Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 4.
Zondag 27 Januari 1895.
4e Jaargang.
FEUILLETON.
EEN ONSTANDVASTIGE VROUff.
NIEUWE
AMIJKM
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Ocdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. H. KEIZER.
6 BUREEL:
lYoordscliarwoiide.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
VERSLAG
van de Openbare Vergadering van de
Kiesvereeniging „Vrijheid" te Zuidschar-
woude, in het lokaal van den hr. A. Kist,
op Dinsdag 22 Januari 1895,
des avonds ten 7 ure.
SprekerMr. A. V. de Lange,
afgevaardigde naar de Tweede Kamer der Staten
Generaal voor het kiesdistrict Alkmaar.
De voorzitter Br. C. ten Bosch opent de ver
gadering en heet de aanwezigen namens het
bestuur welkom.
Een groot genoegen is 't voor mij, begint de
voorz., u, niettegenstaande het slechte weer, in
zoo'n grooten getale hier aanwezig te zien. Ge
loof mij, M. H. door uwe belangstelling, gevoelt
„Vrijheid" zich weer sterk en krachtiger dan
ooit.
Gaan wij echter onze balans van 1894 na,
dan spijt 't me, te moeten constateeren, dat 't
eindcijfer van ons ledental aanmerkelijk is ge
daald en wij zeer gewaardeerde krachten hebben
verloren, die wij zoo gaarne hadden behouden.
Nog is echter 't oogenblik niet daar in eenige
beschouwing te treden, of de oorzaken op te
noemen, die aanleiding waren van dit verschijnsel.
Toch wil ik er nog even op wijzen, dat te
sterk sprekend individualisme van groote schade
is aan de gemeenschap, en onmogelijk bevorde-
lijk kan zijn aan de goede zaak, welke wij allen
verplicht zijn voor te staan.
M. H.Getrouw aan de leuze „Eendracht
maakt macht," in do overtuiging dat daardoor
't vaandel van „Vrijheid" hoog wordt gehouden
roep ik u allen toe „vereenigt u."
Geleid door de ervaring, dat alleen door voor
lichting, we nader zullen komen tot waarheid
en vast beginsel, besloot „Vrijheid" u dezen win
ter een leerrijken avond te verschaffen.
De pogingen, daartoe aangewend, mochten goed
gelukken, en heeft Z.WelEd. Gestr. Mr. A. P.
de Lange gehoor gegeven aan de uitnoodiging
dezen avond op te treden, om een onderwerp
van actueel belang te behandelen.
Hierop werd 't woord gegeven aan den spreker.
M. H. Een woord van dank voor de welwil
lendheid die men mij betoonde door mij uit te noo-
digen, op te treden in eene openbare vergade
ring van „Vrijheid", mag ik het bestuur niet
onthouden.
Volgaarne voldeed ik aan deze uitnoodiging,
daar ik van meening ben, dat men door onder
linge besprekingen vruchtbaar werkt, en door
van beide zijden van gedachten te wisselen 't
algemeen belang bevordert.
Temeer nog bovendien, daar 't geen gelukkig
verschijnsel kon heeten dat in den politieken strijd,
't vuur van den hartstocht ontvlamde.
Een optreden in het heetst van den strijd is
m. i. dan ook geen gunstig gekozen oogenblik.
Vooraf had ik het Bestuur van de kiesver
eeniging „Vrijheid" in kennis gesteld met het
onderwerp, dat ik wenschte te behandelen, een
onderwerp aan de orde van den dag, een on
derwerp, dat zich aan iedereen opdringt.
Een van de zaken van dezen tijd raag wel hee
ten, de verhouding van den staat tot den werk
gever, en hierover wenschte ik heden avond te
spreken.
Spr. begon met te zeggen, hoe de Staten-
Generaal zich destijds had ingelaten met plan
nen, die voorheen geheel vreemd, nu op de
Staatsbegrooting voorkwamen, nl. het bouwen
van een nieuw postkantoor te Amsterdam, een
bouwwerk van groote beteekenis.
Doch naar aanleiding van dit feit, kwam de
afgevaardigde Heldt, met eene hoogst ge
wichtige opmerking.
Deze afgevaardigde wees op een besluit in den
Amsterdamschen gemeenteraad, waarbjj een
max. arbeidstijd en min. loon werd voorgeschre
ven voor de uitvoerders van gemeente
en meerdere bouwkundige werken, terwijl de
bepalingen in de bestekken neergelegd ook golden
voor den aannemer.
Dit loon nu, was volgens den heer Heldt, iets
hooger dan het gemiddelde cijfer in Amsterdam. 1
De raad ging dus iets verder,en toonde hij zich niet I
tevreden met de tarieven die bestonden, maar
stelde het loon zelfs iets hooger.
Dat dit op den algemeenen loonstandaard bij
particuliere werken niet zonder invloed bleef,
spreekt wel van zelf.
Doch een dergelijk groot werk, als de aan
bouw van een nieuw postkantoor, bleek, na
toepassing van het besluit in de bestekken neer
gelegd, van ongunstigen invloed op den Am
sterdamsche aannemer, daar aanvankelijk wel
grooter loon op papier werd gezet, maar wer
kelijk geen grooter loon bijna kon worden ge
geven daar de positie, die de Amsterdamsche
aannemer innam tegenover den aannemer van
buiten, de concurrentie voor hem bijna onmoge
lijk maakten.
't Lijdt dan ook geen twijfel of, door dat de
Amsterdamsche aannemer, met vreemde leve
ranciers relatiën aanknoopt, de tusschenhandel
daardoor ontzettend schade lijdt.
De opmerking van het kamerlid Heldt was
ook niet geheel onjuist, dat een gedeelte van
het werkvolk, gelokt naar de stad door hoog
loon en veel werk, na afloop in de stad blijft
hangen en daardoor nadeel aan de inwonende
werklieden berokkenen.
Wat moet er dus worden gedaan om deze
kwade gevolgen aftewenden?
In deze richting nu, is door den heer Gerritsen
een stap verder gedaan, door in de Tweede Ka
mer de volgende notie in te stellen
„De Kamer, het wenschelijk achtende, dat
voortaan het Rijk, bij uitvoering van Rijkswer
ken, in plaatsen waar zij geschieden, zich onder-
werpe aan de bepalingen van maximum arbeids
tijd en minimumloon, daar van gemeentewege
vastgesteld, gaat over tot de orde van den dag."
De datum ter behandeling dier notie werd
echter door den voorzitter voorbehouden, terwijl
later den leden werd bekend gemaakt dat de
behandeling voor onbepaalden tijd was uitge
steld.
Spr. gelooft dat dit uitstellen wel een voor
goed begraven kan heeten, doch mocht zij nog
eens in behandeling komen, dan twijfelt spr.
niet of de motie zal wel worden verworpen.
En dan bestaat er groot gevaar voor verkeerde
opvatting.
Dan zal der kamer ongetwijfeld worden ver
weten,- dat zij de algemeene belangen voorbij ziet.
Waarom wordt deze motie nu niet aange
nomen Zal dan worden gevraagd.
Dergelijke vragen en verwijtingen, zullen in
de eerste plaats den liberalen naar het hoofd
worden geslingerd.
Dan zal de lib. partij worden verweten dat
zij steeds langzaam loopt en bij de godin vooruit
gang altijd 10 passen achteraan blijft.
Doch aan den anderen kant kan worden ge
zegd dat zij, die zoo spreken, hoegenaamd niet
hebben gedacht dat door ondoordacht te werk
gaan en al te snel handelen, de belangen van
't algemeen meer verwaarloosd zouden kunnen
worden, en spr. gelooft dat deze motie met door
dacht is. Gesteld eens, dat de staat zich ver
plichte, door volgens de tarieven in verschillende
gemeenteraden vastgesteld, te laten werken, op
welke wijze zou men dan moeten handelen, ten
aanzien van groote werken waarbij meer ge
meenten zijn betrokken
Zou men de tarieven maar moeten volgen,
door de raden van landbouwgemeenten voor steen
houwers door hen voor de beoefenaars van dat vak
vastgesteld
Zou men zich moeten houden aan die bepa
lingen
De Staat staat boven en door aanneming van
deze motie zouden de gemeenten kunnen beschik
ken over de staatsfinanciën en was de gemeente
baas.
Hoe zou dit nu te verklaren zijn met onze
staatsregeling die 't gezag van den staat boven
aan plaatst?
Deze motie kan niet worden aangenomen, en
mocht zij nog eens in behandeling komen en
verworpen, en spr. twijfelt er niet aan, dan zal
er niet kunnen worden gezegd dat 't belang van
den werkman is voorbij gezien, met 't oog op
de lewijzen, zooeven gestaafd.
Het groote gewicht echter van dit onderwerp
is wel oorzaak dat 't opnieuw in de Kamer is
gekomen, daar de bespreking van de verhouding
der groote lichamen tot den werkgever, tot het
behartigen van een der grootste belangen kan
worden geacht.
Wanneer over dit onderwerp niet zooveel was
gepraat en geleerdheid verkocht, dan zou ik
vrijer zijn in 't uitspreken van een oordeel, ter
wijl ik nu bijna aarzel mijne meening te zeg
gen, omdat misschien, die meening door u voor
een oppervlakkig oordeel wordt gehouden.
En toch, de zaak is eenvoudig deze. Vergeet
niet, gaat spr. voort, dat bij de uitvoering van
groote werken, over het geld van den belasting
schuldige wordt beschikt. Daarom is 't plicht
van de regeering, wanneer zij 1 gulden uitgeeft,
voor 1 gulden waarde wenscht te ontvangen.
Al is het honderdmaal waar dat alles wat
door groote lichamen wordt aanbesteed of ge
kocht, duur moet worden betaald, tegenover de
belastingschuldigen zijn zij rekening en verant
woording schuldig en verplicht zoo zuinig moge
lijk te huishouden, en dan gaat 't niet op, dat
voor 1 gulden waarde fl.20 wordt betaald.
Maar ook evenmin mag worden geeischt
door de belastingschuldigen, dat meer werk wordt
geleverd voor minder loon.
De groote lichamen juist hebben te zorgen,
dat wordt voldaan aan de verplichtigen tegen
over den werkman door hen te geven verdiend
loon in een matigen arbeidsduur, waarvoor na
tuurlijk wederkeerig arbeid wordt verlangd.
Daardoor blijft de positie van de openbare
macht tegenover den werkgever eerlijk.
En daarom, een eerste plicht tegenover den
aannemer is het van de openbare macht, 't zij
Rijk, Provincie, gemeente of polder dat zij in
hare bestekken de max. arbeidstijd en hetmin.-
loon, gebiedend voorschrijft.
Handelen de groote lichamen niet aldus, en
zoekt zij, bij aanbestedingen de prijs door con
currentie te drukken, dan verzuimen zij in groote
mate hun plicht.
4)-
Doch nu was alles weer goed. Ze was weer thuis,
weer in het heerlijke vaderland en ze verlangde
zoo dol als iemand maar verlangen kon naar haar
eigen huisje, dat mama en de zusjes zeker wel zoo
lief zouden hebben ingericht, dat haar niets te wen-
schen overbleef. «Lieve Leo, verlang je ook niet
naar ons nestje? Ik kan bijna niet tot morgen
wachten."
Leo knikte haar vriendelijk toe, even vriendelijk
als voor drie maanden toen hij, naar ik mij ver
beeldde, er niet zoo afgemat en niet zoo onverschil
lig uitzag als nu het geval was, maar toch knikte
hij zijn Emma toe en bevestigde al wat hij gezegd
had niet dien eenen hoofdknik. Daarna vroeg hij
mij, of ik in hun nieuwe woning ook zijn studeer
kamer gezien had en of die wel rustig genoeg was.
Hjj had in drie maanden niets uitgevoerd dan voor
zijn jonge vrouw en hun beider genoegen te zor
gen. 't Werd nu waarlijk tijd weer eens wat te
gaan uitvoeren.
Dat verlangen naar zijn studeerkamer, zij 't ook
uit plichtgevoel, klonk mij van een jong huisvader
wel wat al te prozaisch in de ooren. Mij dacht,
juist na een reis van drie maanden moest hem de
huiskamer het meest aantrekken. Daar zijn jonge
vrouw te zien rondzweven in haar argelooze onbe
holpenheid om hem het aardige nestje zoo zacht
mogelijk toe te bereiden, was een vrij wat hooger
ideaal, doch ik bedacht bijtijds dat ik van die soort
van zaken nog geen verstand had en misschien wel
nooit verstand zou krijgen, 't Was immers ook mo
gelijk dat Leo van zijn studeervertrek een huiska
mer wou maken, dat de gezelligheid van den ar
beid hem aantrok, omdat die als 't ware geheiligd
en bezield zou worden door de tegenwoordigheid
van haar voor wie hij werken zou. Bovendien ging
het geval mij immers in 't geheel niet aan en ver
dacht ik alweer de jonge vrouw van eigenaardige
gebreken, die voor Leo juist haar grootste deugden
waren, 't Was toch onmiskenbaar dat Leo's ijver
om haar te dienen er niet minder op was gewor
den, en niemand kon ontkennen dat zij zoo lief
voor hem was, als men maar verlangen kon.'t Was
Leo voor en na. Bij al wat zij zeide, keek ze hem
aan en was niet gelukkiger dan wanneer hij haar
van zijn innige liefde verzekerde. Gaat, gelukkig
paar, en beschaamt mijne viees en die van allen,
die Emma met mij van wispelturigheid beden
ken
Leo en zijn vrouw waren drie weken onzichtbaar.
Zij sloten zich op in hun huis, doch aan het einde
van die drie weken kon Emma 't in hun afzonde
ring niet meer uithouden. Wij ontvingen links en
rechts invitaties en ofschoon de meesten onzer aar
zelden hun tête a tête te verstoren, moesten wij
eindigen met aan hun uitnoodigingen gehoor te ge
ven. Emma zelve kwam ons persoonlijk verzekeren
dat zij naar ons bijzijn verlangden. Ze hadden zoo
lang niet anders dan vreemde gezichten gezien.
Vrienden en bloedverwanten waren toch maar
alles
't Huisje zag er alleraardigst uit. Emma had haar
bekoorlijke handjes over mama's schikking laten
gaan en kleine en groote meubelen als met haar
tooverstaf aangeraakt. Wij moesten alles zien en
bewonderen. We moesten van den kelder naar den
zolder klimmen om overal aan onze verbazing lucht
te geven. Was dit niet een huisje, zooals zeer dich
terlijke gemoederen alleen er nu en dan in den
droom een aanschouwden 1 Nooit ofte nimmer zou
zij, Emma, van dit paleisje, dit kleinood onder de
menschelijke woningen willen .scheiden. En dat alles
had zij te danken aan die lieve, engelachtige mama,
wie zij boven aan de trap eens even omhelzen
moest en beneden gekomen nog eens weer opnieuw
aan haar hart moest drukken. Mama was de beste
der moeders en de smaakvolste der vrouwen en
Leo, Leo die dit model met haar bewoonde en er
ziel en leven aan gaf, Leo was de puik aller man
nen, de echtgenoot bij uitnemendheid.
«Vindt gij haar niet om te stelen vroeg Leo
mij, terwijl hij haar gadesloeg. »Zij maakt mij meer
dan gelukkig door haar kinderlijke blijdschap. Waar
is een vrouwtje zoo te vreden met het eenvoudige
en alledaagsche als zij
Ik knikte. Welk recht had ik te betwijfelen dat
Emma te vreden was, terwijl ik met mijn eigen
oogen zag hoe zij door haar heerlijke kooi rond
sprong en aan alles leven en poëzie bijzette met
haar opgeruimd gezichtje? Toen trad mij nu juist
ter kwader ure, het minder opgeruimde gelaat van
Leo voor den geest, toen ze pas van de reis thuis
kwamen en herinnerde ik mij de vraag naar zijn
studeerkamer.
»Ik geloof dat uw vrouwtje dol blij is dat zij
thuis is en vooreerst niet weer op reis gaat,« zei
ik daarom, of liever om toch iets te zeggen.
«Dat zou ik meenen t« antwoordde Leo. «Onze
hollandsche vrouwen zijn niet geschikt om lang op
reis te wezen. Ze zijn daarvoor te degelijk en te
werkzaam. Meer dan eens heb ik mij onderweg
geërgerd aan een zekere ongedurigheid bij Emma,
die, zooals ik nu begrijp, niet anders was dan het
onbewuste verlangen naar dit zelfde kleine nestje,
waarin zij nu zoo gelukkig is. We waren pas hier
of daar gearriveerd, of 't was alweer oppakken. De
eerste vraag bij onze aankomst was altijd wanneer
wij weer heengingen. Ik heb daar nu en dan wer
kelijk onder geleden, want wij hebben, onder ons
gezegd, uit een zuiver economisch oogpunt beke
ken, ons geld in armoede verteerd, en vraagt ge
mij wat ik gezien heb, dan moet ik u het antwoord
schuldig blijven. Doch nu is alles mij duidelijk.
Wat zegt gij, die Emma geloof ik wel eens van
wispelturigheid beschuldigt hebt, wat zegt gij nu
van mijn vrouwtje
«Dat ik een ezel ben,« antwoordde ik, half over
tuigd en half om hem genoegen te doen. »Ik erken
dat ik van vrouwenkarakters geen verstand heb.«