„Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 4 Augustus 1895. De beproeving der brandspuit. N ieuwstij dingen Een onzer plaatsgenooten, de heer C. B. heeft op een lot in de Ifaarlemsche Paarden- loterij een bruin paard gewonnen. Door een ongelukkig toeval geraakte jl. Donderdag zekere E. B. te Broek op Langedijk onder een goederenwagen aan het station te Heer-Hugowaard, waardoor eenige lichaams- deelen ernstig werden gekneusd. Langedijk. Eene bedrijvige drukte op de zwarte akkers, langs de slooten en vaarten en op de markten in het Geestmer-ambacht is het beste bewijs, dat de natuur weer met haar werk gereed is en den nij veren landman roept den grond te ont lasten van de rijpe groenten, die in over talrijke hoeveelheid gereed zijn. Bloemkool vormt tegenwoordig de hoofdschotel van den dag, bloemkool in zulk eene groote hoeveelheid, dat de prijzen verleden week van f8.— tot f3 ja zelfs tot fl.50 terug liepen. Al zoovele malen is van de Langedijk de klacht vernomen, dat er te weinig voor de groenten kan bedongen worden, die zelfde klacht wordt ook nu weer gehoord. Er is te veel aan voer de markt is te laag voor de hooge pachten, die de bouwers moeten opbrengen. Het kan bij dezen voortgang niet uitblijven of de eigenaars van landerijen aan de Langedijk zullen de huurprijzen volgende jaren moeten verlagen. De kwaliteit der bloemkool is dezen zomer meer middelmatig dan uitstekend. Bloemkool moet den kouden Noorden wind voelen, die het te snelle groeien belet en de bloem „vastu houdt. De zachtere Zuiden- en Oostenwinden bevor deren snelle groei en losse bloem. Van weinig beteekenis is het nadeel, dat aan de bloemkool is toegebracht door de zoogenaamde springrups. Er zijn den geheelen zomer weinig rupsen in het blad geweest, ook niet bij andere soorten kool. Welk een zorgen, tijd en arbeid wordt er van den bouwer vereischt, eer hij zijn waar heeft pfgeleverd voor zoo kleinen prijs Daags voor hij ter markt gaat, moet hij de geschikte bloemkool stuk voor stuk met een groot blad toedekken, opdat de zon het blanke wit niet geel zal branden. Den volgenden mor gen, soms reeds om 2 uur, staat hij op om de kooien van de struiken te hakken en in zjjne vaartuigen te laden. Tegen zes uur beginnen de markten en ziet men van alle kanten tallooze schuiten en schuitjes met bloemkool aankomen. Op eenen morgen werden er verleden week te Broek op Langedijk p.m. 200.000 kooien aan gevoerd. De markt te Noord-Scharwoude is niet veel kleiner dan die te Broek, zoodat er dien dag tusschen de 3 en 4 maal honderdduizend kooien verhandeld werden. De verkochte bloem kool wordt meestal geleverd aan de stations Noord-Scharwoude en Heer Hugowaard. Van de bladeren ontdaan en in manden verpakt wordt zij in de gereed staande goederenwagens gebor gen en zoo spoedig mogelijk naar onze groote steden of het buitenland verzonden. Een kleiner gedeelte wordt meestal door schippers voor eigen rekening gekocht en per schuit naar Amsterdam, Haarlem of Rotterdam vervoerd. Naast den handel in bloemkool is die in aard appelen en wortelen tegenwoordig van de meeste beteekenis. De Langedijker aardappelen zijn dit jaar uitmuntend van smaak en kwaliteit, vooral worden de graafjes en muizen geroemd, de eerste omdat zij zeer meelig, de tweede, omdat zij zeer vast zijn. Yan ziekte wordt bijna in het geheel niet vernomen. Op de dagelijksche veilingen is de aanvoer vrij belangrijk, de prijs voor den tijd van het jaar te laag. Wortelen kunnen niet meer op brengen dan 10 cents de 6 bos. Elk bos telt 25 wortelen. Ziet men nu de akkers over en luistert men naar het oordeel van deskundigen, dan staat het er voor de Langedijkers goed voor wat de dege lijkheid hunner groenten betreftde kool heeft een goeden tijd gehad en staat prachtig. De af wisseling van regen en warmte heeft bewerkt, dat zij zwaar en vast is en dit ook tot zij vol groeid is zal blijven. Een enkel partijtje roode kool is reeds voor een fiinken prijs van de hand haar afsluiten, van Julie getuigen, dat geen vrouwtje haar man trouwer wezen kon dan zij wasen dat zij met een volkomen goed geweten, na hare kost baarheden afgelegd en zich in een peignoir gehuld te hebben, hare drie slapende kinderen een nacht kus ging geven en recht moederlijk toedekken. II. Mevrouw Van Walen bewoog zich des morgens in hare huishouding met groote bedrijvigheid, en was ten opzichte van het bestuur harer onderge schikten zeer ver in de huiselijke kunstgrepen, welke vreemdelingen, als Havard, bij de hollandsche vrou wen der hoogere standen met zooveel opmerkzaam heid plegen gade te slaan. Eigenhandig deed zij weinig, tenzij in hare woonkamers. Zjj maakte eene sterke afscheiding tusschen dames- en meidenwerk, tuschen de «keuken" en «binnen"maar zij lette bij haar dagelijksche ronde op allesniets ontging hare aandacht en elk verzuim kon op eene terecht- wijziging rekenen. Zij hield hare bedienden door be leefdheid op een afstand, knorde zoo weinig moge lijk, maakte zich nooit driftig, was rechtvaardig en op haren tijd vriendelijk, maar zorgde bovenal, hun nimmer eenen blik te laten werpen in haar inwen dig leven. Eene harer onderhoorigen maakte op deze behan deling eene uitzondering; doch die behoorde dan ook niet tot het keuken personeel. Juist ten einde bij haar veelvuldig verkeer in de wereld de dienst boden nooit zonder toezicht en de kinderen nooit aan hen over te laten, had zij zich eene hulp en gedaan. De uienvelden staan wel goed, maar iets te dun. Zaad wordt er in de nabijheid van de Langedijk weinig geteeld. Wat er nog is heeft van den hevigen wind wel iets te lijden gehad. Als nu de prijzen wat willen stijgen gaat de Langedijker bouwer een goeden tijd te ge- moet. Hij verdient het, de arbeidzame ijverige werkerdat na dezen regen van tegenspoed de zon van den voorspoed hem begunstige. Onze vroegere brandweer. Protectie. Protest van den kant der verongelijkten. Ingekomen lijst van nieuw aantestellen brandweermannen. Het ongelijk hersteld. Aanstelling van de nieuwe brandweer mannen en Promotie. Het nieuwe brand weercorps. De exersitie op het kerkhof. Aankomst aldaar. Afroeping der namen. De uitbetaling. Vlugheid van de pompers. De lange en korte slang. De centen- grabbelende en uitdagende jeugd. Opnieuw verongelijking bij anderen. Het oordeel over de spuit. Elke gemeente heeft een brandweercorps. Be staat eene gemeente uit meer dan één dorp, dan heeft elk dorp niet altijd een brandspuit. Zeer ten ongerieve van hen, die het ongeluk treft brand te krijgen en natuurlijk ook van de be staande assurantie-maatschappijen. Zoo hoorde ik laatst, dat vóór enkele maanden Oudesluis een brandspuit rijk geworden was, welk dorp er nooit een heeft bezeten. Onze gemeente, bestaande uit één dorp, hoeft echter wèl een brandspuit, en een goede ook, doch wat de deugdelijkheid van dit brandblusch- middel betreft, hierover later. Eene goede brandspuit echter bluscht nog geen brand, daarvoor is natuurlijk een brandweer corps noodig. En 't hangt van de inrichting van dat brandweercorps en de goede leiding af of de spuit in een minimum tijd zóóveel water geeft als zij kèn geven. Bij eene minder goede regeling echter is zij nu er stoomspuiten als een „Jan van der Heijden" zijn niets meer dan een eau-de- cologne-spuitje, dat dit voordeel heeft, dat het een vapeur krijgende dame bij kan brengen. Een nieuwe mantel, een nieuwe hoed of een nieuwe parasole doen echter dezelfde diensten, met meer succes in den regel. Edoch, of ons vroegere brandweercorps de critiek kon weerstaan, durven wij niet verzeke ren menig brandje is door hem geblitscht, zoo wel bij nacht als bij dag, maar of het altijd even handig op de plaats des onheils was, kun nen wij evenmin getuigen. Rare geruchten zijn wel eens in omloop geweest. Verbeeldt u, er is eens verteld, dat niet vroeg genoeg water IcTn worden gegeven omdat de sleutel van het brand spuithuisje zoek geraakt was. Of dat praatje in de wereld kwam om ironisch op den ouderdom van verschillende dienstbaren te wijzen is niet onmogelijk. Dringende veran dering in het bestaande corps scheen dus noodig geoordeeld. Jongere krachten moesten nieuw leven verwekken, de stram geworden ledematen der oudjes vervangen worden door gespierde ar men, opdat het hoofd en de beenen hun diensten niet zouden weigeren bij eventueel uit te breken brand. Doch dit was nog niet alles. De brandweer, gevormd uit de burgerij door het dagelijksch bestuur ontbrak goede leiding of beter; miste samenwerking. Sommigen vonden het zeer on billijk dat A, B en C werden gespaard, terwijl d, e en F hunne aanstelling als pomper of slangen leider ontvingen. Dat nu was zeer onrecht vaardig en daarom zouden de kleine kapitalen aandringen, op aanstelling van de groote kapi talen, en de zoo geschiedde het. Het lijstje van personen, die volgens de mee ning der door het bestuur van N.-S. veronge lijkten, evengoed als zij, zouden moeten fungee- ren als brandweermannen, werd bij wijze van protest tegen den bestaanden toestand ingediend en ziedaar! eenige weken voor de te houden exercitie herstelde men het ongelijk en ontvin- I plaatsvervangster aangeschaft, die niet slechts even als de meiden goed betaald werd en gevoed en ge huisvest, maar tegenover deze als mevrouws gelijke gold. Gerarda Bal was de twintigjarige dochter van een dorpspredikant die, eerst tehuis en daarna op goede scholen, eene degelijke opvoeding genoten had. Kennis van kenniswege, was zij in bovengenoemde positie bjj Julie terechtgekomen en had daarvan na een halfjaar nog volstrekt geen berouw. De groote stad, het goede salaris, de welwillende beloften, haar door hare aanstaande meesteres gedaan, hadden haar er toe overgehaald; en deze had haar wijselijk niets voorgespiegeld wat zij niet besloten was haar ook te doen genieten. In tegenstelling met de onaange naamheden, doorgaans aan de halfslachtige verhou ding eener «kinderjuf' verbonden, deed Julie hare helpster bijna al de voorrechten van eenen omgang tusschen standgenooten ondervinden maar zij zocht daartoe dan ook meisjes, die zij in ontwikkeling als hare gelijken kon beschouwen, en niet meiden, die dat juffrouwschap als een stijgbeugel ter maatschap pelijke opklimming beschouwen. Dat Gerarda het in dit opzicht nog wat beter had dan hare twee voorgangers, lag grootendeels aan hare eigene hoe danigheden, haar aardigheid, haar bereidwilligheid, en duizend kleinigheden, die haar in Julie's oogen behagelijk maakten. Dat zij verloofd was, behoorde tot de gunstige omstandighedendaardoor schikte zij zich veel gemakkelijker in eene voor de beide vorigen steeds min of meer grievende ontbering. Julie vond het namelijk ongepast haar «assistenten," gen de jonge mannen en jongelingen boven den leef ty<1 van 18 jaar hunne aanstelling als kring sluiter, pomper, slangenleider, lantaarndrager, spuitdroger, enz. enz. enz., terwijl de oudste uit actieven dienst eervol werden ontslagen en weer anderen promoveerden tot een hooger ambt. Al- zoo eene groote verandering, die hot volgende brandweercorps heeft doen ontstaan. Opperbevel, art. 189 gemeentewet, bij den Bur gemeester. Verder verdeeld in 3 afdeelingen met 3 Opperbrand meesters. Ie A f d e e 1 i n g. a. Over Spuit, Slangdrogers, Wekkers en Klok- kleppers b. Pijpleiders en Lapzakdragers; c. Slanghouders. 2e Af deeling. Over Pomp en Pompers. 3e A f d e e 1 i n g. a. Over Kringsluiters en Lantaarndragers. b. Over idem Brandhaakdienst en Spuitberging. 15 Assistent Brandmeesters als 6 onder den Opperbrandmeester der leafdeeling. 6 20 a 3 3e 11 manschappen onder den ln assistent Brandm. Ie afdeeling a; 6 manschappen onder den 2n assistent Brandm. Ie afdeeling b; elk 8 manschappen onder den 3n, 4u, 5n en 6n assistent Brandm. Ie afdeeling c. Elk 12 manschappen onder den In tot en met den 6n assistent Brandm. 2e afdeeling. 13 manschappen onder den ln assistent Brandm. 3e afdeeling a; 13 manschappen onder den 2n assistent Brandm. 3e afdeeling b; 8 manschappen onder den 3n assistent Brandm. 3e afdeeling b. Maandagavond, te 6 ure ongeveer, werd de tocht ondernomen naar het brandspuithuisje, waar werd stand gehouden en waar men de een of andere geestige opmerking koD hooren over de nieuwelingen bij de spuit, „'t Staat je wel aan", zegt er een op de stok waarop „K.S." staat, wijzende. Meer aardigheden worden verkocht totdat opeens in vliegende vaart de spuit wordt gereden naar de plaats des onheils, het kerkhof. Ja, lezers, de plaats des onheils was het kerk hof. Treurige waarheidMen wordt niet zoo vroo- lijk gestemd als men den doodenakker bezoekt. Daar liggen vader of moeder, vrouw of kroost, die gij zoo innig betreurt, wier gemis gij dage lijks nog gevoelt, wier heengaan gij zoo innig beweendet, die gij hebt lief gehad met geheel uw ziel, meer dan uw levenNog eens uitteweenen op hun graf, in droeve herinnering het verleden voor den geest terug te roepen en te denken aan het lief en leed dat gedeeld werd met elkander, aan do hoopvolle toekomst die het deel zou geworden zijn Yan zoon of doch ter dat zou goed doen. maar de plaats, waar gij nu en dan zoo gaarne vertoeft, wordt ruw betredenWaarom daar juist de plaats van handeling, waarom dkkr juist, die plek verkozen voor het verrichten van vorme lijke daden, waar 't u toeruischt: „Wek hen niet!" Eiken" zondagmorgen worden in de nabijheid der graven onze geliefde doodeu herdacht in gebed of troostwoordworden we tot snikkens toe be wogen bij de gedachte aan lijden en sterven worden we ook opgewekt uit onze stille mijmering tot nieuw leven en wij verlaten daarna getroost en gesterkt weder het kerkgebouw en ruischt het van onze lippen: „Rust zacht, rust zacht, in den schemer der graven, gy stoffelijk omhulsel des braven".... En toen de klok begon te luiden, riep ze u het oogenblik weer terug toen gij, door het ge troffen leed gebukt, den laatsten eer beweest aan de dierbare afgestorvene Neen, die plaats moest te heilig worden be vonden om tot exercitieveld te worden gebruikt. De spuit wordt, terwijl de namen der spuit- zooals zij ze noemde, in de conversatie van den huize te doen deelen. En dat de verloofde een man was, die genoemd kon worden, en Mr. in de rech ten, burgemeester van het dorp harer geboorte, ver hoogde nog haar waarde in de oogen der huisvrouw, die er dan volstrekt geen bezwaar in vond, haar bij toevallige gelegenheid aan eenen gast te presen teeren. Gerarda was voortdurend zeer tevreden. Ja zij vereerde de schoone, lieftallige Julie, tegen wie zij niets slechts opzag als tegen hare meesteres, maar als tegen eene, negen jaar oudere, getrouwde vrouw, gezocht en gevierd buitenshuis en die tegelijk daar binnen zoo bekwaam bleek en zoo handig en zoo beminnelijk kon wezen. Voor Gerarda's enthusiasrne scheen Julie het geheim te bezitten van alles wat de harten aantrekt en liefelijk is en welluidt. De aangenaamste morgenuren waren voor het meisje die, waarin mevrouw, na zelve alles nagezien te i hebben, zich met haar in de kinderkamer ophield en daar de belangen van de kinderen behandelde, toiletzaken in orde maakte en onderwijl gemeenzaam t allerlei bepraatte. «Was het mooi, gisteren avond vroeg de as- sistente met frissche nieuwsgierigheid, terwijl zij te zamen een kinderjurkje knipten.* i »Ja,« klonk het antwoord, - «er waren prach- i tige toiletten.* i «En de muziek? Hoe zong die duischer?* j «O, heel mooi.* «En hoe was de pianiste?* «Die viel een beetje tegen.* gasten en anderen worden afgeroepen, in gereed heid gebracht en ieder die een werkzaam aan deel heeft aan de exercitie, tot kringsluiters in cluis, ontvangen de somma van 10 cent of een dubbeltje voor verloren tijd in eigen zaken. Vroe ger werd na de beproeving van de brandspuit bier geschonken, doch door de ongeregeldheden die onwillekeurig plaats vonden is dit afgeschaft en wordt men nu betaald pro studio et labore. Hij kan niet!!! Hij kan niet!!! Joelend, krioelend, tuimelend en hard schreeuwend was de jeugd saamgekomen om centen te grabbelen, nl. als er wat te grabbelen werd gegooid, de kans loopende, doornat te worden gespoten. Hij kan nietHij durft nietrie pen honderden monden toen de spuit water gaf door de lange slang en een straal ontwikkelde die de „Jan van der Heijden" nabij kwam. Doch door de korte slang werd het water verder ge voerd. In den tijd van twee minuten pompte men dat 't 'n lust was en dat veel water in de jon genskieltjes terecht kwam, sommige jongens zich zoo nabij waagden, dat zij werden omver gespoten, is licht te begrijpen, wanneer men weet dat goedgeefsche handen telkens de jongens in de verleiding brachten door centen over sloot te werpen. Zelfs op dezen oogenblik, terwijl ik dit neer schrijf heb ik er nog plezier in en waarin meer denkt ge Wel, in de verschillende gesprekken die werden gevoerd. Wederom ontevredenheid, omdat weer anderen werden gemist, die er ook wel bij konden zijn. Vooral zij, die vroeger schip per waren en nu dat bedrjjf niet meer uitoefenen, hadden 't duur te verantwoorden. Ook werd de vraag gesteld, of er nog boete zou worden ge heven, wanneer men bjj brand niet tegenwoor dig kon zijn door dat men op reis was, of ver om de west op den akker zijn arbeid verrichtte. „Ik wil, als ik zoo ver van huis ben, geen brand hebben," zegt er een. De vraag echter, niet gesteld door een der pom pers of slangleiders, die te druk aan het werk waren, werd niet opgelost. Daar staakten de pompers het werk, de slangen werden afgeschroefd en opgerold, de spuit op de kar geplaatst, bjj welk werk men de spuit zeer deugdelijk bevond en roemde om haar uitstekende pompen en de exercitie was afgeloopen. Men trok weer naar huis, de een het zuiden, de ander het noorden in, waarbij ik de over tuiging ontving dat deze beproeving misschien wel iets had bijgedragen om in tjjden van nood spoe dige hulp te kunnen verleenen. Doch tevens uitte ik den wensch, dat op een volgende keer de beproeving op een andere plaats zal worden gehouden. Tot ontvanger der gemeente Haastrecht is met algemeene stemmen benoemd de HeerC. J. M. Kroon Cz., in plaats van wijlen den heer Hejjman. Het derde Zangersfeest van den Noord-Hol- landschen Zangersbond had jl. Zondag te HOORN plaats. Wjj willen, nu wij dit feest niet persoonlijk bjj woonden, niet herhalen wat reeds door een andere courant is gezegd. Over 't algemeen heeft dit feest lang zóó goed niet voldaan dan verle den jaar te Oud-Karspel. De Schager Courant laat zich aldus uit „De weergesteldheid deed al haar best, dit derde Zangersfeest zoo mogeljjk in de war te sturen. Maar niet alleen het weer, de geheele inrichting dezer feestelijkheid had iets looms, traags, landerigs. Welk een groot verschil te dien opzichte bjj het zangersfeest, verleden jaar door dezen Bond gehouden te Oud-Karspel. De afdeeling Twisk, welke bjj dit feest als gastvrouw fungeerde, heeft het ongelukkig ge troffen, niettegenstaande zjj hare feesttent nog wel had opgeslagen in de stedelijke gemeente Hoorn. Natuurlijk gaf het tegenwoordig zjjn van 9 zangvereenigingen, in Hoorn's straten en open. «Dat's jammer. De concerten in Felix zijn immers de besten hier in de stad, niet waar?* «Ja, Dat's te zeggenOch er worden hier véél goede concerten gegeven Zij hield op, want zij gevoelde dat zij bezig was zich, in hare verwar ring, van den wal in de sloot te redeneeren. Zij ontweek altijd, zooveel doenlijk, met Gerarda over de muze van Felix te praten, omdat zij daar nu eenmaal hare juffrouw niet kon meêbrengen. Maar terwijl zij, om die klip te ontzeilen, zich gereed maakte andere concerten te gaan roemen, viel het haar in, dat het toch wel wat hard was, het mu zikale meisje den geheelen winter volstrekt niets anders te doen hooren dan de tonen harer eigene piano. Hoe zich daaruit te redden Wacht geluk kig kreeg zij een ideetje en sprak het aanstonds uit door haren afgebroken volzin aldu» voort te zetten «Die van Caecilia zijn stellig't meest beroemd. Dat's iets voor jou de repetitie van Caecilia. Daar zal ik je eens meênemen. Zie je, de laatste repetitie, die is precies zoo goed als de uitvoering zelve, maar zij is overdag en men hoeft daartoe geen toilet te ma ken. Help mij onthouden, 't Is in Maart.* «Heel graag zei het meisje dankbaar. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1895 | | pagina 2