Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 31. Zondag 5 Augustus 1894. 3e Jaargang. Plaatselijk Nieuws. Iet Za&gmfeest te Oud-Karspel van den Noordholl. Zangersbond, FEUILLETON. Het Erdmanns NIEUWE LAIGEIUKBI (III RIM. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. UITGEVER: PRIJS DER ADYERTENTIËN: J. EL KEIZER. Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. ABONNEMi NTS PR IJS BUREEL: Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. voor Noordsciiarwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden SO et., franco p. post 60 ct. Noordsciiarwoude. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Vertrekuren van af station TVoortl-Seliarvroude. (Zomerdienst.) RICHTING HELDER. GREENWICH TIJD. 6.36* 7.46 11.232) 3.063) 6.374)| 9.55... stopt ge- GREENWICH TIJD.v 6.18 7.30* 9.37 12.04f 1.38 3.55 8.16 AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.56* 8.06 7 11.432) 3.263) 6.574) 10.15... Zijdewind AMSTERDAMSCHE TIJD. 6.38 7.50* 9.57 12.24-j- 1.58 I 4.15 8.36 Deze trein rijdt alléén des Donderdags tot Den Helder. De met stopt des Donderd.met 2) Maand, en Donderd.met 3) des Maand., Vrijd. en Zaterd.met4) getepkendcn trein des Maand, te Zijdewind. RICHTING AMSTERDAM. Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam en stopt niet te Heiloo en Castricum. f Deze trein rijdtralleen des Donderdags tot Uitgeest. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. op ZONDAG den 29 JULI jl. Oud-Karspel had jl. Zondag het feestkleed aangetrokken. Van alle huizen ontplooide zich het rood wit en blauw. Hier en daar en overal zag men versieringen. Op het schoolplein stond een groote tribune, voor samenzang en concert, eenvoudig, maar lief versierd. Langs de straat en op de erven der verschillende bewoners waren grootere en kleinere tenten opgeslagen, waar men van alles kon krijgen, wat maag en keel zou kunnen streelen, terwijl op het pad naar de kerk een mooie eereboog was geplaatst. Dat alles ter eere van den Noord-Holl. Zangersbond. Te ongeveer half twaalf stapten wij de een voudig maar niet minder netjes met guirlandes en groen versierde kolf baan van den heer Slote- maker binnen. Een aangename drukte heerschte er reeds. „Niedorps mannenkoor" en „Orpheus" van Oud-Karspel zouden het „Hollandsch Glorie" nog even repeteeren, met begeleiding van het Stafmuziekkorps der Kon. Ned. Marine, kapelmeester de heer J. Koning. Deze kleine repetitie had nog al tijd genomen want te ongeveer half een hadden zich de ver schillende vereenigingen zich geposteerd, en trad de heer J. Yis, voorzitter van den Bond, direc teur van „Orpheus", naar voren en sprak onge veer de volgende feestrede uit „Dames en Heeren. Leden van het Hoofdbe stuur. Vrienden en belangstellenden. Heden viert de Noord-Hollandsche Zangersbond zijn tweede jaarfeest. Al vervult „Orpheus" dezen dag geen andere be trekking dan die van kasteleines van den Bond, zij acht die eer niettemin hoog. Dit feest is voor Oud- Karspel als 't ware eene „gebeurtenis". De ge meente viert immers het feest mede. Uit alle woningen waait u als 't ware de belangstelling tegen, wordt u het welkom toegezongen, en als lid van het hoofdbestuur afzonderlijk, roep ik u allen een hartelijk welkom toe. Dat naar het doel, dat de Bond beoogt, nl. door algemeene beoefening van den zang, ont wikkeling en beschaving aan te kweeken, van daag in dien geest wordt feest gevierd en dat wanneer het uur van scheiden zal zijn geslagen men dankbaar gestemd, maar tevens teleurgesteld en vol weemoed de gemeente zal verlaten, omdat men z >o gaarne nog wat was gebleven op dit heerlijke teest. Met den wensch dat wij met dien indruk in het hart heden avond zullen scheiden, verklaar ik het feest voor geopend." Na deze rede zong „Orpheus" het Welkomst lied, gedicht door den heer J. Zomer, dat tot dank een daverend applaus verwierf, waarna het woord werd gevraagd en verkregen door den Edel Achtb. Heer C. Kroon Mz., 1. urgemeester der gemeente Oud-Karspel. Yol geestdrift, vol feestvreugde, vol waardee ring en dankbaar gestemd, omdat het hem ge schonken was op dien hoogen leeftijd nog de eer te mogen hebben op dit feest, dat in zijne ge meente plaats vond, het woord te kunnen voeren, sprak ZEd. Achtb. allen aanwezigenmet nog jeug digen gloed, het volgende toe „Waarde Vrienden. Ik noem het toch maar een groot voorrecht, wanneer men kan zeggen dat men niet in z'n wieg is gesmoord. Ik heb al vele malen het woord gevoerd op verschillende bijeenkomsten, maar nog nimmer viel mij de eer te beurt den Noord-Hollandschen Zangersbond een woord toe te spreken. Allang reeds was het mij ter oore gekomen dat het feest van den Bond te Oud-Karspel zou plaats hebben en veel had ik willen zeggen indien niet de voorzitter van den Bond, de heer Yis, mij het gras voor de voeten had weggemaaid. Ik stem geheel in met de woor den van den heer Vis, wanneer hij spreekt dat het doel van den bond is: door algemeene beoefe ning van den zang, ontwikkeling en beschaving aan te kweeken. Wat hoort men toch immers niet veel van woelingen en strijd wat leest men niet vaak van bloedige tooneelen. Alzoo niet in ons kalme Noord-Holland. Daar vereenigen zich gezelschappen en reikt men elkander de broeder hand. Wat kan men dus tevreden zijn.Een feest, als nu gevierd wordt, zal in de stad weinig de aan dacht trekken, doch hier brengt het een heel dorp in beweging. Wat is 't een groot genot de vaderlandsche driekleur van aller woning te zien wapperen. Men ziet de feestvreugde op aller ge laat, men geniet dankbaar. Doch laat ik niet te veel tijd verspreken, daarvoor is hij heden veel te kostbaar. Ik wensch van ganscher harte dat dit feest met den besten uitslag worde be kroond en ik hoop dat dit niet het laatste feest is geweestvan harte roep ik u een „tot later" toe. Nog een aangename taak heb ik te vervullen, nl. dat ik u kan mededeelen, dat het Bestuur der gemeente Oud-Karspel, voor de eer die de gemeente thans te beurt valt, u den eerewijn aanbiedt." Daarop zongen allen een „leve lang" waarna een hiep, hiep, hiep, hoera De Heer P. Stadt, Yice-voorzitter dankte den geachten burgemeester voor zijn hartelijk ge sproken woord; dankte „Orpheus" voor de wijze waarop hij in zijn welgemeende taal de Bonds leden had toegezongen dankte het Bestuur van Oud-Karspel voor de waardige ontvangst, hen bereid, hoopte dat ieder zou feestvieren en den dag zoo aangenaam en gezellig mogelijk maken. Daarna generale repetitie. Ten 2 ureSamenzang op het Schoolplein. Deze openbare uitvoering bevatte het volgende programma 1. Eendracht maakt macht (Mannenkoor) W. G. Nageli. 2. Verlangen (Mannenkoor) G. A. Heinze. 3. Morgenlied (Gemengd koor) J. B. Kolkman. 4. Nederigheid Joh. J. H.Verhulst. 5. Wilhelmus A. Valerius. 6. Hollands Glorie (Mannenk.) R. Hol. 't Gaat moeiehjk een samenzang van 10 zang- vereenigingen te beoordeelen, vooral wanneer die in de open lucht wordt gegeven. Toch viel 't ons op dat hier ernstig gestu deerd was, en over het algemeen was het oordeel nog al vleiend. Met het „Wilhelmus" werd veel, met „Hol lands Glorie" zeer veel succès ingeoogst. De instrumentale begeleiding tegenover het vocale gedeelte vonden wjj zeer harmonisch. Deze samen zang werd gedirigeerd door den heer Vis, direc teur van „Orpheus," terwijl „Hollands Glorie" onder directie van don heer J. Koning werd uit gevoerd. Toen volgde de optocht door de gemeente, die jammer genoeg voor het grootste deel is mislukt, waarna ten 3 72 ure concert in de kerk een aanvang nam. In volgorde traden op 1. „Wormerveersche Koraalvereeniging" te Wormerveer, directeur de heer S. Kaper Jr., met Psalm VIII van R. Hol en Lentelied van G. Kreutzer. 't Speet ons dat de eerste indruk gering was. „Psalm VIII" werd lang niet gelijk begonnen, het invallen was niet zuiver en wij vonden de tenor-partij véél te sterk, 't Geheel was te stokkend, te droog en voldeed ons slecht. Met „Lentelied" was men gelukkiger, in 't begin althans. De aanhef scheen ons beter toe, maar hier maakte men de fout dat men zeer zeker een halve toon zakte. We zeggen 't en we meenen 't, maar ons gehoorvlies werd nog niet gestreeld. De koraal-vereeniging over schat hare krachten en rwas met de keuze van hare stukken even te hoog op gegaan. 2. „Avenhorn'8 Mannenkoor" te Avenhorn, directeur de heer Clercq, met Lentezang van J. B. Kolkman en Wiegelied der verlatene van O. Wolf. „Lentezang" werd wel met vastheid en in de maat gezongen, maar te onverschillig, een gevolg misschien omdat men te weinig op de teekens lette. Daarbij merkten wij nog op dat (Uit liet Duitscli vertaald naar Anton Freilicrr von Per fall.) 20.) »Fevi!" fluisterde hij. Zij verborg het hoofd in de handen. »Wat ligt u op het harte? Heeft hij je einde lijk verlaten, Sixtus, nu het ongeluk voor de deur staat? Dat doet wee, zeker, 'k heb het zelf onder vonden! Zeg, is het zoo?" Het meisje knikte met het hoofd. »Hij kon niet anders." Kon niet anders?" antwoordde Valentijn bitter op fluisterenden toon. »Ik weet iemand, die u niet verlaten had, al ware de geheele stad ondergegaan. Fevi ik kan je zoo niet zien schreien." De jonge smid verliet zijnen stoel en naderde het vertwijflende meisje. »Ruk haar uit, die liefde, het is niet de ware, en dan zal zij daarboven u wijzen hij bedoelde de Heilige moeder, shoe gij den rechten weg moet gaan. Maar God behoede u, ik wil u niet storen in uwe aandacht." Dralend wendde hij zich om, als wachte hij ant woord. sDie wil niets meer van mij, hoovaardig, lichtzin nig ding, weten," fluisterde de weenende Fevi. Valentijn wist, welk verwijt haar kwelde, maar hij zelf, in stilte jubelend, hoe diep berouw haar hart vervulde en met dat berouw de herinnering aan een trouwhartige, dien zij lichtzinnig versmaad had. »Als zij echter hem, dien gij voorzeker het meest door uwe lichtzinnigheid leed hebt gedaan, juist nu tot zich getrokken heeft, om je te vergeven, ge looft gij dan nog, dat zij niets van u wil weten lispelde hij. Fevi richtte hare oogén, die nog vol tranen ston den, naar den jongen smid. »Dan zou ik haar daarvoor mijn geheele leven danken," zeide zij op gevoelvollen toon. »Zoo dank haar dan, Fevi," sprak Valentijn, haar de hand reikend. »Het is echter hier niet een geschikte plaats om verder daarover te spreken. Als ge een meegevoe lend hart wilt hebben, dat eerlijk voor u slaat, zoo vraag naar uwen Valentijn." Nog eenmaal wierp hij een blik op het madonnabeeld; het was of zij haren blik zeegnend liet rusten. Een zalig gevoel doorstroomde hem. Daarna sloop hij stil heen door de kerk. waaruit zich ook de rozenkransbidders ver wijderden. De onstandvastigheid van Fevi had Valentijn die per getroffen, dan hij wel merken liet. Hij had zich met de gedachte, haar tot zijne huisvrouw te ma ken, reeds geheel vertrouwd gemaakt., schoon hunne verhouding nog lang niet zoo vergevorderd was en zich nog niet boven de gewone liefdesbetuigingen verheven had. Hij wist, dat Fevi hem lief had, dat zij voortreffelijk bij elkander pasten met al hun neigingen, en dat de plotseling opflikkerende vlam voor Sixtus slechts een stroovuur was, hevig bran dend, doch spoedig gebluscht. Ook in het plotseling veranderde wezen van Fevi, die vroeger altijd zoo kinderlijk en eenvoudig was en zoo opeens de groote dame wilde spelen, herkende hij den immer slech ten invloed van Gilde op haar. In het geheim hoopte hij op spoedige genezing dezer ziekte; hij verloor haar geen oogenblik uit het oog, en .juist nu op het tijdstip van de hoogste crisis trof hij haar aan bij het madonnabeeld. Was dat toeval of beschikking van hooger hand? Hij ge loofde in zijne gelukkige eenvoudigheid aan het laatste en trad vol nieuwen moed op zijn ouder lijk huis toe, waarover een duistere stilte verspreid lag. Fevi knielde nog lang in de stille kapel, maar te vergeefs smeekte zij om een straal der hemelsklaar heid, die uit het oog der Heilige Moeder op haar nederstraaldede tweedracht harer ziel wilde zich niet oplossen, zelfs Valentijns troostende woorden, die haar op 't eerste oogenblik zoo gelukkig maak ten, wakkerden die tweedracht aan. De oude ge negenheid voor hem kwam weder bij haar op, en daarom verachtte zij zich zelf om hare onstandvas tigheid. »Wijs mij den weg, gezegende!" smeekte zij in hare verteerende zielesmart. De dag, waarvoor Andreas sederd maanden ge vreesd had, was aangebroken. Zoo mogelijk wilde hij tenminste eerlijk eindigen. Het zegel van het gerecht was aan alle deuren gehecht, de werkplaats was ledig, koud en donker als een graf. Voor het eerst na zooveel jaren brandden er geen vuren. De buren stonden in groepen in hunne huisdeuren en bespraken met het bekende medelijden het failliet des smids. »Daar heeft ze 't nu, met hare hoogmoedige han delwijze, de trotsche Moni! En wat zal nu juffrouw Gilde aanvangen? Met den graaf is het nu uit, die mag toch nooit; werken moet ze nu. Werken? Gilde? Eer. En wat heeft Andreas er nu van, dat hij al dat stof en roet geslikt heeft, jarenlang, voor zijne kinderen!" Zulke uitdrukkingen gingen van mond tat mond, zelden hoorde men een hartelijk beklagen, een op recht medelijden met den ongelukkigen Erdmann. Geen dezer lieden dacht er aan, dat met hem een bloeiende, krachtige twijg van hun eigen stam met ruw geweld werd afgescheurd en het edele sap, dat dat uit de wonde vloeide, ook aan hen onttrokken werd. In de kamer boven zat Erdmann in den ouden leunstoel, bleek; vervallen, met een nieuwsblad in de hand. Zijn brandend oog rustte op een met dikke letters gedrukte advertentie ïSmidszaak Ter executie te koop aangeboden het aan den faillieten boedel vervallende huis, behoo- rende aan Andreas Erdmann, No. 34 Burgstraat, bekend onder den naam, Erdmannshuis! De eerste ter wijn is verschenen op Maandag 30 September,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 1