„Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 3 November 1895.
lain, Boekverkooper op den Dam. 1730.)
„'t verdient ook, om deszelfs zeldzaamheid,
hoewel niet eigentlijk tot het wezen dezer
Geschiedenissen behoorende, hier aangeteekent te
worden, dat in Februarius van dit jaar (1598)
in Holland op 't strand tussen Katwijk en Sche-
veningen, omtrent een gehugt Berkheij genoemt,
een groote Yisch "Walvisch is aangekomen, van
die soort welke men Pots—Walvisch noemt.
Deze visch zich aan den grond vindende, toen
het water was afgeloopen, maakte zeer groot
getier en misbaar. De Visschers sloegen kabels
om hem henen, en bragten hem zoo allengs-
kens nader op het land, alwaar hij na verloop
van eenige dagen stierf, en inwendig opbarstende
door zijn groot gewigt op 't harde zand; zulks
het bloed en het smout hem tappelings uit den
bek liep. Hij was lang 52 roei voeten (70 voet),
zijne oogen stonden 15 voeten van zijnen muil.
Vier voeten agter de oogen had hij eene vlimme,
de muil had onder eenen bek uitstekende zeven
voeten lang, maar geheel smal, daarin stonden
42 tanden, wit als ijvoor, elk uitstekende gelijk
een groot henne eij, en de lange bek sloot in 't
gehemelte boven in zoo vele punten, die hard
waren. Zijne staart was hoog of breet dertien
voetenmaar zijne dikte, mits hij in het zand
lag, konde men niet weten.
Uit Kampen wordt aan 't Hbld. geschreven
„Bij het bezoek der Koninginnen te Kampen
liet de commandant der dienstdoende schutterij
de wacht, honderd man sterk, toen deze een uur
rust had, ieder twee kadetjes met vleesch geven.
„Elk kadetje kostte bij den bakker twee centen,
en toen de commandant van een en ander de
rekening bij burgemeester en wethouders inzond
(de gemeenteraad had voor die ontvangst f 10,000
beschikbaar gesteld), werd door dat college
de burgemeester was afwezig de nota aan
den commandant teruggezonden met de opmer
king, dat Z.H.E.G. de kadetjes wel voor zes voor
een dubbeltje had kunnen krijgen.
„De commandant heeft dat schrijven in han
den gesteld van de bakkers-leveranciers van de
tweehonderd kadetjes, met verzoek om in deze
aangelegenheid te willen dienen van bericht.
De bakkers-leveranciers van de tweehonderd
kadetjes hebben daarop een vergadering belegd,
waarop besloten is, den heer commandant te ant
woorden, dat zij meenden bij deze gelegenheid
kadetjes te moeten leveren volgens Oud-Holland's
Tentoonstelling.
„De eommandant heeft van dit schrijven af
schrift gezonden aan burgemeester en wethouders.
Het is nog niet bekend of dezen de zaak hierbij
zullen laten."
Het komt ons voor, dat deze gewichtige zaak
niet mag worden beslist zonder tusschenkomst
van Gedeputeerde Staten, Raad van State, Tweede
Kamer en regeering. Het zou zeer bedenkelijk
zijn haar nog vóór het jaar 1900 te doen eindigen.
't Is al weer Kampen!
ZE ZIJN BETAALD.
Onze lezers kennen immers de historie van de
Kamper cadetjes nog wel, die den commandant
van de schutters twee centen gekost hadden,
maar volgens het gemeentebestuur voor zes om
een dubbeltje te krijgen waren geweest.
Nu, die historische broodjes zijn gelukkig be
taald de quaestie is de wereld uit.
Hoe veel er voer betaald is
Ja, tot schade van de gemeente, bleven ze
vijf om een dubbeltje kosten.
De „Kamper Ct." brengt het heuchelijk bericht.
I )e Tentoonstelling-.
DE LAAÏSTE AVOND.
Voor het laatst groot vuurwerk, voor het
laatst fakkeloptocht en taptoe, voor het laatst
twee personen op één ticket.
Alles voor het laatst.
De opkoopers van tentoonstellingtickets ken
den het publiek, want waar menigeen zich be
zorgd maakte over de financieele gevolgen van
het opkoopen van entrée's voor den laatsten
dag der tentoonstelling, heeft de uitkomst de
negotianten in het gelijk en vermoedelijk in
het bezit van een zoet winstje gesteld.
Het liep jl. Donderdagavond storm naar de
Tentoonstelling. Voor den ingang een geducht
gedrang met de gebruikelijke vermaning van
„niet dringen" en binnen voor de tourniquets
nog eens gedrang, nu in den meer ordelijken
vorm van qu6ue-maken.
Iedereen wilde nog eens voor hot laatst al
les zien en iedereen was tevens van plan, nog
eens en zooveel mogelijk pret te makenzelfs
verdenken we bezoekers van het voornemen,
op dezen laatsten avond den boel eens een
beetje op te scheppen.
't Was dan ook verbazend vol op het ter
rein en ook daar was veel gedrang.
Gedrang om de lichtende fonteinen, dio nie
mand nog scheen gezien te hebben; gedrang
voor Afrika's wildernis, waar iedereen Stanley
nog eens wilde zien; gedrang, ontzettend ge
drang vóór en op Oud-Holland.
De lucht werd donker en dreigde met regen,
doch 't bleef bij dreigen. De wind was sterk
en joeg den rook en de vonken van het vuur
werk tusschen de toeschouwers.
Daarna trok men het terrein op, ging buiten
bij de café's zitten en deed als 's zomers met
alle kragen op. De muziek speelde er lustig
oplos en scheen vooral dansmuziek te geven
te oordeelen althans naar de beenbewegingen
der wandelaars.
Het brandpunt van gezelligheid was Oud-
Holland, waar het langzamerhand een „pan"
werd. De gemoedelijkheid ontbrak ook niet.
Woliï sprak de treurende schare toe. „We
gaan nu naar Engeland," zei hij, en daar kon
den ze getuigen, dat voor de Oud-Hollandsche
kapel niet gegolden had „een profeet is niet
geëerd in zijn eigen land". En hij bracht er der
Amsterdamsche burgerij dank voor.
En toen weer muziek en weer gedans en
hoerageroep.
't Had heusch meer van een openingsavond
dan van een afscheidsfeest. Zoo vroolijk en op
gewekt ging het er toe, tot de tijd van ver
trek onherroepelijk was aangebroken.
Jl. Vrijdag groote verhuizing, 't Schip was
al onttakeld en lag eenzaam en verlaten in
zijn vijver.
Het Hoofd-Comité deelt mede, dat het aan
tal bezoekers der tentoonstelling jl. Donder
dag, naar schatting, ongeveer 25,000 bedroeg,
waarvan 21,000 betalenden.
De burgemeester van Nieuwer-Amstel had
ter elfder ure het afsteken van hooggaand
vuurwerk verboden.
Jl. Donderdag is het laatste nummer van
Oud-Holl. Nieustydinghe verschenen. Uitgevers,
de kinderen van Iszaak en Johannes En
schedé en de schrijver, de heer R. G. Rijkens
A.Gzn., brengen in dit nummer dank aan de
Regeeringhe van Oud-Hollandt en nemen af
scheid van de lezers.
Aan het aardige stadje, dat weldra tot de
geschiedenis zal behooren, wordt een afscheids
groet gebracht in de volgende regelen:
Oorlof, gy schoone Stadt, nog eens gegroet
voor 't leste,
Op desen jonghsten Dagh van 't glorieryck
bestaan.
Het is ons droef te moe by 't van elkander
gaen
Het scheyden valt wel zwaer van dese dier-
b're Veste._
Wy waren hier te huys en voelden ons te-
vreeden
Wy kennen yedre straet, tot ons sprak yedre
steen; -
Geen huys had ooyt in 't minst voor ons
verborgenheen
Geen plekje grondte bestond, of 't was van
ons' betreeden.
U leste stond' sal slaen; al d'onvorgeetle
daegen
Gaen dan nog eens in 't kort aen onsen geest
voorby,
En wy, met rouw in 't hert, gaen dan in
breede ry,
Vosr 't lest U Poorten uyt, verzeld van vriend
en maeghen.
De tyd spoedt altydt voort; U glorie sal ver-
bleecken.
't Is moog'lijk dat d'uitheemse en gast U
ras vergeet.
De Poorter, die in U een deel syns Leevens
sleet,
Sal steeds met Liefd' en Lof van U, Oud-
Hollandt, sprcecken.
Men mag, volgens het „Hbl.", aannemen
dat de tentoonstelling gedurende den geheelen
tijd dat zij geopend was, d. i. van 11 Mei tor
31 October, bezocht werd door ongeveer 980,000
betalenden, ongerekend degenen die Donder
dagavond nog kwamen; Oud-Hollandt door
773.000, de Mailboot door 278,000, het dool
hof door 127,000 bezoekers.
Op de tramlijn Dam - Willemspark werden
gedurende dien tijd ongeveer vervoerd 1,286,562
passagiers, tegen 739,645 in 1894.
Politiek Overzicht.
Gaan wij de politieke gebeurtenissen na,
waardoor elk land op zijn tijd de aandacht
verdient; de redenen die er toe leiden dat
men elkaar den voet dwars zet; de vriend
schappelijke betrekkingen tusschen de ver
schillende mogendheden onderling, waarvan
in elke redevoering, door hooge staatslieden
uitgesproken, uiting wordt gegeven't is
alles gebaseerd op zuiver wel berekend ego
ïsme.
De grabbelaars, die in De Genestets St. Ni-
colaas-avond, elkander de krakelingen voor
den neus weg grissen,'t is afgunst, woe
ker, handel, als in de groote Maatschappij
en de mogendheden kibbelen, schelden, lee-
nen, verkwanselen, vleien elkander als de
zelfde grabbelaars in genoemd gedicht.
Wij zouden slechts kunnen volstaan mot
deze week niets meer te zeggen. Met de ver
melding van enkele politieke gebeurtenissen
kunnen wij kort zijn, want weinig wat inte
ressant kan heeten is voorgevallen. Eene kleine
variatie op een oud thema zou bijv. kunnen
heeten dat het fransche Ministerie is gevallen
naar aanleiding van de interpellatie van den
heer Rouanet over het proces in zake den
Zuid-Ooster-Spoorweg en de daarmede in ver
band staande zaak-Magnier.
Voorts: De toestand op Cuba blijft voor
de Spanjaarden nog altijd even ongunstig.
Tusschen Rusland en China, schijnt
een overeenkomst te bestaan, waardoor het
Chineesche Rijk aan Rusland vele voordeelen
geeft, die het aan andere rijken niet toestaat.
In de eerste plaats krijgt Rusland het recht
zijn vloot te Port Arthur te laten ankeren en
een spoorweg door Mandsjoerije te laten bou
wen van Nestchinsk naar Wladiwostock met
een zijlijn van Tsitsihar naar Port Arthur. De
Chineeschen hebben zich het recht voorbe
houden den spoorweg na twintig jaar tegen
een nader te bepalen prijs over te nemen.
De Britsche Leeuw brult. Japan ziet met
groote verontwaardiging en wraakgierigheid
neer op deze maneuvre, doch Rusland profi
teert.
De Engelsche bladen bevatten den tekst
van het nieuwo decreet, regelende de hervor
mingen, welke in Armenië zullen worden
ingevoerd.
Hoewel nog ongeregeldheden voorkomen zal
toch deze kwestie nu spoedig op den achter
grond treden.
Buitenland.
Frederic Harrison, bekende publicist, hoofd
van de Engelsche postivioten, heeft een reis ge
maakt door Nederland en België. Nu geeft hij
in de Positevist Revieuw een zeer vleiende ge
tuigenis van den toestand in beide landen. On
der meer zegt hij wat zijn onze steden,
Londen niet meegerekend, arm aan karakter,
aan stijl en aan geest, als men ze vergelijken
wil met die van Hollanders. Holland en Belgie
moeten in rang tot de kleine Europeesche sta
ten behooren, maar met hun stadhuizen, hun
paleizen van justitie, hun stations, hun musea,
hun wetenschappelijke en littéraire instituten en
hun hoofdstraten mogen zij gerust genoemd wor
den als men van mooi spreekt, het allereerst
en dan een heele poos wachten eer men de an
dere mag noemen.
De verloving van prins Christiaan Frede-
rik Karei, tweeden zoon van den Deenschen
kroonprins, met zijn nicht prinses Maud van
Wales, verraste niet alleen het Deensche volk,
zoo wordt uit Kopenhagen aan de Kölnische Zei-
tung geschreven, maar ook de leden der konink
lijke familie. Het gerucht had den toekomstigen
troonopvolger aangewezen als de verloofde van
een der Engelsche prinsessen en de naam van
prins Karei werd bijna officieus genoemd in ver
band met dien der jeugdige koningin van Hol
land. Prins Karei, die als tweede luitenant der
marine op de Deensche vloot dient en eerst eenige
weken geleden was teruggekeerd van een tocht
naar IJsland, had voor het vertrek der prinses
van Wales het jawoord zijner nicht gekregen,
onder voorbehoud dat haar ouders er niets tegeu
hadden. Deze kwamen den 27en Oct. te Kopen
hagen, waarop de kroonprins onmiddellijk de ver-
eischte toestemming vroeg en kreeg.
Allerlei.
Zeeziekte.
Hei, zou velen beklagenswaardigen passagiers,
die geen zeereisje kunnen maken, zonder door
bovenstaande ziekte te worden aangetast, zeker
heel aangenaam zjjn, in dit stukje een recept
te vinden van een geneesmiddel of liever nog
Aan een voorbehoedmiddel, dat hen tegen alle
onpasselijkheid vrijwaart. Ongelukkigerwijze
schijnt de natuur voor deze kwaal, eveneens
voor zoo menig andere, geen kruid te hebben
laten wassenen ook de wetenschap heeft nog geen
onfeilbare medicijn gevondon. We kunnen er
alleen een beetje over praten.
Wie worden zeeziek? En wat is zeeziekte?
Vooreerst moet aangemerkt worden, dat er
menschen zijn, die totaal onvatbaar schijnen,
die immuun zjjn, zooals de geleerden dat noemen.
Doch daar tegenover staan ongelukkigen, die
er aan onderhevig zjjn en blijven en geen zee
reisje kunnen maken, zonder een schouwspel te
vertoonen, 't welk maar een zeer vage geljjkenis
heeft met dat van een vuurspuwenden berg
Ja, men beweert zelfs, dat het gezicht van de
zee sommige personen al misseljjk maakt en dat
er zjjn die onpasseljjk worden alleen bjj het
denken aan de golvende oppervlakte in den
trein, die hen naar Vlissingen brengt.
Er zjjn ons groote mannen bekend uit de
geschiedenis, die liever over land reisden en de
grootsten gevaren trotseerden dan een zeereisje
te maken, dat hen blootstelde aan de aanvallen
van deze onaangename, nare ziekte.
De kwellingen van een lijder aan zeeziekte
zjjn dan ook wel groot. De ongelukkigen, die
er door gepjjnigd worden, liggen onbewegeljjk
op het dek, hunne ingewanden worden als ver
scheurd bjj de wanhopige pogingen, die ze doen
om te braken. En ze bljjven daar liggen als
een gevoellooze massa met bleekgroen en ver
wrongen gelaatze hebben noch den lust, noch
de kracht om iets te verrichten. Niet altoos is
echter de toestand zoo erg naar. Terwjjl eenigen
bjjna stikken van benauwdheid, gevoelen ande
ren slechts eene onweerstaanbare neiging tot
braken, waaraan het Toldoen hen zeer verlicht.
Hoe verklaart men nu dit verschjjnsel
De meest aannemeljjke verklaring, is die, welke
de ziekte toeschrijft aan eene verstoring van den
bloedsomloop en in 't bjjzonder van dien in
de hersenen. Tengevolge der afwisselend op-en-
neergaande bewegingen van het lichaam heeft er
een onregelmatige toevoer van bloed naar de
hersenen en de verschillende organen plaats
de werking ervan wordt gewjjzigd en de stoor
nissen in het zenuwstelsel vinden door tus
schenkomst der zeuuwen weer een terugslag op
de ingewanden. Niet alleen de bloedsomloop,
doch ook de spijs vertering en ademhaling raken
in de war en de maag vooral wordt geheel
van streek gebracht. Op den duur gewennen de
hersenen aan die verstoring in den bloeds-
een fijn lachje aan herinnerde dat het tijd werd
van tafel op te staan.
»Gij hebt mij voor den eersten keer in mijn le
ven den tijd doen vergeten, waarde graafsprak
de blinde gravin, zich beleefd voor hem buigende
«beschouw altijd dit resultaat van uw eerste debut
als een gunstig voorteeken voor uw toekomst in
Duitschland.«
«Hoe zeer verheugt mij dit woord uit uwen
mond, mevrouwsedert mijne kinds-heid ben ik
gewoon geweest de gravin Lörach als een voor
beeld van adelijke manieren te hooren prijzen, zoo
dat ik bij het zien van dit kasteel inderdaad niet
in staat was een zekeren angst te onderdrukken.
De gravin was door deze toespeling van den graat
een weinig door schrik bevangen geworden, terwijl
een blos haar anders zoo bleek gelaat voor een
oogenblik bedekte.
«Ik hoop dat graaf Weilburg in de zooveel ver
strooiing aanbiedende atmosferen der Amerikaan-
sche republiek zich zijne Duitsche afkomst steeds
bewust, en in zijn eigen belang een voorstander
van adelijke manieren zal geweest zijn,« zeide de
gravin ernstig.
»Mijn edele vader was mij daarin steeds tot een
schitterend voorbeeld, mevrouw de gravin, en zoude
zeker, ware het hem door den hemel vergund, over
mijn toekomst onbezorgd zijn.cc
Dit zeggende kuste hij nog eenmaal de hand der
blinde vrouw, boog diep en met eerbied voor de
jonge gravin, en verzocht vervolgens zich te mogen
verwijderen, hetwelk hem door de gravin welwil
lend werd toegestaan.
»Een echte cavalier,sprak deze laatste toen de
voetstappen van den graaf niet meer op het kiezel
zand gehoord werden«dubbel eervol voor hem,
die sedert lang slechts republikeinsche lucht heeft
ingeademd.
«Een zeer interessant mensch,® antwoordde
Hildegard, «hoewel zijn persoon mij een onverklaar-
baren afschuw inboezemt.«
«Grillen, kind niets dan meisjesgrillen,zeide
de gravin lachende«uw ijdelheid voelt zich be-
leedigd, wijl een jonge man schoonheid en jeugd
over het hoofd schijnt te zien om den ouderdom
zijne hulde te brengen op mij heeft hij een zeer
gunstigen indruk gemaakt, die, naar mijne over
tuiging, bij een langer verblijf, nog aanmerkelijk
toenemen zal.®
«Of, integendeel, eene andere wending aannemen,
lieve tante,® viel Hilda schalks lachende in.
«Dat vrees ik in 't geheel niet, mijn kinddaar
entegen moet ik het u in uw eigen belang op 't
hart drukken, om graaf von Weilburg, als mijn bi
zonderen protégé, met die voorkomenheid te behan
delen, die hij als afstammeling van een oud ridder
lijk geslacht en den drager v»n een beroemden
naam verdient. Thans echter genoeg hierover, kind
lief. Ik ga naar mijne kamer, waar ge wel zoo goed
zult zijn mij juffrouw Tomsdort te zenden.®
Zij stond op en narn den arm der gravin, om
zich door haar naar hare vertrekken te laten gel
eiden.
»A propos, lieve Hilda, daar ik juist van mijn
gezelschapsjuffrouw sprak,ging de blinde levendig
voort, «moet ik u verzoeken, die persoon niet al te
gemeenzaam te behandelen, Zoo iets past in 't alge
meen niet voor een gravin von Wildenfels, laat
staan voor de achternicht der gravin von Lörach.«
«Maar, beste tarite,« viel Hildegard misnoegd in,
«juffrouw Tomsdorf is toch uiterst beschaafd, en
wat haar karakter betreft.
«Zoo kan dit evenmin als hare buitengewone
beschaving bij haar stand in aanmerking komen,
mijn beste,® viel de blinde gravin haar scherp in
de rede; «haar betrekking van gezelschapsjuffrouw
verwijst haar ten eenenmale tot de klasse der
dienstbaren, en dan betaamt het haren gebiedsters
niet haar een hooger plaats door blijken van onder
scheiding in te ruimen. Zulke personen overschrijden
veel te gaarne de hun aangewezen grenzen.
De jonge gravin zweeg, om de verontwaardiging
harer tante, door voor Muthilde partij te trekken,
niet gaande te makendoch zij was misnoegd en
tegelijk vervuld met een onverklaarbare onrust, bij
de gedachte aan den Amerikaanschen gast; het
was haar alsof deze man op de een of andere wijze
een stoornis in haar levensgeluk teweeg zou bren
gen, tot welk voorgevoel de woorden harer tante
haar ook genoegzaam rechi gaven.
VII.
Terwijl de Amerikaansche gast zijn eerste debat
aan de tafel der blinde gravin'zoo gelukkig gemaakt
had, was Mathilde Tomsdorf bezig geweest de doof
stomme uit het arrest van den kamerdienaar te
bevrijden.
«Laat mij, voor dat ge iets anders met het on
gelukkige kind onderneemt, tot haar gaan,® vroeg
zij den laatste; «ik alleen kan Netje begrijpen en
mijn getuigenis zal en moet daarbij in aanmerking
genomen worden.®
«Zeer verstandig gesproken, juffrouwlachte
Jacques. «Gij, die 't meeste belang hebt bij den
diefstal, kunt volstrekt geen getuigenis afleggen. Met
zulke kunstgrepen laat ik mij niet vangen. Gij hebt
intusschen het lot der kleine padde zoowel als uw
eigen in handen ik geef u één uur bedenktijd, tot
dat de gravin opnieuw uwe diensten behoeft.
Als gij dan besloten zijt de mijne te worden, zijn
beiden ter uwer beschikking, het dagboek en de
kleine, zoo niet, dan zal ik nog heden avond
aan de gravin de zaak ter beslissing overgeven.®