Nieuwe Langedijkar Courant", van Zondag 12 Augustus 1894. In de vragenbus van „De Hollandsehe Lelie," wordt, onderteekent door Mevrouwtjede volgende vraag gedaan „Wie kan mij de namen geven van de Over- ijselsche fabrieken waar honden en katten in de worst, enz., worden gestopt Altijd voor mijn groot gezin mijne vleeschwaren daar bestellende, zou men mij er veel genoegen mede doen. Ik begrijp niet, waarom zulke namen niet in bladen publiek worden bekend gemaakt. Moeten zulke menschen dan nog beschermd worden, en het publiek blijven vergiftigen? Of moet ik mijn wellicht gansch onschuldigen leverancier bedan- keu, wijl ik in het onzekere verkeer? Laten wij, Lelie-abonne's, elkaar toch zooveel mogelijk beschermen tegen d. g. 1. praktijken. Een ontaarde moeder. Men meldt uit Harlingen aan de „Leeuw. Crt. Een voerman van hier, een gezelschap rond rijdende, ondekte dat aan den weg bij het na burig Pietersbierum eene vrouw aan den water kant met iets bezig was, dat haar nog al inspan ning kosttedoor het riet kon hij niet zien wat ze daar uitvoerde, maar naderbij komende be merkte hij, dat zij bezig was een knaap van on geveer zes jaar met het hoofd onder water te houden. Eerst had ze beproefd hem er voorover in te duwen, maar door het hevig tegensparte len van den jongen gelukte dit niettoen wist ze hem achterover tot aan de borst er in te houden, en had de voerman door zijn schreeu wen niet de oorzaak geweest van de staking van dit misdrijf, dan had de dood van het hind moe ten volgen. Opgeschrikt door dat schreeuwen, verwijderde zij zich ijlings met den knaap. Wie moet de gebroken ruiten betalen Menige huurder, wiens woning bij den hagel slag van Maandag j.l. is toegetakeld, zal zich zuchtend hebben afgevraagdmoet ik nu die schade dragen of de eigenaar? Uitteraard zal de eigenaar al heel spoedig geneigd zijn te ant woorden: natuurlijk de huurder! en deze, die toch niet met al die gebroken ruiten en dakven sters kan blijven zitten, zal de ruïne zoo spoe dig mogelijk laten herstellen en zich in 's hemels naam maar bij de apodictische uitspraak van den eigenaar neerleggen. Wij gelooven daarom velen een dienst te be wijzen door de aandacht te vestigen op art. 1600 van het Burgerlijk Wetboek (3e Boek, 7e Titel, 2e Afd.), luidende: „De huurder is aansprakelijk voor alle scha den,gedurende den huurtijd aan het verhuurde per ceel toegebracht ten ware hij bewees dat dezelve buiten zijne schuld heb ben plaats gehad." Hieruit volgt, dat in het aanwezige geval niet de huurder, maar de eigenaar ver plicht is de kosten van het inzet ten van nieuwe ruiten en verdere herstellingen te betalen. Avdp. Een onaangename ontmoeting. Toen in den nacht van Zaterdag op Zondag mevr. V. in de Yienstraat te Hilversum om streeks 4 uur in de keuken kwam om iets voor de kinderen te halen, zag ze een man in de keuken en het raam opgeschoven. Op haar ge roep „dieven" vluchtte de man door het raam en bleek bij onderzoek dat hij medegeno men had f3.50, een fooi welke de dienstboden den avond te voren hadden ontvangen en op een schoteltje in een glazenkast hadden gelegd. De politie met de zaak in kennis gesteld on derzoekt ijverig. Bloedvergiftiging. Uit Oosterhout wordt gemeld: Een jong gehuwde man, die zich buiten had te slapen gelegd en vermoedelijk door een giftig dier of insect in den arm is gestoken, waardoor deze onmiddellijk opzwol, is tengevolge van bloed vergiftiging overleden. Vit den sneltrein gesprongen. Te Zevenaar zijn twee tot dusver onbekende personen uit den in volle vaart zijnden sneltrein naar Duitschland gesprongen. Toen zij den sprong schulden werden gedekt, zoo niet meer geboden werd, en Lehman de woekeraar, dien hij zoo haatte, zou het huis betrekken, het huis zijner voorvade ren! «Zeventigduizend ten tweeden malei Geen prijs, mijne heeren, voor deze uitstekende zaak!" De voorzitter werd zeer ongeduldig. Doodsche stilte heerschte, Lehman trommelde met zijne vin gers op zijn witte vest en glimlachte Erdmann toe. «Zeventigduizend ten derden male en voor de laatste maal. Heer Salomon Lehman," wendde hij zich tot den voorzitter, die den naam in een regis ter boekte. Alle aanwezigen verwijderden zich met drukke gebaren en luide gesprekken. Lehman trad met diepe buigingen tot de gerechtstafel en onder teekende de koopacte. Hij was bezitter van het Erdmannshuis. Toen trad hij naar Erdmann. «Vervloekt veel geld voor dat oude huis! Zeven tigduizend! Als ik er niet zooveel belang instelde! Wil u de smederij niet pachten, daarover konden wij 't wellicht eens worden. Dat aanbod kwam Erdmann verrassend voor. Een oogenblik bedacht hij. Hij kon dan tenminste in zijn geliefde huis blijven wonen, in de geliefde werk plaats blijven arbeiden. Dat was dan toch nog be ter te verdragen, dan te arbeiden in een fabriek! Slechts één oogenblik, maar dadelijk daarop leerde hij uit de oogen van Lehman, die straalden van leedvermaak, dat zulk gewonnen brood voor hem nog bitterder zou zijn. Hij liet hem, zonder op zjjn aanbod te antwoor- hadden gewaagd, stonden beiden op en liepen weg of er niets gebeurd was. Politie was er niet en dus werden zij ook niet achtervolgd. Een minnebrief. Een cavalerist, die ter beteugeling van de op roerige demonstratiën in de noordelijke provin ciën van Nederland derwaarts was gezonden, schreef van daar aan zijn meisje: lnig beminde Katrijn! Deze is dienende om u [te melden, dat de 2spalt nog steeds blijft aanhouden, doch als [het noodig wordt, zullen wij er 3st op inhakken. Zoodra dit grapje voorbij is [krijg ik mijn paspoort, en dan 4en wij hoe eer zoo beter onze bruiloft. Weet [gij nog wel toen wij bij dien 5er overrompeld werden door uw heer? Dat [was een malle historie. Onder [het schrijven de- 6 ontvang ik een brief uit 7aar, dat Jan-neef gaat trouwen. Geef toch goed 8 op uw zuster; zij is nog zoo jong, en haar ge- 9heid voor dien mallen knecht van Mar- lOet kon haar tot een verkeerden stap brengen. [Den gerookten lit heb ik ontvangen, en bedank er u wel voor. [maar daar slaat de klok 12ure: ik heb geen tijd meer te schrijven. Ik breek af met de pen maar niet met het hart. Uw vurige minnaar, Klaas Drooglever. Ulet stomheid geslagen. Dinsdag sloeg de bliksem in eene woning te Broek in Waterland, zonder daar evenwel brand te veroorzaken. Een der bewoners een meisje werd door den schrik sprakeloos, en heeft se dert nog geen woord kunnen uiten. Den 7 dezer is te St. Pankras met alge- meene stemmen herkozen tot lid van het bestuur voor het polderdistrict St. Pankras, de heer Ja cob Wagenaar, aldaar. Tot leden van het bestuur der banne te Wariueiiliuizen zijn den 7 met 30 van de 33 uitgebrachte stemmen gekozen de aftredende le den, de heeren T. Hoogeboom en C. Frans. Verloviiigsgeschenken. Het is dikwijls de vraag of geschenken, die bij gelegenheid van een verloving worden gege ven, ook onderling moeten worden teruggezon den, als het angagement afbreekt. Mannen met een ridderlijken aard zijn gewoonlijk niet gene- hen, ze terug te nemen, want wat gegeven is, is en blijtt gegeven, en men wil ze maar liever niet terugzien, terwijl het meisje gewoonlijk be zwaar heeft om een andere reden. De geschen- van hem zijn gewoonlijk van meer waarde dan die van haaren daarom lijkt de ruil niet zoo heel mooi. Indien het ringen of sieraden zijn, waartoe zou de arme hals ze noodig hebben, behalve om ze weer als een gage d'amour aan een andere schoone te geven, een voornemen, dat hij niet gaarne ten uitvoer zou zien leggen. Het is gewoonlijk omtrent juweelen, dat zich die vragen voordoen. Een zeker heer werd be schuldigd niet minder dan vier juweelen ringen van een jonge dame, die hij 't hof maakt, te hebben gestolen. Hij hield haar poezele hand wat heel stevig vast in de zijne, zooals hij ge woon was te doen, maar den laatsten keer wat bijzonder sterk, en stroopte de ringen van haar vingers. De rechter overwoog, dat over het alge meen de gewoonte was, om de geschenken terug te geven bij het afbreken van een angagement, maar aan den anderen kant, dat verloofde hier geen recht heeft om ze met geweld te nemen. Dit vonnis is niet zeer ter zake dienende, want de ringen bleven waar ze waren, daar de terug gaaf niet was bevolen. Misschien dacht hij aan zijn kinderjaren, wanneer wel dikwijls gezegd wordt„eerst geven en dan weer nemen, is nog erger dan stelen." Dat zij hem de hand gegeven had, stond als een paal boven water, maar of de ringen de hand volgden, werdt niet uitgemaakt in het pro ces, waarbij zich ook nog de vragen konden heb ben voorgedaan of de hand de ringen moest blijven volgen, of de ringen de hand, toen hij den, staan en ging naar boven. Zoo steil als nu kwam hem de trap nooit zoo voor. Elk oogenblik moest hij blijven staan, om adem te scheppen. Op de bovenkamer hadden zich ondertusschen twee groepjes gevormd. Valentijn sprak de onge lukkige moeder moed in, hoe benauwd het hem zelf ook om 't harte was, en gaf zich alle denkbare moeite, om hare opmerkzaamheid op 't geen bene den voorviel af te leiden. Sixtus en Gilde stonden in ijverig gesprek bij een vensterbank, en maakten hunne plannen voor de toekomst. De eerste zag helder in, dat aan een voortstudeeren, dat heette bij hem zooveel als van voren af beginnen, niet meer te denken viel. Hij moest ergens naar eene betrekking van schrijver bij een procureur omzien. Een moeilijke uitweg, wiens uitzicht alles behalve vroolijk was. Een ge- heele afscheiding van de gezelschapskringen, waarin hij tot nu toe verkeerde, was er natuurlijk een ge volg van. Een leven vol arbeid, vol moeite, zonder eenigen prikkel, zonder afwisseling lag voor hem, en daaraan had hij een grooten tegenzin. Nu was voor hem zelfs Fevi een niet te versmaden partij, zij had hem tenminste voor de eerste levenszorgen behoed. Hij had reeds berouw, dat hij haar had af geschreven. Maar de oude bakker had hem toch, nu hij zonder eenig middel van bestaan was, de deur gewezen. En Sergius, die het nog doller ge maakt had dan hij, die medeschuldige was aan den val van het Erdmannshuis, bleef toch nog graaf Sergius en glansde in zijn uniform. Dat scheen hem een bittere onrechtvaardigheid. Hij voelde nu weder haar de laatste teruggaf. Bij een uit twee dee- len bestaand voorwerp, bijvoorbeeld een geënca dreerde schilderij, volgt de lijst de schilderij. Maar wat was nu met de hand en de ringen het geval? Was de hand meer waard dan de ringen of de ringen meer dan de hand K. „N. A. Crt." Buitenland. De oorlog tussclien China en Japan, De Engelsche zeeofficier Lang, die vele jaren in China diende laat zich over de Chineesche strijdkrachten aldus ui[. De waarde der Chinee sche soldaten, die overigens alle goede eigen schappen bezitten, hangt hoofdzakelijk af van de leiding en het vertronwen dat de soldaten iu hun commandant hebben. „De Chineezen, in het bijzonder de mannen uit het noorden, vreezen den dood niet. Even wel bestaat er onder hen groot verschil. Zoo o. a. verschillen de Chineezen van Foochou even veel van die uit Tientsin als de Engelschen van de Franschen. Elke provincie levert weer ande ren typen, ook wat de physieke eigenschappen betreft. Een groot bezwaar is echter, dat in China de krijgsdienst door de ontwikkelde standen wordt veracht, terwijl in Japan prinsen van den bloede het eene eer rekenen in het leger te dienen. De Chineesche aristrocratie geeft aan andere bezig heden de voorkeur boven den krijgsdienst en dit is een nadeel, dat Japan ten goede komt," „De Chineesche strijdkachten gaat de offi cier voort tellen op papier 1.850.000 man schappen, maar ik ben overtuigd, dat China in geen geval meer dan 200.000 geoefende man schappen in het veld kan brengen. Het aantal der soldaten, die naar Europeeschen trant gedrild zÜn> gerinfL maar deze soldaten zijn ook uit stekend en zijn bijzonder goede schutters. Deze soldaten zijn onderwezen en gedrild door Duit- sche officieren, die toonden, wat er van de Chi neezen te maken is." Wat betreft de Chineesche marine, luidt het oordeel van den Engelschen officier zeer gunstig. Dat de Chineesche vloot tot dusver slechts ver liezen leed, is, naar zijn meening alleen daarvan het gevolg, dat, behalve de Chenyuen, nog geen der beste Chineesche schepen in het vuur zijn gekomen. De Chineesche vloot blijft voorloopig in de veilige haven van Wai-hei-wei. Deze ha ven is het voornaamste oorlogsdepót der Chinee zen en wordt door sterke forten beschermd. De Lang acht bet daarom volkomen onmogelijk dat de Japanners een poging zullen beproeven om de Chineesche schepen daar aan te tasten. Voorts roemt de heer Lang zeer den Chinee- schen admiraal Ting, den bevelhebber der ma rine. De Japanners hebben dit voordeel boven de Chineezen, dat zij voortvarender zijn en meer vüur bezitten, terwijl ook onder hen betere tucht heerscht, maar overigens zegt hij kan ik de goede eigenschappen de Chineesche zeelieden niet genoeg roemen. Tijdens mijn diensttijd in China heb ik meermalen in het holst van den nacht alarm laten slaan, maar telkens waren de mariniers bij het eerste sein onmiddellijk op hun post. Er heerscht echter onder de Chineesche soldaten weinig „esprit de corps" en ook in dit opzicht staan zij bij de Japanners achter." Ook de Engelsche regeering heeft nu een de creet openbaar gemaakt, waarbij alle Britsche onderdanen worden aangespoord bij dezen oorlog eene strikte onzijdigheid in acht te nemen. De regeering verklaart, dat zij zelve neutraal zal blijven en hoopt, dat de Britsche onderdanen zich zullen onthouden van handelingen, welke in strijd kunnen zijn met de bekende bepalin gen van het volkenrecht. Tevens gelast de re geering de oorlogschepen der beide strijdende partijen binnen 24 uren de Britsche havens te verlaten, na zich voorzien te hebben van een zoo grooten voorraad levensmiddelen en andere behoeften, als noodig zijn om een hunner eigen havens te kunnen bereiken. Te St. Petersburg is men echter niet tevre den over de vijandige houding, welke men te Londen jegens Japan aanneemt. Het bekendo zijn ouden haat opwellen tegen de bevoorrechte standen, evenals vroeger, toen hij op zijn ziekbed lag met het hoofd in windsels, en toen zijn vader in dat gezelschap kwam, waar hij door allen werd uitgelachen en beschimt. Z ij waren van alles de schuld. Allereerst sleurden zij hem mee in hunnen draaikolk, zij deden hem zijn herkomst vergeten, zoolang hij geld in den buidel had; nu, nu hij le dig was, zouden zij hem den rug toekeeren. Nu is hij weer de laaggeborene, de zoon van den hand werksman. Zóó waren de gedachten van Sixtus, hatelijk, vol onvoldaanheid, vol ontevredenheid, vol afgunst. Gilde prees hem nog gelukkig, h ij kon zich nog door het leven slaan en, zoo hij slechts eenigszins gelukkig was, zich er boven op helpen, niemand vroeg dan naar zijne afkomst. Maar z ij was aan de familie geketend, verdoemd, om in de stinkende fabriekslucht onder het gemeenste volk in de kom mervolle omstandigheden eens arbeiders haars le ven te slijten, als zij hare belofte aan haren vader getrouw wilde blijven. Wat zou Sergius daar van zeggen? Was het hem dan nog mogelijk, met haar te verkeeren, zonder zijne stelling te verliezen? Aan een huwelijk viel niet eens meer te denken. »Ik kan en durf het niet! Ter wille van Sergius niet, dien ik dan mee zou sleuren in het verderf. Hij zou mij in de fabriek volgen en zelfs arbeiden, liever dan mij te verliezen, ik weet het. En daarom mag ik mijn vader niet in de fabriek volgen. Wat weet hij van onze liefde! Van de opoffering, die Sergius zich zou getroosten 1" Russische blad „Novoje Vremya" beweert, dat de Engelsche regeering de Chineezen in het ge heim ondersteunt. „Onzijdigheid is onzijdigheid" zegt de „Novoje Vremya" „en zaken zijn zaken. Engeland ondersteunt China in het ge heim en Japan zal daarvan spoedig de gevolgen ondervinden." Het Petersburgsche blad doet uitkomen, dat Engelands en Ruslandswenschen bij dezen oorlog met elkaar in strijd zijn. In zoover verdient deze verklaring wel de aandacht, omdat daaruit niets blijkt van de overeenstemming, welke vol gens het „Journal de St. Petersburg" tusëchen beide regeeringen bestaat. Caserio, de moordenaar van Carnot, heeft den geestelijke Crassi, die hem te Lyon in de gevangenis bezocht, den volgenden brief meege geven aan zijn moeder „Ik schrijf u deze paar regelen, om u mede te deelen, dat ik ter dood veroordeeld ben. Ge loof niet, lieve moeder, dat ik, nu ik deze daad gepleegd heb, een moordenaar, een boosdoener ben, want u kent mijn goed hart, mijn zacht heid, wanneer ik bij u was. Welnu, nog heb ik datzelfde hart. En wanneer ik deze daad heb gepleegd, is het alleen geschied omdat ik het moede was, langer in zulk een schandelijke we reld te leven. Ik dank don Alessandro, dat hij mij is komen bezoeken, maar ik heb niet willen biechten. Voor heden zal ik u niets meer zeg gen. Ik groet u en al mijn broers en mijn lieve zuster en schoonzuster en bloedverwanten. Ont vang duizend kussen van uw liefhebbende zoon Santo." De terechtstelling van Carnot's moordenaar zal den 15den Aug. te Lyon plaats hebben. Men meldt uit Berlijn, dat aan het mini sterie van oorlog een ontplofbare stof is aange boden, welke tien maal sterker is dan dyna miet. Een verliefd kereltje. Uit Athene wordt een afschuwelijke misdaad gemeld, gepleegd door een knaap van dertien jaar. Dit kereltje was verliefd, en nog wel op een meisje van vijf-en-twintig jaar, Magdalena Cup- porianni. Herhaaldelijk viel de jongen het meisje lastig met zijn liefdesbetuigingen, tot eindelijk de broeder der schoone zich de zaak aantrok en het verliefde ventje een pak slaag toedoende. Deze behandeling deed bij den knaap het voornemen ontstaan zich te wreken, en spoedig voerde hij zijn plan uit. Hij sloop de woning zijner uitverkorene binnen en doodde den broe der met messteken. Daarna begaf hij zich naar het vertrek van het meisje en kloofde haar het hoofd met een bijl. De knaap is gevlucht. Een blad te Santiago de Cuba geeft het volgende staaltje van geestdriftige en bloemrijke kunstcritiek. Het onderwerp daarvan is de Spaan- sche zangeres Luisa Gildel Real. „Na de zeer schoone romance van het 2e be drijf steeg de geestdrift van het publiek tot ra zernij. Zij had dan ook verrukkelijk gezongen en haar zang geborduurd met een onvergelijke- lijken rijkdom van details. Men luisterde naar haar te midden van een plechtige en roerende stilteaan het slot van het eerste gedeelte deed zij aan haar keel een noot ontrollen, die zij de rondheid van een paarl gegeven had, en die zóó zacht, zóó harmonieus, zóó gelijkmatig de zaal inzweefde, al was zij aan een fluweelen band bevestigd, om ten slotte langzaam weg te ster ven als een zucht, voortkomende uit het getjilp van een vogel, Daarop daverde de zaal van de kreten: „Bravo, bravissimo en bracht men haar een onbeschrijfelijke ovatie." Het einde van een vegetariër. In Opper-Hongarije is een kleine kolonie van vegetariërs, waarvan de onlangs gestorven presi dent een algemeen geacht man was. Vooral zijn geestverwanten schatten hem hoog, want hij was een model voor hun stelsel. Sedert 30 jaren leefde hij uitsluitend van plantaardig voedsel, verheugde zich in een uitmuntende gezondheid en met trots wezen zijn volgelingen op hem, als het beste bewijs hoe verstandig en navolgens waardig hun levenswijze ook was. Groot was dan Sixtus had diep medelijden met zijne schoone zuster. Hoe zou zich dat verwende, hartstochtelijke, levenszuchtige meisje in deze omstandigheden kun nen voegen? Dat was immers onmogelijk. Hij moest haar gelijk geven, alleen haar dweepend oordeel over Sergius kon hij niet deelen. «Werken zal Ser gius niet, ook niet om uwentwil," zeide hij lachend, «en daar hij niet tot u afdalen kan, moet gij tot hem opklimmen op eenigerlei wijze, ofschoon ik, rondweg gezegd,in het geheel de mogelijkheid niet zie, hoe gij zult samenkomen! Uwe belofte aan vader was wel wat overijld. Voor 't oogenblik moet gij met hem mee, mettertijd zal hij zelf wel inzien, dat het een onmogelijkheid is, je in zijne sfeer te houden. Het doet den armen vader reeds zoo veel leed, dat ik mijzelven redden moet, maar op u bouwt hij nog, het was slecht van je, hem nu te verlaten." Andreas trad nu binnen en sneed daardoor het gesprek af. Wij nemen het antwoord van Böhme aan, Valen tijn", zeide hij op vasten toon. «Lehman is kooper. Zeventigduizend mark! Dit huis voor zeventigdui- mark 1 Hij wilde mij de smederij in huur geven, wellicht had ik het kunnen aannemen, maar" hij reet zich de kleeren van het lijf en snakte naar lucht, «maar ik kan niet, het zou mij geheel ver teren men moet zulk een zweer in eens er uit snij den, hoe het ook smart. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 2