Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 3 Februari 1895.
Waarschijnlijk is het niet algemeen bekend
dat het standbeeld van Piet Hein te Delfshaven
zijn ontstaan te danken heeft aan een sneeuwpop.
Jaren geleden zoo verhaalt een lezer van
het „Handelsblad" kwam, na een zwaren
sneeuwval, een inwoner van Delfshaven op den
inval, een standbeeld van Piet Hein uit sneeuw
te vormen. Hij behaalde een verbazend succes,
het beeld werd algemeen bewonderd en door de
straatjeugd behoorlijk geëerbiedigd. Maar toen de
zon het beeld „tot water en tranen" had doen
vergaan, vormde zich spoedig een commissie,
die geld bijeenbracht om het beeld van den
Admiraal in duurzamer stof te doen verrijzen.
Op de achterzijde van een bankbiljet, te
Zuilichein in omloop, komt de volgende dich
terlijke ontboezeming voor van een der vroegere
bezitters of bezitsters
„Mijn lief klein aardig bankje,
Ik kan niet altijd bij u zijn,
Yertel op al uw reizen
Aan bankjes, groot en klein,
Dat zij in mijne woning
Steeds „welkom" zullen zijn."
17 Juni 1892. Ch. L.
Te 's-IIage bleek dezer dagen weer het
gevaarlijke van geverfd snoepgoed.
Een meisje had voor een cent van zulk groen
lekkers gekocht en dit met haar zusje ge
deeld. Eenige oogenblikken daarna begonnen
beide kinderen hevig te braken. Dadelijk werd
de dokter geroepen, die met spoed een drank
voorschreefmaar toch bleven de kleinen nog
eenige uren onwel en het kleinste had 's nachts
nog hevige koorts, terwijl de geneesheer twee
malen terugkwam en dus de zaak blijkbaar ook
ernstig inzag.
Terecht vraagt men, of 't niet de taak der
overheid is, tegen zulke zaken door een nauw
lettend toezicht te waken.
Bevroren aardappelen zet men op eene
koele plaats 24 uren lang in koud water met
wat sneeuw en zout vermengd, giet er dan het
water af en laat ze op eene luchtige plaats
drogen.
Door wijlen P. D. L., is aan de Prins
Hendrik Stichting te Egmond a/Z gelegateerd
f 9100 nominiaal kapitaal, onder bezwaar van
vruchtgebruik, vrij van alle rechten en kosten.
In de laatste weken kwamen in het „So
ciaal Weekblad" eenigo stukken voor ter be
strijding van het stelsel van koopen door parti
culieren op tijd en het maken van jaarrekenin
gen. Een ander inzender deelt thans in't jongste
nommer van dat blad een en ander uit zijn er
varing mede, waardoor de kwestie naar zijn
meening ook in een ander licht geplaatst wordt.
Hij schrijft nl.
Yan huis uit was ik een voorstander van con
tante betaling en de omstandigheid, dat ik een
vaste betrekking bekleedde, versterkte mij in
mijn beginsel.
Toen ik op een dorp woonde, kon ik dan
ook contant betalensedert ik naar een stad
verhuisd ben, zie ik mij na lange worsteling ge
noodzaakt het contante betalingssysteem te laten
varen. Waarom?
Ziehier eenige feiten.
1. In een galanteriewinkel worden borden ge-
gekocht en contant betaald. Na drie maanden
ontvang ik een nota van die borden. Toen mijn
vrouw beweerde betaald te hebben, werd er ge
antwoord: „Juffrouw, ik geloof wel, dat u de
meid het geld gegeven hebt, maar ik heb het
niet ontvangen." En wij wisten, dat de meid zoo
eerlijk als goud was. Wij betaalden ten twee
den male.
In dienzelfden winkel koop ik eenigen tijd
daarna een verjaringsgeschenk voor f2.50. Ik
betaal contant, doch vraag quitantie. Mijnheer,
ik werd aangegaapt, of men wilde vragen„Zijt
gij gek Eerst na pertinente t erklaring, dat
ik niet anders wilde koopen, kreeg ik met groote
moeite het gevraagde, met de bijvoeging: „Nette
menschen koopen op rekening."
2. De meid vraagt: „Juffrouw, haalt us.v.p.
voortaan bij den slager ook op rekening, zooals
andere menschen van uw stand."
„Wel, waarom?"
„Och, juffrouw, bij contante betaling valt er
nooit een footje af, bij betaling op rekening al
tijd een cent van den gulden."
3. „Juffrouw, vriendelijk verzoek van den heer
uit het kleerenmagazijn, of hij asjeblieft op
jaarrekening mag leveren. Contante betaling is
zoo lastig voor hem, zegt hij, met zijn boeken."
4. „Juffrouw, het compliment van den schoen
maker, of hij op rekening mag leveren, want
hij heeft gemerkt, dat zijn loopjongens wel eens
meer rekenen dan hij gezegd heeft."
Aan wien de schuld nu, dat ik niet meer
contant betaal, doch slechts geduldig de reke
ning afwacht, maar dan ook wel eens ervaar,
dat er in een kwartaal wat meer uitgegeven
moet worden dan op dat oogenblik voorhan
den is
Nu zwijg ik nog van de middelen, die aan
gewend worden om tot koopen te lokken door
het vooruitzicht, dat het op „lange dagen" gaat.
Aldus de schrijver.
Deze redeneering, voegt de Midd. Crt. hieraan
toe, is juist en werpt over sommige toestanden
een eigenaardig licht. Maar het nadeel van jaar
rekeningen en het voordeel van contante beta
ling wordt daarin toch niet weerlegd.
Dat menig winkelier op contante betaling
zeer gesteld is, bewijst wel, dat er vaak 5 pet.
korting wordt gegeven, wanneer het gekochte
onmiddellijk wordt voldaan.
Tegen de door den schrijver ten slotte met
een enkel woord aangevoerde middelen om tot
koopen op jaarrekening over te halen dient men
zelf zoo verstandig te zijn zich te wapenen.
En wij zouden zeggen: houd zooveel men kan
vol contant te betalen.
Het is in het belang van beide partijen.
Maar om aan de door den schrijver onder
sub 1 en 2 genoemde misbruiken zooveel moge
lijk tegemoet te komen, vrage men steeds, trots
allerlei praatjes, kwitantie, en doe men den
winkelier den voorslag om aan het eind van het
jaar, zooals dit, naar wij weten, reeds gebeurt
met winkeliers, bij wie men op de maand koopt,
toch een zekere fooi, overeenkomstig het bedrag
van het geleverde en reeds betaalde, der dienst
bode te geven.
Het is in deze meermalen de eenvoudige
kwestie te breken met sleur en gewoonte.
Naar aan de „Tel." verzekerd wordt, is
het bestuur van de wereldtentoonstelling voor
hotel- en reiswezen er in geslaagd een over
eenkomst te sluiten met een syndicaat van Ne-
derlandsche bankiers, dat voor een bepaalde som
al de entreebiljetten der tentoonstelling voor zijn
rekening heeft genomen. De aard dier overeen
komst, welke een groote soliditeit aan de onder
neming der tentoonstelling bijzet, doet vermoe
den dat de biljetten op voor het publigk zeer
gunstige voorwaarden zullen worden uitgegeven.
Te Amsterdam is een kind in een „dotje"
gestikt.
Zieke kindertjes gelukkig gemaakt
Langzamerhand ontdoet onze Koningin zich
van Haar speelgoed en op Haar eigen verlan
gen is eene geheele bezending daarvan naar het
stedelij k ziekenhuis in Den Haag gebracht, voor
de kinderkamer.
Een vrouw zij woont in de Boschlaan
te Rotterdam had dezer dagen schelvisch
gekocht, wel wat duur, maar och, manlief houdt
er zooveel van en dan, voor 'n enkelen keer,
hé Zij wou net beginnen de visch schoon te
maken, toen haar heer gemaal thuiskwam. „Wa's
dat, vrouw, wat heb je daar Nou kijk is,
wat jij zoo graag lust." De baas trok tegen ver
wachting, een scheef gezicht. Niet dat de schel
visch hem niet aanstond, maar 'k Heb daar
net ook an'n wagen na' schellevisch gevraagd,
maar ze was mijn te pittig" „Jullie mannen
kennen ook niet bieên." „Nou, ze liet me
voor.... zooveel heengaan." Dat viel moeder de
vrouw niet mee, zij had juist voor de visch be
taald, wat haar man er niet voor geven wou.
Ze zei maar niets, maar de baas vroeg„Wat
heb jij er dan wel voorgegeven?" Voor de
heele waarheid durfde ze niet uit te komen, ze
loog maar in de gauwigheid een paar dubbeltjes
iets wat vrouwen anders nooit doen, heusch
niet maar 't had toch niet 't gewenschte re
sultaat. „Zooveel?" riep de baas uit, „zijn wij
nou menschen om in één middag zooveel door 't
keelgat te jagen D&'s goed voor 'n meneer van
de Willemskaai maar voor onsHij werd
boos en 't liep er hard op dat 't nog hommeles
zou worden, maar al ligt een ongeluk in een
klein hoekje, 'n geluk heeft ook soms niet veel
ruimte noodig. Terwijl de man nog zat op te
spelen en de vrouw onder de hand haar visch
opensneed, wilde het mes ineens niet verder en
hoe ze ook trok, het ging er maar niet door.
„Wat nou?" zei ze en de man zei Watdan?"
„k kan d'er me mes niet door krijgen".
„Koinan, nou zal ze d'er voor al die centen
nog in d'er nek hebben laten zien." »Nou,
nou, haast je zoo niet" meteen stak ze haar
hand in de visch, voelde iets hards, morrelde
en trok en haalde er 'n gulden uit. Vroo-
lijk lachend duwde ze haar man het geldstuk
onder den neus. „Nou, kijk is, nou zé je nog
wel, dat ie te duur was, we verdienen er nog
op" De man moest ook even lachen maar
toch bromde hij„alles goed en wel, maar dat
die schellevisch 'n gulden in z'n buik had, dat
heb jij ook an z'n neus niet gezien."
De „Standaard" deelt niet in de klacht
over het optreden van den heer Staalman in de
Tweede Kamer.
Wel bleek hij een eenigszins vreemde eend in
de bijt, maar zijn optreden had iets karakteris
tieks, wat prikkelends en daarom nuttig kan wer
ken in de afgeleefde Kamer.
Zeker, zegt het blad, een Kamer uit honderd
heeren Staalman saamgesteld zou niet gaan.
Maar geldt dit, tot op zekere hoogte, niet voor
elk Kamerlid
Te midden der veelal glad-gehandschoende
heeren eens een enkel lid, die zijn handschoe
nen uittrekt, en de dingen bij hun naam noemt
staat ook ons volk wel aan.
Slechts dit geven we toe, dat een verschij-
ninh als van den heer Staalman wel eenigszins
den indruk maakt, alsof hij een tevroeg geboren
lid van de toekomstige Kamer was.
In de Kamer van voor twintig jaren ware hij
ondenkbaar geweest, in de Kamer van over
twintig jaren zullen er meer zoo zijn.
De commissie voor werkverschaffing te
Amsterdam ontving van een oud Amsterdam
mer f25 met onderstaande dichtregelen.
Trotsch op het Voorrecht van in Amsterdam te
(zijn geboren,
De Stad, die pronkt en praalt in 't Hart van
(iedereen,
Die voelt en weet, dat Zij juist werd verkoren,
Te zijn een Veilig Plekje hier beneên.
Voor Vorst en Volk, dat met vereende krachten
Altijd ook daarheen rigtte Zijne Schreên
Waar hulp, gevraagd, verleend werd met een
(Moed zóó, dat de Machten
In Hemel en op Aard 't beklonken in hun
(Reên.
Dat Liefde en Trouw de rijkste Onder anden,
Zijn, der Waarheid van de le:.s der Neder
landen.
HoezeeHoezee
Je Maintiendrai
Dit is de blijdschap van een Elk, die 't op wil
(merken
Hoe God, de Steun, de Staf is van den Staat
Van hem, van haar, die Zich op Hem verlaat.
LOMBOK.
De schatten.
In zijn Vrijdagpraatje, opgenomen in het Bat.
Nwbld., schrijft Mokumer o. m. het volgende:
„Als ik de verhalen geloofde, die ik sedert
verleden week hier te Batavia heb gehoord, zou
ik tot de slotsom moeten komen, dat op het
eiland Lombok de schatten voor het grijpen heb
ben gelegen. Volgens sommigen bestaat er hier
thans een levendige handel tusschen terugge
keerde militairen en Chineezen in.goud en
edelgesteenten. Men sprak ik zou haast zeg
gen met permissievan heele staven goud.
En dan de kolossale sommen gelds, volgens
de loopende geruchten door militairen uit Lom
bok naar hier geremitteerd en hun enorme de
posito's bij de banken....! Het is waarachtig om
te lachenNog een beetje verder en men ziet
eiken militair, die mee naar Lombok is geweest,
zich later een villa bouwen aan den Velperweg,
of kamers betrekken op de bel étage van het
Kurhaus. Alles overdrijving. Natuurlijk zijn er
militairen, die enkele voorwerpen hadden mee
gebracht, en misschien zijn daar ook wel steen
tjes bij die eenige waarde vertegenwoordigen.
Doch dat is alles.
En wat is dan nog de waarde van inlandsche
preciosa? Wie niet gehoel een vreemdeling is
in Jeruzalem, weet wat hij te denken heeft van
inlandsche praalhanzerij en van indische licht-
geloovigheiden als hij hoort van krissen bezet
met diamanten „ter waarde" van honderd dui
zend gulden, van haarspelden met diamanten,
kapitalen vertegenwoordigend, enzoovoort, dan
weet hij, wat van die „waarde" te denken. Ga
eens met dat moois naar Van Arcken, Oliesla
ger, Wolf of een anderen deskundige.
Ge zult verbaasd staan over de betrekkelijk
geringe realisabele „waarde" en een andere
algemeene waarde bestaat toch eigenlijk niet
van hetgeen men op zulke hooge cijfers heeft
hooren taxeeren. Het verhaal van de rijke mili
tairen, dat men nog eiken dag kan hooren ver
tellen, is een fabel, anders niet. Ik gunde hun
graag al de fortuintjes, die men hun toeschrijft,
maar vrees, dat ze het nog lang zonder eigen
equipage zullen moeten doen. Nu, daar zullen
de snert en de rats ook niet slechter om sma
ken
De expeditie naar Bali.
De heer Haakman schrijft in het Bat. Hbl.:
Zoo dikwerf zijn tijdens de expeditie op Lom
bok geheel onjuiste berichten verspreid omtrent
zaken, betreffende Bali, dat men verwachten
mocht, dat voortaan grooter omzichtigheid zou
worden betracht bij het plaatsen van zulke be
richten.
Toch werden nog altijd te hooi en te gras
verzamelde berichten dienaangaande gepubli
ceerd en bevatten o.a. de Java Bode en Nieuws
blad dezer dagen weder het bericht, dat tot een
expeditie naar Karang-Asem besloten is. Zeer
beslist kunnen wij die berichten tegenspreken
en mededeelen, dat de Regeering aan een tuch
tiging van dat rijkje niet denkt.
Even juist zijn de berichten welke verspreid
zijn over een weigering van den vorst van dat
landschap om herwaarts te komen en andere van
soortgelijken aard.
De (officieele) Jav. Ct. van 28 December be
vat de onderstaande mededeelingen
Bij besluit van den Gouverneur-Generaal van
24 December is de militaire expeditie naar Lom
bok ontbonden en zijn in verband daarmede de
generaals-majoor J. A. Vetter en M. Segov en
de kapitein ter zee der Koninklijke Nederland-
scbe Marine H. Quispel eervol ontheven respec
tievelijk als opper- en als tweede bevelhebber
van genoemde expeditie en als commandant der
expeditionnaire scheepsmacht.
Voor Lombok is eene voorloopige militaire
bezetting vastgesteld, waartoe, wat de infanterie
betreft, zijn aangewezen het 2de en het 11de
bataljon, terwijl in de wateren van Lombok
voorloopig beschikbaar zullen blijven, twee oor
logsbodems en een der beide stoomschepen van
den dienst der bestrijding van den sluikhandel
in opium ter zee, Cycloop en Argus, ter aanwij
zing door den hoofd-inspecteur der Opiumaan
gelegenheden.
Ned. Oost-Indië.
Naar de „Locomotief" verneemt, heeft de
gouvernenr van Celebes van den vorst van Goa
de mededeeling ontvangen, dat zijn dochter, de
vorstin van Baroe, gelukkig bevallen is van een
»Mijne vrouw wil eigenlijk niet,« antwoordde Leo
met een licht blosje. »Zij heeft er ten minste met
geen woord van gesproken, maar ik kan 't niet
aanzien, dat zij zich niet gelukkig voelt binnen deze
muren. Ik wil voor alle dingen haar opgeruimd en
tevreden zien. »De rest is bijzaak.«
Ik stemde dit gereedelijk toe, want ik begreep
dat elke afwijkende meening Leo slechts tot wrevel
zou prikkelen, omdat hij mij niet vergunnen wou
in zijn binnenste te kijken. Toch kon ik niet nala
ten te wenschen dat hij vooreerst niet weer zou
behoeven te verhuizen als hij een nieuwe woning
gevonden had.
»Wees daar niet bang voor,« antwoordde Leo.
ffimma en ik gaan er nu samen op uit.«
Ik heb eenigszins uitgeweid over de eerste ver
huizingen van Leo en Emma, om daarin een mo
del te geven van hunne latere evolutiën op dit ge
bied. 't Eene bedrijf voor, het andere na gaf groote
ingenomenheid bij den aanvang, welhaast gevolgd
door een onoverwinnelijken afkeer van haar woning
bij Emma te aanschouwen doch niet altijd was ik
persoonlijk bij die verwisseling van indrukken te
genwoordig. Ik vernam slechts de feiten uit den
mond van meer intieme huisvrienden of uit den
mond van Leo, wanneer ik hem nu en dan eens
sprak. Immers waartoe het verheeld dat Emma's
wispelturigheid mij ergerde en verveelde Had ik
elke fase moeten meemaken, ik zou mijn ergernis
moeilijk verkropt hebben. Nu was een licht schou
derophalen of een ietwat ironischuWel zoo Al
weer voldoende om uiting te geven aan mijn
wrevel over iets, wat mij eigenlijk niet aanging en
waaromtrent Leo mij blijkbaar niet meer vertelde
dan hij kwijt wilde zijn.
Aldus gebeurde 't. toen ik hem eens mijn excu
ses maakte over mijn lang verzuim om hem en zijn
vrouw een bezoek te brengen en mijn voornemen
te kennen gaf om dit verzuim spoedig in te halen,
dat ik bemerkte hoe ze sedert mijn laatste visite
al weer tweemaal verhuisd waren, 't Was Leo zelf
die mij dat mededeelde. »'t Zal ons recht aange
naam zijn u eens spoedig te zien,« zei hij vriende
lijk. »Ernma heeft al een paar malen gevraagd of
gij ziek of wel uit de stad waart. Doch denk er
om, dat wij verhuisd zijn. We wonen in de Hout
straat no. 17.®
»Zoo? 't Is goed dat gij mij dit vertelt. Ik zou
u nog op de Groote Markt gezocht hebben.
»Op de Groote Markt? Lieve vriend, daar wonen
wij al sedert drie maanden niet meer. We zijn van
daar naar de Heerengracht verhuisd en nu sedert
verleden week naar de Houtstraat.®
Ik keek hem met bijzondere aandacht in de
oogen en kon de opmerking niet weerhouden dat
dit toch wel wat al te kras was.
Leo glimlachte, naar ik mij verbeelde met kies
pijn, doch verbeet den pijnlijken indruk dien mijn
opmerking op hem scheen te maken en antwoordde:
»Als je eenmaal aan 't sukkélen bent, is 't eene
heele toer om te slagen. Ik zelf bemoei er mij zoo
weinig mogelijk mee en ik moet erkennen dat
Emma waarlijk ook niet veeleischend is, maar 't
is schande zoo als de huisheeren de gebreken van
hun huizen weten te maskeeren en de heerlijkhe
den in het licht te stellen. Of ziet gij kans in een
huis zonder dak te wonen
^Natuurlijk niet,« zei ik lachend. »Muar uw zesde
of zevende huis ('t hoeveelste was 't zal toch wel
niet zonder dak geweest zijn. Mij dunkt dat zoudt
gij bij het huren toch wel gezien hebben. Of heeft
de huisheer er het dak afgesloopt nadat gij er in
waart
Leo werd niet boos, maar antwoordde ontwij
kend. »Ik zelf had dat huis niet gezien. Emma was
er evenwel zeer mee ingenomen, meer dan met een
der andere en zelfs meer dan met onze tegenwoor
dige woning, die wij tusschentijds hebben moeten
huren faute de mieux. Maar we waren er nog geen
vier-en-twintig uur in, toen zij mij vertelde dat het
dak een soort van zeef was. Alles op den zolder
bedierf door een reeks van lekken. Toen ik er den
huisheer over klaagde, beweerde hij dat dit al te
zot was. De vorige bewoners hadden er nooit iets
van gezegd en bij hen sliep de meid met twee van
de kinderen in open ledikanten op zolder. Toen ik
hem zei dat dit mij niet schelen kon en dat 't toch
lekte, werd hij nijdig. Toen werd ik ook nijdig en
't eind was dat ik hem een bedrieger noemde. De
twist loste zich op in een overeenkomst dat ik voor
zes weken betalen zou en binnen drie dagen de
woning ontruimen. Ik kwam er dus nog al geluk
kig af.«
»Ik feliciteer je,® zei ik ironisch. »Die verhuizin
gen zullen u anders bij mekaar een aardig som
metje in 't jaar kosten. Gij mocht u wel laten as-
sureeren, wanneer er ergens in de wereld een assu-
ranti-maatschappij van dien aard bestaat. Hebt gij
u intusschen van de werkelijkheid van het feit
overtuigd? Vrouwen zijn nog al geneigd om kleine,
tijdelijke ongeriefelijkheden als erge gebreken voor
te stellen.
't Was er uit en ik verwachtte een nijdigen uit
val. Doch Leo werd wederom niet boos en verge
noegde zich met te antwoorden»Ik weet, dat
Emma een gunstige uitzondering op dezen regel
is. Zooals ik u zeide, is zij niet veeleischènd. Ik
ben dus overtuigd dat wij in ons recht waren. Ik
zelf bemoei mij met die soort van dingen nooit.
Dat is Emma's departement.®
Ik zweeg, want de laatste woorden, die met een
vorige verklaring in strijd waren, gaven mjj te veel
te denken om te antwoorden. Leo was pas een goed
jaar getrouwd. Als een man in de eerste periode
van het huwelijksleven reeds scheiding maakt tus-
schen zijn eigen departement en dat zijner vrouw
ziet 't er niet best uit. Als men ouder wordt is die
verdeeling van zorgen en bemoeienissen een zeer
goede en verstandige zaak.
Wordt vervolgd.