"Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 28 September 1894. verwonderd doen vragen Hoe is het mogelijk, dat de aandacht niet eer op Boes gevallen is Boes stond echter niet ongunstig bekendwel waren zijne verklaringen omtrent hetgeen hij gehoord en gezien had zeer vreemd en ondui delijk, toch achtte niemand hem tot zoo iets in staat. Het is nu bewezen, dat de inbraak bij mr. Asser door hem bedreven is. Eenigen tijd gele den heeft hij aan de Oude Kaag, onder deze gemeente, in het bijzijn van eenige kameraden, een zelf gemaakte bom (vervaardigd van een chocoladebus, kruit, spijkers enz. voorzien van een lont) laten springen, daarbij den wensch uitende, dat zeker ingezetene deze in huis mocht hebben. Ook heeft hij eenige malen bij een verver loodwit gehaald. Deze dacht dat het voor zijn baas was, doch die wist nergens van. Waarschijnlijk heeft het lezen van romans, zegt de correspondent der „Haarl. Crt." hem met moordzuchtige plannen vervuld. Dat hij de geheele zaak nog vrij stoicijnsch opneemt, blijkt uit den brief, dien hij dezer dagen uit de ge vangenis aan zijn vader zond. Daarin geeft hij de hoop te kennen, dat zijn vader even wel en gezond mag wezen dan hij. Hij vertelt, dat hij geregeld bezigheid heeft en daaraan al goed be gint te wennen hij verzoekt zorg te dragen voor zijn gereedschap, opdat het niet roeste, infor meert of er geen prijs gevallen is op zijn lot van de Heldersche Landbouwtentoonstelling en verzoekt ten slotte zijn vader, uit zijn naam zijn baas en de vrouw vergeving te vragen voor een groot zondaar als hij is. De brief eindigt met den wensch dat hij eenmaal als een braaf mensch uit de gevangenis moge komen, en is verder verscheidene malen van zijn handteekening voor zien. Eene geheimzinnige geschiedenis. Van vertrouwbare zijde zegt de (an tire v.) Nederlander meldt men ons de volgende ge heimzinnige geschiedenis Op 5 Juli 1.1. werd te Rotterdam een schip per uit Zuid-Holland door zekeren heer, die voorgaf een Engelschman te zijn, aangenomen om op een jacht als loods en tolk een buiten- reis van Amsterdam naar Antwerpen te maken. Een flink loon (5 shilling daags) werd verze kerd Te Amsterdam zou men tijdelijk in een kleiner vaartuig vertoeven. Toen men 's nachts hier aankwam, bevonden zich noch twee perso nen aan boord een tweede heer en een netge- kleede knaap van 15 jaar. Na gegeten te heb ben begaf men zich ter ruste. Op ontzettende wijze werd voornoemde schipper hieruit gewekt. Door een ongemeen rumoer naar dek gedreven, werd hij door beide schurken teruggedrongen. Zijn eerste vraag hield in „moordenaars waar hebt ge dien jongen gelaten Bedreigingen waren het antwoord. Door beide gespierde per sonen buiten het gangboord gehouden perste men hem den eed af, voortaan H. Y. te zullen hee- ten en elke betrekking te loochenen. Ten slotte moest het slachtoffer bier drinken en welk bier! Onder den invloed daarvan was de loods des morgens reeds versuft, zoodat het den eersge noemden ellendeling weinig moeite kostte hem per spoor tot Medemblik te doen doorgaan onder voorgeven, dat daar het bedoelde grootere jacht lag. Hij zelf beweerde mee te gaan, maar ver dween uit de trein. Ter bestemming aangeko men, waar natuurlijk geen vaartuig was, geraakte de ongelukkige onder den invloed van het vergiftigde bier volslagen het bewustzijn kwijt. Hij werd nu opgenomen in de ziekenzaal van 's rijks krankzinnigengesticht aldaar, waar hij gedurende 7 weken liefderijk werd verpleegd en die hij thans volkomen hersteld heeft verla ten. De zaak is in handen der justitie. Kolf-Matcli te Nieuwe Niedorp. De heer P. Haringhuizen, deelt mede dat er circulaires door hem toegezonden zijn aan de kolvers en kolfvereenigingen hier te lande. Ge resumeerd komen zij hierop neer „Een kolfpartij bestaat gewoonlijk uit 3 seriën elk van 5 streepjes. Daar elk streepje 12 pun ten kan worden, is het hoogste cijfer van een serie 5 maal 12 of 60 en van de heele partij 3 maal 60 of 180 punten. Daar het geluk in een spel van 3 seriën een groote rol speelt en het doel van dezen wedstrijd is, den kolvers hun kracht te doen kennen, is de Match bepaald op 10 seriën. Bij dit groote aantal is geluk en on geluk zoo gelijkmatig verdeeld, dat 't in 't globale gereduceerd kan worden tot 0. Der halve Elk kolver speelt zijne 10 Seriën in de baan te N.-Niedorp, die, nieuw aangelegd aan strenge eischen voldoet. Hij bepaalt zijn datum in de maand October, mits deze niet op Donder dag of Zondag. Geven zich meer dan 9 kolvers j voor één datum aan dan zijn er maatregelen i genomen. De prijzen worden op later te bepa len datum uitgereikt." Een oproer op den Dam. De deur van 't bureau werd opengeworpen, zoodat de breede matglazen ruit zenuwachtig trilde en bijna was bezweken onder de heftige aanraking van een der lendenen van een kast, in haar goede dagen een boekenkast, thans ge roepen om binnen haar vier wanden oude cou ranten zorgvuldig te bewaren. Een man komt naar binnen schieten, bijna twee Meter lang, j met rood gelaat, waar de zweetdruppels langs glijden en zich verschuilen in de zwarten knevel, i Hij schiet op een der redacteuren af als een snoek op een voorntje ieder dacht dat het hoofd van den ongelukkigen redacteur binnen twee j minuten verkeerd op den romp zou staan men greep ter zelfverdediging naar het wapen dat het dichtst bij de hand lag de een stak een schaar voor zich uiteen ander trachtte zijn borst te beschermen met een lange kalken pijp. Het redactie-bureau kreeg een vreesdijk aan zien. Zoo iets van een moordenaarshol uit een Engelsch „Politienieuws." Wij wachtten allen in angstige spanning, of het redacteurshoofd, hetwelk zoo dicht in de nabijheid van den arm van den binnenstormenden was, door de kamer zou suizen. Wij wachtten doch het hoofd bleef waar het was. Alleen vernam men hoe de vreemdeling met op en neergaande borst en bevende lippen de woorden hijgde Ben ik de eerste, meneer Wat blief? Wacht even meneer laat me asjeblieft even uitblazen. De man richtte zich op, wischte zich het zweet van het gelaat en hijgde eens flink uit. Ben ik de eerste Maar wat bedoel je Wat heb je 'n Berichtje meneer „Zeg dan in Hemelsnaam wat het is." De redacteur zag hem ongeduldig aan. De be zoeker vermoedde zeker dat het thans een kri tiek oogenblik voor hem was en met een ang- stigen blik naar de deur, alsof hij bang was dat iemand binnen zou komen van wien hij alles te vreezen had, stiet hij uit „Oproer op den Dam, meneerWerkloozen plunderen het magazijn Nederland Het was er uit en de man werd daardoor zichtbaar kalmer. Doch veel tijd om kalm te worden werd hem overigens niet gelaten. Scha ren rinkelden op de lessenaarde pijp zweefde in de lucht en uit louter verbazing kwam de kop op den vloer juist naast de stoel te liggen. „Wat zeg je? Oproer op een Dam?" „Op de hoek van den Nieuwendijk en Dam, ja, meneer. Zwart van 't volk Het reportersbloed moet iemand al tot den laatsten druppel zjjn afgetapt, om bij het woord „Oproer!" niet naar zijn vestzak te grijpen, waar het bewijs zich bevindt, dat alle cordons van politie-agenteu ontsluit, en dan naar zijn hoed. Ik tolde de gang doorrolde de ijzeren trap af en vond me zelf weer in het nauwe straatje, vlak voor het Hol. Ik blijf even staan ademhalen een tuime ling van een steile ijzeren trap werkt steeds eenigszins zonderling op mijn gevoel. Ik luis- sterde in de omgeving doodsche stiltegeen schreeuw weerklonk in de St. Nicolaastraat een zeldzaamheid En een goed teeken allen zijn natuurlijk naar den Dam gestormd Den hoek om met den neus tegen een lange ladder, waarop een glazenwasscher kalm een ruit stond te wasschen en juist een nap water tegen het venster wierp het water spatte terug, net op mijn hoed. Dat hinderde niet. Ik slingerde nog tusschen een paar ladders door, die mij in de weg stonden, struikelde over een steen, liep tegen een dikke buurvrouw, die mij naschreeuwde. Ik maakte mij daarover niet boos ik had het te druk om het touwtje van mijn bouton door het knoopgat te steken 't ging niet. Op den hoek van het Bleaustraatje en Graven straat bleef ik even staanschoot toen weer vooruit tegen een paardenkop. De paardenkop was het eigendom van een paard dat voor een wagen stond, waarop twee lange zware ijzeren balken. Ik schrok op, want ik kan niet tegen een bot sing met een paardenkop mijn oog viel op den koetsier, die op het bankje van het rijtuig zat te dommelen. Natuurlijk moest die man iets van 't oproer weten, want een Amsterdammer is met alle standjes bekend. „Is 't erg?" riep ik hem in 't voorbijgaan toe, terwijl ik naar mijn voorhoofd voelde want een paardenkop is hard. „Weet ik veul," antwoordde de koetsier lachend Jai zal 'm wel gevoeld hebben Of ik 't gevoeld had Ik heb nog een buil aan mijn voorhoofd 'n reporters-eereteeken, waar mee men zich tevreden mag stollen, want het eenige knoopsgat dat een verslaggever bezit, moet voor zijn bouton bewaard blijven. Op den hoek van den Dam blijf ik staan om mij te oriënteeren. Vlak voor 't Paleis staat een politie-agent, met de handen op den rug en het gezicht gekeerd naar den hoek van den Nieu wendijk. Dat is een goed teeken Doch het volgende oogenblik brengt een ontmoediging Achter den agent, op de kleine steentjes dren telt de schildwacht onverschillig op en neer.; het overige deel der wacht ligt op de bank, tegen den muur van 't Paleis geplaatst. Doch ik troost mij met de gedachte, dat hoogstwaarschijnlijk de mobilisatieplannen nog niet in orde zijn. Ik houd mij aan de richting van den blik der politie-agenten, maak een halve wending naar links en daar is 't oproer. Een dichte menigte verdrong zich voor het magazijn „Nederland" er gingen luide kreten op, natuurlijk vloeken, angstkreten, kreten van woede, gerekte. Boven alles uit glinsterden een paar helmen. Ik dring naar voren en schuif een paar juffers in bonte jakjes en zwarte rokken op zij. „Hei, hoed hou je handen thuis." ik dring verder. „Slaot 'm in z'n hoed. Hei, Pieter, geef 'm 'n douw Ik dring maar verder, krijg een stomp, daarna iets wat op een schop gelijkt, kom tot de ont dekking dat plotseling mijn hoed te groot is ge worden, maar ik sluip verder, mij zelf pijnigende met de gedachte dat ik misschien te laat ben gekomen. Nog eenmaal gedoken ik sta vlak voor twee helmen, houd hen mijn bouton voor. Al afgeloopen? Ook gewonden? De agenten staren mij verbluft aan. Bij 't oproer bedoel ik! De gezichten der agenten teekenen nog meer verbazing. Er is hier toch een oproer geweest win kel bestormd zijn ze binnen Het maximum van verbazing. „De werkloozen bedoel ik." Een schaterlach twee schaterlachen. „Daar bedoelt u? Die daar binnen zijn? Dat zijn de Roodhuiden van Pauwnee-Bill Twee minuten later zat ik weer op 't bureau. Maar hoe? Nat, bont en blauw met pijn overal en zonder oproer Opening der gewone zitting der Staten Generaal. In de zaal der Tweede Kamer: de leden der beide takken van vertegenwoordiging in zeer grooten getale bijeen, gegaloneerd, sommigen in bijzondere staatsiekleedijen uit hoofde van bjjeen- komstige waardigheden, of opgeluisterd met kleu rige groot-kruis-écharpes, een schitterend spekta kel, slechts hier en daar een !enkele in voor volksvertegenwoordigers meer eigenaardige effen kleeding. Dan een troepje Staatsraden zeer select in licht blauw met zilver en witten pantalon, onder hen echter een paar in militaire unifor men, nog schitterender onder blakend groene Perzische orde-sjerpen. De deuren au fond van de rechterzijde, anders achter een gordijn verborgen, gaan open, de hof- ceremoniemeester alvorens binnen te komen bij het opgaan van twee treden bonkt met zijn staf op den grond om stilte en kondigt aan „de Ko ningin-Regentes." Te midden van haar hofstoet nog schitteren der dan al wat reeds aanwezig was, komt de Koningin-Regentes en spreekt op den troon de openingsrede uit. Het oordeel der pers is nogal verschillend. Ja, sommige bladen kunnen niet laten met de lange lijst van werkzaamheden te spotten, welke lijst afgewerkt zal worden in dit zittingjaar. De Tel. twijfelt er aan, of volgens belofte, het ontwerp kieswet dit zittingjaar nog zal worden behandeld, en doet de vraag: Weldra of over een jaar? De N. Bott. Crt. is van oordeel dat het pro gram van werkzaamheden van groote activiteit der regeering getuigt, en vertrouwt dat het haar niet aan medewerking van de zijde des volks vertegenwoordigers zal ontbreken. Het Handelsblad vraagt of het denkbaar is de eerbiedwaardige lijst van regelingen, een reuzentaak, in de korte spanne tijds, welke ver- eischt zou worden, indien inderdaad de afdoe ning van het kiesrecht op den voorgrond bleef staan, ten uitvoer te brengen? Het ministerie in de eerste plaats, gaat het blad verder, zal de onmogelijkheid inzien van zulk een snelwetgeverij. De Amsterdammer spreekt zijne voldoening uit over het feit, dat de goede trouw der Re geering, die bij de openingsrede in Mei jl. door zoovelen aanstonds verdacht werd, nog niet kan geloochend worden. Het Centrum zegt o. m. Voorop toch gaan, als Chang en Eng, de rege ling van het kiesrecht alsmede de herziening van het personeel. Deze twee wetsvoorstellen zullen in dit zittingjaar bij de Staten-Generaal inkomen. Van al het andere wordt slechts ge- zegd, dat er met de voorbereiding wordt voort gegaan; dat het in bewerking is; dat het aan dacht zal vorderendat het in gereedheid wordt gebracht, of dat het zal worden aangeboden. zonder bepaling wanneer. Ons dunkt, dat men wel zal doen, al deze dingen niet te zeer in ernst op te nemen. De Amst. Crt. betoogt met het oog op de lange troonrede, wel driemaal zoolang als die van het vorig jaar, dat, wanneer er in gelijke ver houding zooveel tot stand wordt gebracht, als door het vorige ministerie, deze regeering met recht een „ministerie van zaken" kan heeten. Toch vreest het blad, dat de oogst aan het eind van het jaar zal tegenvallen, daar de be loften in de Troonrede veelal in omgekeerde verhouding staan tot de daden. Het werkplan der Regeering heeft veel aan- lokkends, zegt Het Vaderlandal laat het plaats voor eenige vragen. Het Dagblad van Z.-H. en 's Gravenhage resumeert zijne meening aldus Overtuigd, dat het Kabinet-Roëll het beste met ons vaderland voor heeft, hopen wij, dat zijn regeerbeleid van dien aard zal zijn, dat de gematigden van alle ^richtingen het sympathie zullen kunnen blijven schenken. De (Rotterdamsche) Nederlander zegt o. m. Gaan wij (dus) het menu na, dan zeggen wij de koks zijn goed en de maag van den Tweede Kamer is er niet te zwak voor. Evenwel, één schoteltje schijnt ons suspect: het sabsidieeren van scholen van middelbaar on derwijs voor meisjes. Is het wenschelijk, is het verstandig, de epjaes- tie van het onderwijs, dat groote struikelblok, op het tapijt te brengen De Standaardhaar oordeel over de Troon rede uitsprekende, zegtZij is een soort van pa rade, waarin alle uniformen blinkeneen uit stalling van vele gewilde artikelen, die den toe schouwer doet zeggen: „dat de firma goed ge sorteerd is"; een lijst van dessert-gerechten van zóó buiten- sporigen omvang, dat de eigenlijke spijslijst er schier geheel bij wegvalt; of, wilt ge liever: zóóveel bloemen op tafel, dat het kostelijke hoofd gerecht bijna geheel aan het oog wordt onttrok ken. Verder sprekende over de kieswet, laat het blad zich aldus uit: „De weg, dien Tak in één marsch wilde af leggen, zal nu in twee marschen worden ver deeld en voor den eersten marsch staat de Re geering aangetreden onder leiding van minister Van Houten. Na hem komt een ander lei der, voor de laatste helft van den weg." De Maasbodeten slotte, komt tot de volgende conclusie »Wind u niet meer zoo op. Over zulke dingen moet. men zich beslapen." Hij knikte haar verstrooid toe en bleef alleen. Hij leunde tegen de raampost en keek in den duisteren nacht, die door de hoog opflikkerende vlammen helder verlicht werd. Het ratelen der ertskarren, de metaalklank der kolen, het knetteren en knappen der voordurend gevoede vlammen, klonken van uit de ijsersmelterij, waarover een donkerroode gloeiende damp in dikke wolken op en afdreef. Een eindeloos wee hief zijn breede borst, en zijn vingers omklemde een raam- stijl, als willden hij haar vergruizelen. Zijn geheele leven dreef hem als een visioen voor de oogen. De gelukkige jeugd in 't Erdmannshuis, waar hij onder de goede leiding zijns vaders het handwerk leerde. Zqn vader, de stoute, eigenaardige man, als die hem hier nu zaghierhij zuchtte bij die gedachte. Zijn jonge liefde tot Moni en dan, hoe hij als meester in de versierde werkplaats zijn intocht deed, nog bij 't leven zijns vaders Dat was een dag De geheele Burgstraat had er den mond vol van, en in »de Zwarte Beer« was een groot maal. Toen kwam Valentijnhoe hij hem boven het aanbeeld hield, »Valentijn de smidToen juichten de knechts en zwaaiden de hamersEen traan droop hem langs de wang in den vergrijsden baard. Toen kwamen Sixtus en GildeVan toen af begon ze, de ontbinding, de verrotting. Twee kernachtige gezonde takken werden afgehouwen van den vader lijken stam, en door de opene wonde drong de kan ker naar binnen en vrat tot aan den kern. Toen kwam de storm en wierp hem neder. Was hij niet duizendmaal ongelukzaliger dan zij daarboven, wier donkere gestalten rond de vuur- openingen zweefden, als verschijningen der hel Neen, toch nietHij had nog een familie, die hem alles hielp dragen, die hij van nering kon voorzien, en zij daar, zij moesten het slechte alleen dragen, of de ellende van een hongerende vrouw en de be kommeringen der kinderen daarboven. En die familie, dat gezin, zijn eenigst goed nog, zou ook teniet gaan Tenslotte onteerd, geschand vlekt worden Dan Ja dan, hij voelde het nu, dan was hij tot alles bereid. Dan was de ontevredenheid der gekwelden daar in de smelterij slechts kinder spel bij zijn gramschap vergeleken En het ergste was hem dan het liefst. Lang stond hij naar buiten te staren, door wilde fantasiën vervolgd, tot de slaap hem overmande. Den volgeuden dag scheen weer alles vergeten te zijn. Andreas was onafgebroken aan den arbeid. Gilde was stil en teruggetrokken en verzekerde haar moeder, dat zij haar voornemen voorshands had op gegeven. Gedurende den middagmaaltijd wilde nie mand de zaak aanroeren, men had, naar het scheen, aan het voorgevallene van gisteren genoeg. De ze nuwachtige toestand, waarin Gilde zich scheen te bevinden, het bleek op haar wangen, het beven ha- rer handen, de onzekere schuwe blik werden voor een nawerking der scène van gisteren gehouden, en 't berouwde Andreas zoo heftig geweest te zijn. Toen z(j des avonds met roodbeschreide oogen en met hare kinderlpe zachtmoedigheid, die hij sinds lang tevergeefs bij haar zocht, haar ouders vroegtijdig »goeden nacht« vvenschte zij gevoelde zich onwel en wilde daarom vroeg te bed toen scheelde het zelfs weinig of Erdmann barstte in tranen uit en vergaf het haar. Zij was een hartelijk goed kind, en dat het haar niet langer beviel, hier aan de fabriek, kon hij niet euvel duiden. Andreas gevoelde zich weder zonder zorgde booze gedachten van gisteren bleven heden ten minste weg. Gilde had maar al te goed ingezien, dat zij met haars vaders wil het huis niet kon verlaten. Zijn maar al te gegronde vermoeden betreffende Sergius bedierf alles, zoodat zij tegen den wil haars vaders haar wil zou doordrijven. Zij zou vluchten. Haar besluit was genomen, en toch zag zij tegen de uitvoering op. Een onuitsprekelijke angst had haar reeds den geheelen dag vervolgd. De onzekere toekomst, de algeheele afhankelijk heid van Sergius bezwaarden haar gemoed. Buiten dien gevoelde zij nu voor de eerste maal de heilige, onverbreekbare banden, die elk kind, ook het meest verdorvene, aan zijn familie, aan zijne ouders bindt. Zij overdacht de ontzettende smart, die zij haren ouders bereidde tot dank voor de vele opofferingen, die zij zich getroost hadden. Zij dacht aan de on tembare woede, die den vader zou aangrijpen en toen hij argeloos haar de hand toestak, toen zij te bed wilde, en haar zoo hartelijk goeden nacht kuste met de woorden »Ik dank u, Gilde, het zal nu wel weer goed wordeptoen wankelde zij en zij hoorde nog eenmaal de stem van haar goeden genius »Ga niet Zij sliep alleen een verdieping hooger. Toen zij boven was, hoorde zij haren vader de deur sluiten en de slaapkamer binnentreden. Zij keek het raam uit en zag, dat de lamp werd uitgeblazen, alles werd stil in huis. Een zucht ont snapte haar en nog lang bleef zij in 't midden van haar kamer staan. Nog was de strijd niet volstreden. Plotseling echter wierp zij een omslagdoek om hare schouders, nam het kleine koffertje in de hand, dat reeds gereed stond, en sloop op de teenen de kamer uit. De trap kraakte luid, zoodat zij staan bleef en luisterde. Toen zij niets vernam, sloop ze de slaapkamer harer ouders voorbijhet bleef er doodstil. Haar hart klopte hoorbaar. Langzaam sloop, zij verder, de smederij in, de deur was toevallig; niet gesloten. Een helder schijnsel viel door het hooge raam naar binnen! Haars vaders huismuts, die ze met Kerstmis voor hem had gestikt, lag op het glinste rend aambeeld. Het zien van dit onbeduidend klee- dingstuk deed haar een oogenblik twijfelen. Maar slechts één oogenblik, want op het volgende opende zij een vensterraam, liet het koffeitje naar beneden zakken en sprong vlug als een kat naar buiten. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1894 | | pagina 2