Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 24 Maart 1895.
EEN DYNAMIET-ONTPLOFFINC.
Ongeveer 28 Januari kwamen te Lobith
aan zes schepen, te zamen inhoudende 150.000
kilogram dynamiet, bestemd voor Antwerpen
om aldaar overgeladen te worden met verdere
bestemming naar Australië
Geheel onverwachts viel toen einde Januari
de strenge vorst in, waardoor de schepen hier
door het ijs werden opgehouden en eene veilige
schuilplaats zochten in het zoogenaamde Vosse-
nat, een kanaaltje, dat even beneden Lobith in
den Rijn uitloopt. Toen een veertien dagen later
de Rijn zich vastzette en met het oog op even
tueel gevaar bij het losgaan der rivier, werden
de schepen gelost en het dynamiet in een daar
voor ingericht magazijn opgeslagen. Men wachtte
op open water om weder met de overlading te
beginnen en daar de rivier thans geheel ijsvrij
is, werd dan ook Dinsdag reeds een aanvang
met het werk genomen, dat Woensdag geregeld
werd voortgezet.
Wijl bij die overlading, die hier meermalen
voorkomt, steeds de uiterste voorzichtigheid in
acht wordt genomen, duchtte dan ook niemand
eenig gevaar, totdat ongeveer half zes de be
woners van Tolkamer en Lobith werden opge
schrikt door twee onmiddellijk op elkander vol
gende zware schokken, die de menschen, welke
nog in staat waren te denken, deden uitroepen
„dynamietontploffing" en waarop zich toen een
ieder op het ergste voorbereidde. Gelukkig zijn
echter te Lobith zelf geen menschenlevens te
betreurenalleen de matriëele schade is nog j
al belangrijkeen huis is geheel ingestort,
terwjjl van enkele huizen de daken zijn weg
geslagen en van de meeste de glasruiten gespron
gen zijn.
Van de zes schepen is een schip behou
den gebleven, terwijl twee geheel verbrand en
drie gezonken zijnde namen der betrokken
schippers en schepen zijnJ. van Meekeren,
Maria OdeliaP. Vermaas, Vier Gebroeders
H. Gerritsen, De Hoop-, Th. Drevers, de Duif-,
H. Reymer, Elisabeth en W. Leenders, Gesina.
Dertien personen zijn gedood en vijf gewond.
Het schip De Hoop van schipper Gerritsen
is geheel verbrand.
In den omtrek van Lobith hebben vele hui
zen ernstig geleden.
Nauwelijks was door de dagbladen de droeve
gebeurtenis in den lande bekend, of uit alle
oorden kwamen nieuwsgierigen en belangstellen
den opdagen om het tooneel van verwoesting
te aanschouwen, dat inderdaad een zeer treuri-
gen aanblik oplevert. De ontploffing heeft plaats
gehad op het schip Elisabeth, schippers Gebroe
ders Reymers geladen met vijf-en-twintigduizend
kilogram dynamiet, waarvan, nadat de rookkolom
was opgetrokken, totaal niets meer te zien
was. Een oogenblik daarna stond echter het schip
van Gerritsen, dat gelukkig nog niet geladen
was in lichtelaaie, en daar alle dynamiet in de
onmiddellijke nabijheid is opgeslagen, vreesde
men voor eene tweede ontploffing, die met het
oog op de groote hoeveelheid veel ernstiger dan
de eerste zou geweest zijn. Schipper Drevens,
die mede bij het onheil tegenwoordig was, doch
als door een wonder ongedeerd is gebleven,
deelde nog mede, dat tegelijk met de ontploffing
de slachtoffers naar alle zijden werden heenge-
8lingerd en treurig verminkt later werden ge
vonden het dochtertje van schipper Vermaas
heeft zich hoewel zwaar gewond nog een eind
voortgesleept, doch is toen levenloos neergevallen.
Op honderden meters afstand vond men de over
blijfselen van de lijken die door verminking be
paald onkenbaar waren geworden een lijk was
geheel opengescheurd terwijl de overige hoofd,
armen of beenen misten.
Behalve schipper van Meekeren zijn nog twee
der gewonden overleden, zoodat het aantal dooden
thans tot zestien is geklommen. Omtrent de oor
zaak loopen verschillende geruchten; eenerzijds
spreekt men van grove onvoorzichtigheid, terwijl
van andere zijde beweerd wordt dat het dynamiet
bevroren is geweest en daardoor grooter gevaar
voor ontploffing oplevert.
Nog is men omtrent den verderen afloop
niet gerust, zoodat het terrein dan ook steeds
zorgvuldig bewaakt wordt en onder streng toe
zicht blijft.
Nog is bericht ontvangen, dat in het zieken
huis te Kleef overleden zijn vrouw Vermaas
Van Meekeren en de knecht van Leenders.
Donderdagmiddag zouden de gezonken schepen
gelicht worden. Er bestaat nog steeds gevaar
voor meerdere ontploffingen.
Volgens geruchten moeten 2 personen op de
stoomboot Poolster, die op het noodlottige oogen
blik passeerde, bij het onheil het leven hebben
verloren.
Bewaarplaats
van het dynamiet
1. Handkar.
3. Handkar.
4. Handkar.
5. Handkar.
I. Leeg houten schip. II. IJzeren schip met
ca. 1100 kisten dynamiet. III. Houten schip
met ca. 1100 kisten dynamiet. IV. Houten schip
dat geladen werd en door de ontploffing werd
vernield. V. Wrak van het verbrande leege
schip.
De Tweede Kamer heeft de motie—Dob-
belmann met 52 tegen 33 stemmen verworpen.
Ter herinnering diene, dat deze motie lnidde
„De Kamer, van oordeel dat een herziening
en uitbreiding van ons tarief van invoerrechten
tot verbetering van den toestand van landbouw
en industrie en in het belang der schatkist drin
gend noodig wordt geacht, gaat over tot de orde
van den dag."
Zelfs de hoed van Jaap Eden rijdt, een,
zij 't vreemde, schaats
juist een noodig heb, trouwens zou u er toch
nu niets meer aan hebben daar ik hem boven
een potje inet vuur wat verwijdt heb, ik heb
nogal een dikke kop weet u! en ik zag u had
nog zoo een lekkere warme muts op.
Aangenaam zal het mij zijn wanneer u bij
een volgende ovatie een flinke jas of een paar
bottines (ik heb steek No. 9) uit het rijtuig
wierp dan was ik van de zomer het heertje.
Vriendelijk groeten
UEd. Hoeddrager.
N.B. Ik heb hem al op."
Van wel ingelichte zijde wordt verzekerd
dat de beslissing op Duitschlands uitnoodiging
tot het deelnemen van onze marine aan het
openingsfeest van het Noord-Oostzee kanaal niet
genomen is dan nadat de zaak in den minister
raad is behandeld.
De bezwaren van den minister van Marine,
die beducht scheen, dat ons Land te midden
der vloot van andere natiën een minder goed
figuur zou maken, zoolang onze marine nog geen
schepen bezat in staat ons Land op waardige
wijze te vertegenwoordigen, moeten ten slotte
geweken zijn voor het belang, dat onze zeemacht
niet mocht ontbreken. Zooals bekend, is besloten
tot uitzending van het hooggetuigde fregat Atjeh.
Een zoen is maar stof
Tu8schen een echtpaar te Utrecht, dat het
zilveren huwelijksfeest reeds lang achter den
rug heeft, ontstond een hevige twist, doordien
de vrouw haar gemaal had betrapt, toen hij een
aardig dienstmeisje een flinken zoen gaf. Hoe
wel het haar reeds meermalen was voorgeko
men, dat manlief wel wat al te voorkomend
tegen de dienstbode was, had zij om den vrede
te bewaren tot heden toch maar gezwegen,
thans echter was haar dit onmogelijk, daar zij
meer dan ooit behoefte gevoelde om haar hart
eens flink lucht te geven. Het gevolg hiervan
was echter dat de man, een oud koopvaardij-
vaarder, zich ook niet onbetuigd liet en ten
slotte er zelfs in slaagde om vrouwlief tot zwij
gen te brengen, iets waarover deze zich zoo boos
maakte, dat zij om haar man te ontkomen uit het
raam sprong. Wonder genoeg bekwam zij hier
door weinig of geen letsel, terwijl, door bemid
deling van een politieagent, kort daarna tus-
schen het echtpaar de vrede weder werd ge
sloten.
Den 22 dezer is in de afdeelingen der
overgelaten, waarin de boer niets is en de
heeren alles zijn.
Het platteland staat toch reeds op gouver
nementeel terrein zoo ten achter.
Neem b.v. het Rijk als geldverteerder.
Het Rijk krijgt zijn geld uit het geheele
land, maar waar wordt het in hoofdzaak ver
teerd
Oorlog verteert bijna alles in de steden.
Marine evenzoo.
Buitenlandsclie zakenbij ruil tegen de
vreemde diplomatie en consultaten, geeft al
zijn geld in de steden uit.
Justitie doet, een enkel kantongerecht uit
gezonderd, desgelijks.
Koloniën, voor zooveel het hior te lande
geld verteert, doet niet anders.
- - van aanbelang worden bijna
alleen in de steden gebouwd.
In steden worden alle hooge tractementen
en schier alle pensioenen van aanbelang ver
teerd.
Hoog er en Middelbaar Onderwijs huist in
de steden.
De Departementen van algemeen bestuur, de
groote Provinciale bureaux, de groote Admi
nistration, kortom, heel het bestuur, waar
grof geld mee weggaat, vindt ge in de steden.
En nu kan dit wel voor een groot deel niet
anders.
Maar dan sluite men toch het oog niet voor
het feit, dat het Rijk, reeds enkel langs de
zen weg, jaar aan jaar een enorme som, óók
uit het platteland, weghaalt, die alleen aan
de steden ten goede komt.
Wat meer mildheid, waar het platteland
op zijn beurt om hulp vraagt, zou daarom,
concludeert de schr., het Rijk nog niet kwaad
staan.
Buitenland.
I)e oorlog tusschen China en Japan.
Wat de Japanners in het schild voeren, is
nog onzeker. De haven Tam-Sui, aan de noord
kust van het eiland Formosa gelegen, wordt
door hun oorlogsschepen geblokkeerd en tevens
heeft zich een gedeelte van het Japansche es
kader vertoond in den golf van Petchili voor
UC1 de Takoe-forten. Of de werkelijke aanval de
Tweede Kamer onderzocht het wetsontwerp tot lakoe-forten, dan wel het eiland Formosa zal
bekrachtiging eener overeenkomst met de Hol- ?e^den, is nog onzeker.
Iandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij betref
fende den door deze Maatschappij aan te leggen
spoorweg van ALKMAAR over Heerhugowaard
naar HOORN.
De steden en het platteland.
In een driestar in de „Standaard," getiteld
Plattelandsnlnh 8 «lnit. rift hioS v.;,-
Intusschen zullen te Hiroshima de vredeson
derhandelingen weldra beginnen. Li-Hung-Chang
de Chineesche afgezant, is door den Japanschen
minister-president, graaf Ito, en zijn minister
van buitenlandsehe zaken, graaf Mutsu, met
groote eerbewijzen ontvangen.
Men heeft reeds een aanvang gemaakt met
het onderzoeken van de volmacht, welke de
„Plattelandsclub," sluit dit blad zich aan bij keizer van China Li-Hung-Changheeft'ver-
rfX' die ™®enen' dat het Platteland gegronde j leend. Indien nu de geloofsbrieven van dezen
reden tot klagen heeft over *„t,« «„htero^i. afgezant in orde worden bevonden, zullen de
onderhandelingen onmiddellijk geopend worden.
Keizer Wilhelm heeft het volgende bevel
reden tot klagen heeft over zijne achterstel
ling bij de steden. Zonder de vraag te willen
beslissen, of voortaan de belangen in die
mate de beginselen zullen verdringen,
dat heel onze politiek zal ontaarden in een
strijd over het belang van stand en stand,
ligt er toch waarheid in de opmerking, dat
de bewoners van het platteland allengs in een
toestand van agitatie en verbittering geraken
j j u, oou uuu Kji ijjtjoi vuaiiuig Ka-
te Haarlem deed, had hij, alvorens de restau- rakter aanneemt tegenover de pleitbezorgers
ratiezaal binnen te treden, zijn modern hoofd- van het belang der steden en dat van den
deksel verwisseld met een astrakan mutsje. De handel. Daarom komt het den schr. voor dat
hoed werd in het rijtuig neergelegd, en, hoe het wijze politiek is, dat de Regeering, nu het
dan ook, hij viel daaruit en werd door een der nog tijd is, aan het platteland een meer be-
medeloopenden weder in het rijtuig geworpen. moedigend aangezicht toone, ook al is het
rje heer W. Mulier, meenende te doen te waar, dat de plak van den boer nógondrage-
ibbon met een on^enfiste flarrlio-Vimfl vaf+n ïiiimr nnn j.
hebben met een ongepaste aardigheid, vatte het
hoofddeksel en gooide het, verontwaardigd, over
eenige rijen van het publiek heen, op straat.
Jaap zag zijn hoed niet terug, doch ontving
(volgens het N w s.) in de plaats daarvan den
volgenden brief
„Goeie Jaap 1
Hierbij de letters van u hoed, de hoed zelve
zend ik niet terug daar hij mij past en ik er
lijker zou zijn dan die van de steden, waar
onder we reeds zoo lang hebben gezucht.
Ook bij de Kamers van Arbeid zal het de
vraag zijn, of men die evenzoo voor het plat
teland zal organiseeren. En niet minder, of
men naast de Kamers van Koophandel en Nij
verheid, nu eindelijk ook eens Kamers van
Landbouw zal plaatsenóf dat deze geheele
materie aan de Maatschappijen zal blijven
»Als gij het van uwe jeugd af geweest waart,
zoudt gij er zoo niet over denken," hernam hij.
Hij zweeg, en toen hij de blikken liet gaan over
de fiere, krachtige gestalte van het jonge meisje,
werd de herinnering aan zijn eigen jeugd levendig
in hem. »'tls waar," zeide hij, ser is een tijd ge
weest dat ik er ook zoo over dacht. Het is lang
geleden, ik was toen zoo oud als gij, misschien
wat jonger. Ik wilde mij niet schikken in mijn
lot, ik was van goede familie en mijne armoede
leek mij een schande. Ik wilde leeren en werken
en het verder brengen in de wereld. Maar zie,
juist toen het er naar geleek of ik wat op slag zou
komen, werd mijne moeder ziek. Het was een
lange, ernstige ziekte, en het kleine beetje dat wij
nog bezaten, ging spoedig weg aan dokter en apo
theker. En toen zij eindelijk herstelde, bleef zij
zwak. Ik moest doen wat ik kon, om haar ver
sterkende middelen te bezorgen. Ik mocht mijne
vrije uren niet langer gebruiken om zaken aan te
leeren, die mij later misschien verder konden bren
gen, maar op het oogenblik geen geld gaven. Ver
taalwerk, kopieerwerk zelfs, alles moest ik aanne
men. En er kwam nog iets bij. Ik moest meer voor
mjj zelf gebruiken, dan strikt genomen noodig was.
Het sparen voor de toekomst was mij zeer moeie-
lijk geworden. Ik kon niet van water en brood le
ven, terwijl zij naast mij zat en vleesch at, begrijpt
gij?"
»Maar toen uwe moeder dood was, toen kondt
g(j toch doen wat gij wildet?" vroeg Laura met
stralende oogen.
uitgevaardigdHiermede wordt door mij het
volgende bepaaldop de eersten April van dit
jaar, zijnde de dag, waarop vorst von Bismarck,
hertog van Lauenburg, zijn tachtigste levens
jaar voleindigt, zullen alle mijne in dienst zijnde
schepen de vlag in top hebben. Dit bevel moet
aan de marine worden bekend gemaakt.
BISMARCK'S VERJAARDAG.
Het eeregeschenk van de „Allgemeine Deut
sche Kunstgsnossenschaft" aan Bismarck is door
den beeldhouwer Walderé ontworpen het model
is reeds aan de gieterij afgeleverd. Het kunst
werk bestaat uit een 60 cM. hooge Pallas Athene,
die in brons wordt gegoten. Met de linkerhand
steunt zij op de speer, met do rechter overhan
digt zij eene vergulde Nike, die een lauwer
krans vasthoudt, als om hem iemand op het
hootd te leggen. Het beeld komt te staan op
een portament van groen marmer, waarin de
opdracht is gegrift.
Ook te Dusseldorf zal een gedenkteeken voor
Bismarck worden opgericht; de commissie heeft
»Ik heb het geluk gehad, haar lang te mogen
behouden," antwoordde Van Berckel zacht. »Nog
geen twee jaren geleden is mijne moeder gestor
ven."
Laura zag hem aan. ïGij zijt beter dan ik,«
zeide zij; sik zou zooveel ontbering niet gedragen
hebben ter wille van iemand op de wereld. Als ik
later arm moet worden en elk uur, elke minuut
moet voelen, dat ik arm ben, dan weet ik zeker
dat ik slecht word.«
Haar hartstochtelijke toon klonk Van Berckel
nog in de ooren, toen hij reeds lang weder op zijn
eenzamen buiten was teruggekeerd. Hij moest haar
geheele gedrag afkeuren, en toch trok datschoone,
trotsche wezen hem aan. Een mensch komt nooit
zonder kleerscheuren uit den strijd des levens, en
de lange strijd, dien hij zoo geduldig had gestre
den, was hem op het verlies van veel frischheid te
staan gekomen. Het handelen naar den indruk van
het oogenblik wa6 hem vreemd geworden; hij
draalde en overlegde wat het beste mocht zijnhij
was meer een man van de bespiegeling dan van
de daad geworden en het deed hem goed zich te
komen versterken aan hare frissche jeugd. En als
hij aan de eindelooze zelfbeheersching, aan de tal-
looze teleurstellingen en kleine rampen dacht, waar
uit zijn leven tot nu toe had bestaan, beefde hjj
er voor terug, dat zulk een lot misschien ook
haar kon zijn weggelegd. In dat opzicht had zij
waarheid van zich zelve gezegd, zij zou niet geschikt
zijn het te dragen.
Het medelijden is een vriendelijke, gastvrije deugd,
en als een eenzaam heer het eenmaal, vooral met be
trekking tot een mooi jong meisje, zijn hart heeft
binnengelaten, zet het meestal de deur daarvan
ook voor andere gevoelens open. Toeir Van Berckel
Laura nog een paar maal na dit gesprek ontmoet
had, openbaarde hij zijne zelfkennis door zich zei
ven eens flink onder handen te nemen. Hij schaamde
er zich bijkans over, dat hij op zijn leeftijd nog
zoo geheel onder den invloed kwam van een aar
dig gezichtje en een paar verleidelijke oogen, en
zich zelfs in zjjne meest opgewonden oogenblikken
verbeelden kon dat die hem gansch niet met on
verschilligheid aanzagen. Het slot zijner overden
kingen was, dat hij eene gedachte, die gevaarlijk
voor zijne rust kon worden, moest trachten te ont
vluchten. Hij besloot dus op reis te gaanjam Laura
en al wat haar betrof zoo mogelijk te vergeten.
Het eerste was tenminste gemakkelijk gedaan.
Met zijn notaris ging Van Berckel al zijne bezit
tingen rond, die in verschillende provinciën ver
spreid lagen, liet; zich onderwijzen in de kennis van
den aard der gronden en den toestand der bos-
schen, en hoorde geduldig de klachten der pach
ters en boeren aan. Maar de gedachte aan Laura
had hij niet achtergelaten. Zij volgde hem op zijne
wandelingen lar.gs bouwlanden en bosschen, door
liep met hem de boerenwoningen, volgde hem tot
in de stallen en zette zich, als hij 's avonds ver
moeid was, naast hem neder bij het knappend vuur
van de eene of andere herberg. En wat het vreemdst
was, hij wist niet meer van zich at, en scheen
haar bijzijn zelfs aangenaam te vinden. Nu hij een
maal de zelfbeheersching had gehad, haar te ont
vluchten, gunde hij, misschien wel tot belooninc
daarvoor, zichzelven het genot, zijne gedachte vrije
lijk te laten gaan over haar en alles wat haar aan
ging, en bemerkte hij niet, hoe de Laura zijner
droomen langzamerhand oneindig schooner, liefelij
ker en meer hartveroverend werd dan zij, die hij
een paar weken geleden nog zoo dikwijls had kun
nen zien als hij zelf verkoos.
En toen nu, op een fraaien morgen, onder
de brieven, die hij bij het ontbijt op de tafel vond
liggen, zich er ook een bevond gechreven met eene
neite, loopende dameshand, hoe klopte zijn hart,
terwijl hij het grijsgetinte, geparfumeerde couvert
opende! In waarheid, die weinige regels zouden op
een onverschillig lezer niet zulk een diepen indruk
gemaakt hebben. Zonder omhaal van woorden legde
Laura hem de wenschen van haar hart bloot. Nog
nooit was er in Wiltenburg een casino geweest,
hoe vurig de jeugdige inwoners van het stadje zulk
een feest ook verlangden. En nu kon men door
toevallige omstandigheden een goed muziekkorps
uit Amsterdam laten komen. De gelegenheid was te
schoon om haar te laten voorbijgaan; de jongeren
waren dan ook vol vuur en vol ijver, maar den
ouderen ontbrak wat goede wil en dan wat
geld. Neef van Berckel bezat beiden. Zou hij het
voor haar en voor hare vrienden ter beschikking
stellen
Wordt vervolgd.