NIEUWE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 18.
Zondag 5 Mei 1895.
4e Jaargang.
DrankGEbruik.
Nieuwstijdingen.
FEUILLETON.
EENE ERFENIS.
LAAGEDIJKER COURANT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Züidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden SO et., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. H. KEIZER.
BUREEL:
Atoordscharwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
III.
De derde vraag, dan ter bespreking komende,
luidtIs onthouding in het belang der maat
schappij
a. Een van de werkzaamste middelen voor
het doen ontstaan en de vermeerdering van mis
daden is het alcoholisme, dat, misschien meer
dan de armoede en de onwetendheid, de misda
dige neiging te voorschijn roept en verontschul
digt. Hoe minder de gemeenschap zich tegen
de toeneming der drankzucht verzet, hoe meer
zij er toe bijdraagt het aantal misdaden en mis
dadigers te vergrooten.
Aldus Dr. A. Baer. Tot deze uitspraak kwam
hij door de volgende feiten. Van de 32837 ge
vangenen omtrent welke hij gegevens ontving,
waren 13706, dus 41.7 drinkers en wel
7269 gelegenheidsdrinkers en 6437 gewoonte
drinkers.
Aan die gelegenheidsdrinkers blijkt het slechte
der gewoonte om op gezellige partijtjes en der-
gelijken, alcohol te schenken.
In de gevangenissan en tuchthuizen waren 74
pet. gelegenheidsdrinkers.
Voor kleine vergrijpen was de verhouding
tusschen gelegenheidsdrinkers-schuldigen en ge
woontedrinkers als van 1259 tot 210.
Twee andere tabellen wijzen uit dat zeer vele
misdaden (meer dan de helft) gepleegd worden
onder den invloed van den drank. Van mishan
delingen 81 pCt.
In 1891 werden in Zürch 141 personen we
gens mishandeling veroordeeld. Van die 141
mishandelingen waren geschied op Zaterdag 18,
op Zondag 60, op Maandag 22, terwijl de overige
41 gelijkelijk over de andere dagen verdeeld
waren. Het meerdere percentage op Zaterdag,
Zondag en Maandag is alleen te verklaren uit
het meerdere alcohol gebruik op die dagen.
Volgens eene statistiek door Tilkowski geplu-
bliceerd in 1883 bestond het aantal lijders aan
zielsziekten voor 28 pCt. aan alcoholisten bij de
mannen bij de vrouwen voor 3.5 pCt.
In den tijd van 12 jaar was die verhouding
toe genomen van 25.6 tot 28 pCt. en van 2.5
tot 3.5 pCt., gelijken tred houdende met het
toenemen van het alcoholgebruik.
Volgens het jaarverslag over 1881 van het
krankzinnigen gesticht bij Weenen, waren van
de 549 opgenomen mannen 135 direct door den
alcohol krankzinnig geworden. Bij 84 had de
alcohol het zijne er toe bijgedragen.
Van 1872-85 waren in de verschillende krank
zinnigen gestichten in Parijs 49267 personen op
genomen, waarvan 5063 door drankzucht en wel
28 pCt. van de mannen en 6 pCt van de vrou
wen.
Van 1882-84 waren in Nederland op iedere
honderd geesteskranken 12.4 van de mannelijke
en 1.6 van de vrouwelijke verpleegden. Voor
1885-87 waren die cijfers 14.3 en 1.4.
Er is slechts een land in Europa waar die
cijfers zoo sterk sprekend niet zijn. Dat is Noor
wegen. Maar daar is door het ijverig werken
der geheel onthouders sedert 1853 het hoofde
lijk gebruik gedaald van 16 L. tot 2.75 L. De
drankwet daar maakt een plaatselijk verbod van
drankverkoop mogelijk. Van dat recht is zulk
een ruim gebruik gemaakt dat nergens op het
platteland meer een Kroeg wordt aangetroffen.
In Noorwegen is het pCt. der alcoholisten
onder de krankzinnigen van 18561888 gedaald
van 13.7 tot 2.4. In Denemarken was dat cijfer
10.3 pCt. Daar wordt dan ook 5 maal zooveel
gedronken als in Noorwegen. Ook zelfmoorden
ongelukken en echtscheidingen staan in verband
met alcoholgebruik.
De 4e vraag luidt
Waardoor komen de menschen tot drinken
Men zegtdoor het willooze van sommigen, het
laag zedelijk standpunt waarop zij staan. Het
middel ter verbetering zou dan zijn, het aan
brengen van een zedelijken grondslag bij de op
voeding. Maar wat is in deze oorzaak' wat ge
volg Drinkt men omdat men op een laag ze
delijk standpunt staat. Of komt men op een laag
zedelijk standpunt omdat men drinkt. Alcoho
lische dranken hebben een demoraliseerenden
invloed op den drinker.
Prof. Stokvis zeide in 1893Ik aarzel niet
den alcohol onder welken vorm en onder alle
omstandigheden te beschouwen als een stof die
onze verstandelijke vermogens aantast. Het is
eene dwaling te meenen dat hij onzen geest op
heft, want hij tast altijden het eerst onze edel
ste herzendeelen aan, die voor de controle en
voor het oordeel.
Prof. Billrotth oordeeltHet ontzettend toe
nemen van zenuwlijden en geesteskrankheden
is voor een groot deel een gevolg van het ge
bruik van alcohol en tabak en de overspanning
van het zenuwstelsel door deze vergiften ver
oorzaakt.
Dit geldt niet alleen het onmatig gebruik.
Prof. Donders zeideAls groote hoeveelheden
met den geest het lichaam sloopen, dan werken
kleine hoeveelheden op dezelfde wijze. Het ver-
I schil betreft de hoeveelheid, niet de hoedanig-
j heid.
j Geregeld matig gebruik doet de verlamming
van onze herzenen chronisch worden,
i Gaat nu bij den drinker het nauw-nemen-
i met-de-zedelijkheid reeds eeniger mate verloren,
hoeveel te meer zal dat het geval wezen bij
zijn nageslacht dat door erfelijke overdracht en
I onze slechte gezelligheid (altijd en overal drin-
i ken) tot meer drinken zal aangezet worden.
I Welken invloed heeft maatschappelijke ellende
I op drankgebruik
I Yan 18821887 nam op de 100.000 inwo-
I ners boven de 12 jaar het aantal wegens dief
stal veroordeelden per jaar af van 322—256,
I het aantal wegens gevaarlijke lichamelijke ver-
j wondingen veroordeelden nam toe van 119
167.
De misdaden uit ellende verminderen, die te
gen den persoon nemen toe. Yan de laatsten
zijn 74% het gevolg van drankgebruik, Karl
Kautsky de redacteur van de socialistische Neue
Zeit, aan wien deze cijfers ontleend zijn erkent
daaaom dat de afneming van het aantal dief
stallen in verband staat met de algemeene ver
betering in de economische verhoudingen.
Tot Kerkvoogden der Ned. Herv. Gem.
te Oüdkarspel zijn benoemd de heeren J. Butter
Cz. en A. Eecen Pz.
Ouden van dagen herinneren zich geen
jaar, dat er op het eind van April op Lange-
dijk nog zooveel kool onverkocht in de schuren
lag als nu het geval was. Zij is dan ook zeer
weinig waard en wordt voor weinig van de hand
gedaan (beste roode kool f4). Uien is zoo goed
als onverkoopbaar (per mud f 3,25). Ook de han
del in wortelen en bieten is stil. Yoor rapen
wordt nog f 1,50 per 100 stuks besteed.
Lastige vijanden in bloempotten zijn aard
wormen. Wanneer een bloem in de huiskamer
kwijnt, kan men er haast van verzekerd zijn,
dat de aanwezigheid van wormen er de oorzaak
van is. Verpotten is dan natuurlijk noodig. Wil
men dat evenwel niet doen, dan make men een
afkooksel van de gewone kastanje en begiete
daarmee de aarde in de potten. Dit hindert de
planten niet en verjaagt terstond de wormen
naar de oppervlakte, waar ze over den rand der
potten een goed heenkomen trachten te vinden.
Iemand te Londen, Nederlander van ge
boorte, heeft door een toestelletje, dat vast be
vestigd zit op den brander en er uitziet als een
eenvoudig staafje, het zoover weten te brengen,
dat men bij het aansteken van het gaslicht geen
lucifer meer noodig heeft. Men zet enkel de
kraan open en na zestien seconden (het duurt,
als men er op staat te wachten, dus nog vrij
lang) heeft men licht. De directie der gastfa-
briek te Leiden heeft zich eenige van die bran
ders (zeer gewone) aangeschaft, om er eene
proef mee te nemen.
Men schrijft uit Utrecht:
De nieuwe gouden tientjes met de beeltenis
der koningin, die voor eenige weken de Munt
verlaten hebben, doen hier „opgeld." Zij wer
den reeds in den aanvang verkocht voor vijftien
gulden en dezer dagen hoorde men zelfs voor
een exemplaar tevergeefsch twintig gulden bie
den. De voorraad, die dit jaar is aangemunt, is
dan ook zeer klein, ruim een honderdtal.
Den 30 April is aan den heer P. Bijhouwer,
onderwijzer te Koedijk, wegens vertrek naar
Hoorn eervol ontslag verleend.
Den 2 dezer werd eene partij uieü van 23
hokken door een onzer landbouwers van de hand.
gedaan voor f20. In de beste jaren brengt éen
hok dubbel zooveel op. Geen wonder dus, dat
men klagen hoort.
Een oud gebruik.
Hoe steedsch ons plaatsje ook mag worden,
wat er ook verandere of verdwijne, dus wordt
uit Valkenburg ge schreven, éene gewoonte houdt
nog met kracht stand ik bedoel het Meilief af
roepen. Weliswaar worden de oude verplichtin
gen der jongelingen jegens hun Meilief niet meer
opgevolgd, maar de groote pret, het afroepen
der paren, geschiedt nog steeds. Zoo ook verle
den nacht.
Omstreeks middernacht trok een schare jon
gelingen met den versierden Meiboom onder
vroolijk gezang door de straten. De jolige troep
werd dapper terzijde gestaan door de Harmonie,
wier vroolijk muziek alle jonge harten blij moest
stemmen.
Zij, wier jonge jaren reeds in 't verre verle
den liggen, voelden zich misschien onaangenaam
gestoord in hun eerste nachtrust; nochtans
troostten zij zich zeker met de gedachte, dat
ook zij eens dien lentetijd des levens vol poëzie
genoten hadden.
Na den Meiboom geplant te hebben, verzamelt
zich de schare op -een hoogte aan den Z. W.
kant van Valkenburg. Hier heeft het gebruikelijke
afroepen plaats. Een stentorstem laat de namen
der paren in bet holst van den nacht over ge-
10)
«Ja, ze is veranderd! Zie maar eens hoe gelukkig
zij is in dit eentonige, eenzame leven, hoe zij stiller
wordt, en al haar levenslust verliest."
«Gij spreekt op een toon, alsof het mijne schuld
was. En toch, ik verzeker het u, het is haar wensch
alleen te blijven."
«Gij moest haar daarin niet tegeven. Zij zal zich
op den duur ongelukkig gaan gevoelen. Zij heeft
niets te doen. Waarom, bijvoorbeeld, stelt zij geen
belang in wat gij onderneemt? Waarom ziet men
haar nooit bij de nieuwe gebouwenj? Uwe eigen
boeren en werklui weten nauwelijks hoe zij eruit
ziet."
«Zij heeft geen lust in die dingen. Het kan haar
niet schelen, op het oogenblik tenminste. Dat zal
later wel komen."
«Het moet haar wèl kunnen schelen. Gij moest
daarvoor zorgen. Ik ben overtuigd dat zij zich ver
veelt. Wacht, ik ga met u mee in huis. Ik moet
haar even spreken."
Zij waren het huis genaderd en van Aertsen liep
snel vooruit. Hij was dien avond zoo onstuimig in
zijne bewegingen. Yan Berckel kon hem niet tegen
houden. Hij deed nog een laatste poging.
«Wacht een oogenblik!" riep hij, «ik weet niet
of het Laura wel schikt."
«Bahwat een dwaasheid! Ik geloof waarlijk,
dat gij bang zijt, haar boos te maken. Of is het
waar, wat ik zooeven zei en zijt gij soms. En
de luide lach, waarmede hij zijn woorden afbrak,
klonk niet aangenaam. Van Berckel volgde hem
met den grootsten weerzin naar binnen. Zij vonden
Laura alleen en zoozeer in gepeins verzonken, dat
zij hunne komst niet bemerkte, voordat Van Aert
sen haar toesprak. Een schok doortrilde haar ge-
heele gestalte bij het hooren van zijne stem, zij
durfde hem niet aanzien, maar zij voelde dat hij
hare ontroering bemerkte.
«Laura,zeide hij, »wij hebben uw hulp en uw
raad noodig. Uw heer gemaal begeert, dat de nieuwe
huizen, die hij voor de werklieden bouwt, volmaakt
heden worden in haar soort en natuurlijk deelt gij
dat verlangen geheel."
Laura was opgerezen en boog het hoofd als tot
een teeken van toestemming. De ruwe toon, waarop
hij haar toesprak deed haar tot in haar ziel pijn.
«Gij begrijpt." ging hij voort, »wij heeren kunnen
de huizen bouwen volgens de regels van de kunst,
met voldoende ruimte, goede ventilatie, en duizend
dingen meer, maar eene vrouw alleen kan zeggen
wat de huisvrouw noodig heeft, hoe haar keuken,
hare kasten ingericht moeten zijn, opdat zij zich
thuis gevoele in hare woning. Wij weten dat niet,
gij moet ons daaraan helpen."
«Ik heb daarover nooit nagedacht," zei Laura
met zachte stem.
«Dan wordt het tijd, dat gij daarover nadenkt.
Nu de. huizen eenmaal zoover heen zjjn, moesten
wij geen enkele maal daarheen gaan zonder dat gij
er bij waart om ons raad te geven."
»Ik wist niet, dat er zooveel waarde aan mijn
oordeel werd gehecht," zei Laura, haar man aan
ziende.
»Dat wist gij wel," zei Gerard, duw man heeft
u dat zeker dikwijls gezegd. Iri elk geval zult gij
er nu van overtuigd zijn. Morgen komen wij u
halen."
»Die arme Van BerckelIk zal hem nog moeten
leeren, hoe hij met haar moet omgaan," zeide Van
Aertsen spottend tot zich zeiven, toen hij het huis
verliet. En het scheen wel, dat hij gelijk had. Den
volgenden dag deed Laura iets, waartoe zij tot dus
ver nooit had kunnen besluiten. Van haar man en
van haar neef vergezeld, bezocht zij de nieuwe
huisjes en vroeg vol levendigheid en belangstelling
naar alles wat er op betrekking had. «Ik ben blij,
dat ik meegegaan ben," hoorde Van Berckel haar
tot Gerard zeggen, »ik wist niet, dat dit alles zoo
interessant was. Gij hebt er ook zoo den slag van,
mij alles uit te leggen. Egbert kan dat niet, ik ben
te dom voor hemhij denkt, geloof ik, dat iedereen
alles even spoedig begrijpt als hij."
De verbeteringen, die op Berkwoud werden aan
gebracht, werden niet alleen daar, maar ook in den
omtrek besproken. De een wilde ze navolgen, de
ander keurde ze af, maar het eind van alles was,
dat zij Van Berckel, of hij wilde of niet, in aan
raking met de buitenwereld brachten. Voor zich
zeiven wenschte hij dit nauwelijks, maar toen hij
zag dat het Laura genoegen deed, was het hem
goed.
«Gij moest nu eens verstandig zijn,« zei mevrouw
van Aertsen, »en die menschen, die u zoo vaak
bezoeken, bij u vragen. Zeg niet, dat zij Laura noch
u ooit eenige beleefdheid hebben aangedaan. Gij
zijt hier de laatst aangekomene, gij moet beginnen.
Ik verzeker u, het zal uwen jongen later geen kwaad
doen, wanneer gij relaties aanknoopt met familiën
van invloed en naam. Neen, spreek mij nu niet
tegen, beste Egbert! het is immers goed, met takt
en verstand voor de toekomst te zorgen. En dan...«
zij sloeg een zijdelingschen blik op Laura en voegde
er fluisterend bij: «voor haar genoegen moogt ge
toch waarlijk ook wel wat doen.«
Van Berckel gaf dus zijn toestemming en Laura,
die tot nu toe schijnbaar onverschillig in een hoek
had gezeten, kwam naderbij. «Ik zou het niet kwaad
vinden, als wij de Van der Horsten vroegen,® zeide
zij. «Vroeger placht de jonge Van der Horst nogal
eens met mij te dansen en dan bespraken wij dik
wijls onze vooruitzichten in de wereld. Hij behoorde
bepaald een tijdlang tot mijn adorateurs. De arme
jongen, hij zal altijd bij het doen van een huwelijk
een beetje op een goede partij moeten letten; ik
zou het toch aardig vinden als hij mij eens in mijn
nieuwe omgeving zag.«
«En mijnheer en mevrouw Zwart,« meende Van
Berckel.
«Wel neen,« zei Laura, «die kunt ge niet bij de