zich niet goed vereenigen.
Een dergelijke houding bij een man, die de
positie inneemt van dr. Kuyper acht het blad
niet vrij van bedenking.
De leden der Staten-Generaal zijn, krachtens
hun ambt, geroepen om alle voorstellen, hun
door de Regeering voorgelegd, te onderzoeken
en te beoordeelen en om, zoo noodig, zelf het
initiatief te nemen tot maatregelen, die zjj in
's Lands belang achten.
Een willekeurige beperking van den arbeid
door een of meer leden, ofschoon door de letter
der wet niet verboden, kan zeker naar het R.-K.
orgaan meent, niet overeenkomstig haren geest
genoemd worden.
Bovendien komt het „De Tijd" voor, dat nie
mand, die als partij-leider wil optreden buiten
de Kamer, zich mag schuilhouden bij het parle
mentaire debat, als hij eenmaal tot lid der Sta
ten-Generaal gekozen is. Doet hij dit toch, dan
laadt hij noodzakelijkerwijze een schijn op zich,
niet gunstig voor de levenskracht zijner Ijegin-
selen.
Wij gelooven ook, merkt de „Arnh." scham
per op, dat bij de tegenwoordige samenstelling
der Tweede Kamer, er voor dr. Kuyper niet
veel te leiden zou zijndat hij aan geen andere
parlementaire werkzaamheden zal deelnemen,
zullen wij nog moeten ondervinden.
De „Maasbode" is ook van meening, dat dr.
Kuyper niet gekozen is om slechts een deel van
zijn taak te vervullen.
„Patrimonium" wil niet mededoen aan het
huldeblijk, dat de werklieden zich voorstellen
den heer Tak aan te bieden. Het geeft als grond
daarvoor op, dat van liberale zijde nooit een
hulde is gebracht aan anti-revolutionairen.
Aan wie de schuld, vraagt de Arnh. Hebben
de anti-revolutionairen dan ooit iets gedaan,
waarover de liberalen reden hadden hun erken
telijkheid te betoonen
Ja toch, antwoordt genoemd blad, als „Pa
trimonium" aan de dagen van '66 terugdenkt,
zal het zich herinneren dat Keuchenius, een
anti-revolutionair bij uitnemendheid, van de
liberalen te Arnhem zijn mandaat als lid der
Tweede Kamer ontving om hetgeen hij voor de
constitutioneele richting tegenover den minister
Heemskerk gedaan heeft.
Buitenland.
Lage temperatuur.
Te Pontarlier, in het Fransche departement
Doubs, is sneeuw gevallen. Ook te Bonneville
(Savoye) heeft het gesneeuwd. De temperatuur
is daar zoo laag, dat de oogst groot gevaar loopt
te mislukken.
In Zwitserland klaagt men niet minder,
dan elders in Europa, over den buitengewoon
guren zomer.
Als een staaltje kan dienen, dat het in den
nacht van 11 op 12 Juni te Chaux-de-Fonds
zoo hevig heeft gesneeuwd, dat de sneeuw hier en
daar 12 centimeters hoog lag. In enkele gedeel
ten des lands was de dienst der bergspoorwegen
reeds geopend, maar ten gevolge van de sneeuw
moest de dienst onmiddelijk weer worden ge
staakt, zeer ten ongerieve van de touristen, die
zich reeds in Zwitserland hadden gewaagd. Even
wel zijn het niet alleen de reizigers, die klagen.
Vooral de boeren, wier vee zich reeds in de
weiden bevond en ook de wijnboeren in de da
len, zijn allesbehalve tevreden over deze onver
wachte Juni-sneeuw.
Uit Freiburg in Baden wordt gemeld, dat
er den 12 dezer in het Shwarzwald weder veel
sneeuw is gevallen en dat tot in het Todtnauer
dal de landstreek in een winterlandschap was
herschapen.
Te gelijker tijd wordt uit Bern onder dagtee-
kening van 13 dezer melding gemaakt van sneeuw
in Zwitserland. In het kanton Schwyz is zooveel
sneeuw gevallen dat het vee in de weide'daar
door gebrek lijdt. In den Waadtlandschen Jura
ligt te Le Lien de sneeuw een decimeter dik op
de daken en geeft alles in het rond een win-
tergezicht. In kanton Appenzell ligt een sneeuw
kleed over eene ruime uitgestrektheid. Uit In
terlaken is bericht ontvangen dat er op den
Beatenberg, den Abendberg en de Schnijnige
Platte veel sneeuw ligt.
De wonderen der eleetriciteit.
Een electrisch middagmaal gaf onlangs de
(Franklin-Experimental-Club) te New-York ter
gelegenheid van den eersten verjaardag harer
stichting. De feestzaal was natuurlijk electrisch
verlichtde bediening geschiedde door middel
van een kleinen electrischen spoorweg en de ge
rechten waren door middel van eleetriciteit ge
kookt. Aan het einde der tafel stond een, den
beroemden Benjamin Franklin voorstellenden
automaat, die de gasten phonographisch begroette
en na eenigen tijd eene krachtige tafelrede uit
sprak.
Gedurende den maaltijd liet een in een zij
vertrek geplaatst muziekinstrument talrijke stuk
ken hooren, die voor vijf jaar op de Parijsche
tentoonstelling in een phonograaf ingezongen of
gespeeld waren. Na afloop van het feest bedekte
een ware bloemenregen de tafel. De bloemen,
die aan ijzeren staafjes bevestigd waren, werden
gedurende den maaltijd door een magneet in de
lucht vastgehouden, en men behoefde slechts den
electrischen stroom af te breken, om de bloemen
te doen vallen.
Toen de gasten de tafel verlieten, liet een
phonograaf een triomfmarsch hooren, die voor de
eerste maal op de tentoonstelling te Chicago ge
speeld is.
Een internationale valsche munter, in
Duitschlaml, een ware „specialiteit" in zijn
vak, bij wien de Amsterdamsche geldmakers
groote stumpers zijn, is nu eindelijk in een voor
stad van Hamburg in de val geloopen. Drieja
ren lang heeft hij de politie de geheele wereld
door naar zich laten zoeken. En ondertusschen
ging hij maar steeds door met valsche Engelsche
en Ainerikaansche bankbiljetten in omloop te
brengen, tot een bedrag van meer dan een mil-
lioen.
Twee Amerikaansche en twee Engelsche re
chercheurs reisden te vergeefs alles af, om den
dader op te sporen. Ten einde raad, kwamen zij
in 1892 te Londen bijeen. Juist waren ze daar,
of een telegram uit Kaapstad melddeeen kan
toor alhier heeft voor 10.000 dollars aan valsche
Amerikaantche bankbiljetten ontvangen. Onmid
dellijk vertrokken de rechercheurs naar Kaapstad.
Vergeefs. Toen naar Nieuw-Zuid-Walles. Weer
vergeefs.
Zoo kwamen ze in Februari 1893 te Londen
terug. Toen werd het geheele Europeesche vaste
land afgereisd al weder zonder resultaat.
Een telegram kwam melden, dat Hamburg
door valsche biljetten werd overstroomd. Dade
lijk naar Hamburg, maar de dader was niet
te vinden.
Ongetroost keerden de rechercheurs naar Lon
den terug. De politie te Hamburg gaf de hoop
echter nog niet verloren. Uit verschillende ken-
teekenen der valsche biljetten meende zij te
moeten opmerken, dat de fabriek daar ergens in
den omtrek moest worden gezocht. Een zeer
sterke verdenking kreeg de commissaris tegen
den aldaar woonachtigen steendrukker Rodemeyer
die leefde als een rijk mijnheer. De commissaris
in gezelschap van rijke, lichtzinnige jonge lieden
steeds meer in den maalstroom van grootsteedsche
genoegens gesleept werd. Zijne onverschilligheid
omtrent den gevaarlijken toestand, waarin het ou
derlijk huis zich bevond, vertoornde zijnen vader
daarbij begreep deze maar al te wel, dat van ar
beiden, bij zulk een wijze van leven, niet de minste
sprake was. Voor hem waren zulke handelingen
rechtuit verwerpelijk. Hij liet het aan ernstige ver
maningen en waarschuwingen niet ontbreken en
Sixtus gevoelde maar al te wel zijn recht daartoe;
en toch bezat hij niet de energie, zich te beteren
en zich uit dien maalstroom te worstelen. Die
eeuwigdurende jool, de bestendige feestjes in de
kroeg en op de »kast„' het betooverende schijnleven
des rijkdoms deed hem in slaap wiegen, loste alle
goede krachten zijner ziel op en als hij nu en dan
eens het betere gevoel in zich hoorde spreken, dan
wist hij dat spoedig te bedaren. De meeste zijner
kameraden leefden immers ook zooen de studie
dat was alles in één jaar wel in te halen.
Ook op zijne verhouding tot Fevi oefende dit
ontzenuwende leven mettertijd een slechten invloed.
In vergelijking met deze lichtzinnige, slechts voor
het genoegen levende grootsteedsche omgeving, kwam
hem het bescheidene, stille, onbesproken Fevitje
zeer behoeftig voor en de eeuwigdurende spotter
nijen over zijn platonische liefde tot het kleine
bakkersdochtertje ondermijnde zijn hart. Hoe meer
hij zijne toekomst door het verzuim zijner studiën
vervliegen zag, des te meer verloor hij zich in fan
tastische hoop op gelukkige toevallen, afzonderlijke
tijdsomstandigheden, die hem datgene in de schoot
zouden werpen, waarom anderen zich jarenlang
kwelden.
Onder deze toevallen was er echter éen, en wel
het voornaamste, niet over 't hoofd te zien; een
rijk of invloedrijk huwelijk en dit moest hij uit
het hoofd stellen, zoo hij de verloofde van Fevi
bleef.
Wel verzette hij zich met alle kracht tegen deze
opstijgende gedachten, maar telkens kwamen zij
weder, zoo vaak hij met haar samenkwam en zij,
met haar eenvoudigheid, met haar kinderlijken zin,
verstond de kunst niet den hartstocht van Sixtus
steeds op nieuw aan te wakkeren. Hare liefde tot
hem bleef echter1 steeds frisch en standvastig zij
leefde alleen in hem en geloofde in hare onervaren
heid hetzelfde van den geliefde, daar zij van het
van vreugd oververzadigde, afgestompte jonggezellen
leven niet het minste begrip had.
Haar tegenbeeld was ook in dat opzicht Gilde
dier fijn vrouwelijk vernuft en ook wel haar eigen
onbestendigen zin wezen haar steeds het hoofdge
vaar, waarvoor zij zich bij Sergius te hoeden had,
de eentonigheid, het alledaagsch worden der liefde,
dat juist bij hartstochtelijke menschen het eerst
plaats grijpt. De gedwongen geheimhouding hunner
liefde kwam haar des te beter te stade. Altijd wist
zij daarvan partij te trekken. De ongeduldig ver
langde, vaak onder de moeilijkste omstandigheden
begeerig genoten oogenblikken van samenzijn in een
geheimzinnig halfdonker eener kerkde met list
en leugen, met angst en zorg voor ontdekking, toe
gestoken minnebriefjes verleenden altijd nieuwe
aantrekkelijkheid en het zeldzame dezer gelegen
heden deed het verlangen steeds grooter worden.
Gelukte het eens met behulp der moeder een na
middag op het land door te brengen in de vrije
heerlijke natuur, dan was dat een vreugdefeest, dat
een stralend licht wierp op de aanstaande droevige
weken.
Zoo verliep een jaar, zonder dat de hartstocht
hunner liefde slechts in 't geringste had geleden.
Graaf Sergius moest in dienst treden als reserve
luitenant. De huzaren uniform stond hem voortref
felijk. Gilde verloor zelfs alle voorzichtigheid te
huis, zóó verrukt was zij door de nieuwe verschij
ning, die haar sympathie verwekte, door den uiter-
lijken glans.
Ook Sergius zelf beviel de uniform best en al
meer won bij hem de gedachte veld, de met zilver
gegalonneerde kleeding niet meer uit te trekken.
Het opgeven der studie was hem geen groot offer,
hij was eigenlijk ook nog niet met de studie be
gonnen hij gevoelde er ook volstrekt geen roeping
voor. Binnen een jaar was hij luitenant en zoo ge
loofde hij, door zijn naam en zijn gezelligheid zou
hij wel ras bevorderd worden. Ook de oude graaf
ondersteunde zijne plannenveel verwachtte hij
van de strenge, militaire discipline voor den lich't-
zinnigen jongen man, wien de vrijheid van het stu
dentenleven te gevaarlijk dreigde te worden ook
kon hij niet zoo gemakkelijk meer schulden maken;
spoedig zou hij zorgen voor een strengen overste,
die hem ordentelijk op de vingers moest zien. In
het kort, Sergius diende van nu af op hoop van
bevordering. Hij gevoelde zich nu zoo gelukkig, als
ooit te voren. Slechts eene omstandigheid benam
hem alle vreugde, liet hem nooit vrij zijn gel
delijke rüineering. Zoolang hij student was ging
het nogdoor de hulp van een woekeraar wist hij
de eene schuld met de andere te dekken. Zijn naam
stond op tallooze wissels en wanneer zijn krediet
niet meer toereikend was, moest Sixtus borg voor
hem spelen, die andersom in gelijke gevallen van
den borgtocht van graaf Sergius gebruik maakte.
Beide vrienden hadden een net om zich getrokken,
.waaruit geen ontkomen was.
Nu echter Sergius werkelijk bij het leger was
ingedeeld, moest die erbarmelijke toestand eindigen.
Men duldde geen met schulden beladen lieden bij
den troep, en juist nu dreigde men van alle zijden.
Een wissel van duizend thaler, op welken zijn
vriend Sixtus Erdmann als borg stond aangeteekend
en bovendien het onheilspellend »op woord van
eer!« gemeld stond, zou in de eerstvolgende dagen
vervallen. Werd de wissel niet betaald en werd die
Wordt vervolgd.