Nieuwe Langedijker Courant",
van Zondag 30 December 1894.
De storm.
Het heeft weer eens duchtig gestormd, en
waar we anders om dezen tijd klappertanden
van de kou, houden we nu ons hart vast van
wind, mist en regen.
't Was jl. Zaterdag al te erg. Onze oude luid-
jes poogden het wel voor te stellen of de Pink-
sterstorm van 'k meen 1860 nog erger was,
maar we lieten ons niets wijsmaken en verze
kerden elkaar, dat we ons niet herinnerden ooit
zoo'n wind te hebben bijgewoond.
Hij floot in de stegen, loeide door de straten
en bulderde over de velden met een vaart, die
men pas bemerkte als onze hoed een eind weg
woei.
Overal probeerde hij eens of alles goed vast
zat, uithangborden werden heen en weer geschud
en zelfs aan dakpannen en schoorsteenen vergreep
hij zich.
Paarden werden schrikachtig als de rijtuigen
achter hen een plotselingen duw van den storm
kregen, waardoor ze veel harder moesten dra
ven dan ooit in hun bedoeling lag.
Juffertjes zagen bang op tegen de hoeken der
straten waar de wind haar op eens te pakken
nam en met volle kracht tegen haar rokkenge
stel aanblies.
De heeren hielden krampachtig hun hoeden
vast en alleen de straatjongen kon onbekom
merd wandelen, want met zijn roode zakdoek of
een stuk touw vastgebonden, stond zijn pet vast
op het verwilderde haar. De eenige moeielijk-
heid, die hij ondervond, was eene kleine be
lemmering in zijn muzikale oefeningen op de
mondtrompet.
En zoo zouden we kunnen voortgaan, wan
neer we geen kolommen, gevuld met storm-
nieuws voor ons hadden liggen, waaruit wij het
belangrijkste putten om het onzen lezers te ver
tellen.
Op vele lijnen ondervonden de treinen veel
vertraging; bij een banketbakker te Amsterdam
werden de roomtaartjes, flikjes en peerdrops be
graven onder het ruit, dat door een rukwind
werd ingedrukt; hier werden boomen ontworteld,
daar huizen, in aanbouw, uit een gerukt, overal
verwoesting.
De vrees, dat vooral het noodweer op zee voor
de schippers noodlottig zou wezen, is verwezen
lijkt. De scheepsberichten, welke werden ont
vangen, na den storm, zijn ware jobstijdingen.
Het ernstigste ongeluk had ter hoogte van
Egmond plaats.
Daar is gestrand het Duitsche barkschip „Ca
rolina", kapitein Geerdes, van Savannah naar
Hamburg.
Het schip, geladen met hars en terpentijn,
ligt aan het strand. Het is totaal verloren.
Yan de 18 koppen zijn er slechts 7 gered.
Het gestrande schip, een driemaster, kwam te
ongeveer zeven uur Zondagochtend op het strand
en sloeg om half negen uit elkaar. Onder de ge
redden bevindt zich ook de kapitein.Het is een man
van ongeveer 45 jaar, die zich in gebroken Hol-
landsch wist verstaanbaar te maken, een flinke
kerel, wien men het niet kon aanzien welk een
ontzettende nacht hij heeft doorgemaakt. Hij is
volmaakt wel en kalm en vertelt de treurige fei
ten, welke u reeds bekend zullen zijn, eenvou
dig weg. Hij is vol over de edelmoedige gezind
heid der Egmonders, die zich ook thans weer
kranig hebben gedragen. De kapitein had nog
nooit zulk een verschrikkelijk weer meegemaakt
en verbaast zich dat hij het er levend heeft af
gebracht. Het was of er niettemin iets vochtigs
kwam in zijn oog, toen hij den blik wendde
naar het wrak van zijn schip, dat in de verte
nog zichtbaar was.
Te Egmond is het strand tot op 12 meter
't dat wij een dansje deden, waarbij mijn goede
moeder op de piano speelde en ieder van mijne
zusters en ik beurtelings vaders dame was. Mijn
vader danste bijzonder mooi. Toen hij jong was,
werd daarvan nog meer werk gemaakt dan in mqn
jeugd. Tegenwoordig wordt het dansen uitsluitend
als een uitspanning beschouwd en 't is zeldzaam
wanneer ge iemand ziet die er meer van kent dan
het allernoodigste en allereenvoudigste.
»Ook werd er in den vooravond nog wel eens
een toepasselijk koor gezongen, dat wij weken te
voren hadden ingestudeerd, alsof het een openbare
uitvoering betrof. Doch dit duurde niet lang. Mijne
zusters kregen, zoodra zij getrouwd waren, de han
den spoedig te vol met haar huishouding en mijn
broers konden er reeds spoedig ook den tijd voor
die oefeningen niet afnemen, maar ik herinner mij
nog dat wij 't deden en dat mijn vader zijn bijzon
dere tevredenheid over onzen ijver te kennen gaf.
Vraagt mij niet hoe lang een mensch in die dagen
wel een kind bleef. Ik geloof niet dat dit ophield
voor dat de ouders dood waren, al had men zelf
ook reeds volwassen kinderen.
»Het feestmaal was op oudejaarsavond altijd bij
zonder schitterend, 't Was geen souper van den
kok, zooals men tegenwoordig bij plechtige gelegen
heden laat aanrechtener was voor gewerkt en
overal verried zich de hand van de gastvrouw. Hoe
menigmaal heb ik mijne moeder geholpen om uit
de groote compotes in de provisiekast allerlei heer
lijkheden voor den dag te halen en tusschen de
verschillende koude en warme spijzen te verdeelen,
tot dat het geheel een prachtig aanzien had, naar
wij meenden door geen koningsmaal geëvenaard,
't Was moeders hoogste en eenige trots, haar eigen
kinderen te ontvangen met haar mooiste serviezen
en damast, en haar zilver en kristal te laten be
wonderen. Daarbij was het maal stevig en twijfel
ik of de tegenwoordige magen het zouden hebben
kunnen verdragen. Mijn vader had er ook zijn eigen
aardig genoegen van. Hij bewaarde elk jaar voor
den oudejaarsavond eenige extra oude en extra fijne
weggeslagen. De algemeen bekende koepel, be-
hoorende aan het badhotel, dreigde zelfs de fun
damenten te zullen verliezen. Ook degrondstee-
nen van gebouwen uit vroegere tijden, welker
bestaan men geheel was vergeten, zijn thans
weer zichtbaar geworden.
Het strand is als bezaaid met vaten hars en
terpentijn.
Uit IJmuiden wordt bericht, dat aan de ha
venwerken veel stormschade is toegebracht. Steen
blokken van 10,000 K.G. zijn op de pieren door
de vereenigde krachten van wind en zee ver
plaatst.
De waterstand was 3.68 M. boven A. P., welke
hoogte nooit te voren is geboekstaafd.
Een groot gedeelte van den duinvoet is ver
dwenen.
De geheele vloot van Egmond is vernield.
Uit Brouwershaven werd gemeld, dat bij de
Oudehoeve is aangespoeld een voorstuk van de
boeg van een sloep, waaraan nog een stuk van
den kiel zat. De boeg had een witten randje-
merkt B, no. 2055.1
Ook zijn in de nabijheid van Oudehoeve de
duinen 20 meter afgenomen.
Bij Schiermonnikoog is gestrand het Duitsche
stoomschip „Laneck", kapitein Buxkiers, met
stukgoederen van Hamburg naar Lissabon.
Het volk is gered.
Voornoemd stoomschip kan als verloren be
schouwd worden.
Uit Nieuwediep werd gemeld
Zaterdagavond zjjn langs de kust een aantal
ledige okshoofden aangespoeld, gemerkt P. M. en
met verschillende nummers. Ook werd eenig
klein wrakhout drijvende gevonden, waaruit is
af te leiden dat in de gronden een schip is ver
ongelukt.
Tijdens den storm is de lichttoren van het
Noorderhoofd, bij Maassluis, terwijl de zee eene
ongekende hoogte Dereikte, weggeslagen.
Yan Terschelling werd gemeld:
Bij den Westwal is gestrand de Volendammer
botter 115. De reddingboot is er heen gesleept
door de stoomboot „Adsistent". Het volk is door
een Noordvaarder gered.
Ook in ons land zijn nog enkele ongevallen
van meer enstigen aard het gevolg van den storm.
De dijk tusschen Gouda en Oude water had
zooveel geleden, dat toen de stoomtram Zondag
morgen de Waaiersluis passeerde, de dijk in ver
zakking kwam, tengevolge waarvan de wagens
derailleerden en omvielen naast den weg.
Alleen de machinist werd bij die gelegenheid
zwaar gewond. Men vreest voor zijn leven.
Uit Hoorn werd gemeld, dat een kaasschip in
het gezicht van de haven is gezonken. De vis-
schers Wormsbecker, die op kondschap in zee
waren gestoken, waren bij de verzending van dit
bericht nog niet teruggekeerd.
Andere Hoornsche schippers hadden hun toe
vlucht gevonden in de haven van Edam.
Het eiland Vlieland is door den jongsten storm
zwaar geteisterd. De buiten-duinregel was op 6
plaatsen doorgebroken. In de havendaminen zijn
groote gaten geslagen. Het duin is op vele plaat
sen tientallen meters afgekalfd. Het water
stroomde het dorp in.
Op de Merwede voor de gemeente Papen-
drecht had het volgende ongeluk plaats. Door
een hevige stormvlaag sloeg de ijzeren zeilboot
van een marktschipper uit Sliedrecht om, en
verdween onmiddellijk in de diepte. De drie op
varenden, vader, zoon en een jongetje, verdron
ken.
flesschen in zijn kelder, geen champagne
daar hield hij niet van en dat noemde hij dames
wijn maar krachtige bourgogne en een of
ander beroemd merk bordeaux. Wij dames dronken
daar ook vrij druk van mee, want mijn vader be
weerde, dat dit wijn was die het leven verlengde
en de menschen dankbaar maakte voor het genot
des levens.
Grootmoeder hield hier even op, terwijl de jon
geren haar aankeken alsof met haar een vreemde,
ongekende wereld voor hun oogen uit het graf ver
rezen was. 't Was wel niet zoo heel veel onge
woons wat zij verteld had, maar 't was toch anders
dan tegenwoordig. Van die gezelschapsspelen ken
den zij er geen enkele dan bij name, en dat oude
krachtige wijn, aan mannen en vrouwen geschon
ken, in verband kon staan met een hoogere levens
opvatting, klonk bijna als profaan, en toch was 't
haar blijkbaar ernst. De wijn, dien dit geslacht
drinkt, schijnt er alleen op aangelpgd om de hoof
den licht en den geest verward te maken. Onze
dames zetten er dan ook hoogstens even de lippen
aan.
Doch intusschen was de oude vrouw in haar
eigen herinneringen verzonken. Eensklaps zei ze
»Ik herinner mij maar een oudejaarsavond waarop
ik niet bij mijn vader op het groote feest geweest
ben. Toch was dat de gelukkigste en schoonste van
mijn leven.
»De schoonste van uw leven vroegen de klein
kinderen als uit éénen mond, niet weinig verbaasd
na hetgeen zij zoo even gehoord hadden.
»Ja, kinderen,antwoordde de oude vrouw, »de
schoonste,en ze knikte vriendelijk tegen haar
dochter, de moeder des huizes, die het verhaal
stellig meer gehoord had, want zij stond even op
en drukte een eerbiedigen kus op de wangen der
hoogbejaarde, terwijl ze bescheiden vroeg»Is deze
avond wel geschikt voor zulke treurige, ofschoon
dan ook blijeindigende herinneringen
»Wel zeker, kind. Die herinneringen heiligen een
avond die aan de vreugde gewijd is en naar mijn
De laatste trein uit Utrecht heeft Zaterdag
avond de reis niet tot Rotterdam kunnen voort
zetten. Hij is te Gouda achtergebleven, omdat
de hooge waterstand het ongeraden maakte ver
der te gaan.
Zaterdag-middag is tengevolge van den storm
op het IJ een schuitje omgeslagen, waarin zich
twee melkboeren uit Schellingwoude bevonden,
die van Amsterdam naar huis wilden overvaren.
Beide opvarenden, vader en zoon, zijn verdron
ken.
Zaterdagavond ten 11V2 uur werden de inge
zetenen van Kralingen opgeschrikt door het lui
den der noodklok. Door den storm had het wa
ter in de Maas eene onrustbarende hoogte be
reikt. Ten 12V2 uur stroomde het water nabij
de Oude Plantage over den dijk, zoodat een aan
tal bewoners benedendijks met hun huisraad een
goed heenkomen moesten zoeken. Het dijkcol
lege was reeds vroeg in dienst. Gelukkig kwam
het water te ruim 1 uur tot staan.
Uit Den Haag berichtte men
Ten gevolge van den hoogen waterstand zijn
in den nacht van 22 op 23 Dec. op den polder
Keizersguldenwaard, in het Bresbosch 50 scha
pen, toebehoorende aan de familie Van Tienho
ven, verdronken.
Uit Bergen op Zoom meldt men:
De geheele haven stond blank. De meeste
kelders der huizen van de bewoners der haven
stonden vol water en bij velen had het water
zich door de deur reeds toegang verschaft. Geen
wonder dat bij menigeen veel waterschade is
toegebracht.
Men was druk bezig het water door middel van
brandspuiten uit de kelders op te pompen.
Uit Schiedam wordt gemeld
Door den hoogen watervloed van Zaterdag
nacht, zijn de dakplanken, welke het water aan
de Hoofdstraat moeten tegenhouden, door het
ondermijnen van den grond, bezweken en stroom
de dientengevolge het water met groote kracht
de binnenstad in, alles in zijn weg ondermij
nende en vernielende.
Het Kampereiland is geheel ondergeloopen,
zoomede de polders ten westen der stad, tenge
volge van het overloopen van den zeedijk.
Voor de stadspoorten zijn kistdammen ge
plaatst om het water bij nog eenigen was, uit
de stad te keeren. De rivier was tegen den mid
dag langzaam vallende, de wind is weer ge
krompen naar het Z.W. Ter hoogte van Schok
land moet een vaartuig zijn verongeluktook
vermoedt men dit nog van een ander schip, daar
de zee in de nabijheid van den Rekelmond vol
turfmolm dreef.
De storm heeft het water bij Rotterdam in
enkele uren zoo doen stijgen, dat een groot ge
deelte der stad Zaterdag-nacht onder water is
gezet.
Van den „watersnood" geeft de (N. R. Crt.)
het volgend verhaal
Reeds te ongeveer IO72 uren in den avond
bereikte het water den kant van de Noord-Blaak
en begon daarover heen te stuwen. Sedert werd
van kwartier tot kwartier de toestand ernstiger
en toen wij te middernacht een kijkje over het
geheel namen stonden alle straten en havens
bezuiden de Hoogstraat en ten oosten van den
Schiedamschedijk onder water. Het geheel was
een onafzienbare waterplas en nog steeds wies
het water, langzaam maar zeker. Te 1272 uur
in den nacht was ook de Groote Markt over
stroomd en stond Erasmus op een eilandje. Naar
schatting stond toen reeds op den Visschersdijk,
in den Hang, Wets-Nieuwland, Steiger en tus-
schengelegen straten ruim een halve meter water.
inzien daaraan in de eerste plaats gewijd moet blij
ven. Wij kunnen straks nog genoeg lachen.
Het vriendelijke oude gezicht blonk bij deze
woorden van een bijzonderen glans, 't Was duide
lijk dat zij tot een soort behoorde, die met de
strenge scheiding van vreugd en smart, welke door
zekere lieden gehuldigd wordt, niets gemeen wilde
hebben.
»Ik heb mij destijds erg beklaagd, dat ik niet op
oudejaarsavond op het feest kon wezen,vervolgde
zij, »maar de reden was van dien aard dat mijn
goede vader zelf de wettigheid van mijn afwezig
heid erkende. In den vooravond was hij expresse-
lijk tot mij gekomen om mij dit te zeggen en dat
troostte mij, maar ik vond 't erg naar en had er
reeds dagen te voren menigen traan om gestort.
Ik was pas twee jaar getrouwd, maar er waren in
den laatsten tijd tusschen mijn man en mijn broers
dingen gebeurd, die de gewone harmonie verstoord
hadden. Aan wien de schuld lag, heb ik nooit kun
nen noch willen onderzoeken, maar, zooals aan elke
vrouw betaamt, had ik de partij van mijn man ge
trokken, en daar hij op dat oogenblik, ik vermoed
opzettelijk, op een verre reis was die hem minstens
nog een week of vier verwijderd zou houden,
meende ik aan hem en mij zelve verplicht te
zijn, geen enkelen stap tot toenadering te doen.
Zoo als ik zei, stemde mijn vader daarin met
mij overeen, want hij was zeer streng op het
punt, dat de vrouw overal en in alles haren
man moet volgen en aanhangen. Zonder zich
dus over de quaestie op zich zelf uit te laten,
had hij gezegd dat ik goed en braaf handelde,
hoe noode hij mij ook missen zou.
„En aldus bleef ik alleen en zat ik dien
oudejaarsavond eenzaam in onze kleine huiska
mer, terwijl ginds, waar ik eigenlijk had moeten
wezen en zou geweest zijn indien er geen dis
harmonie in de wereld was, feestgevierd werd.
Ik zag tegen het uur van twaalf op, en hoe
Op de Nieuwehaven en den Haringvliet een
zelfde toestand; slechts de Hoofdsteeg bleef droog
doch ook de Houttuin en Rijstuinen deelden met
al de Steigers eenzelfde lot. Plan C. was een
toevluchtsoord voor velen, die een goed gezicht
over de wassende golven wilden genieten.
Koetsiers die desniettemin met hunne rijtuigen
den tocht aanvaardden lieten de paarden tot de
buiken door het water gaan. Allerwege zag men
schippersjongens met roeibootjes die met luider
stemme de vraag over het water dedon klinken
„zijn er nog heeren die meevaren willen."
Omstreeks 12 72 uur begon het water over den
Schiedamschen Dijk te stroomen eerst door de
Witte Leeuwensteeg naar de Karrensteeg, daarna
door de Leuvebrugsteeg, door de Schildersteeg
en vervolgens ook door de Pauwensteeg. Dit
water stroomde met onverminderde kracht naar
den Schiedamschen Singel, zette echter de kel
ders en de huizen 'op den Schiedamschen dijk
onder water en daarna ook gedeeltelijk eenige
huizen in de Baan.
Te Scheveningen is eene ontzettende verwoes
ting aangericht, waardoor de visschersvloet, of
schoon die juist behouden binnen was en de
schepen reeds alle op de voorste duinen waren
gesleept om daar veilig te overwinteren, voor
verreweg het grootste deel is vernield.
Ieder die Scheveningen kent, weet dat tusschen
het strand en de hotels twee straatwegen zijn
aangelegd, de bovenste een voetpad vlak onder
het terras van het Kurhaus, de ander wat lager
een rijweg, die dus ter halver hoogte van het
zeeduin als een soort van dijk zich uitstrekt
over den geheelen afstand van het dorp naar de
badplaats.
Boven op dezen dijk heeft men sedert enkele
weken alle binnengekomen pinken gesleept, met
paarden of met een stoommachinetje, zoodat ze
kwamen te liggen in twee gelederen tusschen
den straatweg en de duinhelling die naar het
strand afloopt.
Daar lagen de 220 Scheveningsche bomschui
ten om er den winter over te brengen, totdat
tegen het voorjaar de vischvangst weer kon wor
den hervat.
En men meende dat ze daar veilig lagen, zoo
als dat altijd zonder hinder was geschied sinds
menschenheugenis.
Maar vannacht bij den hevigen storm en bij
het opkomen van den vloed omstreeks midder
nacht werd het water tegen de voorste duinreeks
opgebeukt, het vrat het zand onder de boven op
het duin gelegen schuiten weg, zoodat eerst het
voorste gelid naar beneden stortte en vervolgens
het tweede gelid bovenop de eersten, gaten stoo-
tend in elkanders kielen, eikaars masten afknap
pend, somtijds de een den ander geheel vermor
zelend.
Geen verslaggever noodig.
Te Leersum is eene raadsvergadering gehou
den, waarin niets behandeld werd, wijl op de
agenda geen enkel punt voorkwam. Deze ver
gadering was uitgeschreven om te voldoen aan
art. 40 van de Gemeentewet, dat voorschrijft,
dat minstens zes vergaderingen per jaar moeten
gehouden worden.
Door den jongsten stormvloed werd ook
de Vereeniging tot Landsverbetering op het ei
land Rozenburg zwaar getroffen. Drie polders
werden onder water gezet. Zes en tachtig stuks
vee, negen veulens en elf varkens verdronken.
De geleden schade wordt begroot op f 60,000.
Karang Asem.
In de ochtendbladen wordt het volgende par
ticulier telegram uit Batavia meegedeeld
Eene expeditie naar Karang Asem in het
begin van Januari is waarschijnlijk.
verder het op den avond werd, hoe meer de
twijfel of ik toch wel goed gedaan had en de
wrevel over het feit, dat zelfs bloedverwanten
kibbelen kunnen, mij begon te martelen. Aan
naar bed gaan dacht ik niet. Ik was overtuigd
dat ik toch niet zou inslapen en indien ik in
sliep, door benauwde droomen zou gekweld wor
den. 't Werd mij daardoor te meer een ergernis
dat ik alleen was, en ofschoon hij mij gezegd
had, dat hij zijn reis onmogelijk kon uitstellen,
begon ik mijnen man er een verwijt van te ma
ken, dat hij nu juist niet thuis was. Ware hij
thuis geweest, ik zou misschien juist door het
feest met de broers en zusters de gelegenheid
gevonden hebben om hem met eerstgenoemden
te verzoenen. Vader zou met een warmen toost
alle vijandige gedachten uit hunne harten heb
ben weggevaagd, en ik weet dat noch mijn man
noch mijn broers daartegen bestand zouden ge
weest zijn. Die mooie kans was nu verkeken.
Zij zouden met den wrok, die hen wederzijds
bezielde, het nieuwe jaar ingaan, en die wrok
zou met den dag in omvang en diepte toenemen.
Waaruit zou dan ooit een nieuwe gelegenheid
tot verzoening geboren kunnen worden De wrok
zou tot haat aangroeien, en wie zou ooit dien
haat bezweren Mijn man zou nooit de minste
willen zijn, daarvoor kende ik hem genoeg, en
mijne broers zouden ook te trotsch wezen om
den eersten stap te doen. Aldus waren onze
heerlijke oudejaarsavonden voor altijd en voor
goed bedorven. O, ik had wel reden om bitter
te schreien.
„Ook jegens mijn vader werd ik gaandeweg
minder vriendelijk gestemd. Had hij niet blijk
gegeven van een laakbare toegevendheid en
zwakheid, door zich onzijdig te houden, hij die
toch het hoofd was en tot wien allen opzagen.