NIEUWE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 46.
Zondag 18 November 1894.
3e Jaargang.
Plaatselijk Nieuws
FEUILLETON.
Het Erdmanns
LAMEDIJKIR COURANT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
A B 0 iN IN' E M N T S P R IJ S
VOOr NOORDSCHARWOUDE, OüDKARSPEL, ZüIDSCHARWOUDE eil Br. OP LANGEDIJK
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
loonlscliarwouile.
PRIJS DER ADYERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer t"> ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Kunstnieuws.
Dit woord drukt nu juist zóóveel uit, dat ik
waarachtig blij ben, dat de twee op zichzelf
staande woorden kunst en nieuwste zamen ver
bonden. weer een geheel vormen, welk geheel
getuigt dat op het gebied van „kunst" weer
wat „nieuws" is te genieten gegeven.
Een menu, bestaande uit negentien gerechten,
werd ons gisteravond voorgezet door de zang-
vereeniging „Crescendo" alhier, directeur de
heer W. Dorsman, in het lokaal van den heer
D. Stam.
Ge zult met mij moeten erkennen dat het
gezonde magen moeten zijn om negentien ge
rechten te kunnen verorberen, zonder zich een
digestie te eten. Doch dit kan alleen, wanneer
de gerechten door een bekwamen kok zijn toe
bereid en regelmatig worden opgediend.
Het menu bestond uit vijftien koornummers,
één tenor solo, twee stukken voor Piano en
Viool, en de hoofdschotel uit een operette, ge
titeld: „Asschepoetster".
Waren we nog in den tijd der spinnewielen,
dan zouden wij gisteravond hebben gezien, dat zelfs
de oudjes bij hun wiel vandaan liepen om mede
te peuzelen van het schoteltje van „Moeder de
Gans", waarvoor Mej. H. A. Leen
kranig recept van toebereiding wist te vinden.
Voor we echter verder gaan eene kleine uiting
over de vertolking der verschillende zangnum
mers, muziekstukken en solo.
De koren werden, om kort te zijn, over het
algemeen zeer goeS vertolkt.
Eenige aan- en opmerkingen wil ik mij echter
veroorlooven.
De aanmerkingen zijn in geen geval vele.
No. 5 van de le afdeeling, is nog al moeie-
ljjk, en hoewel 't laatste beter klonk, mocht het
eerste gedeelte ons gehoor niet streelen minder
goed in de maat en bovendien zeer dissonant
werd dit gedeelte vertolkt.
„Lenteweelde" zou er bij gewonnen zijn wan
neer men het Crescendo in „De Leeuwrik zingt
al onder 't stijgen" meer gevolgd had, het rui-
schen der wind even zachter en het „Neen,
blijde klink mijn jubellied," meer jubelend, luider
waren gezongen.
De nrs. die onze bizondere goedkeuring moch
ten wegdragen waren „Op 't Meer," nr. 6 van
de le afd., nrs. 2 en 3 van de 3e afd. „Lente
koor" en „Aan de Maan" en nr. 6 van de 4e
afd. „Lied des Levens", terwijl het kwartet in
„Hoog op de bergen", nr. 4 van de 8de afd.,
heel lief klonk tusschen het koor.
De opmerking is deze: Wij gelooven, dat door
het meer in acht nemen der teekens, hieraan
hapert o. i. nog iets, de Zangnummers in het
vervolg beter tot hun recht zullen komen, of
liever, voller en schooner klinken, terwijl wij
nog even willen aanstippen, dat de piano's op
het einde van sommige nrs. niet mogen worden
gezongen met lege longen, waardoor de stem
min of meer begint te vibreeren.
De tenor-solo, door den directeur vertolkt, ver
diende het daverend applaus. Deze eenvoudige
muziek, doch bovendien zoo mooi voor De Ge-
nestet's „Kruis met rozen", is geheel in over
eenstemming met de gedachte, die onze groote
dichter in dit opbeurende, troostende gedicht
heeft willen leggen.
Bij uitnemendheid slaagde de heer Dorsman
er in, bezieling te brengen in deze diep een
voudige compositie.
No. 1 van de 3e afdeeling, „Von Meinem
Bergen", en No. 1 van de 4e afdeeling „Thu-
ringer Volkslied" waren voor Piano en Viool
op het programma aangegeven.
Het eerste stuk werd loffelijk vertolkt en ver
wierf een daverend applaus, het tweede helaas,-
was door een ongeluk lang zoo mooi niet.
Ware de viool niet gevallen, wij gelooven
gaarne dat de dilettant violist evenveel succes
zou hebben gehad, als met No. 1.
De pianopartij was als altijd aan goede han
den toevertrouwd en verdiend onze volle waar
deering.
En nu, kleine kunstvrienden, gij dacht waar
schijnlijk, die verslaggever springt maar over
het programma heen, met Kleinduimpjes zeven
mijls laarzen en slaat zoo maar de 2e afdeeling
over, al heette zij de hoofdschotel.
Gaarne erken ik dat ik u wel tot het laatst
heb laten wachten, maar, ik ben zoo gewoon het
neusje van den zalm te bewaren voor 't laatst.
Ik raad u nu maar aan goed te lezen, hoe
jullie 't op de planken hebben gemaakt.
Het was een vreemd gezicht, niet waar Assche
poetster, toen de gordijn opging en gij aller
oogen, en er waren er misschien wel 400, op u
gevestigd zaagt.
Maar wat keekt ge eenvoudig en wat kregen
wij een medelijden met uw droevig lot. Het be
grootte ons zoo innig dat go uwe moeder vroeg
voortaan wat meer van u te houden, en vonden
het zeer hard van haar, dat ze u afwees
en u achterstelde bij uwe zusters. Uwe zusters,
die groote madams, die 't onderling zoo slecht
met elkander konden vinden en verschrikkelijk
afgunstig op elkaar waren. Ze waren onuitstaan
baar toen ze u kwamen mededeelen dat er een
groot bal zou worden gegeven aan het Hof van
den Koning. Wat zagen ze met een minachting
op u neer, gij arme, toen vijf page's haar kwamen
inviteeren voor dat bal, waarop de rijkste en
grootste van het land werden genoodigd.
Hoe kondtgij u goed houden onder het klee
dden uwer zusters voor die groote partij, en hoe
was het mogelijk dat ge haar nog vermaandet
kalm te wezen, toen zij beiden het eerst wilden
geholpen zijn; gij voerdet zelf zoo'u strijd.
Wat waart ge natuurlijk verrast toen uwe
Petemoei, die beste brave Petemoei, u beloofde
dat ge ook naar het bal mocht en met haar
too verstaf u rijke kleeren, equipage met schim
mels, èn koetsier, èn palfrenier schonk om u naar
.het hof te rijden.
En ten volle waart ge „la reine du bal" in
uw rijk getooid kleedje, met uwe van diamanten
en edelgesteenten schitterende haren. Gij kondt
't wel niet hooren, maar wij wel, dat de koning
tegen zijn gemalin zei, dat zoo oud als hij was,
hij vóór haar, nooit een prinses had gezien, die
'zóó schoon was als gij waart op het koningsfeest.
Maar wat genoot ge een eer boven allen, toen
de prins u met zijn oogen volgde. Wat een lief
verliefd prinsje, dacht ik, hebt gij bekoord
och, 't speet me ook om hem dat gij precies ten
12 ure moest vertrekken, maar, niet waar het
was het bevel van Petemoei.
Wat hieldt ge u toch goed, alweer, toen uwe
zusters, die verwaande juffers, u den uitslag van
het bal bij den Koning mededeelden.
En eindelijk, vertelden ze u nog, dat de
prinses, die precies weer ten 12 ure vertrokken
was, en dat nu voor de derde keer, het glazen
muiltje had verloren op den trap voor het kasteel.
Gij moest het aanhooren op welke wijze zij, uwe
zusters, elkanders voeten te groot maakten voor
het muiltje, dat door den prins zou worden ge
past aan den voet van elke dame die het bal
had bezocht.
Wat hadt gij veel aan uwe beste Petemoei te
danken, die u zoo gelukkig maakte.
Toen dan ook de prins en zijn gevolg, terwijl
zijn kamerheer het kussen droeg waarop het
muiltje stond, aan het huis kwam waar uwe
zusters woonde en zij hoopten op het toeval dat
het muiltje haar zou passen, was het voorzeker
een groote teleurstelling voor haar, dat hun voe
ten wel degelijk te groot bleken te zijn.
Ook gij genoot de eer het muiltje te passen
en o, wonder, de tooverstaf van Petemoei ver
anderde u weder in de prinses en het glazen
muiltje paste aan uw voetje.
Gij kwaamt bovendien zoo lief uit, toen gij
uwe zusters, die beducht voor uwe wraak en
zich angstig maakten, bij de handen vatte en
haar alles vergaf, hoe slecht ze ook voor u ge
weest waren.
Maar gij werdt daardoor ook immers de bruid
van den Prins?
In één woord, gij toondet een gouden hartje
te bezitten, zoo natuurlijk zonder eenige ge
maaktheid.
Gij, asschepoetster, die voor uw geduldig lij
den, de koningskroon op uwe slapen mocht druk
ken
Gij, prins, die met een wijsheid van Salomo,
door op het denkbeeld te komen met het pas
sen van het muiltje uw prinsesje weer terug te
krijgen, een nederig hartje toondet te bezitten;
Gij, zusters van Asschepoetster, die het hate
lijke in een verwaande houding en trotsch ka
rakter zoo uitstekend deedt uitkomen
Gij, gekromde Petemoei, goede fee, die zoo
natuurlijk een edel karakter boven rijkdom stel-
det;
Gij, Koning, Koningin, Kamerheer en Pages,
gij allen hebt uw rolletje uitstekend ver
vuld.
Schenkt ons nog eens een avondje zóó vol
kunstgenot.
Ongetwijfeld voelt ge iets, uw natuurlijk spel
pleit er voor, voor wat de gezelligheid zal ver-
hoogen, der samenleving ten goede zal komen.
Het is genoeg.
Aan het einde van den avond sprak de
WelEerw. Heer Ds. Habbema, pred. alhier, een
woord van dank aan allen die hadden medege
werkt om de lieve costuums te makenaan
Mej. G. Hopman, voor haar uitstekend accom
pagnement; aan den directeur voor zijn uitste
kende leiding; aan hen die zich belast hadden
met de regie; aan de kleine tooneelisten voor
hun goed en dapper spel; aan musici en
mucisienes.
Wij zeggen aan allen in 't algemeen, in het
kleine even goed van kracht als in het groote
„Labor iinprobus omnia vincit" (onvermoeide
arbeid komt alles te boven).
Herkozen tot leden van het Kiescollegie
te Oud-Karspel de HeerenJ. Vis, A. Pelt
en K. van Vrede. Gekozen ter vervulling der
buiten gewone Vacaturen de Heeren: Jb Kroon
Jbzn. en G. Borst Gz. "Welke Heeren hunne
benoemingen hebben aangenomen.
(Uit het Duitsch vertaald naar Anton Freihcrr
von Perfall.)
35.)
Zooveel te levendiger ging het toe in de gebou
wen der directie. Gezanten werden vandaar uitge
zonden naar de arbeiders, om die tot bezinning te
brengen men was door de slechte tijden genood
zaakt geweest, de loonsvermindering te moeten toe
passen, het kon echter onmogelijk lang duren, wan
neer de arbeid niettegenstaande dat werd voortge
zet. VergeefsMen zag daarin, |dat de houw
raak was, het actiengezelschap in doodelijke verle
genheid was, en ging met hoop de toekomst tege
moet.
»Niet toegeven was het wachtwoord.
Andreas verheugde zich Onverholen over den groo-
ten invloed, dien hij bezat. Zonder hem had Streh-
len het niet klaar gekregen. Valentijns bittere ver
wijten hij behoorde ook tot diegenen, welke
slechts gedwongen de werkstaking meemaakten, en
had zich vergeefs alle moeiten getroost, oen sterke
partij tegen het staken te vormen hoorde hij
lachend aan«Hij liet zich in zijn kinderlijke, on
mannelijke geduld alles aanleunen
Moni zweeg, zij wist wel dat Andreas niet meer
naar haar luisterde, zij was bovendien stomp door
alle geleden leed, en zei tot Valentijn met een smar
telijke uitdrukking op het gelaat«Het duurt zoo
niet lang meer met mij. Beloof mij, dat gij uwen
armen vader niet zult verlaten, hij kan uwe hulp
nog noodig hebben Valentijn beloofde het.
Drie dagea lang wachtte men tevergeefs op eenige
boodschap van de directie. Het bespaarde geld raakte
op. Reeds morden eenige ongeduldigen. en vooral
den huismoeders overviel een bange zorg. Toen zond
Strehlen, die zich bezorgd verre hield, geld uit de
vereenigingskas aan Andreas om te verdeelen. Dat
gat weder moedvóór dat verteerd was, gaf de
directie wel toe. Het bewustzijn, eindelijk eens hun
wil door te drijven, een druk te kunnen uitoefenen
op het gehate kapitaal, wiens slaven zij levenslang
geweest waren, deed hun de borst zwellen men
stelde zich te vreden met halve porties voedsel en
dronk water.
Na verdere drie dagen de porties werden al
kleiner en kleiner, de huisvrouwen begonnen hare
mannen reeds tot toegeven aan te zetten, zag men
met verlangen naar de directiegebouwen. Daar
verroerde zich niets. De directeur ging, evenals vroe
ger, met zijn jonge, lieve vrouwtje uit wandelen.
Geen spoor van toegeven vertoonde zich 1 Ja, zij
deden zelfs niet eens het verzoek, het werk weder
aan te vatten op de oude loonen.
Het gedrocht Kapitaal» teerde op zijn vet
Andreas werd bang te moede, hij voelde maar
al te zeer, welke verantwoording hij droeg, de ver
eenigingskas was nog wel niet ledig, maar langer
dan een week reikte zij zeker niet meer toe. En
wat dan Dan beloofde Strehlen hulp van bui
ten. Als hij maar eens kwam, Strehlen 1 Reeds be
gon zich een tegenpartij te vormen uit de gedwon
gen stakersandere, door hunne vrouwen aange
spoord, sloten zich aan. Valentijn was hun hoofd,
wel waren zij nog te zwak on zich te kunnen roe
ren. En Strehlen kwam nog altijd niet met de toe
gezegde hulpmiddelen
Andreas zond een bode naar Sixtushij moest
dadelijk van Strehlen middelen uit de kas vragen,
anders was alles verloren, indien hij niets bracht.
Andreas wachtte tot 's nachts ongeduldig op zijn
zoon. Reeds liep het naar middernacht. Hij verliet
het venster niet meer, zoozeer was zijn verwach
ting gespannen.
Duister, doodsch lagen daar voor hem de werk
plaatsen van zoovelen, geen lichtstraal viel meer
naar buiten uit de lange woonhuizenrijen. Er was
geen brood meer, en honger en zorg lieten zich 't
best sussen door slaap.
Uit de nevenkamer klonk de ernstige ademhaling
van Moni. Ook in zijn binnenste was 't niet goed
in orde, slechte gedachten stegen in hem op. Daar
knarsten stappen over het kolengruis - Sixtus
Verlicht herademd hij. Wat duurde het lang,eer
hij de trappen was opgeklommen Erdmann stak
licht op. Sixtus trad binnen, hij geleek een krank
zinnige Zijn adem rochelde, hij moest den gehee-
len weg geloopen hebben. Zijn oogenwaren van
bloed oveiloopen, ontzetting sprak uit zijn gelaat.
»Hebt gij het geld vroeg de smid, kwaad ver
moedend.
«Nietsklonk het heesch, Sixtus zonk op een
stoel, «nietshij scheurde in toorn zijn halsdoek
los en sloeg zich op de ontbloote borst. «De kas is
verbroken Beroofd 1 Strehlen hoeft ze beroofd
en is gevlogen. Sedert gisteren reeds.
Andreas lachte als een waanzinnige. «Een leu
gen,krijschte hij dan, Sixtus bij de keel vattend,
een erbarmelijke leugen Strehlen is geen dief—
eer eer gijZeg op, ellendeling gij hebt
het geld gestolen.®
Sixtus worstelde onder den vasten greep van zijn
razende vader.
Op eens liet deze hem los. «Zeg 't, dat gij ge
stolen hebt,« smeekte hij nu met opgeheven han
den, met geheel veranderde stem, «Sixtus, beken
het, en ik dank u daarvoor. Het maakt mij waan
zinnig, als hij het gedaan had, Strehlen Dan
dan is ook al het andere bedrog en leugen ge
weest, wat hij mij zeide, en ik ben een gek
een gek Neen, een misdadiger
Sixtus, als uit alle hemelen gevallen, zonder be
vatting, kwam eindelijk aan het woord. «Ik zweer
u, dat Strehlen de dief is, en niemand anders,«
stamelde hij, «en wij zijn zijne medeschuldigen, zijn
werktuigen.
Andreas stond verpletterdals oen kaartenhuis
viel zijn geheele plan in duigen. Morgen zouden zij
hem voor alles ter verantwoording roepen Maar,
wat hem boven alles deed twijfelen, dat was de
gedachte, alles opgeofferd te hebben, zijn bestaan,
zijn kranke vronw, zijn eer, alles, allesvoor een