Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
KERMIS.
N°. 34.
Zondag 26 Augustus 1894.
3e Jaargang.
J. II. KEIZER.
Plaatselijk Nieuws.
Nieuwstij ding en.
FEUILLETON.
Het Erdmanns
NIEUWE
mi<[IUkElt (IIIRUT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMI NTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO ct., franco p. post O O ct.
UITGEVER:
BUREEL:
IVoordscharn oude.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer S ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
OP »E1 HOLLAlD§€Iii:il SPOORWEG. (Greenwich tijd.)
Vertrekuren van af station iVoord-Scharwoude. (Zomerdienst.)
RICHTING IIELDER.
GREENWICH TIJD.
6.36* j 7.461)
11.232) 3.063)
6.374)
9.55... stopt ge
GREENWICH TIJD.
6.18
7.30* 9.37 12.04f 1.38
3.55
8.16
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.56* 8.061)
11.432) 3.263)
6.574)
regeld te
10.15... Zijdewind
AMSTERDAMSCHE TIJD.
6.38
7.50* 9.57 12.24f 1.58
4.15
8.36
Deze trein rijdt alléén des Donderdags tot Den Helder. De met stopt des Donderd.met 2) Maand,
en Donderd.met3) des Maand., Vrijd. en Zaterd.met4) geteekenden trein des Maand, te Zijdewind.
RICHTING AMSTERDAM.
Deze trein rijdt alleen naar Amsterdam en stopt niet te Heiloo en Castricum.
f Deze trein rijdt alleen des Donderdags tot Uitgeest.
Proclamatiën.
Geen Kramers, Tent-, Spelbazen of dergelijken wor
den op de Kermis dezer gemeente toegelaten dan
voorzien van een bewijs van den Burgemeester dei-
gemeente of gemeenten die ze vanaf 1 Aug. jl. be
zochten, houdende dat daar geen besmettelijke ziekte
heerschende was.
Noord-Scharwoude den 15 Augustus 1894.
De Burgemeester der gemeènte,
C. KROON.
Bij de op 22 Aug. j.l. gehoudene Kolf-
wedstrijd, ten huize van den heer G. Slotemaker
te Oud-Karspel, werd deelgenomen door 24
personen. De prijs, is behaald door N. Pronk te
Oud-Karspel met 131 punten, de le premie door
P. Kraakman, met 129 punten, de 2e premie
door K. v. Kleef, met 125 punten, de Serieprijs
door A. Kist, met 51 punten, allen te Zuid
scharwoude.
Door geene voldoende deelneming, is het Prijs-
Biljarten niet kunnen doorgaan.
Op een stuk land, behoorende aan den hr.
A. Hartland, liggende in de Diepsmeer, te Oud-
Karspel, is onder 14 stuks vee het mond- en
klauwzeer uitgebroken.
Cholera.
Maandagmorgen kreeg de bakkersknecht J. K.
te Zuidscharwoude lichte diarrliée, dat zich he
viger herhaalde, doch riep eerst Woensdagmor
gen geneeskundige hulp in. Bij onderzoek con
stateerde doctor C. ten Bosch cholera. Uit de
stoffen, opgezonden naar en onderzocht aan het
Laboratorium te Amsterdam werd dit geval po
sitief voor Cholera Aziatica verklaard. Kleederen
en beddegoed zijn verbrand, terwijl de noodige
ontsmetting heeft plaats gehad. Heden morgen
is de lijder overleden.
Dit is dus 't eerste geval dat zich als zooda
nig alhier heeft voorgedaan.
De dubbele moord le schagen.
Naar aanleiding der arrestatie van Simon Alot,
als verdacht dc weduwe Bute en haar nichtje
Anna Beijers vermoord te hebben, en diens me
deplichtig Klaas Boes, deelt men nog mede, dat
beiden te Schagen wonen, Klaas Boes behoorde
zelfs tot de dragers van het lijk van Anna Beij
ersBeide personen zijn gevankelijk naar Alk
maar overgebracht.
Alot is drie jaar gehuwd, doch heeft geene
kinderen zijn vrouw echter woont niet bij hem
in. Reeds vrooger heeft zij haar man, wegens
de slechte behandeling, welk zij van hem on
dervond, verlaten, en nu zij onlangs hem voor
de tweede maal weder had verlaten, weigerde
zij beslist voortaan met hem samen te wonen
en heeft zij een betrekking gekregen aan de
kaasfabriek te Schagen, waar zij thans nog
werkzaam is. Hij zelf, timmerman van beroep,
heeft in verschillende plaatsen, als Den Haag
en Haarlem gewoond. Meer dan eens heeft hij
in Haarlem gewerkt en gewoond. Naar men
zegt woonde hij daar ook, toen de moord op de
twee oude vrouwenwier lijken met petroleum
begoten en blijkbaar in brand gestoken waren
aldaar gepleegd werd. Men wil ook beweren
dat hij tijdens dien moord te Beverwijk woonde.
Sedert de laatste drie weken had Alot geen
werk gehad en was onlangs van Haarlem naar
Schagen gekomen, waar hij tot heden bij zijn
ouders inwoonde, die beiden nog leven.
Klaas Boes, meubelmaker van beroep (of eigen
lijk nog leerling) is de zoon van den barbier en
kofïiehuishouder A. Boes en een kind uit diens
huwelijk met zijn tweede vrouw G. Jes.
Boes woont naast het huis waar de moord is
gepleegd, en de erven der huizen loopen in el
kander. Op een der erven zijn een aantal van
de vermiste voorwerpen van waarde en een vrij
belangrijk bedrag aan geld gevondenzoodat
thans, na de bekentenis van dezen jeugdigen
medeplichtige, weldra het volle licht over de
gruwelijke misdaad zal opgaan, welke geduren
de deze dagen de gemoederen met zoo angstige
spanning vervulde.
Reeds Dinsdagmorgen trachtte Boes zich van
een der gestolene voorwerpen (een koralen ket
ting) te ontdoen. Hij had dien op straat neer
geworpen, in de meening, dat niemand dit had
gezien. Intusschen bleek, dat hij bij deze daad
was bespied.
Bij ondervraging door den rechter van instruc
tie verklaarde Boes, dat hij op den avond van
den moord elders was geweest, doch 't mocht
gelukken, hem de waarheid daarvan te toonen.
Aldus in het nauw gebracht, heeft hij ein
delijk bekend, medeplichtig aan den moord te
zijn geweest. Het gestolene had hij op het erf
van zijn vader verborgen.
Donderdagmorgen in de vroegte werden op dit erf
opgravingen gedaan, waarbij Boes, in boeien
geklonken, tegenwoordig was. Hij deed de noo
dige aanwijzingen, waarna men inderdaad een
knip met gouden tientjes en verschillende kost
baarheden vond.
Volgens Boes moet Alot hem hebben voorge
steld den moord te plegen, waarbij hij o. a.
zeide „Ik heb dien te Haarlem ook gepleegd,
als wij maar wat overleg gebruiken, dan komt
het niet uit."
Een nieuw treurig incident is als gevolg van
het drama te Schagen te melden. De moeder
van Boes heeft zich om het leven gebracht.
De oorzaak moet, naar men ons meldt, hierin
gelegen zijn, dat eenige personen de opmerking
hadden gemaakt, dat vrouw Boes wel meer van
de zaak zou weten. Toen men haar zei dat
de politie op haar wel 't oog zou houden, moet
zij hebben gezegd „Nu is 't mijn tijd". Met
een greep de ongelukkige moeder een scheermes
en sneed zich den hals af.
Tegen vrouw Boes bestond verdenking als zou
zij van de misdaad kennis hebben gedragen,
doch om haar zoon te sparen, gezwegen hebben.
Het vermoeden der justitie steunde op het feit,
dat de kleeren, door Boes tijdens den moord ge
dragen, niet meer te vinden zijn.
Slechts aan het toeval is het toe te schrijven,
dat de dubbele moord niet een drievoudige is
geworden.
Het gebeurde nl. veel, vooral op Zaterdag
nacht, dat er nog een tweede meisje in huis
was, dat 's avonds behulpzaam was in den win
kel en zorgde voor het wegbrengen van de ver
schillende bestellingen Dit meisje bleef dan
veeltijds 's nachts over. Deze nacht echter was
zij toevallig niet in huis, daar zij 's avonds nog
per laatste gelegenheid naar Haarlem vertrok
ken was. De moordenaars wisten waarschijnlijk
niet dat zij vertrokken was, daar afdrukken van
bloedige handen aan het bedgordijn en op kus
sens van het bed, waar anders dit meisje sliep,
waren te zien.
Het had reeds lang de aandacht der justitie
getrokken, dat Boes voorgaf den avond, waarop
de moord geschiedde, in een achterkamer, gren
zende aan die waar de moord is gepleegd, te
hebben zitten lezen maar niet aan de moord ge
dacht had. De kamer waar hij zat, was alleen
gescheiden door een muur van de kamer waar
de moord is gepleegd. Bovendien heeft hij den
morgen na den moord andere kleeren aange
trokken en die welke hij gedurende den moord
aan heeft gehad, zijn niet meer te vinden. Ook
was het oog op hem gevestigd omdat hij met
het meisje Anna Beijers omgang gehad
heeftofschoon het meisje niets meer van hem
wilde weten, bleef zij nog met hem omgaan om
dat zij bang voor hem was. Zij heeft aan een
vriendin van haar verteld, dat zij hem zoo ge
vaarlijk vond en wel in staat een moord te doen.
Wat de verhouding der beklaagden betreft,
wordt medegedeeld dat Boes reeds geruimen tijd
bevriend was met Alot. Deze kwam veel bij
Boes aan huis.
Boes was, zooals reeds is gemeld, een van de
dragers van het lijk van de verslagen Anna
Beijers. Hij toonde groote aandoening. Zondag
heeft hij met twee kameraden het kerkhof be
zocht om de kransen te bezichtigen. Hij uitte
toen, evenals de anderen, de ergste bedreigin
gen en verwenschingen tegen de moordenaars.
De voldoening dat men de moordenaars te
pakken heeft, is te Schagen algemeen. Yooral
de vermoedelijke hoofddader is een man, die
weinig sympathie ondervond.
Yele geruchten echter doen de rondte. Nu
heet het dat A. Boes de vader van Klaas,
getracht heeft door ophangen zich van het le
ven te berooven, maar intijds is losgesneden,
en dan weer dat hij dit reeds twee malen heeft
beproefd. Dit zijn echter ook weer leugenach
tige praatjes. Gisteravond (Vrijdag) zijn de twee
kinderen, Adolf en Reinoutje, het zoontje en
dochtertje van Boes nog verhoord geworden.
Tot welk resultaat dit verhoor heeft geleid is
ons niet bekend.
Het dagbericht van de Schager Courant van
Donderdag 23 Aug. als zou Simon Alot, 29
jaar en Klaas Boes, 17 jaar, inwoners van Scha-
(Uit het Dnitscli vertaald naar -Anton Freilierr
von Perfall.)
23.)
Voortreffelijk, heer Wölf! Ik ben, ronduit ge
zegd, zelf verbaasd, zulk een kunstwerk hier te vin
den," antwoordde Sixtus, wiens sympathie voor den
miskenden, leruggezetten schilder reeds dadelijk
begon te spreken. Hij was evenals hij zelf, ook een
lijdensgenoot. »Toch geloof ik, heeft juffrouw Lili
ook haar aandeel daartoe bijdrijgen," liet hij er ga
lant op volgen, terwijl zijn oog vergelijkend van het
schilderstuk op Lili viel, op wier wangen tot zijn
verwondering, een lichte blos te voorschijn kwam
zij immers was het model
»Daar heeft u volkomen gelijk aan, heer Erdmann,
geheel gelijk! Ja, die heb ik hem voor den neus
weggepikt, den grooten kunstenaar! Gij kunt den
ken, hoe woedend zij warenHet is hun onbegrij-
lijk, hoe de sehoone Lili hij den armen duivel,
Wölf, terecht komt. Mijn God! Ik kon het niet
ten uitvoer brengen, maar de liefde, de goddelijke
liefde! Ja, lach u maar! Het is mijzelf een
raadsel." Zijn kleine, vroolijke oogen namen plotse
ling een zielvolle uitdrukking aan.
»Wil ik het eens dien heer ophelderen, als het
hem tenminste niet verveelt? Wellicht vergeeft hij
het u dan, dat gij mij tot uwe vrouw maakt,"
voegde Lili er aan toe, wie de verbazing van Six
tus over de verklaring des schilders niet was ont
gaan. »Ik ben een model," begon zij, »ik wil dat
niet verhelen. Wie weet, waar ik groot werd,
zal mij daarvan geen verwijt maken. In een duis
tere, smerige straat onder ontelbare, vuile kinderen,
vrouwen en mannen. Wie eigenlijk mijne ouders
waren, weet ik niet. Daar schreeuwde, keef en sloeg
alles door en op elkander; wij behoorden allen
slechts tot eene groote familie, de ellende. Schaamte
liefde, geloof en hoe die mooie dingen almeerhee-
ten, verstikten alle in een kinderhorst, daar er geen
licht was, waarin zij konden gedijen. Ik was nog
maar een kind, toen een der vrouwen stierf, juist
die, welke mij het meest had geplaagd en geslagen
men zeide mij, dat het mijne moeder was. Ik
weende niet, want ik was blijde, van die plaag
geest verlost te zijn. Toen kwam ik op straat, want
zelfs in die hoeken was geen ruimte voor mij. Ik
verkocht viooltjes hoe gelukkig was ik toen
Heel in de vroegte ging ik de stad uit, het bosch
in, om die welriekende bloempjes te zoeken, dat
was een lust 1 De stralende, warmende zon, het
frissche groen der weiden en wouden, de geurende
lucht, alles was mij nieuw. De zaak ging goed, men
kocht mijne bloemen en keek soms begeerig naar
de kleine verkoopstermen noemde mjj schoon, en
overstelpte mij met vleierijen. Een jonge kunste
naar schilderde mij met mijne bloemen, het was
mijn eerste poseeren. Het stuk trok de aandacht,
ik werd met aanlokkende voorstellen overladen,
ieder wilde mij schilderen. Zoolang er bloemen wa
ren, wilde ik echter niets van al die aanbiedingen
weten, het was mij te mooi daar buiten in het
vrije en ik had reeds zoo lang geleerd te ontbeeren.
Maar toen kwam de herfst, de bloemen bleven weg.
geenerlei werk kende ik, zoodat de nood mij weer
tegengrijnsde. Met ontzetting dacht ik er aan, weder
in die vuile straat te moeten terugkeeren dat
leven daar zou ik niet meer kunnen verdragen. Ik
nam daarom eenige aanbiedingen van kunstschilders
aan het is toch geen schande zich als bloemen
meisje te laten uitschilderen I Doch de warme zonne
schijn had ook mij gerijpt, ik was geen kind meer,
geen bloemenmeisje meer, ik was een jonge maagd
geworden. Dat maakte mij voor de kunstschilders
nog meer begeerenswaardig. Andere eischen wer
den mij gedaanik stribbélde tegen, een onzeker
gevoel in mijn binnenste verzette zich daartegen
men lachte mij uit, en toen ook dat niet hielp,
prikkelde men mijne ijdelheid, liet men mij er een
groote eer in zien. de kunst te dienen, tot scheppen
te begeesteren. Beginselen had ik niet, waar vandaan
ook Waar ik opgroeide, was schaamte een on
bekend woord. Ik gaf dus aan hun dringen toe
en werd, wat ik nog ben een modelMet het
weinigje zonneschijn, met de bloemen was het uit.
Hoe het met de besproken eer gesteld was, leerde
ik al spoedig, toen ik mijne gezusters modellen
leerde kennen, en ik kon den kunstschilders hun
geringschattend soms rechtuit verachtelijk gedrag
niet euvel duiden. Ik maakte carriere, elk uur
poseeren werd mij rijkelijk betaald, ik verdiende
vaak het tienvoudige van wat ik met de bloemen
verdiende, en toch zag ik met verlangen naar dien
tijd weerom. Ik kon de minachtende behandeling
niet dulden, die mij vaak ten deel viel. Van waar
die trots in mij kwam, weet ik niet!
Toen kvvaamt gij, Wölf, en vroeg mij om een
uur te poseeren, gij kondet den hoogen prijs niet
betalen, maar uw gansche slagen hing er van af.
Uwe bescheiden vraag trof mij, juist nu kon ik toch
eens éénmaal in mijn leven grootmoedig zijn en mij
gelukkig makenik volgde u. Gij waart geheel
anders dan de overigen, geen gemeene scherts
kwam over uwe lippen, en als de zitting geëindigd
was, dan druktet gij mij altijd zoo warm de hand.
Dat deed mij zoo oneindig goed. Ik kwam weder
en weder, gij verklaardet mij, dat het ver hoven
uwe middelen ging, met een smartelijken blik op
uwe onvoleindigde schets. Ik lachte u uit, ik deed
het gaarne voor niets, zei ik u, toen sprongen u de
tranen in de oogen en gij kuste mijne hand. Sedert
dien tijd heb ik u lief Herman."
De schelmsche uitdrukking was uit hare oogen
verdwenen, gedurende het verhaal, en had soms
voor een trotsche, soms voor een weemoedige plaats
gemaaktde hittere strijd om het bestaan, dien zij
had gevoerd, spiegelde zich er in maar ten laatste
rustte haar oog met een zielvollen blik op den
schilder, die zijn sigarette verbeet, wellicht om de
in hem opstijgende ontroering te verbergen.
Wordt vervolgd.