NIEUWE®
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 35.
Zondag 1 September 1895.
4e Jaargang.
N ieuwstij dingen.
FEUILLETON.
01811 VUB 00111.
LANGEDIJKER COURANT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Ocdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 et-, franco p. post O O ct.
UITGEVER:
II. KEIZER.
BUREEL:
Hoordscharw oude.
PRIJS DER ADYERTENTIÊN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer S ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
De brand te Schagen.
Den 29sten trof onze gemeente een groot on
heil in het verbranden van het aloud kerkge
bouw, dat een sieraad voor het groote markt
plein was. De loodgieter L. Spiering moest eenige
herstellingen aan het dak verrichten en had daar
toe het daarbij gebruikelijke loodgieterskacheltje
brandend op de Zuiderdakgoot geplaatst. Op
welke wijze nu het vuur zich aan het dak
meedeelde zal wel nooit opgehelderd worden.
Te 5 ure begon het geheele Zuiderdak te
branden alsof het van alle zijden tegelijk was
aangestoken. Dit verschijnlijk heeft zich bij het
verbranden van oude kerkgebouwen meermalen
vertoond. Men schrijft het toe aan het snel ge
leidend vermogen der tallooze spinnewebben en
stofdeelen, die zich in het verloop der eeuwen
tusschen het leien bovendak en de plafonnee
ring hebben opgehoopt. Tijdens het verbranden
van het dak wendde men vele pogingen aan om
nog te redden wat men kon. Veel heeft men
helaas niet kunnen meenemeneenige stoelen,
het zilverwerk, dat gebruikt wordt tijdens het
Avondmaal, eenige belangrijke boeken, belioo-
rende tot de kerkelijke administratie, enz. Een
gedeelte van het zeer schoon besneden koorhek
werd naar buiten gebracht doch brak onder het
vervoeren. Het duurde geruimen tijd eer de
hooge toren zichtbaar vlam vatte. Toen echter
het kerkdak met veel geraas in het ruim der
kerk stortte sloegen de vlammen een poos later
uit den toren en werd de geheele omgeving van
de kerk in dichte rookwolken gehuld. Met een
vervaarlijk loeiend geluid golfden vlammen, stof
en rook naar boven en overdekten de omlig
gende huizen met een zee van vonken. Met zeven
spuiten, drie van de gemeente en vier van om
liggende plaatsen wist men gelukkig grooter on
heilen te voorkomen. Zoo nu en dan vertoonde
zich wel aan een der omliggende perceelen een
begin van brand, maar in een oogenblik waren
de wakkere spuitgasten er bij om met een stroom
van water het vuur te blusschen. Aan de uit
stekende houding der spuitgasten en brandmees
ters is het vooral te danken, dat de brand tot
het kerkgebouw bleef bepaald.
Met schrik zag men het oogenblik te gemoet,
waarop de brandende torenspits naar beneden
moest storten. Een zucht van verlichting ont
snapte ieders borst toen zij met donderend geraas
eensdeels in het kerkruim, eensdeels in den to
ren neersmakte. De groote torenklok, die tot half
zes trouw zijn plichten had waargenomen, tui
melde te ongeveer half zeven, na één klap te
hebben doen hooren naar beneden. Met een dreu
nenden slag viel een poos later een gedeelte van
den Noordermuur naar de zijde van het kerk-
liofhek, tengevolge waarvan dichte rook- en stof
wolken de marktplaats overdekten en de men-
schen met schrik deed uiteenstuiven. Een uur
later was het gevaar voor het in brand raken
van de omliggende gebouwen geweken en bood
de brandende kerk in het duistere van den
avond een schouwspel aan, voor de honderden
toeschouwers nooit te vergeten. Yan heinde en
verre waren de menscheu gekomen om den
brand te zien. Meer dan honderd rijtuigen waren
bjj de verschillende stalhouders opgereden, waar
van de inzittenden tot zeer laat in den avond
op het marktplein bleven vertoeven. Van het
brandende gebouw werd door de bekende
kunstschilders Oudes van N. Niedorp en F. Gielen
van Schagen eene teekening gemaakt, van de ruïne
werden den volgenden dag door den fotograaf
Niestadt alhier fotograflën vervaardigd. Schagen
verliest in dit kerkgebouw een hoogst merk
waardig gedenkteeken uit de middeleeuwen.
Volgens de oudste berichten in het onlangs
uitgegeven werkje van den heer Hazeu voorko
mende, werd het in 1460 gesticht. De kerk was
opgetrokken in oud-Gothischen stijlde ijzeren
kerkramen echter, die in 1859 in plaats van de
oude kerkramen waren ingezet, weken van dien
stijl geheel af. De toren, aan de gemeente be-
hoorende, dagteekende van 1619, was versierd
met een opengewerkte peer en fraai kruis, op
welks uiteinde als windwijzer het beeld van
Magnus, een West-Frieschen reus, was geplaatst.
De groote slag- en brandklok werd in 1597 ge
goten door Hendrikus Wegewaert te Kampen en
prijkte met het eenigszins onduidelijk rand
schrift „Christophores Servus, martirque Venuste
fusus hue accelerat Scanen. Henricus Wegewaert
me fecit 1597 Campis. Wegens ouderdom werd
de kerk en 1866 geportland, wat wel tot hare
verbetering, maar juist niet tot hare verfraaiing
heeft gestrekt zegt de heer Hazeu terecht.
Jammer, dat het sierlijk gebeeldhouwd koor
hek van het jaar 1630 en de schoone preekstoel
in de vlammen zijn ondergegaan.
Ook de prachtige graftombe in 1882 geres
taureerd, van den in 1618 overleden heer Johan
van Scagen met zijne gemalin Anna van Assen
delft is geheel vernield. Onder den vloer der
kerk bevond zich de grafkelder der Heeren en
Vrouwen van Schagen, die van den brand niet
heeft geleden. Het orgel, in 1853 geplaatst, is
natuurlijk een prooi der vlammen geworden.
Naar we vernemen is ook het schoone vaandel
van de gymnastiek en schermvereeniging Ly-
curgus alhier verbrand. Het vaandel was echter
tegen brandschade verzekerd. De gemeente toren
was geassureerd bjj de brandwaarborgmaat
schappij van De Jong en Co. voor eene som
van f 40.000, de kerk bij eene Utrechtseh maat
schappij voor f90.000, het orgel en het meubi
lair bij dezelfde maatschappij voor f 15.000.
De burgemeester van Schagen had met ver
lof de gemeente verlaten, doch hem werd per
telegraaf van het onheil kennisgegeven, waarop
hij met den laatsten trein terugkeerde.
Vrijdag bezochten nog velen de gemeente om
de groote ruïne te zien, die met hare half ver
brande muren een bedroevenden indruk maakt.
Beroepen bij de geref. gemeente te BROEK
OP LANGEDIJK H. J. Willering te Arum.
In den vroegen morgen van den 22 dezer
is de vrouw van C. Kooij, te HEER-HUGO-
WAARD, vermoedelijk tengevolge eener duize
ling, waaraan zij meermalen lijdende was, in
het water geraakt en verdronken.
Een sluwe oplichtster.
Te Venloo werd dezer dagen iemand het
slachtoffer van een sluwe oplichtster. Een net
gekleede Duitsch sprekende dame vervoegde
zich bij een heer, verhaalde dat haar zoon, met
wien zij naar Amsterdam moest vertrekken, niet
gearriveerd was en dat zij oogenblikkelijk niet
over voldoende middelen beschikte om den nacht
en den dag door te brengen. Zij eindigde met
10 Mark ter leen te vragen, vast belovende het
geld den volgenden dag te zullen terugbrengen,
als wanneer haar zoon zonder twijfel zou komen.
Tot onderpand was zij bereid een handkoffertje
daar te laten.
De heer, bewogen door de roerende wijze,
waarop het verhaal gedaan werd gaf de 10 Mark,
waarop de dame onder herhaalde dankbetuiging
afscheid nam.
Den volgenden dag kwam zij volgens afspraak
terug, niet om het geleende te restitueeren, maar
om met tranen in de oogen de bekentenis af'te
leggen, dat zij diep ongelukkig was, dat haar
zoon nog niet gearriveerd was en dat zij haar
portemonnaie met den inhoud verloren had. Ra
deloos deed zij nogmaals een beroep op de goed
hartigheid van den heer en verzacht een Mark
ter leen, ten einde gelegenheid te hebben naar
huis te telegrafeeren om geld.
De milde gever liet zich nogmaals vermur
wen en schonk 't gevraagde. Eenigen tijd nadat
de dame zich verwijderd had, bemerkte men,
dat zij van liaar tweede verzoek gebruik ge
maakt had om het in onderpand gegeven hand
koffertje mede te nemen. De kwade vermoedens
die zich toen van den gever meester maakten
werden maar al te zeer bewaarheid, en het
bleek, dat men met een doortrapte oplichtster
te doen had gehad. Van de dame noch van het
geld werd tot heden iets vernomenbeiden zijn
spoorloos verdwenen.
Dat gaat wel aardig zoo
Over een paar dagen is het kermis te Zaan
dam. De jongelieden moeten tegen dien tijd hun
kermisvrij stertje opdoen. Een dag of 14 te voren
(altijd 's Zondag's) komen uit den omtrek Koog,
Zaandijk enz. de jonge dochters, allen op haar
traaist uitgedost, meest aan troepjes bijeen en
wendelen dan de Westzij op en neer, van den
Dam tot bijna aan de Westerkerkevenzoo de
jonge mannen. Men wandelt elkaar steeds voorbij
lonkt en lacht en als een jongeling zijne keus
gedaan heeft, geeft hij zijne uitverkorene een
wenk waarop zij zich zoo mogelijk ongemerkt
bij hem voegt.
Natuurlijk blijven er altijd eenige meisjes over
en kunnen niet al de jongelui denzelfden avond
komen. Den laatsten Zondag vóór kermis, komen
de nablijvenden, hokkelingen genaamd, om op
dezelfde wijze zich een kermisvrijer of vrijstertje
uit te kiezen. („Hbl.")
Om vlooien bij een hond te verdrijven,
moet men het dier gedurende eenigen tijd om
de 3 dagen met creolinezeep wasschen en daarbij
mand en kleedjes eveneens met creolinezeep rei
nigen.
De eedsquaestie
Naar men verneemt heeft de haer C. V. Ger
ritsen, lid van de Tweede Kamer, een wets
voorstel ingediend tot afschaffing van den eeds-
dwang bij de aanvaarding van het lidmaatschap
der Provinciale Staten en van den Gemeenteraad.
EEN BOERTJE IN DE RAADZAAL.
In de raadsvergadering te Culemborg deed zich
gisteren het volgende voor
Een buitenboertje kwam de raadzaal binnen,
terwijl de secretaris de notulen der vorige ver
gadering las. Toen deze hiermede klaar was,,
vroeg de voorzitter, als naar gewoonte, of er nog
heeren waren, die aanmerkingen op de notulen
hadden te maken. Allen zwegen, zoodat de pre
sident den hamer liet valleu met de woorden
„dan zullen we ze arresteeren". Hierna stond
ons boertje van de publieke zitbank op en vroeg
allen heeren plechtig het woord, hetwelk natuur
lijk door niemand verleend werd, daar men niet
wist wat er komen zou. Hij verzocht n.l., of hij
zijn „keind" op school kon krijgen. De burge
meester maakte hem opmerkzaam, dat het raads
vergadering was en hij straks maar terug moest
6.)
Het meest kwam dit alles uit, toen weldra het
gesprek viel op de laatste woelingen der socialisten.
Op reis naar de hoofdstad was De Noor met deze
aangelegenheid, waaromtrent hij zich trouw op de
hoogte had gehouden, voortdurend vervuld geweest.
In zijne eigen plattelandsgemeente waar, behalve
landbouw, bijna uitsluitend één tak van nijverheid
inheernsch was, had zich reeds nu en dan een weer
galm van de stemmen des tijds doen vernemen. Tot
nog toe was het hem en zijnen invloedrjjksten dorps-
genooten steeds gelukt, op de kleine schaal van hun
gebied den vrede te bewaren en door hunne mede
werking, opkomende grieven in der minne te doen
schikken. Doch de liefde vcor zijn ambt, zijn innige
begeerte om bij alle eventualiteiten daarin naar
eisch te voorzien, hadden hem vaak over de toe
komst doen nadenken en daarin wel geen somberen,
doch hoogst ernstigen blik doen werpen. Hoe meer
hij de groote stad naderde, die hij in lang niet had
bezocht, en die in de jongste maanden telkens het
tooneel geweest was van dreigende verschijnselen,
hoe meer het verlangen in hem opkwam zijne in
drukken en overwegingen te toetsen aan die van
menschen van ervaring en beteekenis, in een mid
delpunt van maatschappelijke wrijving wonend en
ademend. Door de onverwachte kennismaking met
een man als Van Walen, chef eener te goeder naam
en taam staande handelsfirma, en dat binnen de
muren van diens eigen huiskamer, scheen de fortuin
hem bijzonder te begunstigen. Een eenigszins ver
trouwelijk gesprek toch docht hem in deze van tien
maal meer waarde dan vijf-en-twintig praatjes in
spoortreinen en koffiehuizen en speciale vrienden
had hij te Amsterdam niet. Zoo liet hij zich ver
leiden, aan dit onderwerp stevig vast te houden en
er zich meer in te verdiepen, dan hij misschien an
ders zelf, in een uur als dit, oorbaar zou gevonden
hebben.
«Denkt u er over, socialist ie worden, mijnheer
De Noor?" plaagde Julie op een gegeven oogenblik,
toen zijne groote belangstelling haar een aanknoo-
pingspunt voor die scherts scheen te bieden.
«Neen. mevrouw," antwoordde hij, haar met een
open, onbevangen blik aanziende, »maar het prik
kelt mij, boe ik over de tijdsomstandigheden zou
denken als ik in een groote stad woonde. Buiten
laat zich alles zooveel gemakkelijker overzienmen
weet er precies wie armoede lijden en wie waard
zijn geholpen te worden, en op wie de veldwachters
een oogje moeten houden. Hier is dat onmogelijk.
Men leeft als burger van een groote stad midden
in een onbekende menschenmassa, waarvan het
ruwste deel voortdurend opgezweept wordt door
volksmenners, die wind zaaien en niet vooruit kun
nen berekenen welken storm zij misschien zullen
Ik zou willen weten in hoever ik mij
hier gedrukt en beangst zou voelen, of door de kan
sen van bloedige oproeren, of door de zware ver
antwoordelijkheid die wij, meer bevoorrechten, te
genover onze minderen hebben." En hij keek vra
gend den heer des huizes aan.
«Er is zonder twijfel iets bezwarends in," ant
woordde deze. «Maar wat zal men er aan doen
Het is moeielijk in te grijpen in een toekomst, die
nog in het duister ligt."
»Men kan alle dingen al of niet pessimistisch be
schouwen," bracht George Lay in het midden. «Dat
hangt meestal van iemands constitutie af. Wjj ma
ken ons nog al niet heel beangst, niet waar, da
mes? Men raakt, als men er in is, aan die onheil
spellende geruchten gewend."
«Gelukkig 1" verzekerde Julie, wie de gedachte
aan beangstiging volstrekt niet aanstond.
«De Hollanders zijn nog al kalm, als 't er op
aankomt," herinnerde de vreemdeling, beproevend
of hij deze zijne banaliteit met een glimlach mocht
opsieren.
«Mijnheer ziet er anders waarlijk ook niet ang
stig of vreesachtig uit," zei het zee-ofïiciersvrouwtje,
De Noor een.hulde brengend, die zij meende.
«Neen, mevrouw, dat is mijn karakter niet," ver
klaarde deze hartelijk. «Maar men dient toch bij
tijds praktisch te wezen
«En wat zoudt u dan willen dat wij aan het volk
deden vroeg Julie. «Zeker, je hart breekt soms als
je 's winters van al die ellende van werkeloozen
hoort, en dan wil natuurlijk ieder graag wat op
offeren. Maar verder? Je persoonlijk met die men
schen te bemoeien; och, daar doe je dikwijls even
veel kwaad als goed mee. Een van mijn zusters Wou
altijd de meiden allerlei leeren en ze zoogenaamd
ontwikkelen, maar zij heeft er nooit veel pleizier
van beleefd."
«Er wordt hier waarachtig genoeg aan het volks
onderwijs ten koste gelegd," betuigde Lay«maar
om zelf schoolmeestertje te spelen, daarvoor moet,
men geboren zjjn
Julie bloosde en had moeite eenige verlegenheid
te verbergen, omtrent welke haar uitheemsche vriend
niets begreep. Zij haastte zich met hem het woord,
af te nemen door te zeggen
«O, 't spreekt van zelf dat ik daarvoor de hoogste
achting hebmaar ieder is er niet geschikt voor
ik tenminste niet."
De Noor antwoordde kalmweg«Als ik soms meen
dat wij meer doen moesten, denk ik daarbij minder
aan persoonlijke inmenning dan wel aan persoonlijk
voorbeeld. Maar ik mag nu niet langer blijven, en
zou bijna het eigenlijke doel van mijn bezoek ver
zuimen." En opstaande «Komt het u gelegen, me
vrouw, dat ik u morgen een oogenblik afzonderlijk
spreek over Gerarda?"
Julie stond dit met de meeste gratie toe en was
er op gesteld, het uur te kiezen dat den reiziger
best zou passen.
Na zijn vertrek opende zij het briefje van Ger
rarda, waarin alleen een vriendelijke, eenigszins
stijve groet stond, met de verzekering, dat Jan ver
der alles wel bespreken zou