"Nieuwe
Langedijker Courant",
van Zondag 23 December 1894.
De ondergang der menschheid is thans
definitief bepaald op 23 April 1908, wij hebben
dus nog krap I3V2 Jaai' den tijd. De Engelsch-
man W. Baxter deelt het ons met volkomen ze
kerheid mede. Sedert jaren houdt hij zich met
dit vraagstuk bezig en geeft nu en dan een
brochure uit, waarin hij het resultaat van zijn
onderzoekingen meedeelt. Thans is op nieuw een
dergelijk boekje met uitgebreiden oplaag versche
nen, waarin de ondergang der menschheid wordt
voorspeld voorafgegaan door een geheele reeks
belangrijke, maar juist geen heugelijke gebeur
tenissen. Vooreerst zal er een groote oorlog uit
breken in 1896 of 1897 daar is mijnheer
Baxter niet zoo nauwkeurig achter kunnen ko
men, die dood en verderf onder het mensch-
dom brengen zal en daarop volgt een „confede
ratie van tien koninkrijken." In 1899 dus
echt fin-de-sciècle zal een nieuwe Napoleon,
als koning van een Grieksch rijk, op den troon
komen en twee jaar later ook als koning van
Syrië worden gekroond. Op Donderdag 12 Maart
1903 volgt de hemelvaart van 144.000 Christe
nen, die de ellende niet verder zullen aanschou
wen en dan krijgen wij weer eens een alge-
meenen krijg, die van Januari tot Augustus
1904 zal duren en gevolgd zal worden dooreen
groote Christenvervolging door den anti-christ
Napoleon, welke zal aanhouden toNt 1808. Dan
eindelijk, dep 23 April, zal de anti-christ ver
nietigd worden en zullen de Joden zich te Je
ruzalem kunnen redden.
Mijnheer Baxter beschrijft dit alles zoo leven
dig, dat men het meent te zien. Zoo weet hij
beslist, dat de hemelvaart der 144000 Christe
nen op gemelden Donderdag des namiddags zal
plaats hebben te 3 uur volgens Jeruzalemschen-,
1,33 volgens Berlijner-, 12.47 volgens Parijschen
tijd. Van Augustus 1903 tot September 1904
zullen er wonderdadige natuurverschijnselen wor
den waargenomen. Wij zullen bazuingeschal
hooren en een vreeselijke aardbeving beleven.
Voorts zal een derde gedeelte der zeeën in bloed
veranderen en het drinkwater bitter worden.
Deze brochure wordt te Londen in grooten getale
op straat gratis uitgedeeld.
Czaar Nicolaas II vierde Woensdag zijn
eersten verjaardag als keizer van Rusland. De
keizerin heeft hem haar portret, door den
aquarellist Alexander Tsokolow geschilderd, ten
geschenke gegeven.
Het belangrijkste van het vele nieuws uit
het Oosten („multa non multum") is het keizer-
lijk-Chineesch bevel tot arrestatie van tal van
legerhoofden, die door den val van Port Arthur
min of meer gecompromitteerd zijn. De telegraaf
bracht Woensdag slechts den naam des „taotai"
Koeng, eens bevelhebber dier „onneembare"
sterkte; doch nu vernemen wij bevelen tot in
hechtenisneming van vier generaals, de oudste
officieren van het garnizoen van den legerchef
te Talienwan; van Weijoekwei, den vlootvoogd,
die reeds vroeger een rol van beteekenis in den
oorlog heeft gespeeld en nu vervolgd wordt, om
dat hij zijne lieden niet van wreedheden en
plunderingen heeft weten terug te houden. Van
Jetsjitsjao bovendien, een der voornaamste leu
genfabrikanten, opperbevelhebber der legers van
de provincie Tsjili, die in vollen smadelij ken af
tocht van Asan en Pingjang en Antsjoe maar
altijd boden naar Peking zond, zegepraal op ze
gepraal meldend. Van admiraal Ting ten slotte,
die eens nog vóór de Jaloe was het zoo
rustig met zijn schildwacht een kaartje legde
en een pijpje rookte in zijn kajuit, maar wien
men nu, op de aanklacht wegens lafheid en
hulpverzuim, van Peking uit wel eens een leelijke
pijp te rooken kon geven.
Zoo zijn er weer tal van mandarijnen en
grooten gevallen; het is maar te hopen, dat
men de ware schuldigen heeft uitgekozen, al
schijnt het bijna vruchteloos werk uit zulk
een bende!
I11 het Noorden gaat alles zijn gewonen gang
Misschien is Nioetsjoeang al genomen.
PREDIKBEURTEN.
NED. HERV. GEM. OUD-KARSPEL.
Zondag 23 Dec. voormiddags 9.30 uur, Ds.
Stramrood.
Ie Kerstdag vm. 9.30 u. Ds. Stramrood.
2e Kerstdag vm. 9.30 u. ds. Stramrood.
NED. HERV. GEM. NOORD SCHARWOUDE.
Zondag 23 Dec. voormiddags 9.30 uur, Ds.
Habbema
le Kerstdag vm. 9.30 u. ds. Habbema.
2e Kerstdag nm. 6 u. Kerstboom voor de
kinderen der Zandagschool.
GER. GEMEENTE.
Zondag 23 Dec. voorm. 9 uur, nam. 2 uur
preeklezen.
le Kerstdag vm. 9, nm. 2 u. ds. Boeijenga.
2e Kerstdag vm. 9 u. ds. Boeijenganm. 3
u. Kerstfeest met de kinderen der Zondagschool.
NED. HERV. GEM. ZUIDSCHARWOUDE.
Zondag 23 Dec. v.m. 9.30 uur, Ds. Melchers.
le Kerstdag vm. 9.30 u. ds. Melchers.
2e Kerstdag nm. 6 u. Kerstboom in het kerk
gebouw voor de kinderen der jongste catechesatiën.
NED. HERV. GEM. BROEK OP.LANGEDIJK.
Zondag 23 Dec. vm. 9, nm. 2 u. Ds. Gemser.
le Kerstdag vm. 9, nm. 2 u. ds. Gemser.
2e Kerstdag vm. 9 u. ds. Gemser.
GEREP. GEMEENTE A.
Zondag 23 Dec. v.m. 9.30 nam. 2.30 u.
Godsdienstoefening.
le Kerstdag vm. 9.30, nm. 2.30 u. 2e Kerst
dag vm. 9.30 u. Godsdienstoefening.
GEREF. KERK B.
Zondag 23 Dec. vm. 9.11m. 2 u. Ds. Bakker.
le Kerstdag vm. 9, nm. 2 u. ds. Bakker.
2e Kerstdag vin. 9 u. ds. Bakker.
DOOPSGEZINDE GEMEENTE.
Zondag 23 Dec. voorm. 9.45 uur, Ds. Vrijer.
le Kerstdag vm. 9.45 u. ds. Vrijer.'
2e Kerstdag geen dienst.
Marktberichten.
Groenteiiiiiarkt Broek op Langedijk,
Maandag 1722 December.
Aardappelen f a f Bloemkool
f a f Bloemkool 2e soort f
a f Roode kool f2.— a f4.—. Wortel—
f a f Uien per 100 bos f .af 0.70.
Geele kool f 1.50 f 6,—Nep f af,.
Witte kool f a f Reuzenk. f9.— a
Biete f3, 6,—
ALKMAAR, 21 Dec.Aangevoerd454
tapels Kaas, wegende 138383 Kg. Kleine f 26.
Commissie f 24.50 Middelbare f 25.—
plaatsen zelfs uitmuntend en de oogsten der
laatste jaren zijn over 't algemeen bevredigend,
maar wat baat dit alles den nijveren, doch
meestal armen landman, waar de marktprijzen
zoo laag zijn, dat de inkomsten de uitgaven
nauw dekken
Zoo ergens, dan kan men hier spreken van
„den goeden ouden tijd."
Twintig, dertig jaar geleden bloeide de land
bouw. De boeren vergaarden toen een niet onaan
zienlijk sommetje; velen van hen waren rijk.
Die tijd is voorbij.
Tegenwoordig spreekt men van een boer en
men denkt aan strijd, worstelen om den kost
te verdienen, aan achteruitgang, aan ellende.
Waarlijk, de toekomst van velen hunner is
donker.
De teekenen van vroegere weelde, hoewel
zelden, ziet men nog jn prachtige hofsteden, en
ruime, gemakkelijke woonhuizen met plantsoen
op het erf. Misschien zijn dat dan ook de gron
den, waarop sommigen beweren, dat de land
bouwer meer klaagt dan noodig is, dat hij het
nog niet zoo erg kwaad heeft. Maar laat dezul
ken eens om zich heen zien hoeveel landbou
wers ziet men elk voorjaar niet „uitspannen."
Neem een krant ter hand en niet zelden ziet
ge 4, 5, 6 en meer grootere of kleinere hofste
den die verkocht of verpacht worden. In de
meeste gevallen kan men bijna zeker zeggen
daar gaat er weer een, die 't niet kan volhou
den, die in korter of langer tijd eenige duizen
den heeft verloren, door achteruitgang in zijn
bedrijf.
Men hoort ook beweren, dat de Zeeuwsche
boeren te „groot leven." Dit is niet zoo. Een
enkel voorbeeld mag daarvan aan te wijzen zijn,
in geen geval mag dit gerekend worden onder
de oorzaken van verval.
Neen, de oorzaak moet men hier niet zoeken.
Voor 't grootste deel ligt ze in de lage prijzen,
die men voor het koren besteedter komt geen
geld in kas. De opbrengst der landerijen is in
de laatste jaren veel verminderd en wie geeft
ons de verzekering dat zij nog niet meer zal
dalen
Hierbij komt, dat de meeste hofsteden in
handen zijn van rijke grondbezitters. Het meeren-
deel der boeren is pachter. Slechts enkelen
hebben een eigen steê. Men weet algemeen
welke groote bezwaren aan dit stelsel zijn ver
bonden, daarom bespreek ik ze hier niet.
De eigenaar verpacht zijn hofstede bij inschrij
ving aan den hoogsten inschrijver, meestal voor
7 jaren, een enkele maal ook wel voor 14 jaar:
't laatste is natuurlijk het verkieselijkst.
Zulke verpachtingen, lezer, doen u soms ver-
baasd vragen: „maar is er dan nog zooveel geld
onder de boeren is er nog zooveel liefhebberij
om boer te zijn, m. a. w. om zijn geld kwijt te
raken
Dikwijls wordt er ingeschreven voor sommen
die veel te hoog zijn, en het vreemdste is wel,
dat de pachter er zelf van overtuigd is.
Men leest van f20 per gemet (2y2 gem.
1 H.A) waar volgens het oordeel van den vori-
gen boer f 15 genoeg is. Zelf is mij een geval
bekend van iemand, die f23 betaalt, terwij 1 een
landbouwer mij verzekerde, dat f 13 genoeg was.
Hoe zoo iets zal uitloopen, is te voorzien. Bij
publieke verpachtingen hoort men van nog hoo-
ger pachtsommen, en de grond is daar gewoon
lijk vermagerd.
„Maar hoe is zoo iets mogelijk?" zal de lezer
vragen.
voor zijn oogen ontrolde nam zijn gansche ziel
in beslag. Die strijd tusschen het leven en de
dood was afschuwelijker en ontzettender dan wat
hij ooit had aanschouwd. Geen storm had zoo
gewoed, al waren alle elementen losgelaten. Geen
stroom had zoo'n tooneel van verwoesting aan
geboden, al sprong met donderend geweld de
ijsband, die hem maanden lang bekneld hield,
los en werden de dijken geperst tot barstens toe.
Zelfs eee strijd tusschen twee wilde dieren was
kinderspel bij dezen ernst. En hij stond er niet
bij als een bloot toeschouwer. Naarmate de wor
steling heviger werd, werd hij meer in den uit
slag betrokken. Naarmate de eenige vrouw, die
hij, zij 't dan ook maar kort, had bemind met
meer dan louter dierlijke liefde, bedreigd werd,
ontwaakte in hem de neiging om zijne krachten
te beproeven en den dood zijn prooi te betwis
ten. Naarmate hij zich machteloozer zag, klom
zijn belangstelling.
Eindelijk was het pleit beslecht. De dood had
overwonnen, doch naast de doode was een nieuw
leven ontkiemd. Het was zijn erfenis, de erfenis
der jonge moeder wier strijd volstreden was.
Het kan geen menschenkenner, geen psycho
loog, geen vorscher in de analen van ons geslacht
verbazen als ik zeg dat onze wildeman onder
den indruk van het bovengeschetste, tien minu
ten lang als 't ware buiten zich zeiven leefde,
want dat is een zeer gewoon verschijnsel bij
nooit te voren ondervonden indrukken maar
mogelijk wel dat gedurende die tien minuten in
hem eene omwenteling plaats had, waarbij alle
theorieën van langzame ontwikkeling en logi
sche opeenvolging van feiten en denkbeelden in
het niet verzinken. Met zijne vrouw stierf de
oude mensch en met zijn kind werd de nieuwe
mensch in hem geboren.
En weet gij welke de eerste openbaring van
dit nieuwe leven in zijn binninste was
Het kreunen van het teedere wicht, zoo ge
heel anders dan het kreunen van de moeder,
maar nog meer dan dit eene uiting van hulp-
De nieuwe boer gaat, zwanger van allerlei
schoone plannen, zijn loopbaan beginnenhij
zal van den vroegen morgen tot den laten avond
hard werken, want hij is krachtig en met jeugdig
vuur bezield; steeds zal hij zoo zuinig mogelijk
zijn; en loop het hem dan maar wat mee, wat
ik van harte hoop maar zeer betwijfel, dan kan
hij er wel komen.
Anderen redeneeren zoo
„Moet ik van mijn geld gaan leven, dan ver
mindert mijn kapitaal jaarlijks met f500. Pacht
ik nu een hofstee, dan kan ik jaarlijks dief 500
verliezen, en dan moet ik wel hard werken,
maar dan ben ik toch ook wat vader en groot
vader waren, boer."
Juist dat laatste, lezer, boer-zijn trekt zoo aan;
wat doet men al niet om zijn stand op te hou
den? En wat schijnt het heerlijk des zomers
langs de lachende korenvelden te wandelen en
te kunnen zeggen: „dat is van mij, dat zal ik
oogsten!" Ik geloof echter dat al dat genot in
verdriet overgaat, bij de gedachte, dat alles te
zamen, die groote schat op 't oog, geen waarde
vertegenwoordigt.
Eenmaal kon onze groote dichter-landbouwer
zingen
Hoe genoeglijk rolt het leven
Des vernoegden landmans voort!
thans echter is die tijd gevlogenvoorbijvoorbij
Hij verdient ons aller medelijden, de Zeeuwsche
landbouwer, wiens toestand in den laatsten tijd
zoo achteruitgegaan is. Gelukkig dat hier nog
mannen zijn, die alles doen wat in hun vermo
gen is, en die geen middelen onbeproefd laten,
om dien toestand te verbeteren.
En hoe is het nu met u, lezer? Ik heb getracht
u eenig denkbeeld te geven van den Zeeuwschen
landbouw; is uw indruk niet treurig? En die
landbouw is, zooals gij weet, het voornaamste
bestaansmiddel in deze provincie. Waar de boer
niet verdient, lijden honderden met hem ik mag
haast zeggen allen. De hoofdbron van inkomsten
staat bijna stil. Is het niet hoog tijd dat de re
geering maatregelen neemt om haar te doen
herleven
Zeelandia.
Buitenland.
De oorlog tusschen China en Japan.
Na lange aarzeling heeft de Chineesche regee
ring besloten om een buitengewoon gemachtigde
naar Japan te zenden, ten einde de vredeson
derhandelingen te openen. Men verwacht, dat
dit dezer dagen bij keizerlijk decreet zal wor
den openbaar gemaakt.
Altijd baas boven baas.
Kort geleden deed in de pers een bericht de
ronde, als zou een boa in de Diergaarde te Lon
den een natuurgenoot geheel hebben ingeslokt.
Nu wordt er uit Ceres (Kaapkolonie) nog iets
sterkers gemeld. Nabij de hoeve Mallerby al
daar doodde men dezer dagen een groote zwarte
slang, die zoo dik en rond was, dat men besloot
het dier te openen. En wat vond men Evenals
het Londener ondier, had ook deze een geheele
slang naar binnen gespeeld, een gele, niet veel
kleiner dan zij zelf en toen men ook die gele
een operatie deed ondergaan, vond men in haar
een kleinere zwarte slang. Toch eenmaal bezig
opende men ook het derde exemplaar en vond
daarin 30 eieren met nog levende slangetjes.
Men had dus niet 2 maar 33 vliegen (hier slan
gen) in één klap geslagen.
behoevendheid, ontroerde hem. Twee dikke tra
nen rolden langzaam langs zijn bleeke wangen
en als een schipbreukeling, die naar de wolken
grijpt, strekte hij de armen uit. De waardin van de
kroeg drukte zijn gedachten met treffende waarheid
uit, toen zij tot hem zeide „Zoo ben jelui man
nen allemaal. Je kunt een vrouw wel ongeluk
kig maken, maar als je een klein kind helpen
moet, dan staan je handen verkeerd."
De wildeman sloeg de oogen neer als onder
een welverdiende kastijding. Toch knarste hij
op de tanden. Was hij dan werkelijk zoo'n
machteloos wezen
De waardin bracht hem tevens op een meer
praktisch terrein. „Je zult, nu ik er zoo leelijk
ben ingeloopen dat we hier in een kwartier tijds
een sterfbed en een kinderwieg in huis hebben
gekregen, wel zoo goed zijn mij te zeggen wie
dit betalen moet. Jij ziet er me niet naar uit
alsof je 't ruim hebt, maar 't groeit ons ook
niet op den rug."
Dat was wreed, doch juist die wreedheid
droeg bij tot de zedelijke redding van hem wien
ze gold. In den zoon van goeden huize liet zich
het bloed gelden. Hij walgde van het denkbeeld
aan deze lieden verplichting te hebben. Was bij
de waardin het instinct een poos de alles over-
heerschende macht geweest, nu, nu zij tot be
zinning kwam van wat haar hulpvaardigheid
haar kosten kon, dreven de gemeene hebzucht
en de zelfzucht boven.
„Je behoeft niet bang te. wezen voor je geld,"
zei hij haastig. „Ik zal je alles vergoeden."
„Dat wil ik wel gelooven, als je mij maar
blieft te vertellen waar je bankier woont," luidde
schamper het antwoord. „Het mensch moet be
graven worden en wie moet voor het kind zor
gen. Een mooie boel voor een fatsoenlijke her
berg. En dan nog de praatjes
„Zwijg," viel de windeman toornig uit. „Wat
niet anders kan, moet gebeuren en ik zal alles
betalen. Mijn kind zal ik zelf meenemen. Licht
vind ik een vrouw, die minder op een wild
beest gelijkt dan jij."
De waardin liet 't hem zeggen. Zij was niet
gewoon zacht en vrouwelijk toegesproken te
worden, doch ze gaf hem zijn beschimping met
woeker terug. Haastig rolde zij het pasgeboren
kind in een ouden wollen deken en duwde hem
dat pakje onder den arm. „God zegen je met
dat vrachtje," grijnslachte ze. „Morgen wacht
ik je hier terug voor de begrafenis en om af te
rekenen. Zulke groote heeren als jij, die de
pleegmoeders maar voor 't kiezen hebben, moe
ten zorgen dat ze niet dikwijls gezien worden
in zoo'n hol als hier
De vrouw had bij deze woorden de deur van
het opkamertje ontsloten en eer hij wist wat er
eigenlijk gebeurde stond onze wilde man met
zijn vrachtje onder den arm in den mist op de
straat. Van de verbaasde gezichten der gasten
toen hij de tapkamer doorging, had hij niet een
maal notitie genomen, 't Was immers waar wat
die vrouw gezegd had. Hij was eigenlijk een
groot heer bij dit gezelschap vergeleken en hij
behoorde hier niet te huis
Er kwam beweging in het pakje dat hij onder
den arm droeg. Zijn eerste onwillekeurige han
deling was, het kind een gemakkelijker ligging
te geven. Hij nam het op zijn beide armen en
drukte het tegen zijn borst. Verbeeldde hij 't
zich of was het werkelijkheid, dat bij die aan
raking een nooit gekend gevoel van warmte,
zaligheid, kracht en leven hem doortintelde
't Was alsof de koude, vochtige mist zijn in
vloed op hem verlooralsof al zijne zintuigen
hem werden teruggegeven, hij zien kon en hoo
ren als op den heldersten zomerdag, en zijn
verstand, zijn oordeel, het besef van wat het
eerst en 't snelst geschieden moest zou hij niet
wederom een beest worden gelijk hij geweest
was en de gelijke van die harde, onmenschelijke
vrouw, die hem zooeven haar deur had uitgezet,
't kwam alles terug, als oude bekenden uit verre
verre jaren. Waren ze niet zijn wettig eigen
dom en had hij niet het recht ze weer tot zich
te nemen Hij was immers een zoon van goede
huize
Maar de verpleging, die zijn kind noodig had,
de vrouwelijke hulp, welke het geen oogenblik
ontberon kon waar vond hij die, hij, de ver
kwister, de bedelaar, de verloopen groote meneer,
die zooeven gepogd had alsof dit de eenvoudig
ste zaak der wereld zou zij n
Daar ginder in die richting, een paar honderd
schreden van den plek waar hij stond, was die
hulp te vinden. Hij had ze maar te grijpen.
Zonder verwijt zou hij ontvangen worden, wan
neer hij met een onschuldig kind in de armen
zich aanmeldde als een die smeekt, niet voor
zich zelf, maar in den naam van God.
In den naam van GodWat klonk hem dat
woord „God" vreemd toe en toch zoo zacht en
zoo zalig en zoo majestueus in zijn vertroostende
kracht. Die naam bracht een anderen, nog ver
schrikkelijker voor zjjnen geest dien van zijne
moeder. Zou hij daar ginder heengaan en aan
bellen en het kind, zijn kind aan de dienstbode
overgeven opdat deze het tot zijne moeder zou
brengen
Ja, maar dat was laf, dat was laag, dat was
gemeen als de gedachten en de beginselen van
de lieden met wie hij zoolang verkeerd had. Hij
was een zoon van goeden huize. Het bloed, dat
hem in de aderen vloeide, was zuiver van oor
sprong en dulde geen lafhartigheid. Indien hij
voor zijn kind eene schuilplaats zoeken wou
daarginds in zijn moeders huis, aan het nooit
zelfzuchtige en wraakgierige moederhart, dan
moest hij zelf zich eerst in het stof buigen, dan
moest hij eerst zelf hare vergiffenis hebben af
gesmeekt. Indien hij den ouden mensch moest
afleggen om der wille van zijn kind, dan moest
die oude mensch nog in dezen eigen Kerstavond
sterven.
En aldus is het wonder der bekeering waar
van ik u verhalen wilde, inderdaad geschied en
is haar Kerstdag toch nog gekomen.