Meuwe Langedijker Courant', van Zondag 1 Juli 1894.
Persnieuws.
„ontaarding" zijn, ik geloof echter niet dat hij
het vermeldt in zijn opfrisschend werk.
Natuurlijk ben ik met een gedicht begonnen,
natuurlijk een leelijkik was veertien jaar en
dweepte met „bloemen, die haar blauwe oogen
wijd openden, als de maan naar hen keek."
'Uit deze gebrekkige botanische kennis mag
men opmaken dat ik te vroeg naar bed moest
om degelijke studies van mijn onderwerp te kun
nen maken.
Na die jeugdige zonde ben ik onderwijzeres
geweestniet voor mijn plezier; tot niemands
plezier, denk ik.
Ik vergat het eerste wat een Hollandsche
Lelie zal willen weten, nl.Ik ben geboren in
1863 en sinds eenige dagen 31 jaar oud.
Jo van Sloten.
Had een landbouwer te Zwammerdam
tot nu toe gemeend alleen tweevoetige melkers
in zijn dienst te hebben, verbaasd zag hij deze
week op, toen een viervoeter zijn dienst presen
teerde om de gezwollen uiers der koeien te ont
lasten. Wat toch was het geval? Eene big zette
zich zoo gemakkelijk mogelijk onder de koe, die
ze bereiken kon en dronk haar, zoo ze niet
verdreven werd, geheel leeg. Sedert de boer dit
merkte, is knor knor, onder bijzonder toezicht
Aan het departement van Binnenlandsche
Zaken, zegt het „H. Dagbl.," wordt druk gearbeid
aan de samenstelling van een wetsontwerp tot
wijziging van het kiesrecht.
De liberale kiesvereeniging „Burgerplicht"
te Bodegraven heeft besloten het lidmaatschap
voor de „Liberale Unie" op te zeggen.
Zooals men weet candidcerde deze vereeniging
indertijd den heer Knijff.
l)e herstemming te Eist.
Bij de Dinsdag gehouden herstemming voor
een lid der Tweede Kamer in het district Eist
kwamen van de stemgerechtigden 2843 op. De
uitslag is als volgt:
Gekozenmr. W. van Basten Batenburg, met
1430 stemmen. De heer De Heester verkreeg
1413 stemmen.
(Bij de verkiezing van 10 April verkregen de
heeren mr. W. van Basten Batenburg, (tegen
stander van finale kiesrechtuitbreiding), E. D. de
Meester (voorstander) en mr. G. W. baron van
Dedem (tegenstander) respect. 1200, 732 en 464
stemmen, zoodat herstemming, tusschen beide
eerstgenoemden moest plaats hebben.
Bij deze herstemming, toen 2418 kiezers op
kwamen, kregen de heeren E. D. de Meester en
mr. W. van Basten Batenburg ieder 1361 stem
men. Als de oudste in jaren werd de heer De
Meester verkozen verklaard.
De Tweede Kamer besloot echter in hare zit
ting van 25 Mei, om de verkiezing op grond van
art. 66 der kieswet nietig te verklaren.
Bij de daardoor noodig geworden nieuwe ver
kiezing kwamen van de 3011 stemgerechtigden
2824 op. 20 biljetten werden van onwaarde ver
klaard. De uitslag was, dat er herstemming moest
plaats hebben tusschen mr. W. van Basten Ba
tenburg en E. D. de Meester, die resp. 1389 en
1057 stemmen op zich vereenigden.
De heer Yan de Yelde (voorstander) verkreeg
263 en de heer Yan Lijnden (tegenstander) 91
stemmen.
waren om die gevolgen wèl te voorzien, was
zegt de schr. niet de schuld van den heer
Tak. Het misverstand tusschen dezen en de Ka
mer wortelt in de „parlementaire taal", waaruit
ieder kan halen wat hij verkiest.
Wat echter wel uit de gepubliceerde stukken
blijkt en in 't helderst licht treedt is dat de
minister Tak zich een man heeft betoond van
scherp doorzicht, waar hij in 91' den loop
van zaken tot in bijzonderheden voorzag een
man van eerbiedwaardige consequentie, die geen
enkel oogenblik is afgeweken van de afgeba
kende lijn een loyaal collega, die zij n ambt-
genooten steeds klaren wijn heeft geschonken
een trouwe raadsman van de kroon, die bovenal
bedacht was op de belangen van onze jeugdige
vorstin, wier Regeering hij zocht vrij te houden
van de woelingen van een naar vervulling van
een sedert al te lang onbevredigd gebleven
wensch dorstende volksklasse.
Daarentegen verwijt de briefschrijver den heer
Van Tienhoven, dat hij door de stemming over
het beruchte amendement te laten plaats hebben
zonder verklaring en met de voorwetenschap, dat
de aanneming de intrekking der kieswet zou ten
gevolge hebben, dat hij hiermede een onver
geeflijke fout beging.
Tak aldus besluit de schr. heeft en
tegenover de Kroon èn tegenover zijne ambt-
genooten een eerlijke en flinke rol vervuld.
In hoeverre anderen zich daarop evenzeer
kunnen beroemen blijven aan den toekomstigen
parlementairen geschiedschrijver overgelaten.
Scheiding onvermijdelijk
Wat op het oogenblik de liberale partij ver
deelt, is geen beginsel, maar een quaestie van
toepassing, deze stelling wordt in het Hbld.
uitgewerkt door den heer A. C. Wertheim.
Noch in de „Liberale Unie," noch in de liberale
partij acht hij eene scheiding onvermijdelijk.
Zij die vóór de scheiding zijn, omdat zij mee-
nen dat, na den gevoerden strijd gedurende de
verkiezingsperiode, conciliatie en verzoening on
mogelijk zijn geworden, vergeten dat het mee-
ningsverschil omtrent uitbreiding van kiesrecht
niet van heden of gisteren is, doch zich reeds
sedert jaren heeft gekenmerkt bij elke gelegen
heid dat de opvattingen tot uiting kwamen, en
dat nochtans de „Liberale Unie" reden van be
staan had als vereenigingspunt der verschillende
nuanceeringen van meening en richting.
Zij die tegen de scheiding zijn, vergeten dat
op het gebied van een kiesrecht geen concilia
tie mogelijk is, 't zij dat men het bezwaar der
grondwettelijke bevoegdheid erkent of loochent,
't zij dat men, onafhankelijk van dat bezwaar
tegen finale kiesrechtuitbreiding is.
De heer Werthem betoogt verder, dat wat
sedert '48 op elk gebied van wetgeving is tot
stand gekomen, de vrucht is van samen
werking der liberale partij en dat, waar zij
tot minderheid was teruggebracht, zij verbete
ringen mogelijk maakte door haar onbaatzuchtig
De Haagsche briefschrijver van de „Zaan-
landsche Crt." spreekt zijn oordeel over de ont
bindingsstukken, en in verband met deze, de
politieke gedragslijn van mr. Tak uit.
Hij acht het niet onmogelijk, dat er na de
discussie van 8 Maart en vóór de stemming op
den 9den nog extra-parlementaire invloeden zijn
werkzaam geweest, ten gevolge waarvan de heer
Tak het besluit opvatte om den ministerraad nog
vóór de stemming over het amendement-De
Meyier mee te deelen, dat na de aanneming
daarvan intrekking van de kieswet en een voor
dracht tot Kamer-ontbinding zouden volgen.
Dit punt wordt door de stukken niet opge
helderd. Maar al is het waar, dat sommige Ka
merleden, indien zij de gevolgen van het amen
dement hadden voorzien, zij een andere stem
zouden hebben uitgebracht, dat zij niet zoo leep
begrijpen, nadat zij den raad hadden opgevolgd j
van den rechter, dat zij de eohtelijke woning i
zouden blijven bewonen maar elkaar „in elk vijanden, beiden in langen tijd zich rustig heb-
opzicht vreemd blijven," deze vergelijking,
toch, al gaat zij wel wat erg mank, getuigt van
een zoo concilianten geest, dat -wij zijn voorstel
tot verzoening liefst als geheel vrij van arrière-
pensées willen beschouwen. En waar de schrij
ver eindigt met den geestdriftigen uitroep „En
daarom thans geen beslissing, opdat de vrijheid
tot scheiding de echtelieden hereenige daar kun
nen wij het niet over ons verkrijgen, zijn toast
met een koel stilzwijgen te beantwoorden men
moet al een erge Nurks zijn om daarop geen
welgemeend „Prosit!" te laten volgen. De vraag,
of dergelijke toasten practisch wel veel nut
hebben, zullen wij dan ook thans maar niet be
antwoorden. (Tel.)
Reactie.
Geen actie zonder reactie. Geldt deze stelling
als een fundamenteele waarheid in de natuur
wetenschap, niet minder zij dit al wordt het
tallooze malen uit het oog verloren ten op
zichte van de verschijnselen der levende en
groeiende maatschappij. Geen erger vijanden van
de vrijheid dan zij, die onder aanroeping van
haar naam, zich schuldig maken aan uitspattin
gen of, erger nog, zich vergrijpen aan de vrij
heid van anderen die zij haten, uit welk motief
dan ook. Maar het ernstigst wordt de vrijheid
in gevaar gebracht door de politieke geestdrij-
Individualisme.
Als twee honden, die, hoewel eikaars aarts
ben gehouden maar thans weer eens zijn gaan
vechten om een been, hebben dezer dagen „De
Tijd" en het „Handelsbl." den aanslag op den
president der Fransche republiek als aanleiding
gebruikt om elkaar weer eens „de waarheid" te
zeggen. De liberalen aldus had „De Tijd"
betoogd veroordeelen thans den aanslag op
Carnot als een verachtelijken sluipmoord, en
volkomen terecht.
Maar dertig jaren geleden noemden zij Monti
en Tognetti, die destijds te Rome een gedeelte
van een kazerne in de lucht lieten vliegen,
„nationale helden en martelaren voor de vrijheid"
en een Napolitaan, die koning Ferdinand II
trachtte te dooden, „een held, een edel patriot
Nu, wij zullen de laatste zijn om, terwijl de
beide kampioenen al brommende en grommende
aan het rukken en trekken zijn en elkaar af en
toe een knauw toebrengen, te trachten hun het
afgekloven been te ontrukken. Aan anderen de
eer daarmee heen te loopen.
Maar waar het „Hbld." der redactie van het
katholieke blad onder den neus duwt, dat prins
"Willem I is vermoord door een geloovig katho
liekkoning Hendrik III van Frankrijk dood
gestoken door den Dominikaner monnik Clement
enz. en daaraan toevoegt: „het gaat dus waarlijk
niet aan, als er een sluipmoord op een vorst of
overheidspersoon is gepleegd, er terstond de libe-
vers, die zich de „mannen van de daad" noe- I raieil bjj 'te halen," daar moet ons de opmerking
men en, den rug toekeerende aan de gansche j pen^ jat jjt v;eze brokje volstrekt niet
Daarom meent de schr. zouden de
thans verdeelde overtuigingen weder tot toena
dering kunnen komen zoowel op het punt van
de financiëele reorganisatie, zoo onverwacht ge
stoord, als waar het geldt de personeele belas
ting beter te regelen, de grondbelasting definitief
vast te stellen, de verhouding tusschen den Staat
en de gemeenten op meer rationeelen grondslag
te vestigen, de sociale wetgeving aan te vullen
enz.
Jammer, dat de schrijver, wien blijkbaar op
het oogenblik zulke vreedzaam-liefelijke illusiën
vóór oogen zweven, ook weer even hetclericale
spook voor zich ziet opdoemen, blijkens zijne
vraag
„Zal zij (de liberale partij) niet als één man
opkomen tegen elke poging van reactie, als die
van clericale zijde mocht worden beproefd
Het is mogelijk, dat de heer Wertheim het
niet zoo kwaad heeft gemeend. Maar zooals
bovenstaande vraag door hem is geformuleerd,
ligt er implicite in opgesloten, dat hij in reactie
zoo die van andere zijde mocht komen, niet zoo'n
groot gevaar zou zien. Intusschen, het is bezwaar
lijk aan te nemen, dat dit laatste in de bedoe
ling van den heer Wertheim kan liggen.
De anecdote toch, waarmede hij zijne aan
sporing tot verzoening eindigt die van een
gehuwd paar, die elkaar eerst recht goed gingen
geschiedenis der menschheid, meenen met het
meest brutale geweld eene samenleving te kun
nen omkeeren, die zich niet anders dan gelei
delijk en vreedzaam ten goede kan ontwikkelen.
Niets natuurlijker wederom, dat misdaden ge-
lij k die, welke dezer dagen tegen het hoofd der
Fransche republiek werd gepleegd, hen, die zich
door eene herhaling daarvan bedreigd achten,
doen uitzien naar krachtige wapenen van tegen
weer, preventieve, zoowel als repressieve. Maar
hoe natuurlijk dit ook zij, in de keus dier wa
penen behoort, in de eerste plaats door den wet
gever, de grootste behoedzaamheid te worden in
acht genomen. Nooit mag het bedwingen van
losbandigheid en hartstocht leiden tot onderdruk
king van de vrijheid zelve, noch het tegengaan
van de uitspattingen, door middel van het ge
sproken of geschreven woord begaan, tot het muil
banden of verstikken van de vrijheid van spre
ken of van drukpers zelve. En waar wetten,
voorgesteld tot bereiking van het eerste doel,
noodwendig moeten leiden tot het laatste, daar
moet het voorstellen en toepassen van zulke wet
ten heeten een verkeerde terugslag, een beden
kelijke reactie of strafrechtelijk gebied. Geen land
is er, de Vereenigde Staten wellicht uitgezon
derd, waar de vrijheid van vereeniging en ver
gadering en die der periodieke pers, zoo groot
is als in Engeland, geen land tevens, waar van
die vrijheid zoo weinig schadelijke gevolgen wor
den ondervonden, hetgeen bewpst, dat het
gebruik dier middelen tot verspreiding der ge
dachte niet noodwendig in. misbruik behoeft te
door „De Tijd" behoeft te worden opgekauwd.
Deze toch had niet de liberalen „er bij gehaald"
in den zin, waarin thans het „Handelsblad" de
katholieke kerk wil aansprakelijk stellen voor
den vorstenmoord, gepleegd door een Balthazar
Geraerts of een Ravaillacmaar had eenvoudig
de vraag gesteld hoe een vijand van alle gezag
kan worden duidelijk gemaakt, dat sluipmoord
en geweld wel geoorloofd zijn om politieke ge
lijkheid te verwerven, maar eensklaps misdadig
en schandelijk worden waar zij worden aange
wend om een maatschappelijke gelijkheid in het
leven te roepen (Tel.)
Buitenland.
Oude waarheden, zal men zeggen. Maar die
verdienen weder eens in herinnering te worden
gebracht waar wij het Handelsblad dezer dagen
1 weder de vraag zagen doen, of het niet noodig
is, dat de staat, (of) de bedreigde maatschappij
niet strenger het mondeling en bij geschrifte op
ruien tot strafbare feiten moet vervolgen dan
sedert geruimen tijd volgens dat blad het
geval is.
Al die jonge moordenaars zijn opgehitst en
aangestookt door ouderen, die op hun hartstochl
ten werken. Nu is er tegenwoordig niets wat
dien onervaren jongen menschen tot leiddraad
strekt om den rechten weg te blijven gaan, en
niet door verraderlijken sluipmoord of door het
werpen van bommen, welke honderden levens
bedreigen, de maatschappij aan te randen.
Volkomen juist. Maar moeten nu tegen het
hier bedoelde gevaar in de eerste plaats weder
geweldige, in stede van moreele middelen wor
den aangewend? Laat ons toch vooral niet af
wijken van het zoo juiste beginsel, in onze straf
wet nedergelegd, dat slechts het opruien tot straf
bare daden door den rechter moet worden ge
straft. De gedachte ook de misdadige blij ve
tol- maar ook straf-vrij
DE MOORD OP PRESIDENT CARNOT.
Het feestmaal, waarop Carnot Zondagnamid
dag eene met ingenomenheid aangehoorde en
zeer toegejuichte rede had gehouden, was om
kwart over negen afgeloopen. De stoet had zich
gevormd, die den heogen bezoeker naar den
schouwburg zou begeleiden. Carnot nam plaats
in het voorste rijtuig en werd door de opgehoopte
menigte met luid geroep en gejuich begroet. Op
zijne gewone minzame wijze dankte hij het volk,
met de linkerhand den hoed afnemende en met
de rechter de handen drukkende, die naar de
zijne werden uitgestrekt.
Halverwege tusschen de Place des Cordeliers
en de Place de la Bourse drong een jongmensch
met grijze pet en jas op het rijtuig aan, alsof
hij den President een smeekschrift wilde aan
bieden, dat hij in de hand hield. Toen Carnot
zich uit het rijtuig boog om het aan te nemen,
stiet de ander hem den in het papier verborgen
dolk in de zijde, ter hoogte van de lever.
Carnot zonk achterover.
Het rijtuig met den president en generaal Bo-
rius reed terug naar de Cour dlhonneur de la
Prefectureen Carnot werd bleek, bewusteloos,
met loshangend vest en bebloed overhemd bin-
Intusschen wachten de toeschouwers in den
schouwburg de komst van den gast af. Plotse
ling verspreidt zich een gerucht van het ge
beurde, maar wordt weinig geloofd. Daar komt
in vollen ren een landauer met Rivaud en twee
anderen aanrijden. De menigte jubelt hen tegen:
Vive CarnotVive la RepubliqueMaar zij
„Roept niet! De President der Republiek is
het slachtoffer, van een aanslag gewordenRi
vaud en Chaudeyeen afgevaardigde, snellen
naar de loge, die voor Carnot was bestemd ge
weest; de eerste treedt vooruit en spreekt met
hortende stom: „Mijne heeren, de President der
Republiek is vermoord
Woedende kreten van wraak beletten hem een
doch rustig, «mijn geduld is ten einde. Gij be
gint mij verachtelijk te worden! Enkel uit ver
keerde 'trotsch, enkel om meer te schijnen, dan gij
waart, hebt gij den rechten mannentrots geheel
verloren, den trots op uwe en uwer familie eerbied
waardigheid. Waarom hebt ge hen dan niet afge
zien, uwen hoog adelijken vrienden? Waarop steunt
toch hun standsgevoel? Op de eervolle geschiedenis
hunner familie! En dat geef ik hun toe, wanneer
zij slechts niet vergeten, die eervolle geschiedenis
voort te zettengeheel gelijk hebben zijEn hebt
gij niet hetzelfde recht, fier te zijn op de geschie
denis uwer familie? Is zij in haren aard niet even
eervol? Maar neen! Dat zijn slechts handwerks
lieden geweest, daarop kan men niet stout zijn;
liever leugen op leugen stapelen, zich zelf en ande
ren bedriegen en de grootelui naapenEen belache
lijk masker voordoen, dat toch eenmaal vallen moet,
ten spot van allen, die het aanzien. Dat is uw
trots
Met groote, zware stappen ging Erdmann de ka
mer op en neer, zijn gelaat was bleek van opge
wondenheid, zijn geheele gestalte beefde van innige
ontroering, zijne rustigheid had hem geheel verla
ten.
Sixtus knieën sidderden van ontroering, schaamte
en rouw, met geen enkel woord waagde hij de
diepe stilte, die op 't oogenblik heerschte te ver
breken.
»En juist nu!" ging Erdman voort, »nu, nu het
gansche huis dreigt in te storten. Dat is het ver
schrikkelijke! Die verdoemde universiteitszwendela-
rijVier jaren loopen ze daar rond als groote hee
ren, gewoon te maaien zonder te zaaienIk kan
en wil niet! Geen thaler bekomt ge van mij! Ver
dien hem, zoo gij hem noodig hebt! Geef lessen,
word schrijver. Doe, wat gij wilt!®
Weder traden eenige oogenblikken stilte in, Erd
man stapte nog steeds de kamer op en neer, als een
getergde tijger.
«Vader, »op woord van eer« staat onder mijn
naam«, bracht Sixtus eindelijk uit. «Ik deed het
niet voor mij, maar voor een vriend. Ik heb geen
kreuzer voor mij zelf gebruikt. Ik en hij, beiden zijn
wij verloren, als ge mij niet helpt
Met een uitdrukking van verachting in de trek
ken, bleet de smid voor hen staan.
jUw woord van eer!« lachte hij honend, «en dat
vreest gij te breken, als gij het niet betalen kunt?
Belachelijke gek! Hebt gij het dan niet reeds ge
broken op het oogenblik, waarop gij den wissel
schieeft, wel wetend, dat gij niet in staat waart,
door betaling te voldoen? Eerewoord! Een mooi
woord bij uliedenEen looze vorm, naar den duivel
met zulk een eer! Dat perst een familie de laatste
bloeddruppels uit, om een eereschuld te delgen. En
als ze gedelgd is, dan heet de eer gered van den
eerlooze. Niemand vraagt er naar, door welke mis
daden
«Gildek schreeuwde hij naar de andere kamer,
van waar nog altijd gezang en spel klonk, «hou op
daarmeê, het maakt mij waanzinnig.®
De muziek verstomde, het klavier werd onzacht
«En wie is toch die andere heer, voor wien gij
uwe eer waagt?«
Sixtus talmde.
De smid stampte ongeduldig op den vloer.
Graaf Sergius Perin,« klonk het benauwd.
Ontzettend werkte dien naam op den smid. Erd
mann geraakte buiten zich zelve van woede, zijn
aangezicht was vreeselijk om aan te zien. Van angst
week Sixtus naar de deur.
»Die schurk, dien ik reeds de deur heb gewe
zen? Die het waagt achter mijn rug met mijne doch
ter rond te slenteren, waagt het, op mijn eer
lijken naam schulden te maken? En jij kwaamt
daarom hierheen? Je bent zeker ook wel de koppe
laar tusschen hem en Gilde? God, God, dat ik zoo
iets nog moet beleven! Door toorn verteerd zonk
hij uitgeput op een stoel. «Laat nu het Erdmanns-
huis ineenstortenIn schande zal het liever niet bestaan
en die blijft niet uit met u tweeën, met uw nutte
loos, ronddweilen. Het einde daarvan kent men,
het laat zich tenminste wel denkenDie daar
boven hij verborg zijn gelaat in de han
den van schaamte o! ik kan het niet zeggen,ik
mag het niet noemen, maar liever breng ik haar
om 't leven en hem, den ellendeling! Zeg hem, dat
hij zich voor mij wachte, ik verpletter hem den
schedel voor Gildes oogen, als hij het waagt.
Het schuim stond hem op de lippen, hij was
doodsbleek, zijn adem stokte. Hij kon niet meer
spreken,
»Hoeveel bedraagd die wissel vroeg hij plotse
ling aan Sixtus.
«Duizend thaler.«
«Duizend thaler?« slechts duizend thaler?
herhaalde de smid op sarkastisch hoonenden toon.
«Een kapitaal! Redding voor mij, zoo ik ze op 't
oogenblik had. En mogelijk verbraste die ellendeling
dat in een enkelen nacht. Duizend thaler! Hoeveel
hamerslagen, hoeveel zweetdruppels kosten duizend
thaler
Hij schudde vertwijfelend het hoofd.
«En de heer graaf kan natuurlijk geen kreuzer
betalen? Hij is te laag, zijnen vader alles te beken
nen, en dan zou ik, de domme smid bijspringen,
niet waar? Die zou zijnen eerlijken naam niet
laten schandvlekken door een woekeraar, niet waar
't Was mooi bedacht, en als het niet zoo'n groote
som was, dan hadt gij uw spel met den eerbied-
waardigen man gewonnen. Maar duizend thaler!
Dat is voor mij een bankroet! Is de oude
graaf in de stad?« vroeg hij Sixtus na een korte
pauze. -
«Voor zoo ver ik weet is hij op zijn landgoed,
Slot Herrenwörth, twee stations verder aan den
spoorweg.
Erdmann rekende in gedachte, schreef eenige
woorden op een stuk papier, alles in bij hem onge -
wone zenuwachtigheid.
Wordt vervolgd