Weekblad voor LANGrEDIJK en Omstreken. Nn. 49. Zondag 8 December 1895. 4e Jaargang. Plaatselijk Nieuws. FEUILLETON. Hoogmoed on Adeltrots. NIEUWE m UMIHMR COUBAMT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post 0O ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: iVoordscliam oude. PRIJS BERApYERTENTIËS: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Proelama tiën. KENNISGEVING. Invoer van VEE in Belgie. De Burgemeester van OUDKARSPEL en NOORDSCHARWOUDE, brengt ter kennisse van het publiek, bij hem ontvangen brief van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie van 3 dezer le afd. No.^^-houdende mededeeling dat in de Staatscourant van 30 No vember 1895, No. 282 opgenomen is een bericht van navolgenden inhoud Ministerie van Buitenlandsche Zaken. In aansluiting aan het bericht omtrent den vee-invoer in België, opgenomen in de Staats courant van 28 dezer, n°. 280, brengt de Mi nister van Buitenlandsche Zaken ter kennis van belanghebbenden, dat blijkens eene beschikking van den Belgischen Minister van Landbouw en Openbare Werken, voorkomende in den Moniteur van 29 November, met ingang van 5 December a. s., tot nader wordt toegestaan de invoer in België per spoor, van rundvee, verzonden uit Nederland en bestemd voor de slachthuizen van Brussel, Cureghem-Anderlecht, Antwerpen, Gent, Luik en Brugge. De invoer zal behooren te geschieden langs een der hieronder genoemde tol- of hulptolkan toren, op de dagen en uren daarbij aangegeven. Na aan de aangewezen kantoren aan een vee- artsenijkundig onderzoek te zjn onderworpen, zullen de dieren worden verzonden naar een der stations Brussel (Zuid), Brussel (West), Cureghem- Anderlecht, Antwerpen, Gent, Luik of Brugge, om van daar uit onder toezicht der plaatseljke politie naar een der bovengemelde abattoirs te worden geleid en er binnen hoogstens drie dagen te worden geslacht. Wat den invoer van schapen betreft, zoo zal, eveneens met ingang van 5 December e. k., de in- en doorvoer dier dieren zjn veroorloofd langs dezelfde tol- en hulptolkantoren en op dezelfde dagen en uren als voor den invoer van rundvee aangewezen. B j aankomst aan die kantoren zullen de scha pen op kosten der invoerders door den veearts worden onderzocht. Bevindt deze de dieren ge zond, dan stelt hj zulks vast door een getuig schrift, dat den eigenaar of begeleider der scha pen wordt ter hand gesteld. De rechtstreeksche doorvoer van schapendoor België, zonder overlading, per spoor, blijft toe gelaten langs alle daarvoor opengestelde kanto ren en is aan geen bjzondere formaliteit van sanitairen aard ontworpen. De in- en doorvoer van varkens, herkomstig uit Nederland, hljft in het algemeen verboden. De rechtstreeksche doorvoer door België, langs den spoorweg, zonder overlading, blijft echter geoorloofd, zonder dat daarvoor eenige bjzondere formaliteit van veterinairen aard wordt vereischt. Ook is de invoer in, en de doorvoer door Bel gië van versch varkensvleesch, herkomstig uit Nederland, met ingang van 5 December e. k. weder toegelaten. Lagen en uren waarop de tolkantoren zullen zijn opengesteld voor den invoer van vee uit Nederland. Namen der tol- en hulp- Dagen en uren van tolkantoren. openstelling. Westcapelle, eiken Dinsdagmorgen op het uur dat de eerste lo- caaltrein passeert. Selzaete (station), eiken Dinsdag van 2 tot 4 uur n.m. Esschen (station), eiken Zondag en eiken Woensdag van Zonsop gang tot zonsondergang. Achel (station), eiken Woensdag en eiken Zaterdag vóór 10 uren 's morgens, op het uur dat de treinen uit Ne derland passeeren. Yisé (station), eiken Dinsdagvoormiddag en eiken Zaterdagna middag, op het uur dat de treinen uit Neder land paseeeren. Noordscharwoude den 6 December 1895. De Burgemeester voornoemd, C. KROON. KENNISGEVING. Invoer van VEE in België. De Burgemeester van ZUIDSCHARWOUDE, brengt ter kennisse van het publiek, bj hem ontvangen brief van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie van 3 dezer, leafd. No. -J302Q houdende mededeeling dat in de Staats courant van 30 November 1895, No. 282 opge nomen is een bericht van navolgenden inhoud Ministerie van Buitenlandsche Zaken. (Zie vervolg vorenstaande kennisgeving.) Zuidscharwoude den 6 December 1895. De Burgemeester voornoemd, J. W. C. KROON. B j de gehoudene kegelwedstr jd, ten huize van den heer D. Stam, te NOORDSCHAR WOUDE, is de le pr., zjnde een gouden re montoir horloge, gewonnen door N. Pronk, te Oud-Karspel, met 73 p.; 2e pr., een staande klok met slagwerk door D. Blom te Noordschar woude, met 71 p.; 3e pr., een Berlin zilveren water- of theeketel met dito lichtje door A. Ta- tes te Noordscharwoude met 70 p. 4e pr., een Berlin zilveren wekker met speelwerk door W. Vrij naar het Duitsch. 40). „De blinde gravin is, zooals ieder weet, buitengewoon wraakzuchtig," ging de graai langzaam voort; „tot nu toe heeft de predikant van Rothensee haar, ge loof ik, nog geen reden tot wraakoefe ning gegeven. De gelegenheid daartoe zou zj echter genoegzaam vinden, zoo dra deze gezelschapsjuffrouw zonder hare bizondere toestemming predikantsvrouw van Rothensee werd. Dat de gravin von Lörach macht genoeg heeft, om haar wraakzucht geheel te bevredigen, zult gj wel niet in twjfel trekken, juffrouw Ehrhart." „Daar komt mjn broeder aan," riep zj, in plaats van op zjn vraag te ant woorden, toen de predikant langzaam met gebogen hoofd den pastorietuin binnen trad. Lachende keek hj op, knikte vrien- deljk tegen zijne zuster en stak den graaf do hand ter begroeting toe. „Heb gj in de wjnbergen uwer aangekomen en er dezer dagen groote feesten op handen zjn." „Ter eere van de gasten?" vroeg de graaf op levendigen toon. „Zeker," knikte de predikant, „hare achternicht, gravin von Wildenfels, zul len ze zeker niet alleen gelden, maar wellicht meer nog zekeren graaf von Weilburg, dio hier uit Amerika moet overgekomen zjn." „Graaf Weilburg zou zich hier be vinden op het kasteel Lörach? Dat is onnn gel jk," riep graaf Ulrich ver wonderd. „Dit zeide de jager mj. Wat vindt gj echter daarin zoo onmogeljk?" De predikant zag zjn vriend verwon derd aan en ook juffrouw Armgard schudde vol verbazing het hoofd. „Maar dat moet een rechte Methuza- lem zjn," ging de graaf in opgewekt heid 'voort. „Zeide de jager dan niets meer van hem, niets van zjnleeftüd?" „Wel zeker," knikte de predikant, „hj dacht zelfs dat de gravin een hu welijk tusschen haar achternicht enden Amerikaan wilde tot stand trachten te brengenverder, dat h j een zeer schoon man was van mjn leeftjd,maar wat scheelt u, mjn vriend voegde hj er bezorgd bj, toen hj zag, dat het gelaat van den graaf doodsbleek werd en hj zich krampachtig aan de leuning der gij meesteres uw preek goed bestudeerd, vriend Reinoudzeide de graaf op eenigszins sarkastiscuen toon, terwijl hj j bank vasthield, hem de hand drukte. „Niets, niets," stamelde deze, terwijl De predikant ging naast hem zitten, hj langzaam met zijne rechterhand nam zjn hoed af, en droogde zjn voor- langs het voorhoofd streek; „gj zoudt hoofd. „Het is zeer wurm aan den Rjn," sprak hj kalm. „Zeker heb ik gestu deerd, doch mjne studie gold heden een arme, verlatene menschenziel." „Daarvoor zjt gj ook herder, en uw ambt brengt mee de verdwaalde en ver loren schapen terecht te brengen," meende de laatste lachende. misschien wel denken, dat het de angst om de erfenis der blinde gravin was, die m j zoo mjne bedaardheid doet ver liezen!" ging hj gedwongen vrooljk voort„geloof dat echter niet, Reinoud Laat zj tot erfgenaam benoemen wien zj wil, dezen herwaarts overge- waaiden graaf Weilburg, aan wien mjne tante zeker al de zonden haror jeugd „De ongelukkige was wel degel jk op wil boeten, of ieder ander, ik bekommer een dwaalweg," antwoordde Ehrhardt er mj niet over. Maar mjn eenig klei- zeer ernstig; „en waarlijk, Ulrich, hetnood, waaraan al mjn levensgeluk ver is niet om er den spot mee te drijven-| bonden is, mag zj mj niet ontrooven, een menschenziel te redden. Doch zwj- of ik verklaar haar den oorlog opleven gen we daarover. Op mjn terugkeer en dood!" hoorde ik van den ouden jager der Hj was bj deze woorden opgespron- gravin, dat er op Lörach gasten zjn gen en had eenige malen haastig onder de linde op en neer geloopen tot groote ver bazing van den dominé en zjn zuster die zich deze plotselinge heftigheid van den anders zoo stillen en bedaarden graaf niet konden verklaren. „Gj ziet mj verwonderd aan," ging hj na een wjle diep zuchtende voort, terwjl hj voor hen staan bleef. „Gj vreest misschien voor mjn verstand? Ach, somtjds ben ik zelf bang het te verliezen. Hoort mj aangj zjt immers de eenigen op de geheele wereld aan wie ik al mjn geheim verdriet kan toe vertrouwen, zonder bang te zjn voor be spotting of om den tuin geleid te wor den." „Arme vriend," antwoordde de predi kant, „wat u ook kwellen moge, troost ten minste zult gj bj ons vinden, op rechte deelneming, zoo niet misschien krachtdadige hulp." H j trok graaf Ulrich weder naast zich op de bank en sloeg als een broeder zyn arm om hem heen. „Welnn, weet dan, dat ik de gravin Wildenfels bemin dat ook zj mj lief heelt, en dat ik geen hoop heb haar ooit de mjne te mogen noemen." .Ach, hoe treurig," klaagde Armgard zacht. Treurig?" zeide graaf Ulrich met een bitter lachje, „waarom niet wanho pig „Neen, mjn vriend, dat is het niet," sprak de predikant bedaard. „Ook niet sedert de komst van den geheimzinnigen Amerikaan vroeg de graaf somber. ,Zeker niet. Heeft de gravin von Lörach iets te zeggen over het hart der gravin von Wildenfels Kan zj uw bruid dwingen, hem, dien zj niet lief heeft, te trouwen." „Ach, Reinoud," zuchtte de graaf, „in zulke dingen zjt gj een kind. Kent gj de geschiedenis van de jengd der blinde gravin P" Neen." .Welnu, zj heeft veel kwaad op haar geweten, dat God met blindheid ge straft heeft. Dit kwade geweten laat haar in eenzame nachten geen rustzj wil in vrede sterven en de schim van zekeren graaf Weilburg weêr verzoe nen daarom is deze Amerikaan op het kasteel Lörach. Zj beschouwt hem als haren zoon en erfgenaam, die de hand harer achternicht verkrjgen zal." „Goed, deze vereeniging moge haar doel zjn, mjn waarde," antwoordde de predikant met onverstoorbare kalmte, „ik kan het niet tegenhouden, doch blijf toch bj mjne bewering, dat uw kleinood niet tegenstaande dat alles nog niet voor u verloren is, indien het maar echt goud of echt edelgesteente en geen schitterend klatergoud is." „Wj zjn beiden arm," mompelde graaf Ulrich. „De armoede is een jze- ren rots, waartegen menige vurige liefde, menige eed verbrijzeld wordt." „Gj gaat te ver, beste vriend," viel de predikant hem bedaard in de rede. „Ik heb beter gedachten van de liefde der gravin von Wildenfels, Ulrich, en ben overtuigd, dat de plannen der gra vin von Lörach tegen dezen rots ver pletterd zullen worden." „Hoe gaarne zoude ik deze overtui ging met u deelen," zuchtte de graaf „maar wj hebben niet alleen met Ilil- degard's liefde, doch ook met andere, helaas zeer machtige factoren te reke nen. Daar hebt ge in de eerste plaats de moeder der gravin, die ongetwijfeld met de blinde gravin onder één dok speelt. Hare met schuld beladen bezit ting vormt een waardig pendant met mjn jachtslot. Wanneer het mj geluk ken kon het hart der blinde gravin te verteederen en erfgenaam van Lörach te worden, dan, maar ook dan eerst, mag ik, na de toestemming harer moe der, hopen de geliefde de mjno te mo gen noemen." „Dat is werkelijk een groote hinder paal, als de liefde, zooals hier, met het vijfde gebod in conflict geraakt," zeide de predikant nadenkende, „Arm kind, hoe zwaar moet zulk een offer z$n." Het zou tenminste een offer zjn, dat zjn belooning in de gedachte aan ver vulden kinderplicht zou moeten vinden," merkte Armgard aan. „Zeker, zeker," riep graaf Ulrich, „en bj deze gedachte zoude men een schit terend leven aan de zjde van een uit Amerika overgekomen graaf Weilburg reeds lichter kunnen dragen." „Ik beklaag de arme gravin, die zulk een zwaren strjd doorworstelen moet," merkte de predikant ernstig aan, „en als gj haar waarlijk lief hebt, Ulrich, waaraan ik niet twjfel, dan kunt en zult gj haar ook dan niet vervloeken als zj in dezen strjd de nederlaag zal 1 jden. Niet iedereen heeft de kracht om zich boven de omstandigheden te ver heffen en den rechten weg altijd te hou den. A propos," wendde hj zich tot zjne zuster, „hebt gj wellichteen klein verbljf over voor een bulpelooze, lieve Armgard Deze keek hem verwonderd aan. „Dat zou wel mogeljk zjn," ant woordde zij haastig; ken ik haar?" „Ja, het is de gezelschapsjuffrouw der blinde gravin." „Reinoudriep de graaf bjna ver schrikt uit, „wilt gj uwe beschermvrouw den handschoen ter uitdaging toewer pen De predikant schudde met het hoofd. „Heeft de gravin haar ontslagen?" vroeg de zuster bezorgd. „Wat is er gebeurd P" „Vraag mj niet verder, kinderen," zeide de predikant, „ik spreek in 't al gemeen slechts over de mogelijkheid van zulk een geval, daar er nog geen bepaalde feiten aanwezig zjn. Als juf frouw Tomsdorf, die door de gravin op de onwaardigste wjze behandeld wordt, de pastorie van Rothensee zou binnen treden om daar bescherming te zoeken tegen wraakzucht en laster, dan zal m j niemand van de slechte gezindheid ver denken haar, ter wille van stoffeljke belangen, van mjn drempel te verstoo- ten. Overigens wil ik morgen zelf naar de gravin gaan, om mj overeenkomstig mjn plicht do verdrukte aan te trekken." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1895 | | pagina 1