"Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 20 Januari 1895. De dubbele moord Ie Heilagen. Het treurige drama, voor eenige maanden ge leden te Schagen afgespeeld, eene gebeurtenis die een ieder met afschuw vervulde voor den dader van bovengenoemd gruwelstuk, n.l. het vermoorden van eene weduwe en haar nichtje, de Wed. Beute en Anna Beijers, diende deze week voor het gerecht. In ons vorig nummer vermelden wij reeds de getuigenlijst. Als wij nagaan, wat andere bladen reeds over deze aller aandacht gaande makende zaak en in hoofdzaak over het proces hebben ge schreven, dan komen wij tot de overtuiging dat veel, zeer veel al is vermeld in vorige korte berichtjes of relazen, welke nu natuurlijk in zjjn geheelen omvang wordt behandeld voor het kan tongerecht te Alkmaar. Men kan geen courant ter hand nemen, of 't eerste zoeken zal natuurlijk zijn naar de recht zaak, die een ieders aandacht bezighoudt: Het vermoorden van twee vrouwen door den 18-ja- rigen Nicolaas Boes. Wij zullen trachten uit het verhandelde vele kolommen druks beslaande een uittrek sel te nemen en 't voornaamste daarvan aan te stippen. Wij putten daarvoor uit verschillende bladen. Nadat eenige uitspraken van vonnissen hadden plaats gehad, wordt de zaak tegen Boes uitge roepen, en de beschuldigde binnengeleid. Deze heeft in zijn uiterlijk niets, wat aan een misdadiger zou doen denken en ziet wat bleek. Hij hoort de acte van beschuldiging, door den griffier voorgelezen, maar vertoont geen spoor van aandoening. Veeleer staat hij met onver schillig gelaat te luisteren, alsof er niets onge woons geschiedde, en als hij verklaart of ant woordt, doet hij dit blijkbaar zonder aandoening Nadat eenige getuigen gehoord zijn over den diefstal en de inbraak bij mr. Asser en aan alle overige getuigen medegedeeld, tot hoelang zij zich kunnen verwijderen, begint het verhoor van den beschuldigde over den moord. Pres.: Het is dikwijls gebleken datje gelogen hebt, je bent begonnen met anderen valsch te beschuldigen, je bent in je verklaringen van het een op het ander gekomen; zelden waren je opgaven zoo, dat je er niet op terugkwam, je hebt steeds betuigd de waarheid te zeggen, wan neer je nu nog mocht weten, dat je iets anders hebt mee te deelen wat kan strekken niet om de groote misdaad ongedaan te maken maar om later tot je zelf te kunnen zeggen, ik heb ge tracht nog eenig licht te brengen in de zaak voor het te laat was, bedenk dan dat dit nu mogelijk is. Ben je bereid alles te zeggen, ge heel naar waarheid? (Beklaagde) (koud en gevoelloos). Ja, mijn heer. Uit het verhoor blijkt nu dat de beweegreden tot de moord niets anders is geweest, dan geld en dat hij steeds in overleg heeft gehandeld met Oudshoorn. Pres.Door het lezen van boeken is het denk beeld bij je opgekomen, om ook wel eens zoo iets te kunnen doen als stelen. B.Ja, mijnheer. P.: Je maakte toen plan om dat te doen bij de wed. Bute, die naast je woonde? Zij hadden nog al wat. B.Ja, mijnheer. Ik wist, dat zij 500 gulden had. P.: Je hebt daarover gesproken met Ouds hoorn om die weduwe te vermoorden en je had met Anna Beijers nog wel op goeden voet ge staan B.Ja, mijnheer. Pres.: Zij had te kennen gegeven niets van je te willen weten? Bekl.Ja mijnheer. Pres.Die wetenschap, dat er geld was en de gedachte je op Anna Beijers te wreken, hebben je er toe geleid om de misdaad te doen. Wat was je hoofdbeweegreden? Bekl.: Om geld te krijgen. Eerst had ik over legd met Oudshoorn om bij den burgemeester te stelen, die was uit. Oudshoorn zijn vader was Gelukkige Leo. Doch waarom keek de gelukkige niet zoo blij in 't rond als men van iemand in zijn toestand zou hebben mogen verwachten Drukte hem de zwaarte van de verplichtingen, die hij zoo even op zich genomen had, of beduidde de wolk op zijn voorhoofd alleen aandoening, een aandoe ning die onafscheidelijk is van de plechtigheid waarvan de jonggehuwden de hoofdpersonen zijn? Ik weet 't niet, maar het komt mij niet onwaar schijnlijk voor, dat de uitdrukking van zijn gelaat eenigszins in verband stond met de mededeeling, die hij mij deed toen ik hem kort voor dat hij zijn jonge vrouw in het rijtuig hielp, even vroegwaar de reis naar toe ging. »Ik weet dat waarachtig niet," zei hij wrevelig, naar ik mij verbeeldde, en in elk geval vrij kortaf. »Ik ben nu al veertien dagen bezig met van Emma te vernemen waarheen zij 't liefst zou willen gaan. Ik heb haar de keus gelaten tusschen de Saksische Schweiz, het echte Zwitserland, Tyrol en Italië, maar ze heeft nog geen beslissing genomen. Voorloopig gaan we dus maar naar Keulen en Bonn. Daar zullen wij we verder zien.» »Nu, dan is 't ook nog vroeg genoeg,» ant woordde ik lachend, maar ik zwoer bij mij zelf dat als ik ooit trouwde mijn jonge vrouw mij dat niet bakken zou. Leo bleef drie volle maanden met zijn vrouw op reis. Do postmerken van brieven en brief kaarten aan papa en mama vormden een staalkaart van Midden-Europa en de inhoud was een programma van onrust en gejaagdheid. Nu eens schreef Emma, er bewaarder, maar hij wilde aan zijn vader den sleutel niet vragen. Pres.; En toch heb je je zinnen gezet op de weduwe Bute en Anna Beijers. Hoofddoel was om te stelen Bekl.: Ja mijnheer, dat was mijn hoofddoel. Pres.Is het niet waar, dat je eerst pogingen hebt gedaan om ze te vergiftigen Bekl. Ja, met een slaapmiddel. Uit het verdere verhoor blijkt, dat bekl. eerst bij den apotheker een slaapmiddel heeft gevraagd, dat geweigerd werd. Toen heeft hij een briefje geschreven en dit onderteekend met S. R. Hij kreeg toen een fleschje, dat echter brak en toen hij het wilde gebruiken, bleek te zijn leeggc- loopen. Met een tweede fleschje beproefde hij zijn doel te bereiken, door het in de melk der koffie te doen terwijl zij afwezig waren. Hij hoopte toen dat zij zouden slapen of dood zou den zijn en dan zou hij gaan stelen. Voor de zekerheid had hij dan nog een mes meegeno men. Daarna heeft hij nog een poging gedaan met loodwit. Hij klom weer over de schutting, kwam achter bij de wed. Bute in en terwijl zij even uit de kamer waren, had hij dit in de koffiepot gedaan. Hij kon echter de gevolgen niet afwach ten, want hij moest met zijn baas weer naar het werk. Toen werd nog een poging gedaan met zuring zout. Hij kocht voor een dubbeltje en ook dit werd in de koffie gedaan, terwijl Anna naar den zang was en de wed. Bute in den winkel om iemand te helpen. Ook deze poging mislukte, waut hij bleet bij de schutting vruchteloos op den uitkijk staan of ze zouden drinken. Toen dat niet gebeurde, was hij nog met een mes naar voren gegaan en den winkel van de wed. Bute binnengeloopen, maar weer teruggegaan, daar zij wakker bleek te zjjn. Eindelijk zou er nog een poging worden gedaan met snuif, die in de oogen moest worden gestrooid, zooals hij had gelezen en met Oudshoorn afgesproken en overlegd. Dit plan is echter niet uitgevoerd. Wel werd nog voor den tweeden maal een proef genomen met loodwit, die nu werd verborgen in een hoeveelheid taartjes welke hij bracht aan de vrouwen, maar ze werden niet geaccep teerd en teruggaande had hij ze laten vallen, zonder dat ooit gebleken is, waar ze toen ge bleven zijn. Het plan om den moord te plegen werd ook geheel afgesproken met Oudshoorn, die daartoe wel aanspoorde, maar nooit goedvond om mee te doen. Zij hadden afgesproken elkander niet te verraden. Onder andere had Oudshoorn op een keer, dat de wed. Bute buiten stond en zij eens voorbij liepen, gezegd: „Kijk eens wat een dun nekje," bedoelende, dat het wel gemakke lijk zou gaan. Bekl. houdt echter pertiment vol, dat er verder met niemand, noch met zijn fa milie, noch met anderen over gesproken was en dat niemand anders er eenig aandeel in heeft gehad. Volgens hetgeen verder de beklaagde verklaart heeft Oudshoorn echter niet juist geweten, wan neer het feit zou plaats hebben, daar hij af zou wachten tot de gelegenheid daartoe gunstig zou zijn. Op de vraag van den President of bij hem beklaagde nooit eens is opgekomen, dat niet alleen een meschenleven zou worden opgeofferd, maar ook dat een jong meisje als Anna Beyers, nog zooveel van het leven kon genieten, zegt bekl. dat hij hieraan niet gedacht heeft en ver telt hij met de meeste gevoelloosheid, dat Ouds hoorn wel eens tegen hem gezegd heeft toen zij het meisje eens tegenkwamen „Jongen het is toch een knappe meid, wij moesten het maar niet doen." Bekl. had echter tegen Alkmaarsche kermis gezegd, dat het toch moest. Des avonds van den 11 en Augustus heeft bekl. tusschen 9 en 10 uur A. Bevers gespro ken en toen vernomen, dat zij plan had om Donderdags naar Amsterdam te gaan en toen stond het bij bekl. vast om haar te vermoorden. Op de vraag van den president, of hij er toen niet aangedacht heeft twee dagen te wachten daar hij dan Anna Beyers had kunnen sparen en alleen de wed Bute hem in den weg zou want zij zorgde voor de correspondentie dat zij in het verrukkelijke Frankfort waren aangekomen, de stad harer droomen en wenschen, en reeds de vol gende post bracht het bericht, dat zij 't in dat akelige nest geen halven dag langer konden uithou den. Als de familie dezen ontving zouden ze al hoog en droog in Neurenberg zitten. Maar ze kwa men niet in Neurenberg. Onderweg had Emma van »die oude rariteitenkast» al zooveel gehoord, dat ze besloten had maar liever tot Weenen door te sporen, en Leo, die engel van een man, was altijd dadelijk bereid haar zin te doen. En dus zou den zij weldra in Weenen, het lustige, vroolijke Weenen zijn, waar ze eindelijk en nu zeer stellig een heelen tijd rust zouden nemen. Werkelijk bleven zij twee volle dagen in de oos- tenrijksche hoofdstad, doch toen was het verlangen naar Milaan en Florense Emma te sterk. Ze hadden op een allertoevalligste en alleraangenaamste wijze kennis gemaakt met een italiaansche familie, een graaf en een gravin van wie Leo ook getuigen kon dat ze de beschaving en elegantie in eigen persoon waren, en die hadden hun van hun schoone vader land zooveel verteld, dat die goede Leo haar ziels verlangen alweer uit haar oogen gelezen had. Zij wachten de eerstvolgende brieven dus poste res tante in Florence. Op deze wijze ging 't drie maanden lang. Het jonge paar was nergens langer dan tweemaal vier- en-twintig uren stil, en, zonder hun waarnemings- en opmerkingsgave te miskennen, konden wij gerust aannemen dat ze nergens iets zagen. Tweemaal staan om te stelen, of dat hem dit onverschil lig was, antwoordt beklaagde, dat lijj daar niet aan gedacht heeft en het hem ook onverschillig was. Hij had er nu eenmaal zijn zinnen op gezet. Het verhoor gaat nu aldus voort, nadat be klaagde gezegd heeft over de schutting tusschen het erf van zijn vader en van de wed. Bute te hebben gezien, hoe het daar gesteld was en er dadelijk op afgegaan te zijn toen hij de wed. Bute alleen in de keuken zag zitten. Pres. Wat zat ze te doen. Bekl. Zij zat te lezen. Ik ben toen over de schutting geklommen, zag de bijl en nam die. Ik ging een paar maal heen en weer, omdat ik er nog een weinig bang voor was. Toen ging ik binnen en gaf de wed. Bute drie slagen op het hoofd. Daarna ging ik dadelijk ferug. Pres. Had zij een muts op het hoofd Bekl. Ja mijnheer. Pres. Met welken kant van den bijl heb je geslagen. Bekl. Met den scherpen kant. Pres. Hoe zat ze Bekl. Ze zat met de rug naar mij toe, toen ik den eersten slag gegeven had, draaide zij zich om, toen gaf ik haar snel nog twee slagen. Pres. De lamp brandde nog? Bekl. Ja mijnheer. De lamp en de bijl worden vertoond en door bekl. herkend. Pres. Hoe zat zij toen je de slagen toebracht? Wat had ze in de hand Bekl. Dat heb ik niet gezien. Pres. Wat deed ze toen je den eersten slag had toegebracht Bekl. Ze legde de courant neer. Pres. Wat toen Bekl. Ik ging toen terug in ons huis in de keuken en heb daar water gedronken. Pres. Heb je met je broer gesproken Bekl. Dolf vroeg wie zoo schreenwde. Ik zeide: „ik weet het niet." Pres. Waarom ben je teruggegaan Bekl. Ik heb mijn pet opgezet en dorst niet meer achterin gaan, ik ben voor uitgegaan en zeide nog een boodschap bij Hoekstra te gaan doen. Pres. Stonden er toen twee menschen voor het huis van de wed Bute Bekl. Ja, er was volk voor den winkel, vrouw Slik. Ik keek ook door het raam en kon de wed. Bute zien zitten. Ik ben toen Schagen in- geloopen tot vrouw Slik wegging. Pres. Toen ging je er weer in Is de win kelschel overgegaan Bekl. Ja, ik zag vrouw Bute het hootd op heffen. Ik hob toen de deur afgesloten. Hierna volgt het getuigenverhoor waaruit wij 't belangrijkste overnemen. Ds. Guldenarm verklaart beklaagde te hebben bezocht in de gevangenis. Hij heeft zich toen steeds goed voorgedaan. Hij heeft uit geld- en wraakzucht bekend gehandeld te hebben, meermalen berouw betoond, doch in het begin van zijn gevangenschap aan zelfmoord gedacht. Steeds deed hij zich natuur lijk voor en leerde gemakkelijk. Got. gelooft dat hij oprecht is. Zijn ontwikke ling op godsdienstig gebied was verre beneden zijn leeftijd maar zijn vatbaarheid niet. Get. heeft hem meermalen weenende gezien, zjjn besef van het kwaad schijnt in het begin zeer zwak te zijn geweest, maar later sterker geworden. Get. H. M. T. ter Linden, onderwijzer, heeft Klaas beschouwd als de beste van de kinderen van Boes. Allen konden veel beter en meer liegen dan andere kinderen. Petrus heeft bepaald een ge meen karakter. Hij had eens een speld gestoken in den broek zak van een ander zevenjarig kind en had het grootste pleizier toen dat kind zijn handje op zijn (Petrus) aanraden juist daarop te bloeden sloeg. Get. Snoeks, bewaarder in de strafgevangenis te Alkmaar, heeft 's nachts bij den bekl. gewaakt en ook bij dag gesuiveilleerd. Hij was in het vierentwintig uur was precies genoeg om de koffers uit en in te pakken en den noodigen tijd aan eten en slapen te wijden. Kon zulk een reizen in den smaak van Leo val len 't Kwam mij twijfelachtig voor. Leo had nog niet veel van de wereld gezien, en 't was altijd een van zijn illusien geweest, met eigen oogen te aanschouwen wat hem in de boeken zoo vaak ge boeid had. Hij was daarbij niet vlug in zijn bewe gingen, een man die elke zaak, welke hij bewon derde, ook graag van alle kanten bekeek en er liefst het fijne van wou weten. Hoe moest 't hem verdrieten overal langs te vliegen, dag in dag uit in een sneltrein te zitten, kennis te maken met menschen die na een half uur voor hem bij de dooden en begravenen zouden zijn bijgezet, wier belangen hem niet aangingen en van wie 't betwist baar was of zij zich wel voordeden zooals zij waren! Doch Emma verzekerde plechtig dat Leo in gesta dige verrukking was en wij moesten haar mede- deelingen wel gelooven. Nu, een mensch die zich aan den dienst der liefde gewjjd heeft en, naast alles wat schoon heet, de mooiste vrouw van de wereld bewondert, kan in een half jaar, zelfs in een halve week heel wat veranderen. Intusschen kwam er een dag waarop de postbode de tijding bracht dat Leo en Emma op hun terug reis waren en begon mevrouw Beversen met koort sige haast de laatste hand te leggen aan de toebe reidselen om hem te ontvangen. Er was een keurig huisje voor het jonge echtpaar gehuurd en in een overheerlijk nestje herschapen. Ieder der vrienden begin zeer luidruchtig. Get. heeft nooit van be rouw bij hem bemerkt, veeleer onverschilligheid. Alleen scheen hij eenigen tijd vóór de behande ling in openbare zitting daar nog al tegen op te zien. Eenmaal sprekende over hot gevangennummer dat hij had opgepoetst, zeide hij „dat is mijn eereteeken dat heb ik verdiend met koppensnijden te SchagenOok heeft hij eens verklaard, dat hij verlangde naar den afloop en wenschte naar Leeuwarden te gaan daar hij nog nooit zoover op reis icas geweest. Beklaagde heeft zich ook eens uitgelaten, dat niet ieder in staat was om te doen, wat hij had gedaan en medelijden met zijn slachtoffers scheen er in het geheel niet bij hem te bestaan, want getuige zeide eens Je mocht wel om 500 gulden willen dat die vrouwen nog leefden," waarop bekl. te kennen gaf, dat die wat hem betreft wel konden leven, maar dat het hem toch geen geld waard zou zijn. Beklaagde nader ondervraagd verklaart, dat hij kort geleden nadacht over alle opgaven door hem gedaan en hem toen inviel, dat hij nog niet naar waarheid had getuigd, wie van de vrouwen het eerst gedood was geweest en dat hij hieromtrent nog een betere verklaring diende op te geven, omdat het verschil zou kunnen maken met den overgang der erfernis. Hij kan niet zeggen, hoe hij aan dat rechtskun dige denkbeeld gekomen is. Vervolgens wordt gehoord de vader van bekl., Rudolf Anton Boes, barbier, voor wiens verhoor bekl. uit de zaal werd geleid. De vader gaf niet van aandoening blijk. Hij deed eenige mededeelingen van omstan digheden, die ons bekend zijn. Get. heeft gezien, dat zijn vrouw zich den hals afsneed dit ging zoo snel, dat het niet te ver hinderen was. (Vroeger heeft get. gezegd, dat het zeer voorspoedig was geschied). Get. heeft niets „opgemorken" waaruit kon blijken, dat zijn vrouw's Maandags na den moord of later onrustiger was dan anders. Hij heeft niet begrepen, waarom zijn vrouw en Klaas in strijd met de waarheid eerst aan den rechter commissaris verklaard hebben, dat hij een scha duw van een man op den avond van den moord had gezien en daar den hond op had afgezonden. Althans heeft een en ander geen verdenking tegen Klaas bij hem opgewekt. (Get. geeft soms op vrij onnoozele manier ant woord en heeft zonderlinge uitdrukkingen. Ten slotte raakt get. wat in de war en verklaart hij soms geheel in strijd met de waarheid). Get. T. Grin, huisvrouw van K. Slik, zegt, dat kort na den moord in de herberg allerlei verwenschinhen tegen den moordenaar werden geuit, waaraan Klaas Boes niet weinig meedeed. Hij zeide o. a. Ze moesten hem in riemen snijden. Hij vond het jammer van Anna Beijers die hij toel mocht lijden en een knappe meid vond." Get. J. Wagenmaker, kantoorbediende, werd nu gehoord. Hij was een kennis van bekl., die wel eens geld van hem leende. Bekl. heeft hem wel eens gezegdAnna Beijers wel te kunnen doorsteken. Get. hechtte er niet veel aan, een oogenblik later sprak hij dan weer met haar. Get. heeft een cacaobus gezien, die bekl. had gevuld met spijkers, glas en steen en tot bom gemaakt. Zij zijn buiten Schagen gegaan, waar bekl. die met een lont uit elkander liet springen. Get. P. Roggeveen Wz., vleeschhouwer, ver klaart dat bekl. hem wel eens gezegd heeft „Ze moesten den burgemeester ook in de hecht laten vliegen(Dit was omdat de herbergen te vroeg naar zijn zin gesloten waren.) Get. H. J. Prijs, rijksveldwachter te Noord- Schar woude, zegt, dat hij op 23 Aug. door vrouw Boes ingeroepen is en hem een kop koffie werd aangeboden. Zij was zenuwachtig en begaan met Alot, die onschuldig gevangen was, terwijl Klaas alleen de dader was. Het was haar zoon en daarom had zij eerst verklaard, dat hij op den avond van den moord van 11 tot 12 thuis was geweest en zijn klee- ren had uitgewasschen. Den volgenden morgen (Zondag) toen Klaas zijn kleeren uitwiesch had zij gezegd Klaas, Klaas als jij het maar niet en bekenden had het op zjjn beurt in oogenschouw genomen en bewonderd. Het was mooi genoeg voor een koningszoon en eene prinses. Als ze nu maar op den bepaalden datum kwamen. Hoe licht kon hun plan nog weer gewijzigd worden en zij nog langer uitblijven. Ze kwamen drie dagen vroeger dan zij hadden aangekondigd en overvielen mama en hare vrien delijke pogingen om 't hun aan niets te laten ont breken. Doch Emma zonk in de ouderlijke armen met zoo'n trek van afgematheid en lijden op haar mooie gezichtje, dat aan papa en mama niets over bleef dan haar als een teruggevonden kind in ge zegde armen te drukken en met kussen te over laden. Ze was blase van het reizen. Nooit van haar leven ging ze weer naar het buitenland. Van zoo'n ellende als zij en haar lieve Leo hadden uitgestaan, kon niemand van ons zich een voorstelling maken. Als zjj elkaar niet gehad hadden, als Leo haar niet bij alles en overal op de handen gedragen had, als hij niet haar bovenste beste Leo, het mode! van een man geweest was, dan had zij 't nooit uitge houden, dan hadden wij haar misschien niet levend terug gezien. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1895 | | pagina 2