Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 19 Augustus 1894.
Dubbele moord Ie Schagen.
Een ontrouwe Vader.
Door de politie is de hand gelegd op een dia
mantslijper wonende Albert Cuypstraat, die ver
dacht wordt den 12 Juli jl. zijne drie kinderen
te hebben verlaten, na dezen vooraf in het por
taal van een politie-bureau te hebben gebracht.
Het Paleis.
Jl. Donderdag was het dertig jaren geleden,
dat het Paleis voor Volksvlijt werd gesticht.
De geschiedenis dezer instelling is door den
heer L. Ides Jr. geschetstvoor deze gelegen
heid is dit boekje voor slechts 20 ets. verkrijg
baar gesteld, waarbij men dan nog een souvenir
krijgt, bestaande in een dichterlijke toespraak
van „Het beproefde Volkspaleis.
In die rijmelarij wordt kortelijk aan de voor
naamste feiten in de levensgeschiedenis van het
Paleis herinnerd zij wordt besloten met dezen
heilwensch
Moog 't Publiek eenparig werken,
Met 't bestaande Ledental,
Om mijn lichaam te behoeden
Voor een doodelijken val.
Vormt een band om mij te steunen
't Loon naar werken volgt weldra
Want de Groote Heer vergoedt het
Later, zonder wederga
Vit een sneltrein gesprongen.
Donderdag werden door eenige politiebeamb
te Zevenaar aangebracht een aantal mannen en
vrouwen om naar Duitschland te werden uitge
leid. In den trein geplaatst, worden zij zonder
verder politietoezicht doorgezonden. Toen de
trein reeds in volle vaart en op ruim 1000 me
ter van het station was, sprongen drie der aan-
gebrachten uit den trein en vluchtten, zonder
het minste letsel bekomen te hebben, onmidde-
ljjk weg.
Van Deth.
In een ons toegezonden nummer van onze
Amerikaansche naamgenoote komt eene adver
tentie voor, waarin de heer G. van Deth van
Amsterdam aankondigde dat hij den 12ea Aug.
in een openbare vergadering in Apollo Hall"
(Van Houten-street te Paterson) zal spreken over:
„De ontmaskering van den weesvader Jan van
't Lindenhout en de weesinrichting te Neer
bosch."
In de Methodisten-kerk in Midland Park zou
de heer Van Deth den volgenden dag in het
Engelseh de Neerbosch-questie behandelen, „als
vervolg op zijne 78 openbare meetings in Hol
land." (Tel.)
Jeugdige dronkaards.
Woensdag-middag tusschen 4 en 5 uur zijn
door agenten van politie van den kant van den
Rijs wij kschen weg te 's Gravenhage op het com
missariaat aan de Nieuwe Haven aldaar aange
bracht 5 knapen tusschen 7 en 13 jaar die zich
zoodanig aan sterken drank hadden te buiten
gegaan, dat alle vijf smoor dronken waren. Een
dezer jongens was dermate beschonken, dat hij
per brancard moest worden overgebracht. Men
wist nog niet hoe zij in dien toestand geraakt
waren.
Een groote menigte volgde de jeugdige dronk
aards bij hun overbrenging naar het bureau.
Oiulerwijzersiiood.
Ten bewijze van het gebrek aan onderwijzers
en onderwijzeressen kan zeker wel dienen, dat
eene vacature aan de openbare school lste soort
te Schoonhoven (salaris f 500 tot f 550) niette
genstaande vele oproepingen sedert 1 Maart 1893
onvervuld bleef.
De Nederlandschc wandelaar.
De bekende onvermoeide wandelaar, de heer
L. C Dudok de Wit, te Breukelen, brengt te
voet een bezoek aan de tentoonstelling te Ant
werpen.
Zaterdagnacht te 12 uur 15 min. bevond de
heer De Wit zich te Utrecht, Zondagochtend
11 uur 15 min. was hij te Breda en Maandag
namiddag te 1 uur te Merxem, een voorstad
van Antwerpen.
De heer De Wit heeft den gehcelen nacht
doorgewandeld, niettegenstaande het hoogst on
gunstige weder.
De afstand UtrechtAntwerpen is ruim 117
kilometer.
De ontzettende en afschuwelijke misdaad, ge
pleegd op Mej. de Wed. G. Bute en hare bij
haar inwonende nicht Anna Beiers, achten wij
reeds in zoovele verschillende details mede ge
deeld, dat wij ons onthouden van mededeelin-
gen, welke reeds zoo algemeen bekend zijn.
Nieuwe bijzonderheden zijn nog niet mede te
deelen. Velen, als verdacht van de misdaad ge
pleegd te hebben, zijn verhoord, doch zonder re
sultaat.
Jl. Woensdag had de teraardebestelling plaats
der beide slachtoffers. De volgende bijzonderhe
den ontleenen wij aan de „Schager Courant."
Op den weg van het sterfhuis naar de be
graafplaats en op den doodenakker had zich een
buitengewoon talrijke menigte vergaderd.
Voor de lijkbaar der weduwe werd een krans
gedragenhaar lijkbaar werd getorst door de
buren daarna volgden de lijkbaar der jeugdige
Anna Beiers, voorafgegaan door verschillende
kransen en gevolgd door de leden der dames-
Zangvereeniging „Euphonia," en haar directeur,
den heer Ter Linden.
Op uitnoodiging van den heer J. N. Al, den
executeur-testamentair, v. Alkmaar, werden de
beide lijkbaren mede gevolgd door
de heeren Ds. W. A. v. Kluyve v. Schagen,
Jb. Al, Jb. v. Twisk v. Alkmaar; A. Bernard,
B. A. Grotegoed v. AmsterdamW. Alfrink,
N. Hofmeester, R. v. Lieshorst v. Alkmaar;
P. de Beurs Jzn. v. Helder L. Kroon, v. Dirks-
horn mej. N. Butter,' v. Dirkshorn mej. A. de
Beurs en mej. Marg. Aid. Beiers v. Helder;
de heeren P. Blok, v Amsterdam H. Oudt, v.
WinkelG. Oudt, v. Amsterdam mej. Tr. Blok
v. Amsterdam; mej. Clas. Jabroer v. Alkmaar;
mej. Wed. P. C. Veen en de heeren: C. Fran
ken, A. Bak, C. Franken Jz., A. Posker en W.
Vlaskamp van Schagen.
Nadat de beide verzegelde lijkkisten in de
groeve waren neergelaten, trad de WelEerw.
Zeergel. Heer Ds. A. W. v. Kluijve nabij de
groeve en sprak met diep ontroerde stem onge
veer het volgende
„Het is met een gevoel van den diepsten
weemoed, dat ik hier stagij begrijpt allen,
dat ik afwijk van de gewoonte om een woord
aan huis te spreken, wanneer ik het niet gedaan
had, zou men het mij verweten hebben.
Deze vreeselijke tijding trof ons in het diepst
onzer zielhoe is het mogelijk dat zoo iets
ontzettends in onze vreedzame gemeente kon
plaats grijpen; en dan te denken dat twee vrou
wen, die nooit iemand hebben in den weg ge
staan, nooit iemand hebben leed gedaan, het
slachtoffer werden van zoo gemeene, lage heb
zucht, te denken dat uit gemeene, lage hebzucht
een paar onschuldige vrouwen het leven werd
benomen, wellicht om een weinig geld.
Is 't wonder, dat we diep innig medelijden
gevoelen, en dat een vreeselijke verontwaardi
ging zich van ons meester maakte, die nog niet
is gestild maar zij leeft nog voortde gedachte,
dat het nog niet mocht gelukken eenig spoor te
ontdekken, treft ons in" het diepst onzer ziel.
Wie had er iets tegen deze vrouw? 13 jaar
lang heeft zij, zooals een vrouw, die alleen staat,
dat doen kan, geworsteld en gewerktzij wist
zich een goed burger bestaan te verwerven een
eerlijk stuk brood te verdienen, men had respect
voor haar.
En dan dit onschuldige meisje, dat als neven
slachtoffer gevallen is het is ontzettend om aan
te denkenhet is om nooit te vergeten. Zij
bekoorde een ieder door hare lieftalligheid en
vriendelijkheid, zij is eveneens het slachtoffer
van lage, gemeene hebzuchtwij gevoelen innig
medelijden.
Maar toch geloof ik, dat ik spreek uit naam
van duizenden, wanneer ik zeg, dat zij liever
zijn in de plaats dezer vrouwen, dan in de voet
stappen van den ellendigèn mensch, die haar
van het leven beroofd heeft.
Ziet eens, toch, terwijl die gedachte ons over
meestert, ons vast houdt, voel ik, dienaar van
het Evangelie, hetwelk mij zoo lief is, iets in
mij, dat mij doet zeggen mannen, broeders, zus
ters geen gedachte van haat en wraakhet
Evangelie van Christus spreekt niet van wraak,
maar van ontferming, goedertierenheid, mede
lijden.
Er is iets in de natuur van den mensch, dat
vreeselijk is op zoo'n oogenblik en toch zou ik
gaarne willen, dat velen van hier gingen met
een bede tot God, voor den ellendigen moorde
naar, dat het eenmaal licht in zijn ziel moge
worden, dan eerst is het bloed dier vrouwen ge
wroken dat is goddelijke wraak. Laat de aard-
sche gerechtigheid intusschen zich van haar plicht
kwijten.
Laat ons afscheid nemen van deze vrouwen
en zeggen slaap zacht, rust in vredeelke
gedachte aan wraak worde verbannen uit het hart
en de bede om vergiffenis blijve op de lippen."
Hierna trad de heer Ter Linden naar voren
en gaf als directeur van „Euphonia," mede na
mens hare leden uiting hunner deelneming.
„Wij hebben Anna Beiers," zoo ging hij onder
diepe ontroering voort, „jaren gekend, vooral
de laatste 1 y2 jaar als lid der vereeniging zij
is altijd gebleven een opgeruimdo, vriendelijke,
hartelijke meid. Rust zacht, lieve vriendin."
Daarna werd uit naam der familie door den
heer J. N. Al dank uitgebracht voor de heerlijke
en troostvolle woorden, dank aan het bestuur
en de leden van Euphonia voor den zoo mooien
krans, geschonken, dank aan alle buren,
vrienden en kennissen, voor de laatste eer aan
beide overledenen bewezen.
Door enkele der naastbestaanden werd hierna
aarde op de lijkkist geworpen.
Onder groote verslagenheid verliet de talrijke
menigte den doodenakker.
De burgerij van Schagen en omliggende ge
meenten stelt f750 beschikbaar als premie voor
de aanwijzing van den moordenaar der weduwe
en haar nichtje.
Naar we met zekerheid vernemen vervallen
de eigendommen der vermoorde vrouw, die bij
testament van 1891 bijna alles aan de ongeluk
kige Anna had vermaakt, bij ontstentenis van
wettige erfgenamen, aan den Staat.
In „De Drie Provinciën" treft men de
volgende opmerkingen aan.
„In eiken stand der maatschappij vindt men,
vooral tegenwoordig, een streven om hooger op
te komen. Stands-tevredenheid is een deugd, die
maar zelden in beoefening wordt gebracht. Door
den nood gedwongen legt men zich vaak neer
bij een toestand, dien men niet veranderen kan,
maar ware tevredenheid zal niemand zulk een
doffe berusting noemen.
Voor wie gewoon is, met aandacht de maat
schappij rondom zich te beschouwen en tevens
niet nalaat het eigen hart aan een strenge con
trole te onderwerpen, zal 't niet moeilijk vallen,
sprekende bewijzen voor 't geen we beweerden
bij te brengen.
Zie b.v. de dochters van onzen handwerks-
stand in de steden. Vroeger zochten ze, als ze
thuis niet noodig waren, een „dienst" „dien
den" zóó- of zóóveel jaren, leerden de huishou
ding door en door, om daarna de gelukkige
echtgenoote van een of anderen Hinken borst
uit den stand des vaders te worden. Thans zijn
ze bij die of die mevrouw in „betrekking",
worden ze in winkels enz. liefst als „juffrouw"
aangesproken, besteden vaak nog meer aan op
schik, dan de meiden vroeger aan „spaarduitjes"
tegen den dag van het huwelijk bewaarden en
meenen een lot uit de loterij getrokken te heb
ben, als ze een vrijerij met een of anderen „heer"
kunnen aanknoopen.
Wie maar even boven den vierden stand uit
steekt, laat zijn dochter voor onderwijzeres, tele
grafiste, apothekeres of modiste leeren, met het
gevolg, dat ze later, als ze tot een huwelijk ge
raken, vaak niet weten, hoe een pannekoek om
gekeerd moet worden.
Heeft een werkman een jongen met een tame
lijk goed verstand, dan is 't jammer, om zoo'n
jongen een „vak" te laten leerenhij wordt,
dank zij de goedkoope opleiding, onderwijzer.
Een onderwijzerszoon moet al weer hooger.
Eerst naar 't gymnasium en straks naar de
academie, opdat hij eens den vaderlijken naam
den glans van den doctorstitel moge bijzetten.
Vijftig jaar geleden begon de zoon van den
gegoeden winkelier, die, naar men hoopte, later
de zaak zou overnemen, zijn loopbaan met pak
jes wegen en kladjes op de lei maken. Thans
moet hij eerst een jaar of zes naar de hoogere
burgerschool, om dan in de zaak te komen met
machtig veel kennis, maar met een minimum
van ondervinding.
Tot zelfs bij den boerenstand ziet men 't zelfde
verschijnsel. Vooral in die streken, zooals Gro
ningen en Noord-Holland, waar voor 10 of
20 jaren, in den „goeden tijd", ontzaglijke
winsten werden behaald.
Daar gaat de boer vaak als „heer" gekleed,
met hoed, boord en manchetten en toonen zijn
gladde handen duidelijk, dat mestvork en stal
bezem ze vreemd geworden zijn. Hij houdt er
een pleizierpaard met een fraai rijtuigje op na
en is een getrouw bezoeker van harddraverijen
en alle andere, leerzame feestelijkheden. Zijn
zoons gaan naar een kostschool en weten bij hun
terugkomst amper te zeggen, of er rogge of tarwe
op den akker staat.
De meisjes (we willen zeggen de jonge dames)
weten van geen melken of kaasmaken meer,
maar trippelen een paar keer 's weeks naar de
stad, met de portefeuille onder den arm, om les
te nemen.
En wel merkwaardig is het feit, dat juist in
die streken, die het meest als „orthodox" bekend
staan, de oude palen het minst verzet zijn.
Dit feit staat niet op zich zelf, maar vloeit
rechtstreeks hieruit voort, dat de zondige zucht
naar „hooger" een uitvloeisel is van het zich
onttrekken aan de ordinantiën Gods en het gaan
leven naar eigen goeddunken."
Men schrijft uit Wormer:
Naar men verneemt zal spoedig een gebouw,
bij oud en jong bekend, onder de handen van
sloopers vallen: de zoogenaamde Beschuitstoren
in het dorp Wormer, een laatste getuige van
vroegeren bloei en welvaart dier gemeente.
De Besshuitstoren is gebouwd in een tijd toen
daar ter plaatse 150 bakkerijen waren, en
f170,000 aan belasting op het gemaal betaald
werden. (De beschuiten werden in grooten getale
aan scheepskapiteins geleverd.)
De klok in dezen toren werd geluid op het
uur, dat de bakkers de ovenvuren mochten aan
leggen, en ook als die weêr moesten gedoofd
worden.
De Beschuitstoren maakt een schilderachtig
effect in het dorp. Vroeger was er een uurwerk
in, dat den bewoners veel gemak gaf. Jammer
dat het gedenkteeken uit het roemrijk verleden
niet voor verval is behoed, al moge het geen
architectonische waarde bezitten. Trouwens, de
meeningen hierover zijn verdeeld.
Buitenland.
Brand op Mars.
Er schijnt een planeet in brand te staan. In
het eind der vorige maand ontdekte de heer Ja-
velle van den sterrewacht le Nizza, onder aan
de planeet Mars een lichtend puntje, dat nog
nimmer was opgemerkt.
Het bericht werd aan alle observatoria geseind
en ook daar werd het lichtje waargenomen. Se
dert moet het lichtende puntje een vlekje zijn
geworden en men vermoedt, dat er op de pla
neet een hevige boschbrand of een ernstige vul-
canische uitbarsting woedt. Sterrenkundigen met
rijke verbeeldingskracht hebben echter reeds de
onderstelling gewaagd, dat het wellicht een licht
signaal is, door Marsianen, belust op kennisma
king met de aardbewoners ontstoken en zij mee
nen, dat wij het antwoord daarop niet schuldig
mogen blijven. De moeilijkheid is alleen maar
gelegen in de vraag, hoe wij moeten antwoor
den.
dubbele." Op nummer drieentwintig, naast Wölf,
woont een letterkundige, van Strehlen noemt hij
zich. Een lief, jong mensch; oogen heeft hij, ik zou
wel altijd kunnen schreien, als ik hem aanzie. Hij
schrijft den ganschen dag, en ook 's nachts heeft
hij nog geen rust, dan loopt hij rond als een gek
en redeneert met zich zelf, dat ik er angstig van
word. Maar hij wordt door al zijn werken er niet
beter van. hij ziet er uit als de nood, maar hij
betaalt stipt! Onlangs zijn er heeren van het ge
recht geweest, toen hij weg was, en zij hebben al
les in zijne kamer doorgezocht, door elkaar gewor
pen, geschriften en boeken, ook hebben zij zijnen
koffer opengebroken. Hij zou het, volgens hun zeg
gen, met de socialisten houden. Van mijn leven
nietZoo'n eerlijk, braaf mensch, met zulke goed
aardige oogen. Ik heb me doodgeërgerd. Die daar
naast op No. 21, dien windbuil, dien hebben ze
ongeschoren gelaten en juist dien vertrouw ik niets
goeds toe. Die gaat me daarheen, als een graaf,
met den diamant aan den vinger en aan zijn strop
das hij maakt van den nacht een dag, werkt niets
en een uitzicht heeft hij, dat ge er bang van zoudt
worden! Betalen doet hij, dat is waar. Maar'kzou
toch blij zijn, als ik hem buiten kon zetten.®
Deze schildering maakte Sixtus natuurlijk niet
begeerig, met zijn huisgenoten kennis te maken, op
zijn hoogst met den letterkundige, die het met de
socialisten houden zou. Maar die was den ganschen
dag niet te zien. Binnen korten tijd echter was hem
dit leven te vervelend. Zijn vroegere kameraden
wilde hij zich niet opdringen, al hadden zij hem
niet botweg afgewezen in zijn familiekring had hij
geen uitzicht, verstrooiing te vinden, hij had hen
zelfs gedurende de twee weken, die vervlogen wa
ren, sedert zij hunne nieuwe woning betrokken had
den, niet éénmaal opgezocht.
Eens echter, toen hij gramstorig van het bureau
huiswaarts keerde, stond de deur van nommer vijf-
en-twintig open.
Wölf de schilder, zat op een ouden verstelden
koffer, met zichtbaar welbehagen een sigarette roo-
kend, terwijl onzichtbaar achter de deur een giege-
lende meisjesstem hoorbaar was. Wölf, klaarblij
kelijk in vroolijke luim, knikte Sixtus vriendelijk
toe.
«Kom binnen, heer Erdmann riep hij, sof heeft
mij vrouw Draaier bij u zóó zwart gemaakt, dat gij
voor uwe onschuld bevreesd zijt?«
Het giegelen veranderde in vroolijk luid lachen,
achter de deur.
sLili, Liliriep hij, met den vinger dreigend,
't is uw schuld, dat ik mijnen goeden naam ver
lies.®
Sixtus trad binnen. Een zware olie- en vernis-
lucht bezwangerde de enge ruimte de geheele ka
mer was als 't ware gevuld met allerlei verf, lin
nen lompen, gebroken schilderijlijsten, tabak, pijpen,
bonte costumes, enz. En midden in al die rommel
zat de goede Wölf in een met alle denkbare verf
besmeerden linnen kiel met een roode muts op 't
hoofd. Een zware baard, tamelijk onordelijk, en een
dito knevel, waarvan de pruiken op echte schilders
manier naar weerzijden waren opgestreken, bedek
ten zijn gelaat tot onder de heldere, vroolijke oogen
die ook weder door dikke, aan den neuswortel sa
mengegroeide, wenkbrauwen werden overschaduwd;
de groote ongemanierde voeten staken in erg ver
sleten schoenen. In het midden der kamer, vóór
W7ölf stond een ezel met een pas begonnen, zeer
ruw geschetste schilderij. Op het eerste gezicht was
moeilijk uit te maken, wat het eigenlijk worden
zou. Donkerblauwe golven der zee, hoog opschui
mend en in sierlijke ronding brekend, rollen tegen
wildgespleten rotcen langs den oever, waarop eeni
ge Satirs met bokspooten, dicht opeengedrongen,
met begeerige dierlijke blikken schenen te loeren
op de sneeuwwitte sirene, die in het dal tusschen
twee golven zich zachtkens wiegend, elk oogenblik
op het strand zal geworpen worden. Over het ge
heel spant zich een diepblauwe hemel met helder
witte wolk gevaarten. Het fantastische voorbeeld
was levendig geschilderd de goddelijke rust in de
schoone leden der Sirene, wie het bruisen der zee
een zoet sluimerlied scheen te zijn, de oorspronke
lijke en derhalve niet kwetsende begeerte der Sa
tirs, wien de humor niet faalde, de sprookjesachtige
stemming in de natuur was voortreffelijk op't doek
gebracht. Wölf was klaarblijkelijk een vereerder
van heldere fantastische stukken, die door scherpe
contrasten de aandacht trekken. In geen geval ech
ter mocht de schilderij van Wölf voor een meester
stuk gelden.
Sixtus verstond niet veel van de kunst, hij had,
evenals de meeste studenten geen tijd gevonden,
haar eenige opmerkzaamheid te schenken, maar
toch was hij bij den eersten aanblik verrast. Naar
het oordeel van vrouw Draaier, had hij zulk een
gave niet verwacht bij den «wandelenden olievlek.«
Wölf, met de beenen voor elkaar geslagen, in de
eene hand nog het palet en den penseelenbundel,
knipte met de oogen dan naar de schilderij, dan
naar Sixtus, terwijl voortdurend een glimlach van
zelfvoldoening uit zijn oogen sprak. Daar ruischte
het in den hoek, Sixtus had het gegiegel geheel
vergeten, verrast als hij was door de schilderij
een Spaansch scherm werd op zijde geschoven en
een jong, slank meisje trad te voorschijn, met een
blanke hand nog even het laatste knoopje van haar
eenvoudig kleedje dichtknoopend de Sirene
«Lili, de muze mijner kunst. Als ik gelukkig ben
met deze Nixe,® hij wees op de schilderij, «binnen
kort Juffrouw Wölf,« stelde hij het hupsche meisje
met haar betooverend lachje, en den schelmschen
sirenenblik aan Sixtus voor.
«En de schilderij, hoe bevalt zij u Niet slecht,
wel En zoo iets werd in zulk een hok geboren,
terwijl in nobele atelliers een lor och, wat
Laat ik er over zwijgenHij maakte daarbij een
verachtelijke beweging
Wordt vervolgd