f I I gcciJSLci eeiitji aauzieiiiijKe leestgave in den „armbuil" zijn. De dienstdoende diaken is sedert eenigen tijd verloofd en zijn meisje is al tijd met hem in de kerk. Is het Amor kwalijk te nemen, dat hij éénmaal in de zeven dagen het kerkezakje als post gebruikt? Eenige keeren reeds vond de diaken eene enveloppe in den zak, die in stede van een bankbiljet een billet d'amour aan zijn adres bleek te bevatten. In de consistorie-kamer gekomen, tast hij met den haast eens verliefden in den „armbuil" en jawel een brief van haarHij treed de kerk weder binnen met deftigen ernst op het gelaat en ha ren brief in den jaszak! De preek is geëindigd en dominee richt tot hein de vraag„Viel het nog al mee P" daarbij doelende op den inhoud van den armbuil. „Och, dominee gewoonzooals altijd." Zoo was er dan geen enveloppe in?" Het harte des arm- voogds klopt anstig. Zou hijhij tast in den zak en zegt: „Ja .wel wel dominee, maar ik docht, deddet (dat het) n' briefke vamme meske was. Jaap Eden heeft zijn roem als schaatsenrij der te Hamar niet alleen opgehouden, maar nog aanmerkelijk vermeerderd. Hij heeft zich thans den titel veroverd „Amateur Champion van de wereld, 1895." In drie van de vier wedstrijden, die hij moest meemaken, over 1500, 5000 en 10.000 meter, bleef hij overwinnaar. Over 500 meter werd tweemaal geredenZaterdag was Jaap één in 481/5 sec., de tweede was Mauseth (de houder van het wereldrecord op dezen af stand, 464/5 sec.) in 484/5 sec. Maar bij den Zondag gehouden beslissenden rit werd Jaap door Frederiksen geslagen. Het „spande er om" De tjjden verschillen niet veel. Frederiksen deed 48y5 sec. over de baan, Jaap Eden 482/5 sec., Sinnerud 48% en Mauseth ook 48% sec. Het wereldrecord op de 1500 meter stond op 2 min. 284/s sec., maar Jaap wist hier nog 3% sec. af te halen. Ook hier moest tweemaal ge reden worden, maar beide dagen legde Jaap de baan af in 2 min. 252/s Mauseth was de tweede bij den beslissenden rit in 2 min. 35' V sec., Frederiksen de derde in 2 min. 36% sec. en Petersen de vierde in 2 min. 37'/s sec.3 Bij den wedstrijd op de baan van 5000 meter be- haalde Eden Zondag den eersten prijs in 8 min. 41 sec., Larsen den tweeden in 9 min. lS'/s sec. Petersen den derden in 9 min 16'/s sec. en Sin nerud den vierden in 9 min. 23"s sec. Het we reldrecord over dezen afstand, in 1894 door Jaap Eden te Haarlem gemaakt, was 8 min. 37J/5 Eene nieuwe uitvinding. 't Is Schijnbaar eene kleinigheid en toch eene zaak van belang. Wie dikwijls een brief moet cacheteeren, weet bij ervaring, hoe lastig het is, dat men dan het lak met een brandenden luci fer of met een kaarsvlam moet verhitten; men brandt zoo licht zijn vingers en dan wordt het lak door den walm van kaars of lucifersvlam soms nog zwart op den koop toe. dit ongerief is men thans af. Tegenwoor dig zijn bij alle boekhandelaars pijpen zegellak verkrijgbaar met een dunne pit er in. Dit zegel lak kan dus de dubbele functie van het lak en de kaars vervullen. Eene gebruiksaanwijzigin0- achten wij overbodig. Terug van Lombok. Vrijdagmiddag kwan de „Burgemeester den Tex" te IJmuiden binnen. Het eerste blijk van waardeering kwam van een onbekenden gever en bestond uit 36 horlogekettingen. Daaraan hin gen medaillons met beeltenissen van Scheuer, vetter en Yan Ham. Het portret van Scheuer droog tot achterschrift zijn geliefd deuntje „alles kost een dubbeltje". Achter Vetters beeltenis stonden de woorden „Held van Lombok", terwijl achter het portret van Yan Ham de datum van zijn sneuvelen op 15 Augustus was aangebracht. Yoorts was gearriveerd een geschenk bestaande uit een mand witten wijn. Ten slotte komt nog de wedstrijd over 10.000 meter, Zaterdag gehouden, waarin Jaap die zelf de houder was van het wereldrecord op dezen afstand (19 min 127s sec.), dezen tijd tot 17 min. 56 sec. verminderde. Hij was zijD mededingers allen ongeveer een minuut voorde tweede, Sinnerud, had 18 min. 50 sec. daardoor noodig. De seconde op 10 meter gesteld, was Jaap dus een afstand van pl. m. 450 meter voor. Hier mede overtreft het record op dien afstand voor de amateurs dat der beroepsrijders, waarvan Hagen de houder is (18 min. 57,/5 sec.) in den wedstrijd, 11 Januari '94 te Zwolle gehouden, gemaakt. Behalve de gouden wereldkampioens medaille valt Eden ook nog de extra prijs ten deel, die uitgeloofd is voor den rijder, die in de 4 races de beste tijden gemaakt heeft. Protectie Gedurende twee Donderdagen heeft de heer de Boer van Wieringerwaard uiteengezet, waar om volgens zijne meening protectie voor den graanbouw in ons vaderland moet worden inge voerd. Voor den keer de Boer heeft deheerKor- ver van den Helder reeds gesproken over die protectie, zoodat men wel kan nagaan, dat deze gewichtige zaak van de protectie zijde genoeg zaam is bekeken. Nu heeft de afdeeling Scha- gen van de Hollandsche maatschappij van Land bouw besloten een spreker uit te noodigen, die tegen protectie is. Evenzoo heeft de kiesvereeni- ging Burgerplicht alhier gehandeld, zoodat naar alle waarschijnlijkheid ook de vrijhandelsman- woonte om het hoofd eenigszins voorovergebogen te dragen, zooals iemand doet, die zich veel met schrijfwerk bezig houdt. Van die levenswijze ge tuigden ook zijne kamerkleur en de bijziendheid zijner grijsblauwe oogen. In kleeding en houding verschilde hij weinig van de werklieden die hem omringden, maar zijn gelaat onderscheidde zich van het hunne door het breede voorhoofd, den somtijds peinzenden blik en door den goedhartigen, soms droefgeestigen glimlach om zijne lippen. Gedurende eenige oogenblikken veroorzaakte zijne komst een bijna plechtige stiltezij gaapte hem aan als zagen zy den man, die gisteren nog huns gelijke en hen nooit bijzonder in het oog gevallen was, plotseling in een nieuw licht. Maar dit duurde slechts kor£ Zij drongen om hem heen, drukten zijne handen en' brachten hem, ieder op zijne wijs, hun gelukwensch. Brantz met uitgezochte woorden, niet vrij van lang dradigheid Willemsen zuchtend en niet van harte; de anderen met verwarde uitroepen, de een den ander overstemmend. Het vroolijke snorretje spron" ln j en r'eP >:>Hoera leve onze millionnair« en de loopjongen en het jongste knechtje herhaal den dien kreet dikwijls en luid. En van Berckel dankte hen, zijne stem beefde, zyne oogen werden vochtig; 'het kwam hem voor, alsof hij nooit gewe ten had, dat hij zulke warme, trouwe vrienden bezat. Weinige uren later zat hij op zijn kamer en trachtte tot zich zelf te komen. Hij had met zijn verleden gebroken en zag nu zijn kamertje, dat hij weldra voor goed verlaten zou, nog eens rond. Ja- Het „Centrum" is van meening, dat no» steeds open blijft de vraagis de Nederlandsche landbouwer inderdaad te helpen door een be lasing op het graan? Er valt zeer zeker iets te zeggen voor het heffen der verlangde rechten en uiterst verlokkelijk klinkt de theorie, dat door stijging der graanprijzen de werkeloosheid op het platteland zal afnemen, geen bouw- in weiland meer behoeft te worden omgezet en de koopkracht der natie in niet geringe mate zal stijgen door de ruimere verdiensten. Deze rede neering volgend, zou men geneigd zijn in de heffing van graanrechten een voortreffelijk pana cee te zien voor onzen kranken landbouw. Maar wanneer wij niet slechts het oog op Nederland gevestigd houden en onze blikken verder laten gaan, dan komen wij al spoedig tot de ontdek- kin, dat de graanrechten, nog geenszins een waarborg zijn voor de stijging der prijzen en dat in landen, waar die rechten worden geheven, de landbouw evenzeer in een précairen toestand verkeert. Voornamelijk heeft het „Centrum" hier het oog op Duitschland, dat waarlijk geen moeite heeft gespaard, om zijn grenzen zooveel mogelijk af te sluiten. Immers, het valt niet te ontken nen, dat de nood der Duitsche boeren, ondanks de graanrechten, tot een bedenkelijke hoogte is gestegen. Wanneer men de verslagen leest der landbouwvergaderingen, dan stuit men telkens op de klacht over de lage prijzen en over het gevaar, dat de boerenstand geheel te gronde zal gaan. Er is zooveel graan in Oost en West dat de bestaande rechten den stroom niet kunnen keeren, en wat thans als uitkomst voor den boerenstand wordt verlangd, is niets meer of minder dan een stelsel, dat zeer dicht nabij komt aan het staatsmonopolie. Graaf Kanitz, een van de leiders der agrarische partij, heeft een voorstel geformuleerd, waarvan de strekking is den inkoop en verkoop van buitenlandsche granen uitsluitend voor rekening van het rijk te doen plaats hebben. Langs dezen weg keert men terug tot de graanhandels politiek van Frederik II, welke trouwens op de reeds ge noemde algemeene vergadering van den bond der „Landwirthe" met warmte werd aangepre zen als het „non plus ultra" van staatsmans wijsheid. Deze politiek kwam, naar de Duitsche bladen in herinnering brengen, hierop neer, dat de Staat een groot aantal graanschuren onder hield, zoodat men, wanneer het noodig was, de prijzen kon drukken. Het maS waarlijk typisch heeten, dat men thans tot dergelijke uiterste maatregelen wil te- rugkeeren onder voorgeven, dat anders de boe renstand reddeloos verloren is. De „Köln. Volks- zeitung" betoogt, dat zulk een stelsel in onze dagen onuitvoerbaar zou zijn, en dat de staats- burgelijke vrijheid er te eenen male door ver nietigd zou worden. Maar wat hiervan zij, ze- ker is het, dat het voorstel-Kanitz bewijst, hoe algemeen de landbouw-crisis is geworden en hoe veel kans men loopt, bedrogen uit te komen met in het heffen van graanrechten een ofdoend mid- del te zien, om den boerenstand tot bloei en welvaart te brengen. Onder de liberale kiesvereenigingen, die haar lidmaatschap van de „Liberale Unie" op zeiden, behoort ook die te Enschedé. Daar werd een motie aangenomen, waarbij het lidmaatschap werd opgezegd, omdat de „Li berale Unie verdeeldheid had gebracht in de I liberale partij. 't Is reeds sterk, zegt de „Amst.", dat die verdeeldheid aan de „L. U." wordt toegeschre ven, niet aan den drang der beginselen, wier tweeslachtigheid niet meer te bemantelen viel Doch de motie hield in dat de „L. U." niet alleen verdeeldheid had gebracht in de liberale partij, maar ook in de anti-revolutionnaire partii i en in de katholieke. Dat is nog sterker. Zóó sterk, dat men zich genoopt voelt er eeni- gen tijd pver na te denken, wat de bedoel in mag zijn van zulk een bewering, en maar ein° digt met het zoeken er naar op te geven. In verschillende bladen lazen wij dit bericht. Men zou anders geneigd zijn het in dezen vorm voor een verminkt bericht te houden. „Aan mijn ministers! Sedert den dag mijner troonsbestijging heb ik met u alle staatszaken bewerkt, welke noodig bleken te zijn, om het Rijk in stand te houden en het geluk van het volk te behartigen. In deze werkzaamheid, welke gewijd is aan de welvaart van mijn land, heeft Japan plotseling met krijgsmachtige hand inge grepen. Het heeft onzen vazalstaat Korea ver overd, is daarna ons gebied binnengedrongen en heeft zoo den vrede van geheel Oost-Azië ver stoord. Ik heb mijn generaals allen bevolen, de Japanners, die ook ons den vrede hebben ont roofd, weer te verdringen, doch nooit heb ik be volen, den vrede van Japan te verstoren. Dat zjjn feiten, die ook aan het buitenland bekend zijn. Doch onze generaals waren óf zonder eenige bekwaamheid, óf zij commandeerden soldaten die zonder discipline waren. Zoo moest Japan gaan van overwinning naar overwinning en op dit oogenl lik bedreigt het niet alleen onze oude heilige stad Moekden, doch ook de hoofdstad Pedin» De aanstaande zittingsperiode in de Tweede Kamer zal, volgens den Haagschen kroniek schrijver van de „N. Gron. Ct." niet van zeer langen duur zijn. Vermoedelijk zal de arbeid nog in Maart worden afgebrokenbehalve de invoerrechten- en gewerenwetten, de zeven mo ties en een aantal kleine zaken, zal er niets worden gedaan. Het voorstel-Hartogh tot her ziening van het wetboek van burg. rechtsvord. zal denkelijk wel gereed komen tijdens het sa menzijn der Kamer, doch de behandeling daar van schijnt te worden bewaard voor een voor jaarszitting, waartoe de Kamer in Mei zal bij eenkomen. En dan hoopt men de herziening der personeele belasting misschien, maar zeker de regeling der gemeente-financiën te vinden om in de afdeelingen te worden onderzocht. En het kiesrecht? Daaromtrent verkeert men nog tamelijk wel in 't onzekere. Toch werd mij dezer dagen, van een zijde, die ik eenig ver trouwen durf geven, verzekerd, dat de heer van Houten zoo goed als gereed is met zijn ontwerp, hetwelk, hoofdzakelijk op den grondslag van be woning van een in 't personeel aangeslagen perceel of perceelsgedeelte rustende, een kiezers korps van ongeveer 700,000 zou geven, een uit breiding alzoo, die vrij dicht de grens zou na deren van 't voorstel Tak; iets wat ik moet het er terstond bij opmerken door den mi nister van binnenlandsche zaken bij zijn oppo sitie als kamerlid steeds is vooropgesteld als mo gelijk gevolg van zijn stelsel. Men acht het in de politieke kringen het meest waarschijnlijk, dat de kiesrecht-voordracht in het zomerreces, kort vóór de opening van de nieuwe zttting der Kamer, zal inkomen en dat derhalve in het be gin van 1896 eerst met de voorbereiding van dit onderwerp een begin zal worden gemaakt. Buitenland. Een schrijven van den Keizer van China. Het officieele orgaan te Peking maakt een schrijven openbaar, dat de keizer van China heeft gericht aan het Tsung-li-Yamen, zijn mi nisterie van buitenlandsche zaken. Het stuk is opgesteld in bewoordingen, waarin duidelijk de smart wordt weergegeven, die den armen be- drogen keizer plaagt. De keizer schrijft aldus: ren lang had hij' er in geleefd als Diogenes in zijn ton neen, beter dan deze, want het is minder moeielijk den leelijken houten drinknap met min achting weg te gooien en zich luid er op te be roemen dat men zelfs dien niet noodig heeft, dan hem in stillen eenvoud te bewaren, zich er aan te gewennen en hem ten slotte nog zoo leelijk niet te vinden. Zijn kamertje was nooit mooi of groot of zelfs geheel droog geweest, de tafel was wankel en de weinige stoelen waren een van allen van het zelfde model. Toch kon het er 's avonds gezellin zijn, als de lamp op was en het gezicht en de zwarte daken en rookende schoorsteenen buitenge sloten. Dat bedacht hij niet zonder weemoed, nu het uur van scheiden zoo nabij was. Maar toch, de lange jaren vol inspanning en ont bering lagen achter hem het leven van overvloed en geluk, waarin hij zich soms half droomend had durven verdiepen, zou voor hem aanvangen. Het was wel een groote zegen, die hem was te beurt gevallen. Peinzend staarde hij op de vochtplekken op den muur tegenover hem, die het behangsel eenigszins het aanzien van een landkaart hadden gegeven en verdiepte zich in de bijna sprookjes achtige toekomst die hem wachtte. En hij glim lachte over zich zeiven en over het eerste gebruik, dat hij van zijn nieuwen rijkdom maakte. In ge dachten verwisselde hij zijn oude jas voor een noc oudere, zooals hij gewoon was te doen, maar toen hij zijn kachel een paar uur voordat hij naar bed ging wilde laten uitgaan, bedacht hij zich. Het kon er nu wel op overschieten, dat hij den ganschen avond van de warmte genoot. Yan Berckel bleef nog een dag of wat in Am sterdam, om zijne zaken te regelen en zijne vrien den te doen deelen in het geluk, dat hern te beurt gevallen was. Toen spoedde hij zich. naar het stadje Wiltenburg, in den omtrek waarvan zijne nieuwe bezittingen gelegen waren. Het was een sombere winterdag toen hij voor het eerst het huis betrad waar zijn oudoom geleefd had en gestorven was. Aoodra hij zich in de groote, slecht gemeubileerde huiskamer neerzette, voegde zich de oude huis houdster, die zijn oom jarenlang had gediend, bij hem en uit de verhalen, die zij hem met veel om haal van woorden deed, trachtte hij zich een denk beeld te maken van het leven van den ouden man, (lie daar op dat groote eenzame buiten, zonder vrienden, zonder iets dat het leven liefelijk maakt, zijne dagen had doorgebracht. Drie-en-negentig jaar was hij geworden, zijn ouderdom en zijne kwalen evenzeer verwenschend als de menschen, die hij zijn huishoudster en zijn knecht uitgezonderd, in de laatste twintig jaar niet meer had willen zien. Van Berckel dacht na over het raadsel van het lange menschenleven, dat tusschen die vier muren weinige dagen geleden geëindigd was, en voelde zich eenzaam en als een indringer op zijn eigen bezitting, huiverig voor de schatten, die het eenige geluk hadden uitgemaakt van den ouden man en die hy ten slotte slechts had bijeengebracht voor iemand, die, zij het dan ook door zijn eigen achter- I «Diep gevoel ik deze schande. Zij is onbe- i schrijfelijk, en in woorden kan ik niet uitdruk ken wat mijn ziel beweegt, indien ik denk aan mijne voorvaderen op China's eeuwenouden troon en wanneer ik denk aan het vaderland. Doch deze schande is niet uw schuldIk, uio keizer, ben geheel alleen de schuldige. Ik heb mij door ImJn generaals laten bedriegen en zoo zijn ook de militairen niet opgewassen geweest oor hun plicht. „Dringen de Japanners Moekden binnen, tas ten zjj de eer onzer voorvaderen aan en bezet ten zij Peking, dan zal ik zelf mij den dood geven. Dan zal mijn ziel voor mijn voorvaderen verschijnen en hen om vergiffenis smeeken voor de zonden, die ik begaan heb door het schen den van mijn plichten als heerscher. Leven kan ik dan niet meer voor het aangezicht mijner ge schandvlekte voorvaderen. „Mijne moeder kunt gij dan uit Peking naar Mongolië voeren en een anderen talentvollen prins uit de keizerlijke familie tot keizer kie zen, die gelukkiger mag zijn dan ik. Doch hij moge dan ook de gelegenheid aangrijpen China op Japan te wreken, om zoo aan mijne ziel den vrede te geven, dien zij hier niet heeft gevon den." De bladen van Wilna (Rusland) maken melding van een afschuwelijk familiedrama. Een man, die in zijn jeugd naar Amerika was vertrokken, had daar een aanzienlijk vermogen vergaard en keerde naar zijn vaderland terug. Natuurlijk was hij veel verouderd, doch een zij ner vroegere buren had hem herkend toen hij terugkwam. Wetende dat die buurman op reis was, en dat overigens niemand hem had herkend, ging hij er op uit om te onderzoeken wat er van zijn vader en zijn zuster was geworden, welke laatste nog klein was geweesl, toen hij het land had verlaten. Op zekeren avond begaf hij zich naar het huis van zijn vader en vond zijn zuster alleen. Hij deed haar een lang verhaal van zijn avon turen, soupeerde met haar, kreeg slaap en vroeg een bed, terwijl hij zeide, dat hij den volgen den morgen iets zeer belangrijks aan haar vader had mede te deelen. Hij had zich nog niet bekend gemaakt, doch niettemin voldeed zijn zuster aan zijn verlan gen. Kort daarna keerde de vader terug en deed de dochter hem het verhaal van een vreemde ling, uitweidende over zjjn rijkdom. Daardoor werd de begeerigheid van den grijsaard opge wekt, gedurende den nacht sloop hij in de ka mer van zijn gast en sloeg dezen met bijlslagen dood. Den volgenden morgen kwam de oude buur man van zijn reis terug en vertelde aan ver schillende vrienden, dat hun vroegere kameraad terug was en gezamenlijk ging men naar het huis van den vader om dezen geluk te wenschen. „Waar is uw zoon?" vroeg hij den moorde naar. „Mijn zoon?" antwoordde deze verblekend. „Ja, uw eigen zoon, die eenige dagen geleden uit Amerika terug is gekomen en van nacht hier docht en wantrouwen, levenslang een vreemdeling voor hem gebleven -was. Den volgenden morgen bezocht hem de notaris zijns oudooms, om hem op de hoogte te brengen van den aard zijner nieuwe eigendommen. Den ganschen dag hield deze hem bezig met berekeningen, kaar ten en plattegrondenhij wees hem, hoeveel wei land hij in dezen polder bezat, hoeveel bouwland in dien en hoeveel bosschen er behoorden bij het buiten, dat hij nog nauwelijks had betreden. Ook overhandigde hij hem papieren, die hij van den ouden man in bezit had gehad en onderwees hem met bescheidenheid en takt in zaken waarvan de man. die tot nu toe van een klein salaris met moeite was rondgekomen, bezwaarlijk iets kon we ten. Zoo werd het bezit van zijn vermogen voor Van Berckel langzamerhand een werkelijkheid, in plaats van een droom die somtijds te schoon scheen om lang te kunnen duren. Wordt vervolgt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1895 | | pagina 2