Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 15 Juli 1894. naam, nuttig en vol afwisseling, wat ze nu veelal niet zijn. De kinderen maken op aange- dame wijze met menschen en plaatsen kennis, en ouders komen met elkander in aanraking, enz. Zondagrust voor Postambtenaren. Door den directeur-generaal der posterijen en telegrafie, den heer Havelaar, is aan de bladen, speciaal aan de kleinere weekbladen, een missive toegezonden, waaraan wij het volgende ontleen den. Bij zijn overwegingen of de Zondagsdienst voor postambtenaren niet kon worden verlicht, stuitte de heer Havelaar steeds op het bezwaar, dat 's Zondags een zoo ontzaglijke hoeveelheid couranten moet bezorgd worden. Aan niet-be- stelling der couranten op Zondag is uit den aard der zaak niet te denken, maar even zeker is het, dat geen verlichting van den Zondags dienst mogelijk is, zoolang bestellers en boden op Zondag nagenoeg aan elk huis of huisje een of meer nieuwsbladen moeten bestellen. Niet het bezwaar, aldus luidt de circulaire verder, om twee of meer poststukken aan een zelfde huis te bestellen, maar wel het bezwaar, dat aan nagenoeg alle huizen is te bestellen, weegt in dezen zwaar, omdat daardoor de af te leggen weg zoo ontzaglijk lang wordt. Uit de lijst nu der nieuwsbladen blijkt mij, dat met slechts weinige uitzonderingen alle bla den, die eens, tweemaal of driemaal 's weeks worden uitgegeven, des Zaterdags verschijnen en dat dien ten gevolge de Zondagsbestelling van nieuwsbladen aanmerkelijk grooter is dan op eenigen anderen dag. Vooral op het platteland, waar de huizen ver uiteen liggen en aan bijna elk huis des Zondags een weekblad is te be stellen, wordt daardoor de taak der postboden in hooge mate verzwaard. De eischen van den dienst maken het onver mijdelijk om veel van de werkkracht der post ambtenaren te vorderen en daartegen heb ik ook geen bezwaar, maar juist daarom is het in dubbele mate wenschelijk hun de Zondagsrust wat ruimer te kunnen toemeten en hen, meer dan thans het geval is, in staat te stellen de godsdienstoefeningen bij te wonen en in het midden van hun gezin weder krachten te ver zamelen voor den inspannenden arbeid, die hen na den Zondag wacht. Het is om die redenen, dat de heer Havelaar zich tot de administratiën der bedoelde bladen wendt met beleefd verzoek te willen overwegen of niet, zonder groot bezwaar de dagen, waarop het blad wordt uitgegeven, kunnen worden ge wijzigd in dien zin, dat Zaterdags geen verzen ding plaats heeft. Weer een gerechtelijke verkoop van een inboedel In de tweede Jan van der Heydenstraat te Amsterdam woont perceel No. 64 op de tweede verdieping een weduwe, van beroep naaister, die door ziekte en tegenspoed haar belasting niet heeft kunnen betalen. Heden zou te elf uur haar inboedeltje in het openbaar door den deur waarder worden verkocht. De sociaal-democratische Wijkvereeniging YY en omstreken had de „medeburgers" per strooi biljet opgeroepen om bijeen te komen in het wijkgebouw „Excelsior" ten einde naar de ver- kooping te trekken. Te elf uur werd dan ook, terwijl eenige hon derden personen in de straat post hadden ge vat, het zindelijke inboeltje in den regen naar buiten gedragen en te halftwaalf begon de ver koop. De bekende socialist Reens had op een for nuis post gevat. Hij maande tot orde aan, want men had met een zeer „hartvochtigen deurwaar der" te doen, die geen hart had. Het eerste voorwerp, dat geveild word, is een tafel. Reens biedt een centeen persoon heeft achter den deurwaarder post gevat en biedt twee centen. Reens btijft bieden totdat eindelijk onder groot rumoer, genoemde persoon, drie gulden biedt. Reens zwijgt. De deurwaarder wil den koop gunnen en doorgaan, als Reens uitroept „het is een rechercheur, volgens veilingcondi- sHoe weet u dat toch?« antwoordde Erdmann geërgerd. «God Men hoort van alles, en de naam Erd- man heeft een te goeden klank, dat men daarin geen belang stelt. Men kan ook verkeerd ingelicht zijn overigens, zijn stem werd fluisterend, zijn aangezicht werd steeds vriendelijker, goediger, als gij eenmaal in groote verlegenheid komt dat kan iedereen overkomen dan ben ik daar, ik Lehmann, wend u niet tot anderen. Jegens een burgerman ben ik schappelijk ik ben't altijd - maar alleen dit aristocratenvolk haat ik Dan ken ik geen erbarmen Maar wat komt gij toch doen hier, wat zaken hebt gij hier aan de hand het is zeer indiscreet dat ik vraag maar mijn Godmen weet het toch wegens uitstaand geld hierSlechte vooruitzichten, heer Erdmann Ontzettend laag water in de kas U «Daarom kom ik niet,« sprak Erdmann kortaf. «O, zoo familiaangelegenheden Ik heb daar van ook gehoord dat mejuffrouw uwe dochter en de jonge graaf men spreekt zelfs van een geheime verlooving. GelukgewenschtVeel geluk, Een groote eer.« Erdmann werd vuurrood. «Gij hoort zeggen! voor den duivel,voer Erdmann plotseling uit, «ik moet u echter raden, dat gehoorde niet verder te vertel len, heer Lehmann, anders anders zou ik mij aan u houden. Hoed u daarvoor en bekommer u niet om de geschiedenis van anderen De dreigende houding van den smid scheen Leh man te raden, oogenblikkelijk te retireeren. tiën moet hij eerst betalen. De deurwaarder vraagt om geld, maar de rechercheur heeft geen geld. j „Dan moet de tafel opnieuw geveild worden" roept Reens uit, waartoe de deurwaarder over- gaat. Opnieuw wordt door bovengenoemden persoon tot drie gulden geboden, waarop achter hem een stem klinkt, die roept „vier gulden." Do koop wordt gegund, maar ook deze man, zegt even- min als de rechercheur geld te hebben. De tafel wordt weer geveild. Genoemde per- i soon biedt opnieuwiemand uit de menigte biedt tot f2.50 en toen de tafel hem daarvoor 1 gelaten werd, verklaarde hij ook geen geld te hebben. Voor de vierde maal wordt nu de tafel ge- veild en daar nu allen zwegen, wordt Reens daarvan eigenaar voor één cent. Successievelijk brachten nu alle andere voor- werpen één cent op. Eindelijk berustte de deur- waarder in de onmogelijkheid om geld te ma ken. De geheele opbrengst bedroeg zeven-en- zestig centen. Amst. Z u S J E- Op een voetbankje heel alleen in de kamer zit zusje, in diep gepeins verzonken, en in haar hoofdje woelt een groot raadsel. Straks heeft ze in een hoekje van de kast een wollen das van broer gevonden. Broer, haar eenige, oudere broer, is al vele weken geleden naar Indië vertrokken, en toen ze zoo innig be droefd was bij zijn heengaan, en nog dikwijls daarna, hebben ze haar wel gezegd, dat hij 1 „gauw" terug zou komen, maar zusje doet in haar jong leventje reeds de ondervinding op, dat sommige vooruitzichten zijn als de horizont, al tijd even ver af. En nu, toen ze straks met een gewichtig gezichtje de wollen bouffante aan ma bracht, had deze haar vondst zonder beden ken aan Wimpje, de schoonmaakster gegeven. Hoe kon maatje dat nu doenBroer hoestte zoo dikwijls in den winter en droeg zijn wollen das zoo trouw, waarom zond mama hem dien nu niet, terwijl er toch morgen een pakje voor hem wegging? En haar blonde lokken rollen over haar gezichtje en een diepe rimpel trekt zich saam boven haar neusje onder het diep denken. Eindelijk daar ziet ze licht. Onder in haar klein poppen-kastje staat een dik groen varken, zwaar vol kopergeld. Geheimzinnig verdwijnt het onder in haar schooltasch, en voor ze aanstonds de school binnenstapt, steekt ze over naar een manufactuurwinkel aan de andere zijde van de straat en vraagt, of de juffrouw, die achter den toonbank staat, het varken slachten wil. Spoe dig is de inhoud geteld, zeven en vijftig cent, en de paars-roode das, die daar voor de ramen hangt kost maar vijf-en-twintig! Als ze dien middag met een gezichtje stralend van voldoening, haar schat aan ma toont, vreest deze niet meer, dat de bouffante ondanks de tropische hitte onwelkom zal zijn, want een brief van zusje gaat er bij Lieve boer Je hep je das vergeete maar ik hep een aan- dere gekogt is dat goed. Kom je nuu gou terug want ik verlang zoo raaazend na je. 100000 zoenjes van zus". Er valt een traan op de paarse das als broer vier weken later de hobbelende letterkens leest, Else van Brabant. (Tel) Iets over trouwen. De volgende statistiek wordt opgedragen aan verstokte celibatairsHongarije is het land, waar men het meest trouwter hebben daar 38 huwelijken plaats op de 1000 huwbare personen, Saksen komt vervolgens met 83, daarna Pruisen met 27, Frankrijk met 24 en Elzas-Lotharingcn met 20. Slechts in Zweden trouwt men nog minder. Het huwelijk oefent een werkelijken invloed uit op den duur van het leven. Zoo kwamen in pruisen in 1892 128 sterfgevallen op 1000 ongehuwde mannen van 20—80 jaar en slechts 90 van 1000 getrouwde mannen; 98 van 1000 niet getrouwde vrouwen van 2080 jaar en 80 van getrouwde vrouwen. «Nu, niet zoo driftig. Ik geloofde, u niets on aangenaams te zeggen. Als gij wilt, ik kan zwij gen als de nacht. Adieu, heer Erdmann, goede za ken 1 En zooals gezegd als u mij gebruiken kunt ik ben te allen tijden tot uwen dienst.cc Met het stokje heen en weer slaand ging hij tot op genoegzame afstand achterwaarts, zeker wel om den driftigen smid in 't oog te houden. Toen wendde hij zich ras om en stapte door de slotpoort naar buiten. Andreas spuwde met een verachtelijke beweging op de roode tegels, wierp noch een sinartelijken blik op de zware wapingrustingen en trad op de deur toe, waarop met groote letters stondBurgtkan- selarij. Het korte oponthoud in deze eerwaardige hallen had een eigendommelijke verandering teweegge bracht, waartegen hij zelf te vergeefs kampte, t' was alsof een last hem op de nek drukte, zoodat hij 't hoofd niet meer zoo fier verheffen kon als anders. Graaf Perin was, trots zijn slechte aangelegenheden, een respectabel persoon, voor wien hij niet anders dan eerbied kon hebben. Hij trad binnen. Een weldoorvoed oud heer zat aan een ouden, maar toch stevigen eikenhouten schrijftafel en zag hem met een uitdrukking van ergenis op het gelaat aan, zonder zijnen groet te beantwoorden, terwijl de lichamelijk groote, opval lend slanke graaf, in onberispelijke salonkleeding, die tegen een der ramen leunde, hem aanstonds vriendelijk groetend tegentrad een statige verschij- ning, een sneeuwwitte, met groote zorgvuldigheid E»E A AmACIUtf K. De economische beteekenis der naaimachine j is onlangs op een vergadering van deskundigen j besproken en bij die gelegenheid zijn de volgen- de niet onbelangrijke gegevens bekend gemaakt Ongeveer 15 millioen naaimachines zijn tegen woordig in de beschaafde wereld in gebruik. Jaarlijks worden er 1,750,000 stnks gefabriceerd, waarvan er ongeveer 50,000 in Duitschland ge maakt worden. Op de wereldtentoonstelling te Londen in het jaar 1851 waren slechts 3, op de Parijsche tentoonstelling in 1856 slechts 14 naaimachines ingezonden, in 1861 hadden echter te Londen reeds 33 fabrikanten hun werk ten toongesteld. In 1S53 werden in de Yereenigde Staten slechts 2309 naaimachines gemaakt, welk getal de volgende jaren tot 4469, 5513, 7323, 12,713, 18,589 en 46,243 (in het jaar 1859) steeg. In 1870 was het getal geklommen tot 464,244, in 1871 tot 606,954, in 1872 tot 706,235, in 1873 ging de vervaardiging tot 575,506, in 1874 tot 528,918 stuks terug. Sedert is een voortdurende slijting begonnen. In het jaar 1854 kwam de eerste Amerkaan- sche naaimachine naar Duitschland en ook spoe dig ontwikkelde zich in dat laatste land een welvarende industrie. De naaimachines zijn in den laatsten tijd voortdurend verbeterd. Worden ze met den voet in geweging gebracht, dan kan men thans 600 steken in de minuut doen, met stoom 3500. Een naaimachine kan gemakkelijk acht uur op een dag gebruikt worden. De in voering van de naaimachines heeft op velerlei gebied groote veranderingen veroorzaakt. Zonder haar is geen confectiezaak, geen fabricatie van ondergoed of schoenen denkbaar. Ook de ijzer gieterij heeft aan de naaimachine-industrie heel wat veranderingen te danken. In dezen tak steekt tegenwoordig een kapitaal van minstens 450 mil lioen gulden. liet hart in «len ban. Tot nog toe heeft men altijd gemeend, dat het hart de zetel was voor de liefde en van al die goede eigenschappen, welke den mensch sie ren. Een Engelsch geleerde heeft, na een zeer nauwkeurig onderzoek, ontdekt dat die meening volkomen onjuist is en de lever van al dat goede de zetel is. In het vervolg zal men dus genoodzaakt zijn heel wat verandering in de spreekwijzen aan te brengen men zal niet meer mogen praten over een goedhartig man, maar moet zeggen goed- leverig. Een jongman kan zijn aangebedene niet meer om hart en hand, o, neen, hij moet om lever en hand vragen. Voortaan zegge men Hij heeft de lever op de tong, Karei heeft zijn zusje leverlijk lief, zij heeft hem in haar lever gesloten, waar de lever vol van is loopt de mond van over, de lever op de rechte plaats hebben, ik kan het niet over mijn lever krijgen, iemand een kwade lever toedragen, die man heeft een lever als een steen, hij heeft lever voor de zaak enz. enz. Deze voorbeelden zouden nog met een groot aantal kunnen vermeerderd wordenuit de aangehaalde blijkt echter reeds voldoende, welke groote omwenteling ons wellicht op taal kundig gebied te wachten staat. Men schrijft uit Koedijk: In den nacht van 10 op den 11 werd in ons rustig dorp een ongewoon feit gepleegd. Nog onbekende daders hebben, begunstigd door de duisternis en het ruwe weder, op listige wijze ingebroken in de woning van den heer C. K. Door het opschuiven van een raam gelukte het hun het woonhuis binnen te komen, waar zij de linnenkast openbraken, den inhoud verstrooi den en, zooals bleek uit het vernield handvatsel en beschadigd slot, ook pogingen hebben aange wend om de brandkast of haar inhoud mede te voeren. Daar dit mislukte, stelden de dieven zich tevreden met een drietal japonnen en een gelijk aantal jassen. Ofschoon de bedstede der bewoners "van het huis aan de voorkamers grens den, is niet het minste gerucht vernomen. Dien- zelfden nacht heeft een ander ingezetene lieden om en aan zijn huis gehoord na het dichtslaan van een paar deuren verwijderden zich echter de rustverstoorders. Iedereen hier is natuurlijk onderhouden spitsen kinbaard gaf het edel besne den gelaat met zijn zacht, innemend blaauwoogen- paar iets eerwaardigs. Een kleine witte hand, waar aan een prachtige brillant schitterde, diende hem tot steun op de schrijftafel. Graaf Perin Het was het sprekend evenbeeld van den kop, die in de voorgallerij van alle zijden op Andreas neerzag uit blanke vapingrusting en hermelijnen mantel. «Wat wenscht u vroeg hij met een aangename, welklinkende stem, terwijl de gebaren van den ad ministrateur steeds onvriendelijker werden. «Mijn naam is Erdmann. Smid Erdmann uit de Burgtstraatantwoordde Andreas. Het voorhoofd van den graaf rimpelde zich, zijn geheele houding werd plotseling een andere, ook klonk zijn stem harder. «O, u komt zeker betreffende uwe dochter en mijnen zoon Sergius? Een onaangename geschiede;- nis zeer onaangenaam, heer Erdmann - zij heeft mij veel verdriet bezorgd. - - Maar, u zult i toch zelf wel inzien, heer Erdman.« «Maar, heer graaf,viel Erdmann hem in de rede, die op zulk een begin niet voorbereid was. i «Laat mij uitspreken,onderbrak deze hem met i een terugwijzende beweging met de hand. »U zult toch inzien, dat die geheele verhouding niets is, dan een van de vele lichtzinnige streken van mijn zoon, die u als weldenkend burger niet onder- s steunen moogt.« Erdmann verloor thans zijn rustige houding. I «Heer graaf, spaar u alle woorden over deze verlangend naar de ontdekking der brutale in brekers. Te Nieuwe Niedorp is beroepen ds. J. J. H. Bange Jr., predikant te Langezwaag. Buitenland. Een oorlogszang. De Transvalers, die tegen Maleboch zijn op getrokken hebben den volgende krijgszang: Ons gaat ten oorlog, Maleboch Maleboch (Koor) Ons gaat jou haal. Jij moet opbetaal, Anders zal ons schiet. Op commando van oom Piet. Koor. En zoolang als de lepel in de pappot staat, Treuren wij nog niet, klagen wij nog niet, En zoolang als de lepel in de pappot staat, Klagen wij nog niet Hou jou maar klaar, MalebochMaleboch Ons het 't zwaar, Dat 's waarachtig waar. Jou krij ons spoedig toch. Jou vervloekste malle bocht (Koor gelijk vorig vers.) God die alles weet. MalebochMaleboch Zorge voor vrouw en kind, Broer, zuster en vrind, Liefjes, wat ons laat, 't kan niet schelen hoe 't gaat. (Koor.) Ons kolonel Ferreira, MalebochMaleboch Komt met zijn peerde, Om jou te keere, Ons gaat te voet, En ons slaat jou op je snoet! (Koor). Eiken avond, aldus schrijft de „Volksstem," werd er een nieuw vers aangelapt, doch vooral 't laatste vers maakt opgang en de gansche la ger staat om het vuur mee te zingen, tot groot vermaak van Ferreira zelf! Het inkomen van den President dei- Republiek. Nu de heer Casimir Périer het hem door de Nationale vergadering opgedragen ambt heeft aanvaard, is het wellicht van belang hier iets mede te deelen omtrent het inkomen van het hoofd van den Franschen Staat. Het opmerke lijkste is zeker wel, dat het inkomen van den President der Republiek noch uit de Grondwet, noch uit een gewone wet blijkt: het wordt een voudig alle jaren op de begrooting gebracht. Sedert de financieele wet van 16 September is het inkomen onveranderd gebleven, nl. 600,000 francs 'sjaars; de representatie en reiskosten werden in 1873 van 162,400 francs tot op 300,000 francs verhoogd, en in 1876 op het tegenwoordige bij fer van 600,000 francs gebracht. De heer Casimir Périer geniet dus jaarlijks 1,200,000 francs, die hem maandelijks worden uitbetaald in twee afzonderlijke mandaten elk van 50.000 francs. Evenals alle andere staats ambtenaren trekt de President der Republiek zijn tractement pas van af den dag waarop hij zijn ambt heeft aanvaard, dus van af den dag waarop zijne benoeming in het Journal Officiel werd bekend gemaakt, dus van den 28en Juni. Op den 30en Juni werden dus den President voor de eerste drie dagen van het bekleeden van zijn ambt 9999 francs 99 centimes uitbetaald. Er wordt echter bij den President der Repu bliek geen korting voor het pensioenfonds afge houden. Mevrouw Carnot heeft Donderdagmiddag om half vier het Elysée verlaten. Ze had bevel ge geven, dat haar vertrek met den meesten een voud, in overeenstemming met haar rouw, zou plaats hebben. Dientengevolge was het perso neel van het paleis verzocht, niet te verschijnen. zaak antwoordde hij heftig. «Eindelijk meende ik mijne gedachten daarover pas aan het einde van ons onderhoud te zeggen onder deze omstandigheden echter ben ik zoo vrij mijne bedenkingen op staan- den voet bloot te leggen. Ik zal u dan maar terstond zeggen, hoe de onder steuning van uwen zoon er heett uitgezien, hij heeft dat zelfs ondervonden. Ik heb hem rondweg mijn huis verboden, ik heb hem verklaard, dat ik mijne toestemming slechts aan dien man zal geven, die voor een huisgezin den kost verdienen kan.« De graaf beet zich op de lippen en trommelde verlegen met beide handen op het vlak van de schrijftafel. Dat een nog zoo hoogklinkende naam in mijne oogen geen aanbeveling is,« ging Erdmann voort, «ja zelfs, dat ik een vijand ben van alle soortge lijke onnatuurlijke echtvereenigingen. Dat alles heb ik hem gezegd, den jongen graaf, en ook dat nog, dat ik van hem als man van eer verwachtte, dat hij mijne Gilde niet achter mijn rug zou trachten te verleiden, Hij heeft het toch gedaan, en ik zou u, heer graaf, zelf verzocht hebben, aan die hatelijke geschiedenis een eind te maken, eerst later echter, nadat ik de hoofdzaak besproken had, waar om ik eigenlijk hier bendaar u mij echter zelf daarover aansprak, moest het er dadelijk uit.« Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 2