.Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 20 Januari 1895. hebt gedaan. Even na dit gesprek had vrouw Boes 'zelfmoord gepleegd. Thans wordt Jan Oudshorn (die zich in hech tenis bevindt, verdacht van holing) binnenge bracht. Get. is zeer bevriend geweest met beklaagde, die hem heeft medegedeeld, dat hij geld wilde hebben en voornemens was vrouw Bute en Anna Bejjers te vermoorden. Boes stelde hem eens voor de vrouwen te vergiftigen, later om hem te helpen en ieder een der vrouwen te vermoorden door ze met een touw te worgen. De President brengt get. onder het oog, dat hij het in zijn macht had gehad, om met één woord de daad te verhinderen. Get. zegt niet gedacht te hebben, dat het in derdaad zou gebeuren. Maar get. weet datbekl. tweemaal een slaapmiddel in de melk had ge daan, get. was er zelf bij geweest, dat het ver gift was gehaald, toch verklaart get. het niet te hebben geloofd. Ook het koopen en ontvangen van het loodwit heeft get. bijgewoond, het toe dienen door het in de koffie te doen van het zuringzout en van loodwit in de taartjes was hem door bekl. verteld. Bekl. heeft get. ook voorgesteld, om de vrou wen snuif in de oogon te werpen en verteld, dat hij een bom, die hij gemaakt had, wilde gébruiken om de burgemeester in de lucht te laten vliegen. Getuige heeft dit hem wel afge raden, maar niet gezegd, dat hij hem verraden zou. Bekl. wilde het toch doen. Hij heeft later getuige verteld, den moord te willen plegen met de bijl, die achter stond en het groote mes dat in den winkel lag. Get. zegt niet te hebben begrepen, dat dit ernst was. Door den pres. onder het oog gebracht, hoe onaannemelijk dit is, terwijl get. alles geweten heeft wat er met het vergift was gebeurd, moet get. erkennen, wel aan het voornemen van Boes geloof te hebben gehecht. Requisitoir. De Officier van Justitie, hierop het woord ne mende, vangt aan met een woord van dank aan den President en een woord van erkentelijkheid aan de beambten der justitie, die alles hebben gedaan wat in hun vermogen was, om licht in deze zaak te helpen brengen. Tot de zaak zelve het requisitoir ko mende, zegt ZE.A dat allereerst op hem de taak rust aan te toonen, dat de volledige bekentenis voldoende gestaafd wordt door andere bewijzen, om te concludeeren, dat de bekl. en hij alleen de misdaden heeft bedreven. ZE.A. resumeert hoe het bedrijven der mis daad door den bekl. dien hij een sluipmoor denaar noemt zich heeft toegedragen. De kleine schijnbaar onbeduidende omstan digheid, waar hij het glas van de lamp uit de binnenkamer had neergelegd dezelfde plaats waar dit ook is gevonden is hierbij van zeer groot gewicht, want in alle andere opzichten heeft bekl. zijn verhaal kunnen inrichten naar hetgeen hij na den moord van anderen gehoord had, maar deze bizonderheid kan beklaagde van niemand anders hebben vernomen en bevestigt dus volkomen, dat hij werkelijk de dader is. Heeft nu beklaagde alles alleen gedaan Wat die vraag betreft is het uit den aard der zaak hoogst moeieljjk om ook dat punt te bevestigen. Waar echter alle andere opgaven van den be klaagde juist zijn gebleken, kan het tegendeel niet worden aangenomen nu er geen bewijs hoegenaamd is van hulp, die hem verleend zou zijn. Omtrent het karakter van de moeder is Z.E.A tijdens de terechtzittingen steeds gunstiger van meening geworden. Geen enkele omstandigheid is er geweest, waardoor eenigszins waarschijnlijk wordt gemaakt, dat die vrouw in eenig opzicht medeschuldig geweest is. Krenking of verstoring van geestvermogens, daarvan is niets te bespeuren geweest. Hij heeft de daad lang te voren gewild. Het rechtsgevoel eischt, dat hem een zware straf wordt opgelegd. Het belang van de maat schappij vordert, dat hij daarin niet terugkeert. Waar die booze neigingen zoo overheerschend zijn, is zjjn terugkomst in de maatschappij ge vaarlijk. Z.E.A. eischt schuldigverklaring aan al het geen hem ten laste gelegd is en veroordeeling tot leveuslange gevangenisstraf. Gedurende dit geheele requisitoir heeft be klaagde geen enkel blijk van aandoening ge geven. Men zou twijfelen, of hij niet geheel onvatbaar voor gemoedsindrukken is. Pleidooi van den verdediger. Nadat de verdediger mr. v. d. Hoeve, het woord heeft bekomen, begint Z.E.G. met de erkentenis dat hij een moeilijke taak te gemoet gaat, geroepen door de wet om aan te voeren, wat tot verdediging kan strekken voor iemand, die zichzelf van de ernstige gruweldaden heeft beticht. Pleiters conclusie was, dat de diefstal bij mr. Asser en de moord op de weduwe Bute wette lijk bewezen zijndat bekl. bij den moord op Anna Beyers een medeplichtige moet hebben gehad dat die medeplichtige kan geweest zijn of vrouw Boes of Jan Oudshoorn. Het wettig bewijs van den moord op Anna Beyers noemt spreker door niets bewezen. Bekl. is vervreemd van alle gevoel, is een gedesorganiseerd wezen, zoodat hij is een der gevaarlijkste krankzinnigen die spr. kent Bekl. behoort z.i. in een krankzinnigengesticht en er bestaat reden voor de rechtbank om een psy chiatrisch onderzoek te gelasten. Achten des kundigen hem toerekenbaar, dan kan spr. geen verzachtende omstandigheden pleiten, maar hij wijst op de slechte boeken die bekl. las en de slechte opvoeding die hij kreeg. Er zijn ook lichamelijke verschijnselen, die op zich zelve nog geen bewijzen zijn, maar ge paard met de psychische verschijnselen, kenme - ken worden van den geboren misdadigerassi- metrie van het gelaat, verschillende zijden, waar heen de haargrooi loopt, deforme oorschelpen en de fossa occipitalis, die bij 68 pCt. der Fran- sche misdadigers voorkomt. Ik deel dit alles mede om aan te toonen dat er waarschijnlijkheid bestaat, dat deze beklaagde is een geboren misdadiger en dat er genoeg zame aanleiding bestaat om deskundigen te be noemen, ten einde te onderzoeken of deze be klaagde niet handelt naar temperamentsaandrang waarbij de rede geen invloed uitoefent. De verdediger meent zijn bevreemding te ken nen te mogen geven dat tijdens de instructie deze man niet onderzocht is, wat toch in ge vallen van zulke geruchtmakende misdaden ge woonlijk geschiedt. Aan dr. Timmer, een psychiater, heeft de ver dediger een en ander medegedeeld en hem toen gevraagd, of deze man dan niet stond aan de grens van krankzinnigheid, waarop hij ant woordde, dat die man er midden instaat Het zou strekken tot eer der menschheid, dat een knaap, die zulke boosaardige daden bedre ven had zonder daar eenig berouw over te ge voelen, niet geacht werd onder de normale men- schen te behooren. Maar er is nog een andere omstandigheid waar op ik de Rechtbank wensch te wijzen, zegt de verdediger aan het einde van zijn pleidooi. U doem ik op uit het graf, gij moeder van dezen beklaagde en uw schim plaats ik vlak voor hem, die daar van God en de menschen verlaten, op de bank der beschuldigde gezeten is. En ik plaats naast die schim zijner moe der zijn vader en dan zeg ik tot die beiden, namens den beschuldigde „Ziet Vader en Moeder, wat gij van uw kind gemaakt hebt" nooit hebt gij mij de paden der deugd gewezenste eds werd de ondeugd vergoelijkend voorgesteld en nooit hebt gij mij in de jaren mijner kindsheid afschuw ingeboe zemd van het kwade en nooit hebt gij mij de aantrekkelijkheid van alles wat goed is, leeren kennen. Daar sta ik thans voor u met die ont zaglijke bloedschuld op mijn geweten en sta misschien gereed door eene veroordeeling tot le venslange gevangenisstraf, levend in een graf te worden gesloten. Dat is uw schuld, dat is Uw werk, dat hebt gij gedaan. En wat ik hier zeg, is niet een klacht maar een aanklacht, die ik U in het gelaat slinger. Het is uw schuld,dat zoolang als in het beitelharde marmer van het schoone monument, dat zich op het kerkhof te Schagen op het graf van de wed. Bute en Anna Beyers verheft, de namen dier vrouwen zullen gegrift staan de naam van Nicolaas Boes niet anders dan met huivering en afschuw zal worden ge noemd," als een der grootste booswichten die het zonnelicht ooit hebben aanschouwd. Ik zeg u vader, moederdat alles is uw schuld. Maar tot mijne rechters zeg ik, wijzende op deze mijne ouderswaren zij beter geweest, dan was ik niet geworden de moordenaar van Schagen. Wellicht kunnen deze omstandigheden, in het geval van toerekenbaarheid, van invloed zijn bij den rechter in het beoordeelen der zwaarte van zijne misdaden. Na re- en dupliek tusschen den officier van Justitie en den verdediger wordt door den presi dent aan den beklaagde gevraagd, of hij nog iets aan de rechtbank te zeggen heeft en eenige ernstige vragen gericht, die de beklaagde met dezelfde koude onverschilligheid beantwoordt, waarmede hij alles heeft aangehoord. Pres. Heb je begrepen, wat de verdediger voor je heeft aangevoerd en gesproken? Bekl. Neen, mijnheer, ik kan niet zeggen het goed te hebben begrepen. Pres. Heb je niet begrepen, hoe de verdediger onbeprijpelijk vindt, dat je daartoe gékomen kan zijn Bekl. Ik heb wel begrepen, dat het lezen van slechte boeken mij er toe gebracht heeft en opvoeding, anders niet. Pres. Heb je eenig besef van de verschrik kelijke misdaden, waarvoor je nu straf zal moe ten ondergaan? Bekl. Ik begrijp u niet, president. Pres. Heb je begrepen, welke straf nu tegen je is gevraagd? Bekl. Jawel president, levenslang. Pres. En heeft dat na niet een vreeseljjken indruk op je gemaakt, dat de rechtbank zal te beslissen hebben of je in de gevangenis zal moeien blijven, om daar nooit weer uit te komen? Bekl. Ik dacht het wel zoowat, president. Pres. Als je nu eens denkt aan hetgeen je hebt gedaan, aan de vrouw, aan het jeugdige meisje, heb je dan geen afschuw ervan, dat je die hebt vermoord Bekl. Neen president. (Een rilling gaat er bij dit onnatuurlijke ant woord door de gelederen van het publiek.) Pres. Als je vrij kwam zou je hetzelfde dan weer doen Bekl.Neen, president. Pres.: Waarom niet? Bekl.Ik zou niet durven. Pres.Heb je wel eens geweend om hetgeen je hebt gedaan? Bekl.Ja, president, 'snachts heb ik wel eens gedroomd en dan gehuild, maar het was dan dadelijk weer over en ik sliep dan weer. Bij sluiting der zitting wordt de uitspraak bepaald op Woensdag 30 Januari 1895 des voor middags tien uur. Verkiezingen. De volgende leden der prov. staten treden dit jaar afkiesdistrict den Helder: dr. P. Bakker; SchagenA. Jz. Kaan en Th. J. WallerAlkmaar A. Maclaine Pont en mr. J. P. Kraakman; Zaandam: P. B. J. Fert en K. Cz. de Boer; Enkhuizen R. J. D. Hartkamp en J. Buis Pz. HoornT. Slagter Pz. en J. RozendaalPurme- rend: Mr. L. C. van Bommel; Edam: H. J. CalkoenHaarlem Mr. J. F. T. van Valkenburg, J. ter Hoffsteede en G. B. 't Hooft. Om fluweel van vuile vlekken te reinigen, git men e en weinig geest .van terpentijn op een witten doek, en wrijft do vlek daarmede, naar de vleug van het fluweel, zoolang tot ze ver dwenen is. Van de 1725 in 1894 voor ouderwijzer of onderwijzeres geëxamineerden zijn 1128 geslaagd tegen 845 van de 1219 in 1893. Dat grenst aan het ongeloofelijke. Het volgende geval wordt gemeld uit Wezel: Een dokter gaf een arbeider, wiens vrouw op sterven lag, last om onmiddellijk een priester te halentegelijkertijd schreef hij een recept voor, dat dadelijk moest worden gereed gemaakt en der zieke ingegeven. De arbeider gaat daarmede naar een kapelaan, weent en zucht dien heer wat voor, dat hij geen geld heeft om de medi cijn te koopen, maar zegt niet dat hij is geko men om geestelijken bijstand voor zijn vrouw in te roepen. De kapelaan geeft den man geld om de medicijn te koopen, en bovendien eene flesch wijn. Op de straat drinkt de kerel dade lijk de flesch uit, koopt voor het geld jenever en legt zich daarna geheel dronken bij de ster vende vrouw in bed. Toen hij uit zijn dronken schap ontwaakte, lag hij naast een koud lijk. Zijne vrouw was reeds eenige uren te voren overleden. Een nieuwe manier van oplichterij Morgen, mijnheer Daar ben ik eindelijk. Wat! kent gij mij niet meer? Ik ben Barend, aan wien gij verleden winter, toen het zoo verschrikkelijk koud was en mijn vrouw zoo ziek was een rijksdaalder hebt ge leend. Weet u dat niet meer? het was hier op de eigenste mat. Nu het is niet te verwonde ren als u zoo iets vergeet, u hebt ook zooveel in uw hoofd en ziet zooveel menschen. Maar Barend vergeet zoo iets niet en daarom is hij nu hier gekomen, om u hem terug te brengen, en nu zei mijn vrouw tegen mij Barend als je toch gaat neem dan vijf mooie sinaasappe len mee voor de me\ rouw van dien goeden heer. Zien zij er niet mooi uiten sappig zijn ze, mijnheerHet zijn de beste die er te krij gen waren. Want je moet weten mijnheer! het gaat ons tegenwoordig heel aardig. Eenige goede menschen hebben ons aan een beetje geld ge holpen en nu hebben wij een aardappelenzaakje gekocht. Als mijnheer ons ook eens zou willen bevoordeelen maar daar dring ik niet op aan. Je moet een ander niet uit zijn 1 rood stooten. Wat, wil mijnheer de rijksdaalder niet aan nemen Dat spijt mij, want ik heb hem heusch voor u opgespaard. Maar als mijnheer absoluut niet wil, dan zal ik mijnheer maar niet affronteeren, want geld is in een zaakje altijd te gebruiken. Nu zou ik mijnheer nog wel eens een kleinen dienst willen verzoeken. Wij kunnen een mooi partijtje puik beste aardappelen opdoen, voor een bagatel, maar nu ontbreekt ons een bankje van veertig gulden, want ziet u, we moeten contant betalen. En nu zou ik mijnheer wel willen vragen of mijnheer zoo goed zou willen zijn ons die veertig gulden te leenen. Mijnheer kan er secuur van zijn, dat hij ze terugkrijgt; ik heb immers den rijksdaalder, dien mijnheer geheel vergeten was, ook teruggebracht! Zoo blijft Barend een beetje doorpraten en in de acht van de tien gevallen gelukte het hem het bankje van veertig te leen te krijgen. Het spreekt van zelf, dat alles van het begin tot eind gelogen is, dat er nooit een rijksdaal der is geleend, dat het aardappelenzaakje ook maar in de verbeelding van den bedrieger be staat en dat al die mooie praatjes en de sinaas appelen slechts gediend hebben om veertig gulden machtig te worden. Ter zake van dergelijke feiten is Barend reeds meer dan eens veroordeeld. Hij pleegt zijn op lichterijen tegenwoordig te Amsterdam. Men zij op zijn hoede! De Haagsche correspondent der N. Gr. Crt. vertelt het volgende bon-mot, afkomstig van het laatste hofbal Onder de gasten waren tal van dames, die prachtige schouders en hals te zien gaven, maar ook enkele, die de eerste jeugd voorbij waren en toch nog verplicht waren, aan de hof-etiquette getrouw, gedecolleteerd te verschijnen. Er was onder haar een schitterend toilet, dat echter gemis aan schoone vormen niet kon goedmaken. Twee heeren stonden in een hoek van de zaal te fluisteren. „Zog eens, weet je bij wie mevrouw X. dat prachtig costuum heeft doen maken?" vroeg er een. „Neen, maar wat raakt 't mij ook?" 't Is toch de moeite waard het te weten, want het is vreemd." „Zoo, waar dan?" „Bij den minister van financiën." „Wat blief je?" „Ja, werkelijk." „Hoe kom je daartoe?" „Heel eenvoudig: hjj is de eenige, die voor de kroon en de wereld blootlegt, dat hij geen middelen heeft om 't deficit te dekken." Buitenland. Een gevecht met een haai. Een jonkman, zekere Hewison, en een vijftig tal andere personen, zwommen op ongeveer 15 yards van de kust bij Newcastle, in Nieuw Zuid-Wales. Het water was daar niet meer dan vijf voet diep. Plotseling voelde Hewison zich vastgegrepen aan zijn rechter-benedenarm. Zijn eerste gedachte was, dat een van zijn makkers hem naar beneden trachtte te trekken, doch spoedig kwam hij tot de ontdekking, dat hij vastgehouden werd door de kaken van een 10 a 12 voet langen haai. Zonder zijn tegenwoordigheid van geest te ver liezen, riep hij om hulp en daarna ontstond er een woedende strijd tusschen hem en het monster. Hij sloeg het dier met zjjn linkervuist op den kop, greep toen zijn tong vast, trok daaraan met al de kracht die hij bezat, doch verwondde daarbij zijn linkerhand aan de scherpe tanden. Ondertusschen kwam Hewison's broeder, de zeven tienjarige Hereward, ter hulp, greep hem om de middel en belette zoo, dat het dier zijn broer verder zee introk. De haai beet eindelijk den voorarm af en zwom toen terug naar zee. Met behulp van de andere baders werd Hewison nu aan land gebracht. In het hospitaal werd het verdere deel van den arm afgezet tot aan den schou der. Even onverwacht als in Juui van het vo rige jaar de tijding van den moord, gepleegd op den president der Fransche republiek, kwam het bericht, dat zijn opvolger, de heer Casemir Périer, nu reeds, ruim een half jaar later, zijn ontslag als zoodanig genomen heeft. Een nota van het agentschap Havas maakte dat Dinsdag avond den volke bekend. Het blijkt, dat Dinsdagavond door den voor zitter van den Senaat, den min.-president en anderen vergeefsche pogingen zijn aangewend om Périer op zijn besluit te doen terugkomen. Hij beloofde zijn beslissing tot des avonds 11 uur te zullen uitstellen, maar reeds ten half tien stelde hij Dupuy van zijn besluit in kennis, die daar van mededeeling deed aan de presidenten van Kamer en Staat, ten einde deze lichamen in vereenigde zitting bijeen te roepen ter verkie zing van een opvolger. De verkiezing van dennieuwen President. Bij de eerste stemming werden uitgebracht 344 stemmen op den heer Brisson, 216 op den heer Félx Faure en 195 stemmen op den heer Waldeck-Rousseau. Geen der candidaten ver kreeg dus de volstrekte meerderheid, zoodat eene tweede stemming moest worden gehouden. Bij doze tweede stemming verkreeg de heer Félix Faure 430 stemmen. Op den heer Brisson werden 361 stemmen uitgebracht, De heer Félix Faure (nu minister van marine) is dus tot pre sident der Fransche republiek gekozen. Uit Oost-Azië valt weinig nieuws te mel den. De Chineesche gemachtigden, die over den vrede moeten onderhandelen, zjjn nog niet te Yokohama aangekomen. Wanneer derhalve de oorlog een einde zal nemen, blijft even onzeker. Intusschen zetten de Japansche troepen in Man- schoerjje hun operatiëu voort. Indien de Chi- neezen zich bij het aanknoopen der vredesonder handelingen niet meer haasten, zullen de Japan ners waarschjjnlijk nog te peking komen, voor dat een aanvang met de onderhandelingen wordt gemaakt. PREDIKBEURTEN. NED. HERY. GEM. OUD-KARSPEL. Zondag 20 Jan. voormiddags 9.30 uur, Woensdag 23 Jan. nam. 6,30 Ds. Stramrood. NED. HERV. GEM. NOORDSCHARWOUDE. Zondag 20 Jan. voormiddags 9.30 uur, Ds. Habbema. GER. GEMEENTE. Zondag 20 Jan. voorm. 9 uur, Bevestiging van kerkeraadsleden. nam. 2 uur ds. Boeijenga. Woensdag 23 Januari 's avonds 6V2 uur, Ds. Boeijenga. NED. HERY. GEM. ZUIDSCHARWOUDE. Zondag 20 Jan. v.m. 9.30 uur, Ds. Melchers. NED. HERV. GEM. BROEK OP LANGEDIJK. Zondag 20 Jan. vm. 9 uur, nam. 2 uur 23 Jan. nm. 6 uur. Ds. Gemser. GEREF. GEMEENTE A. Zondag 20 Jan. v.m. 9.30 Godsdienstoefening, nam. 2.30 u. GEREF. KERK B. Zondag 20 Jan vm. 9. nm. 2 u. Ds. Bakker. Woensdag 23 Jan. 'savonds 6'/2 ds. Bakker. DOOPSGEZINDE GEMEENTE. Zondag 20 Jan. voorm. 9.45 uur, Ds. Vrijer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1895 | | pagina 3