„Nieuwe
Langedijker Courant", van Zondag 15 December 1895.
BRIEVEN" UIT BEU HELBER,
ÏVa den storm.
Omtrent het vergaan van het Duitsche schip
Libertas bij Callantsoog, wordt gemeld, dat de
reddingboot wel in zee ging en de hulp zeer
dicht bij kwam, maar dat de boot het schip niet
kon naderen, en de nog aan boord zijnde beman
ning voor de oogen der redders den dood vond.
Slechts twee man ontkwamen aan het graf in
de golven. Alleen de timmerman W. Siewert en
ie matroos F. Beese wisten zich te redden.
Siewert, die niet kon zwemmen, mocht er in
slagen eenige duigen onder de armen te krijgen,
waarop hij boven water bleef, en, na eenigen
tijd te hebben rondgedreven, op het strand werd
geworpen. Toen hij eenmaal grond onder zijne
voeten voelde, liep hij het strand over en klauterde
hij de duinen op. Een klein lichtje schemerde
op eenigen afstandhij liep daarop toe en be
reikte gelukkig eene boerenwoning, waar hij
gastvrij ontvangen en van droge kleeren voorzien
werd.
Terwijl hij zich bij de kachel zat te warmen,
werd een half uur later opnieuw aan de deur
der woning geklopt. "Weder werd opengedaan,
en Beese stapte druipnat binnen. De ontmoeting
tusschen de beide schipbreukelingen moet aller
treffendst geweest zijn; ieder van lien had ge
dacht de eenig overgeblevene der bemanning
van de Libertas te zijn, en men kan zich dus
hunne ontroering voorstellen hij het weerzien
van een doodgewaanden lotgenoot.
Yan zes der omgekomenen zijn de lijken reeds
aangespoeldook dat van den kapitein.
Dat bij al het leed dat geleden werd ook velen
een blijde verrassing te beurt valt, laat zich
denken. Yan tal van schepen die op de thuis
reis waren, is reeds kort bericht ingekomen, dat
zij het in den storm hebben uitgehouden, gespaard
bleven, of in een behouden haven, uren ver uit
de koers, zijn aangeland.
In den avond van den 8 dezer brandde
te Ilcerliugowaanl, de boerenhofstede „de Witte
Koe", toebehoorende aan den heer J. Gelder,
Alkmaar, door onbekende oorzaak af. Het vee
van den bewoner P. Ursem, uitgezonderd een
kalf, dat verbrandde, kon gered worden. Overi
gens niets
Er zal voorloopig nog geen gebrek ontstaan
aan geneesheeren en advocaten. Alleen aan de
uiniversiteit te LEIDEN" studeeren 374 medici
en 358 juristen.
Donderdag had te Schagen de aanbe
steding plaats der marktgelden voor 1896. Ver
pacht werden aan K. Snaas de marktgelden voor
paarden en runderen voor ƒ801aan C. de Jongh
die voor schapen en lammeren voor ƒ330; aan
L. Hornong die voor varkens en biggen voor
ƒ122; aan S. van Scheijen die voor konijnen
en gevogelte voor 10. De opbrengst der schapen
hokken werd verpacht aan C. de Jongh voor
432. Het geheele bedrag der marktgelden
bedraagt alzoo ƒ1695, d.i. p.m. 300 meer dan
in 1895.
Be moord te Rotterdam.
Aan de Ams. Ct. werd gister-avond uit Rotter
dam geseind
„Uit het onderzoek der justitie is gebleken,
dat Hoogsteden en diens zwager Yan Berkel de
daders zijn van den bekenden diefstal bij den
heer Wotki.
Samen zouden zij ƒ9000 deelen, maar Hoog
steden behield dat geld voor zich alleen.
Van Berkel heeft daarop uit wraak het kind
van Hoogteden vermoord.
Van Berkel's vrouw, Catharina Maria Hoog
steden, is volgens het getuigenis van den wagen
verhuurder medeplichtig gebleken, maar heeft
nog niet bekend."
Aan het Leidsche Bagbl. werd gemeld, dat in
het huis van Yan Berkel huiszoeking was gedaan
en dat Chatarina Maria Hoogsteden, de vrouw
van Yan Berkel gearresteerd is. Dit laatste werd
ook door het Rott. Nieuwsbl. gemeld.
De Tel. heeft gister-avond naar aanleiding dezer
berichten, haren correspondent te Rotterdam
boot, die langzaam naar dezen oever heenvoer en
thans in eene kleine bocht landde.
Twee personen zaten er in, de schipper en, naar
het scheen, een vrouwelijke ge- stalte, die de boot
verliet en na weinige oogenblikken achter de wijn
bergen verdwenen was.
Dit kleine, geheimzinnige avontuur wekte op zon
derlinge wijze de belangstelling van den graaf op
en leidde zijne gedachten af van zijne even pijnlijke
als treurige herinneringen. Een onoverwinnelijke
lust drong hem het spoor der gestalte die de boot
verlaten had, te volgenzijn dichterlijke natuur
omhulde ze met een romantisch waas, hetgeen
in zulk een stemming, tijd en omgeving zeker
zeer natuurlijk moet schijnen.
Ginds in de stille pastorie te Rothensee had hij
geen rust gevonden hij moest naar buiten in [de
vrije lucht, naar buiten in den betooverenden nacht,
die geheimzinnig den storm in zijn binnenste tot
bedaren bracht en zacht zijn onzichtbare hand
op zijn gloeiend voorhoofd legde. Hij moest naar
buiten om in het gezicht van die muren, die zijn
voorvaderen opgebouwd hadden, waaruit de laatste,
wettige afstammeling verdreven was door een vrouw
met een duivelennatuur, zijn moed te versterken
tot den strijd om het hoogste goed zijns levens,
dat daar binnen berustte onder de noodlottige
macht van deze blinde en toch zoo gevaarlijke, zoo
machtige vrouw.
Zijn instinct, dat hem altijd ten goede geleid
had, had hem met betrekking tot den zoo plotse
ling op het tooneel verschenen Amerikaan, die
zich graaf Weilburg noemde, ook thans niet bedro
gen, en dit instinct zeide hem ook op dit oogen-
blik, dat deze geheimzinnige figuur op de een of
andere wjjze met de bewoners van het kasteel
Lörach in betrekking moest staan.
Nauwkeurig bekend met den geheelen omtrek,
snelde h(j zonder gedruisch voorwaartsmaar hoe
oplettend hij ook rondwaarde en luisterde, er was
niets te zien, de gedaante scheen als in den grond
verdwenen te zijn. Zonder gerucht te maken, wan
delde hij de muren van het park rond, zich in de
schaduw der linden verscholen houdende. Plotseling
stond hij stil, hij verbeelde zich zacht fluisterende
stemmen te hooren. Met ingehouden adem boog hij
zich voorover om te luisteren oneens met zich zelf
of hij zich al dan niet dichter bij den muur zoude
wagen, zonder gevaar van ontdekt te worden.
(Wordt vervolgd.)
inlichtingen gevraagd. Hij zond het volgende
telegram
Van Berkel wordt verdacht van den diefstal
bij Wotki, daar hij te Hamburg effecten heeft
gewisseld. Ook wordt verband gezocht tusschen
den moord en een diefstal eenig jaren geleden
in een pand aan de Kruiskade gepleegd.
De vrouw van Yan Berkel is niet gearresteerd.
Aan de Handelskade te Amsterdam zijn
Woensdag door de ambtenaren der belastingen
in beslag genomen 1000 kilo geraffineerde sui
ker, welke men had gepoogd frauduleus in te
voeren, waartoe men ze had verborgen in 10
vaten, in elk vat een zak van 100 kilo en deze
ompakt met soda. De tien vaten waren als soda
vrij van inkomende rechten aangegeven.
De accijns op de suiker bedraagt f 27 per 100
KG., zoodat men heeft getracht f 270 te ontduiken.
De boete op deze overtreding is de tiendub
bele accijns met verbeurte van de aangehaalde
suiker en emballage.
De vaten waren ingevoerd door een stoomschip
uit Londen.
IJMUIDEN.
Een onbekend heer deed Zondagmiddag onder
zoek met hoeveel personen de reddingboot bemand
was geweest en toen men medegedeeld had van
elf stelde hij den schipper dier boot 55 ter hand,
dus 5 voor eiken man.
Op hun trouwdag.
Zaterdag jl. traden te 's-Hertogenbosch een
jongen van 17 jaar en een meisje van 23 jaar
met elkander in het huwelijk, en aan den avond
van dienzelfden dag werden beiden gearresteerd
en naar de gevangenis getransporteerd, omdat zij
beiden nog een vonnis hadden te ondergaan.
Keu St. Nicolaasgrap.
Iemand te Groningen, groot liefhebber van
kippen, bezat vier gelijken en had meermalen
den wensch te kennen gegeven er gaarne nog
twee gelijken bij te willen hebben. Op den
St. Nieolaasavond wordt er aangebeld en in een
mand, waarin men kippen vervoert zaten twee
prachtige kippen, precies als die, welke genoemde
heer in zijn hok had. Men kan zich de vreugde
voorstellen van den kippenliefhebber. De knecht
wordt geroepen en hem wordt besteld de kippen
in het hok te doen. Des anderen daags, 's mor
gens al vroeg, gaat de heer naar het hok om
de ontvangen hoenders te bewonderenmaar hij
telt er tot zjjn groote verbazing, slechts vier.
Dadelijk wordt nu de knecht geroepen hoe dit
toch wel mogelijk kan zijn. Deze, die van de
zaak alles af wist, vertelde nu met het leukst,
gezicht van de wereld, dat een vriend van mijn
heer hem daags voor St. Nicolaas had verzocht
of hij niet kon zorgen, dat hij twee van die
kippen voor een korten tijd in zijn bezit kon krij
gen. Hjj stond er voor in, dat mijnheer ze terug
kreeg. Zoo gezegd, zoo gedaan. De knecht liet
zich overhalen, en de aardigheid gelukte volkomen.
Tot afgevaardigde ter algemeene vergade
ring van den Bond van Ncderl. onderwijzers, dit
jaar te Zwolle te houden, is door de afdeeling
Schagen en omstreken benoemd de heer M. Vis
ser. Tot afgevaardige ter algemeene vergadering
van de gewestelijke vereeniging van hetNederl.
Onderw. genootschap is door de afdeeling Scha
gen benoemd de heer Holle van Haringhuizen.
-- De voet van de duinen ten noorden van
Petten is gedeeltelijk weggeslagen, en op ééne
plaats (bij kilometerpaal 17) is de buitenste rij
duinen doorgebroken.
De vermiste meisjes.
Door tusschenkomst van de politie zijn Gijs-
berta en Dirkje Floor, wier opsporing door den
commissaris van politie in de Ferdinand Bolstraat
werd verzocht weder bij de ouders teruggebracht.
Weer een kinderdief
De P. G. Crt. meldt het volgende
Een poging tot het met geweld ontvoeren van
een kind is te Winschoten gelukkig verijdeld.
Maandag namiddag, tegen zes uur, zou het zeven
jarig zoontje van den timmerman Joh. de Vries in
den Molenhorn eene achterbuurt aldaar
in gezelschap van twee meisjes naar een apo
theker gaan, om medicijnen voor een ziek zusje
te halen. Op korten alstand van de ouder
lijke woning werd het drietal, langs een heg
gaande, door een man met langen baard, en ge
kleed met hoed en overjas aangevallen. De tien
jarige meisjes konden zich losrukken en vluchten
naar huis terug.
Voor nog de vader den onbekenden onverlaat
kon achtervolgen, had deze het jongetje reeds
een eindweegs meegesleept en het kind met ge
weld, door het aan de ooren te trekken en te
slaan, losgerukt van een hek waaraan 't kind
zich trachtte vast te houden. Terwijl bij 't kind
voortduwde dat steeds om moeder en vader riep,
naderde gelukkig toevallig een pakhuisknecht
met eene kar. Dientengevolge liet de booswicht
het kiud los, dat fluks aan de andere zijde der
kar liep, terwijl de lummel het hazenpad koos.
Hoewel toen ook juist de vader van het kind
naderde, luid roepende naar zijn zoontje, dat nu
op vader toeschoot, kon men den vluchteling,
daar men juist op een kruispunt van wegen en
stegen was, helaas, niet meer achterhalen. Dezen
morgen vermoedden de maréchaussees den da
der te hebben, doch 't jongentje herkende in hem
niet den onverlaat, die 't kind had trachten te
ontvoeren, zoodat de politie, zeer waarschijnlijk
te vergeefs, nog naar den booswicht zoekt.
SCHRIK VOOR DEN MOORDENAAR.
Op het Hooge Zand onder Numansdorp heeft
zich dezer dagen het volgende geval voorgedaan
Een reiziger, die daar des avonds langs kwam
en er den weg niet goed wist, besloot een woning
binnen te gaan. Daar vond hij een vrouw met
een kind. Nauwelijks had zjj hem echter bemerkt,
of zij begon uit alle macht te schreeuwen
„Help, helpde moordenaarHij wil mijn arm
kind vermoorden! Help! help! Mijn kind, mijn
kindEn of hij haar al aan het verstand trachtte
te brengen, dat zij zich vergiste, het mocht niet
baten. Hij was en bleef voor haar de beruchte
moordenaar. Begrijpende dat langer te blijven
voor hem noodlottige gevolgen kon hebben, koos
hij de wijste partij en maakte zich uit de voeten.
ONZE WETGEVENDE MACHT.
Het Vrijdag j.l. door de Tweede Kamer ge
nomen besluit, tot goedkeuring van het voor
stel van den minister van justitie om aan zijn
departement een ambtenaar te benoemen die
uitsluitend zal belast zijn met de voorbereiding
van in te dienen wetsontwerpen, wordt door
verscheiden bladen toegejuicht.
Het „Utr. Dagblad" heeft zelfs de hoop uit
gesproken, dat het hierbij niet zal blijven, maar
dat deze speciale ambtenaar op den duur de kern
worde van een heele organisatie. Do schr. brengt
in herinnering, hoe prof. Opzoomer reeds voor
lang heeft aangedrongen op de vorming van eene
cqmmissie, belast met het ontwerpen en onder
zoeken van wetten, en hoe deze uitnemende
jurist den Hoogen Raad voor dien werkkring
wilde zien aangewezen.
Het „Huisgezin", dat het denkbeeld van prof.
Opzoomer ook niet zoo verwerpelijk schijnt te
vinden, zegt o. m.
„Alzoo is dan uitgemaakt, dat aan het de
partement van Justitie een bekwaam wetten-
maker voor vast werk zal worden aangesteld,
zoodat wij ons vleien kunnen, dat de wetsont
werpen, van Regeering8wege ingediend, er in
't vervolg wat ooglijker zullen uitzien, dan dit
in den regel het geval is.
Over het algemeed munten onze Nederland-
sche wetten, en de juridische in 't bijzonder,
niet uit door keurige samenstelling, eenvoud
en helderheid van uitdrukkmg of onderlinge
harmonie. Een knap man in dat vak kan
zich dus aan het departement van Justie wel
verdienstelijk maken.
Ook de „Tijd" heeft er dezer dagen op ge
wezen, dat de manier waarop onze wetten in
den laatsten tijd tot stand komen, allesbehalve
bevorderlijk is voor hare deugdelijkheid. De
wetsontwerpen, door de Regeering ingediend,
worden tegenwoordig onder de behandeling dei-
Kamer tot onherkenbaar wordens toe verhaspeld.
Kamerleden van alle mogelijke kleur weten er
wat aan te verbeteren, hier wat in te lasschen,
daar wat uit te laten, en dikwijls zegt de
„Tijd" komen zij zoo onverwacht en ondoor
dacht met hun amendementen uit den hoek, dat
noch de Regeering noch deKamer eigenlij k
tijd heeft om zich van de draagwijdte der
voorgestelde wijziging een helder denkbeeld te
maken. Het gevolg is, dat ten slotte de wet een
allerwonderlijkst product van tegenstrijdigheden
wordt.
XI.
In gedachten druk ik U allen de hand, geachte
lezeressen en lezers en dat is U tevens een be
wijs dat ik weer present ben en de pen heb op
gevat om weer te geven wat ik zoo nu en dan
heb opgemerkt. Met genoegen mocht ik verne
men dat hetgeen ik in vorige brieven onder uwe
aandacht bracht, door u welkom werd ontvan
gen. Hierdoor aangespoord wensch ik dan ook
op den ingeslagen weg voort te gaan.
Allereerst wil ik dan vermelden dat onze bur
gemeester dood is. Dat klinkt misschien wel wat
plat, maar het is de zuivere waarheid. Sedert
1888 heeft hij tot bijna aan zijn dood toe zijn
veelomvattenden arbeid met nauwgezetheid waar
genomen en was bovendien nog lid van de
Prov. Staten van Noord-Holland en hoofingeland
van den Anna Paulownapolder. In September
van het vorig jaar werd hij benoemd tot ridder
in de orde van Oranje Nassau.
Meer zal ik van den overledene maar niet
zeggen. Alleen wil ik de liefhebbers van zoo'n
burgemeesters-baantje er even aan herinneren
dat een burgemeester moet zijn, zoo lang's towels
belang dat niet anders vordert, ingezetene der
gemeente.
Zoo sprekende over 's lands belang, denk ik
onwillekeurig aan een ander zaakje dat mjjns
inziens wel degelijk het geheele land aangaat
maar door de Regeering naar de Prov. Staten
of naar een ander wordt geëndosseerd. Ik bedoel
de zeewering bij Callantsoog.
Als ik bedenk dat jaarlijks millioenen guldens
door de ingezetenen van het geheele land wor
den geofferd tot het onderhouden en aanleggen
van levende en doode strijdkrachten om een mo
gelijk komenden vijand te bestrijden en ik daarbij
de volle overtuiging heb dat elk deel van ons
vaderland door de regeering tegen welken vij
and ook moet worden verdedigd, dan doet het
mij leed te moeten opmerken dat ten aanzien
van een vijand, die er is, juist het tegenover
gestelde schijnt te worden gehandeld. Met die
vijand bedoel ik de zee. 't Is niet een vijand,
die ons plotseling heeft overrompeld, maar 't is
een ez/vijand, waarmede reeds onze vroegste
voorvaderen hebben geworsteld.
Waar nu het verdedigen van Neêrlands bodem
tegen een militairen vijand een lands belang is,
daar is het evenzoo, waar het een vijand als de
zee geldt, een landsbelang, en vind ik het on
verantwoordelijk dat de regeering niet met kracht
tegen dien vijand optreedt. Dit wilde ik maar
even zeggen.
't Was anders weer bar in de laatste dagen.
Ofschoon de hoogste waterstand bij dien van den
vorigen winter nog een halven meter verschilde
en ook de druk van den wind niet zóó hevig
was, heeft het ook hier weer knap gespookt.
„De een z'n dood is een ander z'n brood" zegt
een spreekwoord en 't is vaak maar al te waar.
Onze visschers en vletterlieden hebben door het
slechte weer in hun beroep niets kunnen ver
dienen doch maar al te goed wetende, dat er
bij slecht weer wat te strandjutten valt, staken
zij, in oliepak en zuidwester gehuld, met hunne
notendoppen in zee om te zien of er wat op
stroom dreef. Zoo werden door hen eenige bal
ken en paar vaten wijn en wat scheepshout aan
gebracht en bij den strandvonder aangegeven. Of
er niets werd achtergehouden Neen hoor
Onze vletterlieden zijn eerlijke strandjutters, en
't is hun niet zoo heel kwalijk te nemen dat zij
zeggen „als de schepen toch moeten stranden
laten ze dan maar stranden op onze stranden."
Terwijl Zondagmorgen hagelslag en stormvla
gen elk gewoon sterveling eenig gezicht op de
zee onmogelijk maakten, ontdekten een onzer
zeerobben even boven het fort „de Harsens" een
drijvend voorwerp van zonderlingen vorm. Na
een oogenblik overleg met een paar zijner mak
kers, werd spoedig een vlet bemand en stevende
deze op het voorwerp af. Van den wal af kon
men zien hoe een drenkeling, vastgebonden aan
een stuk hout, werd binnen boord gehaald en
toen ijlings naar den wal werd geroeid. Aan wal
gebracht bleken de levensgeesten nog niet ge
heel geweken te zijn, waarop de bekende voor
schriften werden toegepast, 't Mocht evenwel niet
buten na nog even met brekende oogen in 't
ronde te hebben gestaard gaf hij den geest. Naai
de kenteekenen was de ongelukkige een Fransch-
man naar schatting 24 k 26 jaren oud. Zijn lijk
werd naar het Marinehospitaal gebracht en is
van daar begraven.
Met dat al hebben wij met de St. Nicolaas-
dagen betrekkelijk nogal goed weer gehad. Reeds
Zondags waren velen ft?)7dustigen, ook van bui
ten, op de been, maar over de kooplustigen zijn
de meeste neringdoenden nu juist niet bijster
best tevreden. Do winkels van koek en kinder
speelgoed hadden het druk, maar de neringdoen
den klagen om het hardst. De concurrentie is
ook zoo groot en dan weten de winkeliers zelfs
de onmogelijkste dingen als practische, degelijke
of doelmatige St. Nicolaas-Cadeaux aan te prij
zen. Zelfs stond in een der bladen een annonce
van jachtwater dat onmiddellijk alle hoofdonrein
dood, waarboven „St. Nicolaas-Cadeau En wcr
kelijk zijn een zestal flacons al zoodanig verkocht.
Soms moet men er zich over verwonderen hoe
onoordeelkundig enkele menschen hun geld be
steden. Zoo heb ik gezien hoe voor een knaapje
van vier jaren een boek werd gekocht van 60
bladzijden druks en voor een kind beneden het
jaar 12 prenteboekjes.
Van surprices en verrassingen is mij niet veel
ter oore gekomen.
Een staaltje moet ik echter over vertellen.
Een paar flinke kerels torschten op St. Nieo
laasavond een mand, die naar zwaarte en omvang
te oordeelen goed gevuld was en welks inhoud,
door zakkendoek gedekt, boven den mand uitstak.
Voor een der netste huizen werd halt gehouden
en daar aangebeld; de meid deed open en de
mand werd in den gang gezet, waarop de bren
gers met de woorden „dat is voor Kaatje" weer
heen gingen, 't Was Kaatje zelf, die de mand
had aangenomen en daar mijnheer en mevrouw
uit waren, wilde zij, voor die thuis kwamen,
spoedig de mand uitpakken. Fluks beproefde zij
den mand naar de keuken te sleepen, maar dat
ging haar krachten te boven, daarom maakte
een schaar spoedig het bedeksel los en stond
weldra een knappe marinematroos in levenden
lijve rechtop in den mand. Met een klein gilletje
stoof Kaatje achteruit, maar de schrik was nogal
niet hevig, want het was haar bloedeigen vrijer.
Wat er meer gebeurt is, weet ik niet, maar
dat weet ik wel dat het geheele cadeau met
mand en al reeds de deur uit was toen mijnheer
en mevrouw thuis kwamen.
Gelijk op alle andere plaateen zijn onze in
woners voor het meerendeel ook dubbeltjesgek.
't Was nog niet zoo heel lang bekend, dat de
justitie voor het ontdekken van den kindermoor
denaar uit Rotterdam f 1000 had uitgeloofd, of
een onzer kasteleins bij het station meende dat
daghuurtje eens gauw te kunnen verdienen. Even
na aankomst van den trein kwam een persoon
de gelagkamer binnen en commandeerde wat te
eten, maar wat gauw, want hij kwam heel van
Rotterdam en had een verdhonger en niet
veel tijd. Een en ander kwam de kastelein ver
dacht voor, het signalement leek nou wel niet
precies, maar met een portret en een levend
mensch kan men zich nog wel vergissen. Per
telefoon werd de politie ontboden en weldra
onderging de man een verhoor bij meheertje,
en werd hem tot nader order verboden do ge
meente te verlaten. Telegrafische correspondentie
met Rotterdam deed spoedig blijken, dat hij met
den moord niets te maken had en werd hem
ook weer de volle vrijheid gegeven.
Aan het slot van dezen brief wil ik er nog
even op wijzen dat men tegenwoordig niet te
voorzichtig kan zijn met papieren geld. Op een
der voornaamste kassiers- en wisselkantoren hier,
is iemand, die dagelijks duizenden door zijn vin
gers laat glippen, beet genomen met een valsch
bankbiljet van 100 gulden. Als nu iemand, die
het moest kunnen ruiken als er valsch geld in
huis is, er inloopt, mag een mensch, die tegen
woordig blij is als hij zoo'n bedrag eens mag
zien, wel dubbel oppassen.
Politiek Overzicht.
Turkije. Profeten zijn er altijd geweest.
Doch een profeet, die geheel Europa door den
tijd zag vervormd, zoo een hebben we er nog
maar één gehad in den heer Bois ie Comte.
Dit alles komt aan het licht nu de Oostersche
kwestie nog steeds niet is opgelost. Wel heeft
de Sultan dan eindelijk toegestaan den eisch
der mogendheden om nog een schip door de
Darnadellen bij hun wachtschepen te voegen,
doch al is hiermede voldaan aan den wensch
der zes groote mogendheden, daarom is de
Armenische kwestie nog niet uit de wereld.
In de „Figaro" wordt de vraag gesteld of
in de tegenwoordige omstandigheden het Ot-
tomaansche rijk werkelijk op het spel staat?
Om deze vraag te beantwoorden moet men
wel terdege met de geschiedenis zijn bekend,
en dan ziet men op het eerste gezicht dat het
Ottomaansche keizerrijk driemaal van 1829 tot
op dezen dag in zijn bestaan is bedreigd.
De tweede en derde maal kreeg het hulp
van Europa; maar de eerste maal, toen Rus
land na een schitterende campagne de handen
vrij had om zijn leger voort te schuiven tot
aan Constantinopel, is het Ottomaansche rijk
voor zijn val en zijn verbrokkeling bewaard
door de edelmoedigheid van zijn overwinnaar.
Deze edelmoedigheid geleek een „coup de the
atre." In de kanselarijen was men er op voor
bereid, de Russen naar den Bosphorus te zien
trekken, men had zelfs reeds een plan opge
maakt voor de verdeeling van Turkije.
Maar nu de profetie, die toch op heden is