NIEUWE Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 20. Zondag 19 Mei 1895. 4e Jaargang. Drank GEb ruik. Plaatselijk Nieuws. N ieuwstij dingen. FEUILLETON. EENE ERFENIS. LAMMIJKER COURANT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden s50 ct., franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: Hoordscliarwoude. PRIJS DER ADYERTENTIËN: Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. IV. In Groot-Brittanie, waar 105 Eng. ponden vleesch per hoofd worden gebruikt, drinkt men 2.7 liter alcohol per hoofd. Die verhouding is voor Frankrijk74 en 3.8 Liter, Duitschland, België en Nederland; 69 en 4.1 L., 4.7 L. en 4.7 L. Italië, 23 Kg. vleesch en 0.9 L. In Nederland eet men 3 maal meer vleesch dan in Italiëmen drinkt er echter tevens 5 maal meer alcohol. Nemen we de toestanden in ons vaderland als voorbeeld In 1892 was het hoofdelijk gebruik Groningen 11.54 L. van 50 alcohol, Noord- Holland 11.23 L., Utrecht 10.35 L., Friesland 6.89 L., Limburg 3.39 L. Nu geldt Friesland als een arme provincie, veel armer dan Noord- Holland bijv. En toch neemt het gebruik van alcohol in alle provincies van 1870 1892 met 50°/0 toe terwijl het in Friesland afneemt met 11.7%. Nooit is in ons vaderland zooveel gedronken als in de welvaarts-periode. Vergelijkt men de gemeenten van Friesland onderling, dan ziet men dat de armste, gemeenten in het Zuid Oosten niet de hoogsten zijn wat alcoholgebruik betreft. Schoterland is N°. 5 van boven af aan. "Wellicht was het alcohol gebruik er minder als er niet zooveel pleizier- reizigers kwamen (Heerenveen, Oranjewoud.) De armste gemeente is Opsterland. Die is no. 7 van boven ai wat drankgebruik betreft. Daar dragen de pleizier-reizigers ook bij om het alcohol gebruik te vermeerderen. Toch heeft in Opsterland eene verminde ring plaats gehad van 1877 1892 van 37.6 pet. Hier blijkt dus niet dat sociale ellende invloed heeft op het alcohol gebruik. Hoe is anders alcohol gebruik bij de burgerklassen te verklaren. Niettemin blijft het waar dat maat schappelijke ellende de menschen naar de flesch doet grijpen, al is dit geen regel. In de kroe gen meent de arme warmte, licht, leven, ge zelligheid en genot te vinden. En door dat hij die thuis, waar de ontbering hem aangrijnst, mist, wordt hij met demonische kracht aan getrokken door wat oog en oor treft^ in de vriendelijk verlichte kroeg. Men deed juister met te zeggen dat er wisselwerking is tus- schen armoede en drankgebruik. De alcohol is een verschijnsel dat de armoede vergezelt, die maakt het hem onmogelijk zich uit de stoffelijke ellende op te werken. Hij verstompt den arme tegen zijn lijden en ontberingen, en ontneemt hem op den duur de wilskracht en volharding die hij noodig heeft om èn de ar moede èn de alcoholneiging te overwinnen. J Daarom zijn alle pogingen toe te juichen die in het werk gesteld worden om de toe standen der arbeiders te verbeteren. Het is goed hun betere woningen, beter loon, en beter voedsel te verschaffen. Maar daardoor meene men niet het alcoholgebruik te kun nen opheffen. Indien nu de maatschappelijke ellende en het laag zedelijk-peil van een deel der men schen niet de oorzaken zijn van het alcohol gebruik, wat is, of zijn het dan wel. Men kan niet beweren dat leedgevoel; smart de groote oorzaak is, want zoo men zijn toe vlucht neemt tot den alcohol om leed oi ge wetenswroeging te verdrijven dan weet men toch van te voren reeds dat alcohol die wer king heeft op die gevoelens. Dus de samen leving heeft den mensch reeds het eerste glas in handen gegeven eer hij tot zijn doel einden daar gebruik van maakt. De drinkgewoonten zijn dus de groote on derhouders van het kwaad. Overal en altijd moet gedronken worden. Bij vroolijke en droeve gelegenheden. Men kan geen visite ontvangen of er moet geschonken worden. De menschen zijn de slaven van die ge woonten. Ondanks onze ontwikkeling waar wij ons op verheffen maken wij ons niet van die gewoonten los. Onze kinderen voeden wij zoo op in de mee ning dat drankgebruik een noodzakelijk be standdeel is van onze beschaving en onze sa menleving wij geven ze spoedig iets, „och, hij lust het zoo graag". En dan verwonderen wij ons later er over dat hij naar de kroeg loopt en durven beweren, „dat hij toch zoo goed is voorgegaan"; juist al te goed zelfs. Terwille van ons zelf en onze kinderen moeten wij dus breken met de drankgewoonten. Matigheid is ook geen middel ter bestrijding. Vooreerst huldigt de matige drinker het alcoholgebruik, en dan is de grens der matig heid zoo moeielijk te trekken. Matig drinken voert tot „een beter tegen kunnendus tot meer drinken. Alle dronk aards waren eens matige drinkers. Men kan dus veilig beweren, dat juist de matige drinkers de verleiders zijn. Zij bren gen de zwakkeren of met erfelijke drankzucht belasten er toe te drinken. Bovendien kunnen ze zich zelf slechts met moeite staande houden. Dr. Dyce Duckworth stelde een matig ge bruik mogelijk onder de volgende voorwaar den Per dag niet meer dan 2 a 3 koffielepeltjes, niet voor den maaltijd, niet als er arbeid op volgt; bovendien moet men zijn: goed ge voed, goed gekleed, goed gehuisvest, in geen enkel opzicht erfelijk belast, i Ook wie aan al deze voorwaarden voldoet en zijn maximum hoeveelheid tusschen twee maaltijden gebruikt is in zijne oogen beden kelijk ziek en moet zijn geneesheer raadplegen. Alleen eene krachtige onthoudings-beweging kan ons helpen. De publieke opinie, gekeerd lijnde ten gunste van onthouding moet eene meerderheid afvaardigen naar de Tweede Ka mer die ons aan een betere di ank wet helpt dan wij nu hebben. Door een wet moeten wij een plaatselijk verbod krijgen van verkoop, voortbrenging en invoer. Iets dergelijks bestaat reeds in Noorwegen. In den Amerikaanschen staat Maine wordt om bepaalde tijden gestemd over het al of niet handhaven van het verbod. Bij iedere stemming wordt de meerderheid die voor handhaving is grooter. En dat ondanks de ontzaggelijke emigratie naar elders. In Canada was bij eene dergelijke stemming in Januari '94, de verhouding van de cijfers als volgtVóór, 264199, tegen 132681 dus eene meerderheid vóór van 131518. Om de publieke opinie te bewerken moet men zijne meening steeds toonen door woord en daad. Zelf niet gebruiken en anderen zeg gen om welke reden. Kennis van feiten zal in deze dan groot nut doen. Men vreeze vooral niet vermindering van gezelligheid. De ware gezelligheid bestaat in een degelijk gesprek en dat wint er slechts bij zoo men zich aan alcoholica onthoudt. De gasten die weg blijven omdat ge geen alcohol schenkt in welke vorm ook, bier, cognac, bit ter of wijn, die zijn toch uwe ware vrienden niet. Hun wegblijven is dus zoo 'n groot ver lies niet. Bovendien een ieder denke om de groote belangen die er bij op 't spel staan en aan de macht van het voorbeeld. Er is daar door een daad van zuivere menschenliefde te verrichten, aan een eisch van sociale recht vaardigheid te voldoen. Te OUD-KARSPEL is eene circulaire verspreid onder de landbouwers aldaar, waar in hun hulp en steun wordt ingeroepen ter verkrijging eener vereeniging, die ten doel heeft kleine bouwers in tijden van ziekte te steunen, door het verrichten van het land werk, opdat de werkzaamheden op den akker zoo mogelijk geene vertraging ondergaan en waarvoor het huisgezin voor meerdere ramp spoeden zal worden bewaard, waarin het on getwijfeld verkeert, wanneer het hoofd van het gezin ziek is geworden en daardoor de broodwinning geheel zou stilstaan. Wij wenschen den 21 onderteekenaars eene algemeene deelneming toe op hun voorzeker edel streven; edel hierom, omdat men elkan der de helpende hand reikt, waardoor verbroe dering en onderlinge vriendschap wordt geslo ten niet alleen, maar waardoor men ongetwij feld nader komt tot de toepassing van onzen Christenleer: „Hebt uw naasten lief als u zelf." Bij de gehoudene aanbesteding van de Mainzer-Zuurkoolfabriek te NOORD-SCHAR- WOUDE, behoorende aan den heer P. Ver- burg aldaar, architect de heer J. vanZalinge, zijn den 16 Mei jl. de hieronder volgende in schrijvingsbiljetten ingeleverd. J. v. d. Busse, Oudkarspel, f 16980,— J. Blom en C. Rutsen, Z.-Scharw. 14145, M. de Vries en P.Mienes,H.H.waard 16980, J. Schreuders, Alkmaar, 15699,— A. Roos, N.-Scharwoude, 17400,— A. Vis, Oudkarspel, 14900,— C. Huilenaar, Alkmaar, 17000,— Potveer en Rol, Uitgeest, 15481,— D. Blom, N.-Scharwoude, 14300,- C. Kok, Oudkarspel, 14145, D. Kriller, Oude Niedorp, 18000,— J. Schuit, Oudkarspel, 15500,— G. Oostwoude, N.-Scharwoude, 17000,— Zoodat aannemer is geworden C. Kok, voor f14145, Beroepen bij de geref. kerk te BROEK OP LANGEDIJK, J. van Heuken te Baam- Een wichtig meisje. Te Capelle aan den IJsel woont een meisje, van wie iets valt mede te deelen, dat geenszins van gewicht ontbloot is. Toen zij 4 jaren oud was woog zij reeds 13 pond; thans is zij 13 jaar en is haar gewicht gestegen tot 120 kilo, der halve 240 pond. In de lagere school, welke het kind bezoekt, is voor haar eene afzonderlijke bank in orde gemaakt. Daar de beenen van het meisje leden onder het zware gewicht van haar lichaam, is zij thans onder medische behandeling te Leiden. Iloe oud kan een spin worden? In de keuken van een inwoner van Ginne- ken (bij Breda) heeft een spin thans 20 jaren haar verblijf gehouden. Het is zijn lang leven verschuldigd aan het echtpaar, dat het diertje aantrof in de keuken op den eersten dag van hun huwelijk. Nog vijt jaar en de spin viert de zilveren bruiloft mee 12) Maar mevrouw Van Aertsen had besloten, hem te zeggen wat zij op haar hart had. Het was niet gemakkelijk, maar met verstand en takt kan men ver komen. nVooreerst," zoo begon zij, j>kan ,het Laura niet ontgaan zijn, dat gij van avond uwe gasten niet beleefd behandeld, zelfs min of meer beleedigd hebt. Die Van der Horsten zijn arm geworden en hebben niets meer van hun vroegere grootheid over dan de gedachte aan hun adel. In stede van u nu een weinig in dien toestand te verplaatsen, hebt gij ge glimlacht over de mogelijkheid, dat gij zelf nog van adel zoudt zijn en met een zekere minachting geantwoord op het voorstel van den burgemeester om naar uwe papieren te zoeken. Neen, spreek mij nu eens niet tegen; wat moeten die lieden van hun standpunt daar van denken? Moeten zij er niet bijna een opzettelijke beleediging in zoeken? En denk nu eens na, hoe Laura onder dit alles te moede moet geweest zijn. Waarlijk, zij heeft zich over u geschaamd en geërgerd." »Zij zich over mij geschaamd en geërgerd?" riep Van Berckel uit. jJa, dat heeft zij," vervolgde mevrouw Van Aert sen op den toon eener gouvernante. »Soms, zooals ik al zeide. soms gaat zij te ver, maar van avond kan ik haar geen opgelijk geven, want wat gaaft gij ten antwoord aan de menschen, die tot uwe gasten waren, en die hun best deden om u toch hem op te heffen? Dat gij u met zekeren trots op één lijn steldet met uwe arbeiders en daglooners. Denkt gij niet, dat zoo iets Laura ergernis geeft! Zij is te trotsch, te trotsch op u, dan dat het haar niet hinderen zou dat gij als een burgerman op een drukkerij hebt gewerkt. Zij zou dat gedeelte van uw leven wel ongedaan willen maken. En in plaats van dat in haar te begrijpen, spreekt gij er telkens van in hare tegenwoordigheid, tot menschen voor wie zij het 't lietst zou verzwijgen. Een harer heer lijkste wenschen is, dat ieder het vergete, en gij zelf vergeet het geen oogenblik en schijnt er zelfs trotsch op te zijn." >Trotsch ben ik er niet op," zei Van Berckel waardig. »Dat zou dwaasheid zijn. Het was een levenswijze, die ik zelt niet koos, maar die geheel en al voortkwam uit mijne omstandigheden. Mijn leven is mij zelfs meermalen zeer bitter en hard toegeschenen, als ik er aan dacht wat het zijn kon, wat het in mijn ooms macht was, het te maken. Nu ben ik echter blij, dat ik die moeielijke jaren achter den rug heb, want de ontberingen, die ik zelf geleden heb, leeren mij die van anderen beter begrijpen." »Dat is alles goed en wel, en gij weet wel, ik vind het nobel van u, dat g(j zelfs van dien tjjd het beste weet te maken. Maar tracht hem om Laura's wil te vergeten, ot zorg tenminste dat an deren hem vergeten. »Ik zie daarvoor in het minst geen reden. Ik heb toen noch later mijn levenstaak zoo opgevat, dat ik er niet met rustige kalmte op terug zien of er met anderen over spreken kan," zei Van Berckel. Hij was tot nu toe volkomen bedaard geweest, maar nu voelde hij, dat hij moest heengaan, de maat liep over. Hij was nog een oogenblik te voren zoo gelukkig, zoo trotsch geweest, en nu zag hij, dat zij, die hij boven alles op aarde lief had, niet deelde in zijne liefste plannen, niet omdat zij ze niet be greep, maar omdat deze hare belachelijke eigen liefde kwetsten. Als zij hem waarlijk lief had, zoo vroeg eene stem in zijn binnenste, zou zij dan niet z(jn vorigen stand in de maaischappij, zijn arbeid, alles wat hem betrof liefhebben, om hem? Deze gedachte maakte hem zoo bedroefd, dat hij de zaak niet met haar bespreken kon, zooals hij anders meestal deed. Ook zij was stil en terugge trokken, en den volgenden morgen, toen hij haar verzocht met het kind, dat in een hoekje van de kamer zat en zich verveelde, uit te gaan, zeide zij hem kortaf, dat zij het niet deed, want dat zij hoofdpijn had. Hij keek haar aan, zij zag er waarlijk bleek en vermoeid uit. nHebt ge erge hoofdpijn?" vroeg hij, een weinig verzacht. Als zij hem een enkel vriendelijk woord had ge geven, zou zij hem onuitsprekelijk veel troost ge schonken hebben. Maar zij keerde zich van hem af. sik heb hoofdpijn en bovendien geen lust," zeide zij op den toon, waarop zij jaren geleden Gerard van Aertsen van zich placht te stooten en tot wan hoop te brengen, sik denk niet uit te gaan en wilde dat gij mij met rust liet." Van Berckel sprak geen woord, maar nam den kleinen jongen bij de hand, kleedde hem aan en ging zelf met hem uit. Maar het kind had dien dag geen vroolijk gezelschap aan hem. Zijn hart was vol bitterheid. »Zij schaamt zich over mij, zij ergert zich aan mij," dacht hij bij zich zei ven en lette niet op het vroolijke gesnap van het knaapje, dat hem van tijd tot tijd met verwonderde oogen aanzag en ten laatste ook zwijgend naast hem voortliep. Er was dien dag op Berkwoud iets zwaars in de lucht, iets, alsof er een onweer aan den huiselij- ken hemel broeide. Mevrouw Van Aertsen voelde zich na haar gesprek met haar gastheer als iemand die een moeielijke, lastige taak zeer goed heeft ver richt en zich nu als een martelares onderwerpt aan de gevolgen er van, die zij bereid is tot heil der menschheid op zich te nemen en Laura had vlagen van berouw over de booze gedachten, die zij tegen haar man had gekoesterd, en wie weet waar zij nog toe gekomen zou zijn, als Gerard niet op dat oogenblik de kamer ware binnengetreden. Maar Gerard kwam, blijkbaar met het doel om haar te spreken, want hij ging recht op haar af, en toen hij haar bleek en bedroefd gezicht zag, keek hij haar aan met iets van de vroegere teederheid in zijn oog.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1895 | | pagina 1