Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 38.
Zondag 22 September 1895.
4e Jaargang.
Verschil van opvatting,
Nieu ws tij dingen.
FEUILLETON.
80YIBT II ZXZXAV.
Ni e i; we
LMMJKER COUttAHT.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
i\ooi'U§cliarwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer S ct.
Groote letters of vipetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Het is wel eens de moeite waard te wijzen
op de twee verschillende opvattingen die er
bestaan aangaande de waarde onzer maat
schappelijke levensvormen. De eerste, die ge
huldigd wordt door de conservatieven luidt.
De maatschappij zooals wij die thans zien,
met haar privaatbezit, met iiare verschillende
standen, met hare rijken en armen, meer,
minder en geheel niet ontwikkelden is door
God zoo gewild. Hij heeft haar zoo geschapen
omdat door het verschil van rangen en stan
den het menschelijke wezen met zijne deugden
meer tot ontwikkeling zou komen.
Door den strijd die ontstaat uit de ongelijk
heid der maatschappelijke levensvoorwaarden
blijft de prikkel behouden die een iederen
mensch dwingt de in hem wonende krachten
te ontwikkelen.
De tweede staat daar lijnrecht tegenover.
Zij huldigt geen vaste vormen waarin voor
eeuwig het maatschappelijk leven moet gego
ten worden. Voor haar is elke vorm waarin
zich het leven der maatschappij openbaart een
overgangsvorm en dus niet blijvend.
In plaats van te zeggen dat God bepaalde
vormen heeft geopenbaard, zegt zij (indien zij
zich al aan dergelijke redeneeringen waagt)
dat God steeds het betere wil.
Die tweede opvatting neemt dus eene ont
wikkeling aan. Volgens haai- openbaren en
ontwikkelen de deugden der menschheid zich
naar gelang der omstandigheden.
De zelfzucht die volgens de conservatieven
slechts tot ontwikkeling en handelen aanspoort
als de mensch in een maatschappij leeft met
privaatbezit en verschil van rang, stand en
levensvoorwaarden, zal volgens de tweede
opvatting zich ten allen tijde en in elke vorm
openbaren.
Zelfzucht is voor haar slechts de neiging
van den mensch om de omstandigheden waarin
hij leeft zich ten nutte te maken, onverschil
lig van welken aard die omstandigheden zijn.
Tusschen deze twee opvattingen die wij
als uitersten aannemen, bestaan verschillende
schakeeringen.
Zoo de opvatting der oud-liberalen die wel
de onmisbaarheid van zekere maatschappelijke
vormen zooals privaatbezit, standverschil aan
nemen maar toch aan eene zekere ontwikke
ling binnen die gegevens gelooven.
Iets verder gaande zegt men, zooals de
makke radicalen, ziet eens dat privaatbezit
moet wat bekort worden, dat blijkt schadelijk,
maar verdwijnen kan het niet, dat is in strijd
met de menscholijke natuur.
Weer iets verder droomt men van eene
verzoening tusschen kapitaal (privaatbezit) en
arbeid (werkkracht zonder bezit) waarbij bei
den hun rechtmatig aandeel zullen erlangen.
Leest men die verwachtingen nauwkeurig
dan krijgt men den indruk alsof men met
handhaving van den naam van privaatbezit
een beperkt socialisme wil. Als men niet ver
der gaat is dat omdat men nog te sterk hecht
aan de liberale idee in de jeugd ingezogen,
dat de prikkel der zelfzucht die bij het privaat
bezit geldt niet kan gemist worden.
Aan het andere uiterste dus op het staud-
punt der tweede opvatting staan de sociaal
democraten, die in het privaatbezit met al de
rechtverhoudingen en standen verschillen daar
uit voortvloeiende slechts eene der vele vor
men zien, die de maatschappij achtereenvol
gens doorleeft.
In die opvattiDg worden zij gesteund door
de studie van het verbaden. Gaat men na
welke bezitsvormen onze maatschappij reeds
heoft doorloopen, dan ziet men dat de huidige,
die van privaatbezit waarlijk de eenig moge
lijke niet is.
De menschheid in hare rnwj-heid beg&n met
het primitief communistisch bezit. Alles was
gemeenschappelijk eigendom. Niemand maakte
aanspraak op eenig bezit. Daarop volgde het
patriarchaal of familiebezit (Abraham).
Later zien wij volksstammen in het bezit
van land en vee en verdere have. Het gemeen
schappelijk bezit is beperkt tot den bodem of
het vee.
In de middeleeuwen heerschte het leenstel
sel, het foedaal bezit, beperkt tot den grond
en wat daarop woonde en gebouwd was.
Aan den leenman behoorde èn grond èn
huizen en menschen (lijfeigenschap.)
Daaruit is door den vooruitgang der nijver
heid geboren het klein-kapitaalbezit. Bij de
uitbreiding van den handel naar Oost en West
ontstaan grootere kapitalen. Dat is de tijd
waarin de Huizen op Heeren- en Keizersgracht
te Amsterdam gebouwd zijn. In dien tijd is
handenarbeid nog onmisbaar en wordt de
tegenstelling tusschen arm en rijk nog niet
gevoeld, omdat wie werken wilde ook werken
kon.
Nu komt echter de uitvinding van de ma
chine. Zij ontneemt het werk aan den hand
werksman. Zoolang er nog terrein genoeg op
de wereld was om daar heen te vervoeren
wat in Europa te veel werd voortgebracht,
bemerkte men den invloed der machine niet als
schadelijk. Integendeel men sprak van haar
als van een zegen. Maar zoodra waren niet
alle deelen der wereld voorzien en begon men
ook van daaruit voort te brengen en mede te
dingen, of de machine werd de groote con
currente van de lichamelijke arbeidskracht. En
de mensch moest het wat goedkoopte en
voortbrengingsvermogen betrof, afleggen tegen
de machine. Toen ontstond de werkeloosheid
Die werkeloosheid werd gevoeld door de arbei
dende klasse.
Zij echter die de machines bezaten begon
nen nu een dolle concurrentie om zooveel en
zoo goedkoop mogelijk vöort te brengen. Wie
het meeste geld had, hield het daarbij het
langst uit, en kon na verloop van tijd de we
reldmarkt beheerschen. In dien tijd ontston
den de reuzenkapitalen gevormd door de op
zuiging der in den strijd ondergegane kleine
kapitalen. Een kenmerk van onze huidige
maatschappij is, dat daarin geldbezit den
doorslag geeft. Verstand, ijver, volharding, die
allen beteekenen niets tegenover het geld.
Immers een domme kerel kan alleen omdat
zijn vader hem eenige millioenen naliet zeker
zijn, eiken dag rijker te worden. Daarom noemt
men de huidige maatschappij de kapitalistische.
Houdt men nu deze vormen, door het bezit
achtereenvolgens doorloopen, het primitief
communistische, het patriarchale., het stam-
communistische het foedale, het kleinkapita-
listische en het grootkapitalistische in 't oog,
dan blijkt de bewering dat God bepaalde vor
men geopenbaard heeft, waaraan de mensch
heid voor goed gebonden zou wezen te berus
ten op gebrek aan kennis, of moedwillige
blindheid. In het laatste geval moet men on
derstellen dat men bevreesd is bij eene moge
lijke verandering de eigen voordeelige positie
to moeten prijs geven. Men strijdt dan met
het gebruik van groote fraaie woorden slechts
voor het eigen belang.
In het eerste geval dat wij liever aannemen
is het te betreuren dat de gebrekkige kennis
nog zoo lang invloed zal oefenen op den gang
der zaken, omdat elk oogenblik van uitstel
vermeerdering van slachtoffers beduidt.
Slachtoffers namelijk der werkeloosheid der
overproductie en van de meerdere vormen
waarin zich de wanverhoudingen der huidige
maatschappij openbaren.
G. W. M.
Met de Utrechtsche brandwaarborgmaat
schappij is het kerkbestuur te Schagen over
eengekomen, het geredde zilverwerk te schatten
op f 1100, het koper (2 lessenaars en stukjes
van de koperen kronen) op f60. De geheele
inventaris was verzekerd voor f15000. Den 13
dezer heeft het kerkbestuur met het oog op de te
herbouwen kerk een paar hervormde kerken in
den omtrek bezocht.
De Rijksmiddelen hebben over Augustus
opbracht f8.756.890 tegen f9.389.923 en over
de eerste acht maanden des jaars f73.137.378
tegen f71.763.255 in gelijk tijdvak van 1894.
Het 8/12 der raming is f78.022.829. De hoogere
opbrengst over 1895 is hoofdzakelijk een gevolg
daarvan, dat aan bedrijfsbelasting ontvangen
werd f2.386.040 tegen f42.877 in 1894.
Op misleiden uit
Mevrouw Y. te Utrecht, kreeg dezer dagen
bezoek van een heer, die zich aan haar voorstel
de als bestuurslid der „Maatschappij" tot Ver
pleging van Weezen in het Huisgezin en die
omtrent het doel dezer vereeniging 'zooveel
schoons wist te vertellen, dat het hem 'niet de
minste moeite kostte om haar te bewegen zich
als lid te doen inschrijven. Daarna werden de
behoeften der vereeniging besproken, die natuur
lijk zeer groot waren, zoodat dan ook alleen
milde bijdragen het bestuur zouden kunnen in
staat stellen om nog meer voor de talrijke hulp
behoevende schepseltjes te doen dan nu reeds
werd verricht. Het gevolg van deze bespreking
was, dat toen meneer, voordat hij zich verwij
derde, aan mevrouw een inteekenljjst voorlegde
deze daarop voor een bedrag van f 100 teekende
en hem die gelden tevens ter hand stelde. Een
paar dagen later vernam mevrouw evenwel met
leedwezen dat men haar had bedrogen, daarbij
het bestuur der bedoelde vereeniging van het
vorenstaande niets bekend was en ook reeds
anderen op gelijke wijze waren misleid geworden.
Kolfwedstrijd.
De wedstrijd tusschen de noogwouder- en
Spanbroeker Sociëteit is verdaagd tot 2 Octo
ber a.s.
In Friesland werden het vorige jaar ge
gravenin de hooge venen 1.147.435 en in de
lage venen 1.794.192 dubbele II. L. turf.
In de veenderijen waren werkzaam 3371 Ne
derlanders en 9 vreemdelingen.
Rijwielen en genieente-politie.
De gemeenteraad van Edam heeft besloten op
de begrooting f 200 uit te trekken voor den aankoop
van een rijwiel ten dienste der gemeentepolitie.
Een paartje dat in het plantsoen op Lepe
lenburg te Utrecht, tusschen licht en donker
wat zat te keuvelen en wie weet welke lucht-
DOOR J. R.
Govert was betrekkelijk nog zeer jong, toen hij
de wereld in moest. Zijne moeder' had hij heel
jong verloren, en daar zijn vader ter zee voer,
had hij den kleinen Govert bij een broeder, die
visscher was, uitbesteed.
De knaap had een hard leven bij dien oom, 't
welk er niet beter op werd, toen er na driejaren
van Goverts vader taal noch teeken was ontvan
gen.
Zjjn oom wilde hem mee te visschen hebben,
maar de jongen had er geen zin in; niet dat
hij bang was voor 't water, volstrekt niet; wat
al te dikwijls kwam hij, tot groot verdriet van de
oude huishoudster zjjns ooms, met een nat pak
thuis, hoewel ze anders wel over den jongen
mocht.
Govert wilde liever het zeegat uit dan vis
scher worden en zijn oom had gezegd „dan
gaan je den blauwe zak maar in. Of je met
Kerstmis verdrinkt of met Nieuwejaar, dat
scheelt maar een week.
Zoo begon Govert zijn loopbaandat hij het
nooit verder dan matroos bracht, kwam daardoor
dat hij in zijn jeugd geen onderwijs had geno
ten, en wanneer hij een paar weken aan wal
was, had hij geen lust zich eens bij den school
meester aan te monsteren.
Was hij aan wal dan hield hij zich bezig
met het maken van touwen matten, in welk
werk hij een groote vaardigheid had.
Na zijn tweede reis was hij niet meer bij zijn
oom geweest, en vertoefde hij binnen 's lands,
dan was hij in een kosthuis.
Had Govert weinig geleerd, hij was er niet
minder zeeman om. Waar hij stond behoefde geen
ander te komen en de naam van „de dubbelde"
hem door den kapitein en stuurlui gegeven had
hij dubbel en dwars verdiend.
Vrooljjk en opgeruimd van natuur, rondborstig
en eerlijk in al zijn doen en laten, spotlustig en
gaarne deelnemend aan een grap, was Govert
bij allen bemind en de type van een echt zee
man.
Ruim twintig jaren oud begon Govert er over
te denken een deuntje te gaan trouwen. Op de
dochter zijner kostvrouw had hij het oog laten
vallen en hij besloot om ook meteen maar hoogte
en breedte te nemen of er kans was om te ente
ren. Op een goeden dag praaide hij haar om
even bij te leggen, en zei
„Hoor eens Anne, je bent een aardig br kje,
en je tuigt als een adviesjacht, en je weet ook,
dat ik er kan wezen. Ik zal maar niet lang
talmen, hoe zou je 't vinden als wij met me
kaar onder zeil gingen."
Anne kreeg bij deze welsprekende verklaring
een erge kleur en keek precies als een hofmees
ter, die met een stapel borden op den arm door
een stortzee de kajuitstrap af in de kerk wordt
gesmakt.
Ze begreep echter heel goed, welken koers
hij op wilde, draaide voor goed bij en na drie
maanden behoorden zij tot de gehuwde mensch
heid.
behoorden zij tot de gehuwde mensch-
Toen Govert de eerste maal na zijn huwelijk
binnenkwam, klaagde Anne steen en beenen
Govert zei„ik weet er alles van dat jij en je
ouwe moeder van mijne gage niet veel capriolen
kunt maken en stijf bij den wind moet sturen,
't Zou mo spijten als je aan lagerwal zoudt ra
ken en daarom moeten wij van koers veranderen.
We moeten naar de stad en daar een tapperij
zien te huren. Als jij erop die manier wat bij
verdient, dan raken wij niet aan den grond en
onder een staand zeiltje is 't goed roeien."
Aan deze plannen werd gevolg gegeven
maar het was of Govert geboren was om steeds
tegen wind en stroom op te kruisen.
Een poosje nadat het standje betrokken was,
werd Anne's moeder ziek, 't werd een sukkel
partij, waar de dood een einde aan maakte. Dat
was op de beurs aangekomen; en onder al die
bedrijven was de familie vermeerderd hem was
een dochtertje geboren.
Govert kruiste in den Indischen Archipel toen
al die gebeurtenissen voorvielen. Met vreugde
vernam hij drie maanden later de geboorte zij
ner dochter; en tot zjjn leedwezen dat de oude
vrouw was afgebrast.
Doch zijne beproevingen waren nog niet ten
einde. Door het sukkelen der moeder, achteruit
gang der zaak en andere omstandigheden, waren
de krachten zijner vrouw ondermijnd en stierf zij,
zonder het geluk te hebben gehad den vader
zijn kind te mogen toonen.
Govert leed er zeer onder toen hij de ramp
vernam en binnengekomen, snelde hij zoo spoe
dig mogelijk naar huis om 't hulpelooze wicht,
dat er precies als de moeder uitzag aan het hart
te drukken.
Een gedienstige buurvrouw had het kind ter
verzorging tot zich genomen.
Al de averijen, die hij zoo al had beloopen,
hadden Govert, zooals hij zich uitdrukte, op nul
graden gebracht. Gaarne had hij nu een betrek
king aan den wal gehad, om te kunnen zorgen
voor zjjn kind, vooral om haar een betere op
voeding te doen genieten, dan hjj zelf gehad