Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 44.
Zondag 3 November 1895.
4e Jaargang.
N ieuwstij dingen.
FEUILLETON.
en Adeltrots.
NIEUWE
LANGEDIJKER (011441
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
Hoortlschar wonde.
PRIJS DERAiDVERTENTIÈN:
Van 15 regels 30 ct-, elke regel meer 5 ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Proclamatiën.
KENNISGEVING.
De Burgemeester van OUDKARSPEL en NOORD-
SCHARWOUDE, maakt bekend, dat blijkens bij
hem ingekomen berichten van den heer Commissa
ris der Koningin in de provincie Noord-Holland
4. de Fransche grenzen wederom voor invoer van
Nederlansch vee zijn opengesteld, onder voorwaarde,
dat het vee moet vergezeld zijn van een certifi
caat der overheid van de plaats van herkomst,
houdende dat het vee gezond is en dat zoowel op
het tijdstip der verzending als gedurende zes we
ken vóór dat tijdstip geene besmettelijke ziekte ter
plaatse is voorgekomen onder vee van dezelfde
»oort.
2. dat de Italiaansche grenzen mede voor invoer
van Nederlansch vee zijn opengesteld, onder voor
waarde, dat er bij worde overgelegd een certifi
caat van een Itaüaansch consulair Ambtenaar, hou
dende dat ter plaatse van herkomst van het vee
geen enkele besmettelijk veeziekte heerscht.
De Burgemeester voornoemd,
C. KROON.
Noordscharwoude, 30 October 4895.
KENNISGEVING.
De Burgemeester van ZUIDSCHARWOUDE,
niaakl bekend, dat blijkens hij hem ingekomen be
richten van den heer Commissaris der Koningin in
de provincie Noord-Holland
4. de Fransche grenzen wederom voor invoer van
Nederlandsch vee zijn opengesteld, onder voor
waarde, dat het vee moet vergezeld zijn van een
certificaat der overheid van de plaats van her
komst, houdende dat het vee gezond is en dat
zoowel op het tijdstip der verzending als gedu
rende zes weken vóór dat tijdstip geene besmet
telijke ziekte ter plaatse is voorgekomen onder
vee van dezelfde soort.
2. dat de Italiaansche grenzen mede voor invoer
van Nederlandsch vee zijn opengesteld, onder voor
waarde, dat er hij worde overgelegd een certifi
caat van een Italiaansch consulair Ambtenaar, hou
dende, dat ter plaatse van herkomst van het vee
geen enkele besmettelijke veeziekte heerscht.
De Burgemeester,
J. W. C. KROON.
Zuidscharwoude, 30 October 4895.
Gedurende de Maand October werden op
het hulpkantoorte ZUIDSCHARWOUDE behan
deld 86 inschrijvingen in de Rijkspostspaarbank,
tot een bedrag van f 617,50, tegen 14 terugbe
talingen ten bedrage van f 913,00.
2 nieuwe boekjes werden uitgege ven waarvan
het laatste is genommerd 6593.
In de vergadering van 30 October j.l. werd
herbenoemd tot Molenmeester van den polder
Geestmer Ambacht Oosterdjjk en Molengeersen
de heer P. Hoogeboom te Warmenhuizen.
De kerkbrand te SCIIAGEN
Bij den brand der Herv. Kerk te Sehagen
ontstond het vermoeden, dat door het op het dak
der kerk onvoorzichtig omgaan met vuur voor
het gloeien der soldeerbouten, door den loodgieter
L. Spiering aldaar, de brand was ontstaan. Ge
noemde Spiering is thans gedagvaard om Dinsdag
5 November voor de rechtbank te Alkmaar te
verschijnen, als beschuldigd van het veroorzaken
van brand door schuld. 15 getuigen zijn opge
roepen om in deze zaak gehoord te worden.
ONTSLAG ONDERWIJZER.
Den 31 sten October vergaderden in het lokaal
van den heer De Beurs te Sehagen de leden
der afdeelingen Sehagen en Schagerbrug van
het Nederl. Onderw. Genootschap en die van de
afdeeling Sehagen en omstreken van den Bond
van onderwijzers ter bespreking van het ontslag,
onlangs gegeven aan den heer J. Akkerman)
onderwijzer te Sint Maarten door den raad dier
gemeente. Nadat de heer Van Albada, voorzitter
der afdeeling Sehagen van liet N. O. G. de ver
gadering had geopend, werd het woord gegeven
aan de heeren Meijer Drees en J. Porte ter
uitbrenging van hun verslag betreffende het
door hen op last van bovengenoemde afdee
lingen ingestelde onderzoek in zake gemeld ont
slag. Voorlezing werd gedaan van de onder
scheidene stukken, gewisseld tusschen het ge
meentebestuur en den heer Akkerman, uit welke
stukken bleek, dat de heer Akkerman voorna
melijk ontslagen werd op grond van het feit,
dat hij de gemeente had verlaten voor het on
dergaan eener operatie zonder vandit vertrek kennis
te hebben gegeven aan autoriteiten. Betreffende
den persoon van den heer Akkerman als onder
wijzer en mensch werden de allergunstigste ge
tuigenissen voorgelezen of meegedeeld. In een
attest, afgegeven door den dokter van het bur
gerziekenhuis te Amsterdam, werd verklaard,
dat de heer Akkerman voor zjjne handelingen
gedurende zijne ziekte niet aansprakelijk mocht
worden gesteld, daar hij toch waarschijnlijk voor
genoemde handelingen niet toerekenbaar mocht
worden genoemd.
Na eene uitgebreide bespreking werd de vol
gende motie aangenomen: „de afdeelingen, enz.
gelezen de verschillende bescheiden over de zaak
Akkerman erkent het recht van den raad der
gemeente Sint Maarten om hem als onderwijzer
ter zake zijn verzuim te ontslaan, doch acht dit
ontslag zeer in strijd met de billijkheid." Met
de commissie, die het onderzoek had ingesteld,
was de vergadering van meening, dat de heer
Akkerman zeer hard, te hard was gestraft voor
zijn onopzettelijk gepleegd verzuim, waarvoor
hij deu raad der gemeente later om vergeving
had gevraagd. Iu antwoord op deze vraag was
hem den raad gegeven zijn ontslag aan te vra
gen ter voorkoming van verder strekkende
maatregelen. Dat de heer Akkerman dit ontslag
niet aanvroeg, maar het bestuur van St. Maar
ten meedeelde, dat hem de wettige redenen voor
dergel ij k ontslag onbekend waren en hij die
gaarne van genoemd bestuur wenschte te ver
nemen, spreekt van zelf. De pogingen van den
heer Schoolopziener in het arrondissement Hel
der, den heer Büchner, om te voorkomen, dat
de heer Akkerman ontslagen zou worden, moch
ten niet baten. Het ontslag volgde en nu heeft
de heer Akkerman zich tot Gedeputeerde Staten
onzer provincie gewend, met verzoek hare goed
keuring aan dit raadsbesluit te onthouden. Na
het met algemeene stemmen aannemen van bo
vengemelde motie werd door de vergadering nog
besloten zich met een adres tot den raad de gem.
St. Maarten te wenden, in welk adres den raad ver
zocht wordt terug te komen op het genomen besluit
en het ontslag van den heer Akkerman in te
trekken. Eener commissie van 3 personen, do
heeren II. van Heerikhuizen, WinkelJ. H.
Ressing, Sehagen en H. Holle, Haringhuizen
werd opgedragen bij de raadsleden van Sint
Maarten rond te gaan om hen tot andere ge
dachten te brengen. Aan Gedeputeerde Staten
zal namens de vergadering worden verzocht hare
goedkeuring aan het raadsbesluit te onthouden.
Heeren Schoolopzieners en Hoofdbesturen van
het N. O. G. en den Bond zal gevraagd wor
den hun invloed mede te willen aanwenden om
de zaak Akkerman naar genoegen der vergade
ring en in het belang van den heer Akkerman
tot een goed einde te brengen.
Iemand uit den omtrek van YINKEGA
deelde na den uitslag van de loting voor de
nationale militie aan zijn broeder, die elders
woont, per briefkaart mede, dat zijn beide twee
lingzonen waren vrijgeloot.
Hij deed dit door op de briekkaart te schrij
ven :„Lees MattheusXVII vs. 26 laatste gedeelte."
Wanneer men het Nieuwe Testament ter hand
neemt, zal men lezen dat daar staat: „Zoo zjjn
dan de zonen vrij."
Een brutale dief is dezer dagen te AM
STERDAM op handige wijze door particulieren
gepakt.
Eenige jongelui bevonden zich 's avonds bij
kennissen toen de heer des huizes werd wegge
roepen, omdat iemand hem wenschte te spreken,
die zeide een notaris te zijn uit de provincie.
„Als hij mijn parapluie maar niet meeneemt,"
zei een der gasten nog schertsend, en toen de
gastheer terugkwam, verzekerde hij geruststel
lend dat de parapluie er nog stond. Maar dan
was zij juist weg, want er moeten er twee staan.
Het was inderdaad zoo: De „notaris" had
het regenscherm meegenomen.
Toen de bestolene het geval thuis mededeelde,
zeide zijn vader, dat ook bjj hem een „notaris
uit de provincie" was geweest, wiens signale
ment vrijwel klopte met dat van den diefalleen
had hij een anderen naam opgegeven. Gestolen
had hij hier niets, want er stond niets in de [gang.
Hij zou nog terugkomen.
Werkelijk kwam de man terug en wel juist
toen de (elders) bestolene thuis was met zijn
broeder. Hij wapende zich voor alle zekerheid
met een revolver, verzocht de dienstbode den
man in de spreekkamer te laten en zjjn broeder
zoo spoedig mogelijk politie te halen. In de
spreekkamer vond hij een zeer net gekleed heer
met een allerkeurigste dames-parapluie in de
hand. Hij hield den man die wederom de be
wuste „notaris uit de provincie" heette te zjjn,
eenigen tjjd aan de praat, voorgevend dat zjjn
vader bezig was maar zoo aanstonds hem te woord
zou staan.
De „notaris" werd wat onrustig en misschien
had zjjn bewaker (die in de deuropening stond)
nog tot krasse middelen zjjn toevlucht moeten
nemen, wanneer hjj niet bjjtjjds zjjn broeder had
hooren terugkomen met de meeste welwillend
heid liet hjj nu den „notaris" uit de kamer, die
terstond daarop in de armen van een politie
agent viel. 's Mans verbazing laat zich denken.
Bjj onderzoek bleek dat hjj een ontslagen ge
meente-ontvanger was en reeds een zestal kleine
diefstallen had gepleegd.
NOG EEN WALVISCH.
De walvisch te Callantsoog heeft reeds
zooveel pennen in beweging gebracht en van
zooveel kadavers dezer dieren, die voor en na
op onze kusten aanspoelden, werd melding
gemaakt, dat ik lust gevoel, schrijft de corr. van
de „Alk. Crt." te Schoorl, het volgende mede
te deelen, wat ik vermeld vond in het „Eerste
deel der Geschiedenissen der Yereenigden Neder
landen, in het fransch beschreven door den heer
Jean Ie Clerc en in 't nederduitsch vertaalt",
(uitgegeven T'Amsterdam, bjj Zaeharias Chate-
Vrij naar het Duitsch.
6).
Thans kwam zijn bediende binnen en begon de
koffers van zijn heer uit te pakken en te ordenen.
Welke kleeding verlangt mijnheer de graaf,"
vroeg hij na een oogenblik.
De graaf hoorde het niet, maar richtte opnieuw
zijn kijker op de gezelschapsjuffrouw, wier gezicht
hem zoo had doen ontstellen. Met een spotachtig
lachje schudde hij den angst van zich af en wendde
zich met een onverschillig gelaat tot Jacques, die
juist binnen trad om den gast in naam der gravin
aan tafel te noodigen.
«Ik zal mijn toilet maken en binnen tien mi
nuten bij mevrouw de gravin mijne opwachting
maken," antwoordde de graaf bedaard, terwjjl hij
uit zijn uitgestalde garderobe met een fijnen ken
nersblik een keuze deed.
»Er bevindt zich, zooals ik toevallig door het ven
ster heb gezien, leen derde dame aan tafel, mis
schien ook van de familie der gravin?" vioeg hij
onverschillig.
"O» ja. Mijnheer de graaf bedoelt de gezelschaps
juffrouw, juffrouw Tomsdort!"
»Zoo zoo; nu, dat interesseert mij verder niet,"
viel de graat hein in de rede.
Jacques verwijderde zich haastig, ten einde nieuwe
bevelen aan tafel te ontvangen. Gaarne zou de blinde
iets naders van den graaf vernomen hebben, doch
haar aristocratische trots liet een navraag aan haar
bediende niet toe. Jacques was echter te sluw en
kende de gravin genoeg, om niet, door eenige los
daarheen geworpen woorden, haar geheime wen
sten te voorkomen.
«Mijnheer de graaf wil haastig toilet maken, om
overeenkomstig zijn hoogen stand aan tafel te ver
schijnen en uwe genade op waardig wijze zijne
opwachting te kunnen maken," sprak hij, terwijl
hij hier en daar op tafel iets verschikte.
De gravin boog tevreden het trotsche hoofd,
terwijl gravin Hilda de gezelschapsjuffrouw een
vragenden blik toewierp, daar de laatste ernstig en
stil naast haren stoel stond te wachten op het bevel
der gravin om te blijven of te gaan.
«Mejuffrouw Tromsdorf mag op hare kamer
dineeren," sprak de gravin plotseling. Ruimer adem
halende, verwijderde Mathilde zich, verheugd, dat
zij van den lastigen dwang der etikette voor kor
ten tijd verlost was.
Met verlangende blikken staarde gravin Hilda
haar na. Hoe gaarne zou zij met de beminnelijke
gezelschapsjuffrouw zijn meegegaan om naar harte
lust met haar te kunnen keuvelen en den schoo-
nen avond genieten. Zij onderdrukte een zucht en
benijdde haar, die, zooals zij dacht, toch dagelijks,
zoo zij slechts wilde, hare ketenen kon verbreken.
Zij begreep niet hoe Mathilde Tomsdorf den srhoon-
sten tijd van haar leven op dit kasteel had laten
voorbijgaan. Zij vermoedde niet hoe hare tante als
door een onzichtbare tooverhand een keten over-
breekbaar konde maken, wanneer dit, zoo als hier
het geval was, uit eigenbelang voortsproot.
Op eens hoorde men lichte rassche schreden op
het kiezelpad, dat op de oranjerie uitliep. De gra
vin richtte zich in al bare majesteit overeind en
scheen haar scherp gehoor volgende, den naderenden
gasi met haar van licht beroofde oogen te kunnen
zien, wat op vreemdelingen, zooals zij zich wel be
wust was, een zonderling vermogen uitoefende. Ook
graaf Weilburg was, toen hij deze oogen, als die
van een ziende, op zich gevestigd zag, niet in staat
zich van een zekeren angst te bevrijden doch hij
herstelde zich spoedig, en voor de beide dames diep
buigende, zeide bij, op de gravin toetredende, ter
wijl hij hare hem aangeboden hand eerbiedig aan
zijn lippen bracht:
«Vergeving, genadigste gravin, dat ik het waagde,
op de aanbeveling van een vriend, aan uwe vrien
delijke uitnoodiging gehoor te geven en van de
gastvrijheid van het kasteel Lörach gebruik te ma
ken, om op die wijze de banden, waarmede mijn
geslacht eens met Duitschland's hoogen adel ver
bonden was, op de schitterendste wijze weder te
kunnen aanknoopen. Indien het mij gelukken mag
de gunst der gravin van Lörach te verwerven om,
door haar geleid door haar beschermd, de nieuwe
loopbaan in het oude, Duitsche vaderland te betre
den, dan zal het doel mijner stoutste verwachtingen
bereikt zijn.« De blinde gravin boog het hoofd, ter
wijl een bijna onmerkbaar lachje op haar nog altijd
schoon gelaat zichtbaar werd.
«Ik heet u hartelijk welkom op het kasteel Lö
rach, lieer graaf,antwoordde zij vriendelijk; «ik
hoop dat onze wenschen en bedoelingen harmoni
eeren zullen en u nog lang in mijne nabijheid
zullen doen vertoeven.
Daarna wendde zij zich met een statige beweging
harer hand tot hare nicht en sprak, haar voorstel
lende «Gravin Hildegard von Wildenfels, mijne ach
ternicht graaf Felix von Weilburg,waarna zij
hem met een buiging en een tweede beweging ha
rer hand uitnoodigde aan haar rechterzijde plaats
te nemen, aan welke uitnoodiging door den graat
werd voldaan.
Een snel onderzoekende blik van den graaf over
tuigde hem dadelijk van de afwezigheid der gezel-
schapsjvfl'rouw, hetgeen hem genoegen deed. Hij ver
stond de kunst om boeiend te vertellen en vond in
zijn Amerikaansch leven genoegzame stof om een
gezelschap een geruimen tijd bezig te houden. Nu
door den gravin uitgenoodigd te zijn, zich door spijs
en drank te verkwikken, wist hij zich spoedig van
het gesprek meester te maken en zijne beide toe
hoorderessen in hooge mate te boeien, wat bij de
blinde gravin bijna ongehoord genoemd mocht wor
den. Ook de jonge gravin was niet in staat zich
aan de betoovering van zijn onderhoud te onttrek
ken met (onverholen belangstelling hoorde zij de
levendige verhalen van zijn eigen ontmoetingen en
verwonderde zich, toen de graaf zelf er eindelijk met