Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 2 September 1894. Yan offieieele zijde zijn we ook nog gemach tigd te verklaren, dat ook vrouw Boes aan den moord onschuldig is. Klaas Boes, hetl7-ja- rig sujet, heeft deze Godvergeten misdaad alleen beraamd en volvoerd. Gelukkige wending. Want al blijft de afgrij selijke daad daardoor dezelfde, de afmeting van dezen gruwel beperkt zich, God zij dank, tot één individu, en dat redt de eer onzer gemeente, het bewijst, dat de persoonlijke veiligheid in onze gemeente niet minder is geworden; de al- gemeene vrees zal nu verdwijnen en men zal zich in onze gemeente weder onbeschroomd en vrij kunnen bewegen als voorheen. Laten wij dankbaar zijn, dat het aan Justitie en Politie in deze is mogen gelukken, trots de buitengewone omstadigheden, toch en nog wel zoo spoedig, het volle licht in deze zaak te doen schijnen. Keeren wij terug tot de feiten. Op aanwijzing van Klaas Boes heeft de Jus titie Zondagmiddag, uit het huis van Boes nog f102.gehaald, welke daar door den moorde naar in de hanebalken verborgen waren. Kenschetsend is zeker nog het feit, dat Klaas Boes daags na den moord, aan een der personen welke belast waren met het toezicht in het sterfhuis, vroeg, een tweetal romans „De Twee Weezen" en „Het gevloekte geheim," welke hij eenige dagen van te voren aan Anna Beijers had te lezen gegeven, nu terug te mogen ont vangen. Omtrent het te vondst leggen van de ver miste gouden ketting, werd ons nog het volgende medegedeeld „Toen Maandag 's avonds, de hr. G. Deute- kom, de naaste buurman van Alot, met zijn hon denwagen thuis kwam, en als gewoonlijk de honden losmaakte, die dan rechtstreeks naar hun hok liepen, bleven ze nu midden op het grint pad, dat voorbij die huizen loopt, staan. De re den daarvoor niet kunnende vermoeden, deed hij een onderzoek naar dit verschijnsel en zag toen de ketting liggen, waarvoor de honden bleven snuffelen. Daarop ging Deutekom onmiddellijk naar de politie, om van zijn vondst kennis te geven, die de ketting dan ook in beslag nam. De politie heeft toen ter plaatse een onder zoek ingesteld en tot proef liet zij eerst de hon den alleen naar hun hok loopen, waarheen zij zich regelrecht begaven. Daarna wierp de politie de ketting weder op het pad, liet toen de hon den daarop los, die nu andermaal voor de ket ting bleven staan. Vermoedelijk hebben de die ren het bloed geroken, dat waarschijnlijk met de ketting in aanraking was geweest. Naar aanleiding van het vinden dier ketting, welke terstond herkend werd als te behooren tot de vermiste voorwerpen der Wed. Beute,gaf toen de Justitie bet bekende Wiletin, waarin zij ■opgave verzocht van allen, die van Maandag avond tot Dinsdag-ochtend zeven ure het Noord waren gepasseerd. Velen gaven zich aan maar Klaas Boes, die aan zijn patroon den heer Bierenbroodspot, ver zocht had, een boodschap op het Noord te mogen doen, en daarvoor twee uren tijds, van 6 tot 8, heeft noodig gehad, begaf zich niet naar de Justitie. Toen daarop vele getuigen verklaarden, Klaas Boes op het Noord gezien te hel ben, gaf dat natuurlijk achterdocht aan de Justitie, die daarop 's avonds Klaas Boes uit een der danslokalen voor zich liet verschijnen. De gerechtelijke instructie is Maandag aan gevangen en de openbare behandeling zal nu wel niet lang op zich laten wachten. Natuurlijk komen ons nog velerlei bizonder- heden omtrent den moord ter ooredaar het evenwel moeielijk wordt te onderscheiden wat waarheid, wat fantaisie is, en er gruwelijkheden verhaald worden, welk iemand van afgrijzen doen huiveren, meenen wij onze roeping als journa list het best te behartigen, met al dat vuil te laten op de plaats waar het behoort. Het lijk van vrouw Boes is Zondagmorgen in de vroegte, om 5 uur op de begraafplaats begra ven. Alleen de politie was daarbij tegenwoordig. Schager Courant.) Uit «Ie gemeenteraad van Schagen. Hulde aan Justitie en politie. In de jl. Dinsdag gehouden raadsvergadering te Schagen verklaarde de burgemeester de heer S. Berman zich gedrongen te gevoelen een en kel woord te spreken naar aanleiding der vree- selijke dingen welke de anders zoo rustige ge meente in de laatste dagen in zoo groote be roering hadden gebracht. Oprecht en innig me delijden met de slachtoffers, zoo zeide spreker, heeft onze ziel vervuldmet klimmende belangstelling heeft men het justitioneel onderzoek gevolgd, en toen op Donderdag j.l. bekend werd, wie het schandelijk feit zouden hebben gepleegd, toen ontstond in de harten der ingezetenen rechtmatige blijdschap, maar ook de heilige toorn. Goddank, dat zulke zenuwtrillin gen in het menschelijk gemoed kunnen plaats vinden, en dat de oogen nog de schaduwen van onrecht en onzedelijkheid opmerken, en men nog kan voelen hoe diep de mensch zinkt die zijn hart den scheldbrief gaf, en het beleedigd rechts gevoel zich uite zoolang die zware misdaad niet gestraft is. Dat de snoodaard is een Schager in gezetene, dat heeft ons allen ernst gegriefd niemand toch had gedacht, dat onze gemeente zulk een onverlaat kon herbergen. Voorwaar het is een treurig feit. Gelukkig evenwel, dat de tweede verdachte onschuldig is bevonden aan het bloed dier vrouwen. Dat de schuld van den een en de onschuld van den ander aan het licht is gekomen, is vooral te danken aan het nauwkeurig onderzoek der justitie. Met een ernst en een ijver boven allen lof verheven, deed de justitie dag en nacht aaneen haar plicht. Hier past dan ook een woord van eerbiedige hulde en diep gevoelde erkente lijkheid aan den heer mr. F. F. Karseboom, officier van justitie, en aan den heer mr. Lager- wey, rechter-commissaris bij de arr.-rechtbank te Alkmaar, voor de wijze waarop zij Schagen aan zich hebben verplicht. Een woord van dank aan de rechercheurs der Amsterdamsche gem. politie de hh. Visser en Bedeke, aan de gem. politie van Schagen en aan den majoor-brigadier en verdere dienaren der rijks-polïtie, voor de wijze waarop zij gedurende zoo langen tijd hunne taak hebben verricht. Ik vertrouw, dat de be langrijke diensten hen aan ons bewezen, weldra op de een of andere wijze zullen worden be loond. Ten slotte nog een woord tot u, leden van den Raad dezer gemeente. De ontzettende moord, waarvan de annalen onzer gemeente nog lang met huivering zullen getuigen, hebben mij de overtuiging gegeven dat de eerbied voor leven en den eigendom van anderen ook hier niet schijnt toe te nemen en dat eene voor waarde van mme, rust en veiligheid slechts ge legen kan zijn in eene blijvende versterking der politie en verbetering der nacht-politie. Schagers vredelievende bevolking heeft daarop recht. Nadat de heer Berman deze indrukwekkende woorden tot den Raad had gesproken, verkreeg de heer W. Roggeveen Cz., namens den Raad het woord en sprak in dezen zin tot den heer burgemeester „Heeft zooeven de voorzitter ge sproken van de ongekende plichtsvervulling, ge durende dagen en nachten door justitie en po litie in de treurige zaak betoond, wij onzerzijds weten ook, dat ook u, geachte burgemeester, niet minder ijver hebt aan den dag gelegd. Ook gij, mijnheer Berman, hebt u gedurende dagen en nachten beijverd, als hoofd der politie om den pleger dier misdaad te ontdekken. Wij zijn er u hartelijk dankbaar voor, al doet het ons leed, dat u, nog maar een half jaar aan het hoofd onzer gemeente staande, genoodzaakt werd uwe krachten te wijden aan eene treurige zaak als deze. Wij hadden gehoopt dat het u slechts gegeven zoude zijn, alleen uwe krachten te wij den aan de bevordering van den bloei en de welvaart onzer gemeente. De loffelijke wijze waarop gij u van uwe taak hebt gekweten, brengt ons er toe, u dank te betuigen. Wij ho pen en God verhoede het, dat u nimmer meer genoodzaakt zult worden in die richting uwe krachten in te spannen, en dat onze gemeente gespaard moge blijven voor gruweldaden, door inwoners uit de gemeente nog wel gepleegd gruweldaden waaraan onze gemeente vreemd was gebleven sinds menschen heugenis. De vei ligheid onzer gemeente toch werd steeds geroemd en nooit vielen er feiten voor, die zouden doen denken dat een dergelijke gruweldaad in onze gemeente zou kunnen worden bedreven. Ook is de Raad vol lof over onze gemeente-veldwach ter abma, die door bijzonderen ijver zich de achting en waardeering heeft verworven. Ik ben gemachtigd ook uit naam der twee afwezige raadsleden, hier hulde te brengen aan Abma voor zijnen betoonden ijver. De .Misdaden. Wij lezen in het „Handelsblad" van Antw. Het is nog zoolang niet geleden dat de hol- landsche dagbladen, met het woord „moorde naarspers" de belgische bladen bestempelden, omdat deze dag voor dag hunne kolommen op vulden met de bloedigste gruweldaden. Wij bekennen dat er wel wat waarheid in die benaming, zoo beleedigend voor de beschaafde 19e eeuw, te vinden was. In Holland scheen het een tijdlang veel beter en kalmer te gaan dan hier zoo kalm zelfs dat men er de doodstraf radicaal afschafte. De beschaving was zoo verre gekomen, zeiden de wetgevers, dat de samenleving geene wraak meer hoefde te nemenmen was den gouden tijd van broeder- en eerlijkheid ingetreden Hier te lande werd de doodstraf slechts op geschorst. Het blijkt echter wel dat de droom bij onze Noorderburen niet lang heeft geduurd dat het aanbreken der arcadische eeuw op verre na geene wezenlijkheid was. Inderdaad, het kalme, vreedzame en door en door beschaafde Holland, wint het op ons in de laatste tijden in moorden. Onze rubriek „Nederland" vroeger zoo dood bedaard, rechtuit gezegd soms „saaierig" gelijk de Hollondors zeggen, en die meestal nieuwtjes bevatte van een tweemaal per jaar bloeienden appelboom; een kat, die jonge ratten zoogde een zwaluw die in een brievenbus nestelde en andere tijdingen gelukkig land, voorwaar die rubriek zeggen wij, lekt in deze dagen van bloed Deze moord, en met de ijsellijkste bijzonder heden, volgt op genen, en daar zijn er, die ge tuigen van eene zoo slimme berekening, dat het gerecht den draad niet meer volgen kan. Neen, zoo min hier als ginder, is d~ tyd aan- j gebroken dat de misdaad die altijd zal be staan. eene zeldzaamheid, eene uitzondering wezen zal. Het schijnt dus, dat het onderwijs niet alleen het middel is, om de booze driften in het hart van den mensch te temmen. Weer vereend. In eene straat, wier naam doet denken aan „hageljacht en stormgeloei", gelegen in eene buurt, wier bewoners van eeuwenher trotsch gaan op hunne „verknochtheid" aan het Oranje huis, woonde lange, lange jaren in stille terug getrokkenheid een eerzaam burgervrouwtje, dat met eene kleine nering haar brood verdiende. Eenzaam en verlaten leefde zij en als zij daar nederzat in stillen nacht ja, als zij nederzat in stillen nacht, dan dwaalden haar gedachten ver weg over de zee en dacht zij aan hem, die eens haar liefde en trouw had gezworen, zooals de dichters zeggen, die was weggegaan van haar en van wien zij 12 jaar achtereen nooit meer iets had vernomen. Als zij in het late avonduur door de straat de bekende volksdreun hoorde galmen „Hij is gaan varen, zoo ver van hier." Dan drong een stille wanhoop haar hart bin nen en blauwe kringen om haar oogen getuig den 's anderen morgens van een slapeloozen nacht. De buren alleen wonende vrouwen wekken altijd de belangstelling van buren, en ook nog wel eens van anderen dan buren wisten niets van den droeven roman harer jeugd. Zij, de jonge verlaten vrouw had troost ge vonden in de gedachte, dat haar echtgenoot op zee was omgekomen. Zij beschouwde zich als eene weduwe. Doch dezer dagen, in de kamer achter haar winkeltje ijverig bezig met naaiwerk, neuriënde een lied somber als Potgieters „lied van het hemd" werken werken, altijd werken" de beginregel kan ook anders zijn, gaat onver wacht de deurschel, zij springt overeind en voor haar staat een stoere zeeman, gebruind gelaat, zwarten ringbaard in romans dragen alle zeelieden ringbaarden. Zij spalkt haar oogen wijd open van verbazing. Welk beeld uit het donker verleden rijst er voor haar op Nog een oogenblik staart zij den vreemden bezoeker aan en daar klinkt het van haar lippenWillem ben jij het? „Ja ik ben het, beste Marie" is zijn antwoord. Zij spreidt de armen wijd uit. Hij valt in die armen. Zij schreit, hij schreit, zij schreien allebei tegelijk en sedert telt het straatje waardoor Aeolus straks weer zijn herfst stormen blaast een gelukkig paar temeer. Valsclic obligation. Als verdacht van het valschelijk opmaken van obligatiën in eene geldleening ten laste der ge meente De Bildt zijn de gemeente-ontvanger en de gemeente-secretaris, beiden aldaar wonende, naar de gevangenis te Utrecht overgebracht. Woensdagmorgen zijn beiden door den rech ter-commissaris verhoord. Vermoed wordt dat de secretaris gebruik heeft gemaakt van het naamstempel des burgemees ters om de stukken te teekenen, en de ontvan ger die zoo vervalschte stukken beleend heeft. Althans zeker is, dat hij dit met enkele gedaan heeft bij een kassier, die ze voor echt aannam en eerst tot de ontdekking van valschheid kwam toen hij die stukken zelf aanbood aan 't kantoor van uitgifte (Blijdenstein Zn.,) waarvan de chef, de heer De Bordes, er beslag op legde. Op die wijze is genoemde kassier er voor een tame lijk bedrag ingeloopen. Wel wat erg luebtig krimpen aan den IJsel verheugt zich sedert eenigen tijd in het bezit van twee zeer luchtige arrestantenkamers. Zaterdagavond werd een dezer in gebruik genomen. Iemand, die vlagen van waanzin had, zou er den nacht in doorbrengen. Den volgende morgen, toen men hem wilde be zoeken, was de vogel gevlogen Het getal aangeslagenen in de vermogens belasting zou, naar de Belvenaar verneemt, on geveer aldus zijn 13,000' tot ben. f 15,000 9200 15,000 20,000 13800 20,000 30,000 16000 30,000 40,000 8900 40,000 50,000 5700 50,000 v v 75,000 8000 75,000 100,000 4200 100,000 150,000 4100 150,000 v v v 200,000 2100 200,000 v v v 300,000 1900 300,000 500,000 1400 500,000 v v v 750,000 600 750,000 1,000,000 200 1,000,000 1,500,000 200 1,500,000 VVV 2,000,000 60 2,000,000 100 Fia de Siècle. De „N. Bredasche Ct." van Zondag bevat eene advertentie, waarin de wereld wordt ver kondigd, dat het zoontje van den stadsdeurwaar der met het dochtertje van een vischhandelaar is verloofd. Het kereltje is 6 en het meisje 2 maanden oud. Verjaar- en trouwdag. Als bijzonderheid wordt gemeldt dat op denzelfden dag toen Z. M. onze koning trouwde ook de heer K. Stuit en Johanna Noom, ge meente Uitgeest in het huwelijk traden en dat hun eerste kind ook op denzelfden datum is ge boren als Koningin Wilhelmina, en ook een dochter is. De gemeente Krommenie is door den vroegeren opzichter H. gedagvaard tot uitbeta ling eener som van f 1044, welke eischer ver houd toeliet, was zijn hoogste ideaalhij was ge lukkig slechts een onzichtbare, oneindig kleine kiem te kunnen leggen voor de toekomstige, maar nog ver verwijderde wedergeboorte der menschheid, die hem ontbeeren liet op zijn dakkamertje. Hoe erbarmerlijk klein scheen hij in zijn oog, in verge lijking van die twee! «Ik kan slechts uwen moed bewonderen, met welken gij al deze wederwaardig heden des levens kunt verdragen," kon hij niet la ten, den schilder te antwoorden. »Wel beschouwd zijn wij lotgenooten, beiden stiefkinderen des ge- luks, ons leven is één onafgebroken strijd «Lotgenootenvroeg Wölf verbaasd. »En welken kamp strijdt gij dan, heer Erdmann?" Zijn wakker oog zag hem doordringend aan. «Waartegen hebt gij reeds uwe geestelijke en lichamelijke krachten ingespannen, om uw vurigste willen te verwezen lijken, alle hinderpalen verachtende? Hebt gij daar voor reeds honger geleden, ontelbare nachten slape loos doorgebracht? Neen, dat hebt gij niet! Ik ken uwe geschiedenis! Gij zijt in 't veldleger verwee- kelijkt, verslapt, en toen gij tot den strijd geroe pen werd, toen ontbrak den arm de spieren en den wil. Gij strekte de wapens, eer het nog begon, en lastert nu den al te machtigen vijand, om welken te bedwingen gij de kracht en den moed niet meer hebt! Neem mij niet kwalijk, heer Erdmann, ik meen het niet kwaad met u, bovendien gij zijt zoo veel jonger dan ik, dat gij wel een goeden raad van mij moogt aannemen. Wees op uwe hoede voor StrehlenWölf hief waarschuwend den vin ger op. «Gij zijt een voortreffelijk materiaal voor die lui! Maar nu genoeg daarvan. Steken wij een versche sigarette op en drinken wij op den goeden uitslag der sirene Hij lachte Lili schalksch toe, die gedurende dit onderhoud in verscheidene schetsboeken had zitten bladeren. Wölf haalde een reeds aangetrokken flesch rooden wijn van onder eenige olie- en vernisfles- schen voor den dag en bood Lili en Sixtus de siga rettenkoker aan. De lieftallige Lili, die met haar onnavolgbare gratie de glimmende Sigarette naar den mond bracht, en met vroolijken kout en ver nuftige gezegden het gesprek levendig hield, waarom Wölf vaak in vroolijk lachen uitbarstte, deden Six tus alle zorgen vergeten. Het was reeds laat in den nacht, toen zij opbra ken, het uitgebrande kaarslicht dwong hen daar toe. Sixtus gevoelde zich in vele opzichten lichter, zijn positie scheen hem niet meer zoo bijzonder slecht. De tamelijk zware wijn Wölf had zijn ganschen voorraad geofferd kon wel mede daar van de schuld zijn, maar hoofdzakelijk was het de levensopvatting des schilders, die deze werking te voorschijn riepdat die levensopvatting op een streng plichtsgevoel gebaseerd was, daaraan dacht hij geenszins. Om een ding benijdde hij hem, om Lili! Toen hij op den duisteren gang kwam, om zijn nummer te zoeken, viel een helle lichtstreep op den vloer van den gang uit No. 23. Strehlen zat nog druk aan den arbeid. Als een magneet trok hem die lichtstreep. »Hoed u voor dien Strehlen," zeide Wölf. »Een lieve man met zijn prachtige oogen," zei vrouw Draaier. Het was toch wel interessant, dacht hij, dien man te leeren kennen. Hij was te opgewekt, om te kunnen slapen, de wijn draaide hem in 't hoofd, en deze liet hem ook niet toe, geregeld te denken, en zoo bedacht hij niet, dat hij den vreemde, die bovendien druk aan den arbeid was, op dit uur hoogst onwelkom kon zijn. Stil sloop hij naar de deur, het krassen eener pen was het eenigste geluid, dat hoorbaar was; zonder het zelf te weten, klopte hij zacht en trad binnen, zonder de uitnoodiging daartoe af te wach ten. Een jonge magere man in een donker gekleurd pak, sprong op van zijne plaats aan een met ge schriften en boeken bedekte tafel, waarop een lamp met groene kap een helder licht deed stroomen. Het ontging Sixtus niet, dat hij een blad met rasse beweging in den zak stopte. Een uitdrukking van angstige vrees lag op het bleeke, regelmatige gelaat •de groote, zwarte oogen rustten met hatelijken, boozen blik op den binnentredende. «Verontschuldig mij, heer von Strehlen, mijnon- gepermitteerd voornemen, om u op zulk een laat uur lastig te vallen," zei Sixtus. «Mijn naam is Six tus Erdmann, uw huisgenoot." De hatelijke uit drukking op Strehlens gelaat was verdwenen, een vriendelijk lachen speelde hem om den schoonge- vormden mond, hij ademde schijnbaar verlicht op. »Wij hebben ietwat sterk gekneipt hiernaast, bij heer Wölf. Toen zag ik nog licht bij u en ik wilde u reeds sedert lang bezoeken." «Geen verontschuldiging, heer Erdmann!" ant woordde Strehlen, een ietwat defecten stoel voor de tatel plaatsend. «Het doet mij van harte genoe gen, kennis met u te kunnen maken. Alzoo bij Wölf hebt ge een weinig gekneipt? Was Lili daar ook bij?" Gewis, wij vierden hunne verloving," antwoordde Sixtus. »Een komiek paartje, niet waar?" zei Strehlen. »Kent gij Lili's geschiedenis?" »Ze heeft ze mij zelf verteld, ofschoon ze mij voor de eerste maal zag! Een eenig model!" «Evenals hij als kunstenaar," sprak Strehlen. »Na alle bedroevende uitkomsten nog immer de oude idealist en dweeper. Men kan hem zijn leed niet aanzien! Gij moet hem eens hooren, als hij zijne ideën over het gelukkig maken der menschheid ont wikkelt, dat is koddig «Zooeven heb ik juist het genoegen gesmaakt; toch vond ik, dat er geest in stak, al was het fantastisch en niet door te voerenmerkte Sixtus aan. «Vindt gij? Gij interesseert u dus voor sociale problemen, heer Erdmann vroeg Strehlen belang stellend en zijn' stoel nader bij Sixtus schuivend. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 2