NIB ÜWE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 51.
Zondag 22 December 1895.
4e Jaargang.
Plaatselijk Nieuws.
Kunstmeststoffen en Groententeelt,
FEUILLETON.
Hoogmoed en Adeltrots.
LMGEBI
courant.
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 et., franco p. post 0O ct.
UITGEVER:
J. H. KEIZER.
BUREEL:
Afoordscliarwoude.
PRIJS DERA DVERTENTIÉNs
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
Destijds opperden wij de vraag of het niet
wenschelijk ware dat ook op Langedijk proe
ven werden genomen met kunstmest.
Die vraag vloeide voort uit een bericht dat
vele landbouwers uit „De Streek" reeds kunst
meststoffen gebruikten om den grond meer
productief te maken.
Doch de uitkomsten waren nog niet bewe
zen maar wel was men algemeen doordron
gen van het feit dat men niet mocht achter
blijven met het nemen van proeven.
Maar ook op Langedijk dacht men er zoo
over en was men de meening toegedaan de uit
werking van kunstmeststoffen na te gaan en
bemeste gronden te vergelijken met onbemeste.
Door sommige landbouwers, de heeren J.
Slotemaker, C. Slotemaker en K. Opperdoes
werden dit jaar proeven genomen, en den
uitslag medegedeeld in eene vergadering der
afdeeling Langedijk van de Holl. Mij. van
Landbouw.
Wij woonden de vergadering echter niet bij,
doch hebben het te danken aan de welwil
lendheid der drie proefnomers die, opdat de
uitslag in wijder kring bekend worde gemaakt,
ons hun resultaten mededeelden.
I. Proefveld aangelegd door J. Slotemaker.
Wortelen. Den 22 April werdon twee
akkertjes, bestemd voor wortelenteelt, bemest,
waartusschen een akker lag, die onbemest
bleef om het verschil des te beter te doen
uitkomen.
Dë eerste akker werd bemest met Super-
phosphaat en Chilisalpeterde derde akker
met Superphosphaat en Zwavelzure Ammoniak.
Den 23 April werd het zaad den akker toe
vertrouwd.
Over het geheele proefveld bleken de wor
telen veel te dun op te komen als een gevolg
van slecht zaad. De gelegenheid .om te zaaien
was zoo gunstig mogelijk. In het begin was
er in het gewas over het geheele proefveld
geen verschil op te merken; later bleek het,
dat die akkers, welke bemest waren, groener
en frisscher uitkwamen dan den onbemesten
akker. De uitkomst daarentegen was ver van
bevredigend, daar op den eersten akker, bemest
met Superphosphaat en Chilisalpeter 843bos;
op den onbemesten akker 836 bos en op den
3en akker, bemest met Superphosphaat en
Zwavelzure Ammoniak, slechts 772 bos wor
telen werdeu geoogst.
Bieten. Op den 4en Mei werd het
proefveld No. 1 met Superphosphaat en 6 kilo.
ChilisalpeterNo. 3 met Superphosphaat en
Zwavelzure Ammoniak bemest terwijl op den
zelfden dag het zaad werd gezaaid. Onder zeer
ongunstige omstandigheden echter.
Door den sterken wind kon de kunstmest
niet eerder worden uitgestrooid, zoodat, toen
het oogenblik gunstig was, het bemesten en
zaaien op één dag moesten geschieden daar het
zaad intusscnen zéér was begonnen te ont
kiemen.
Twee zeer koude nachten volgden na den
.■dag van zaaien, tengevolge waarvan de bieten
ook veel te dun stonden.
Op den 9en Juli werd op proefveld No. 1
<le andere helft Chilisalpeter uitgestrooid, doch
zonder goeden uitslag, zoodat het verschil tus-
ischen de bemeste en onbemeste akkers, be
stemd voor bietenteelt, niet merkbaar was.
II. Proefveld aangelegd door K. Opperdoes.
Bloemkool.
No. 1. Modderbemesting gaf matig goeda
bloemkool.
No. 2. Van den akker bemest met Super
phosphaatChilisapeter en Modder is
zeer goede en vooral mooie bloemkool
No. 3. De onbemeste akker gaf goede bloem
kool.
No. 4. Het resultaat der bemesting met Su
perphosphaat en Chilisalpeterwas
schitterend. Deze bemesting leverde
zware en prachtige witte bloemkool.
No. 5. Bemesting met Superphosphaat en Zwa
velzure Ammoniak loonde de moeite
met zware bloemkool.
De nawerking der verschillende kunstmest
stoffen op de zoogenaamste „doorzetters",
groene Savoijekool, geteeld op dezelfde akkers
is als volgt
No. 1. Groote soort 154 stuks wegende 616 KG.
Kleine 70 175
Tez. 791 KG.
No. 2. Groote soort 323 stuks wegende 1377 KG.
Kleine 125 344
Tez. 1721 KG.
No. 3.. Groote soort 43stuks wegende 160 KG.
Kleine 181 407
Tez. 567 KG.
No. 4. Groote soort 292 stuks wegende 1168 KG.
Kleine 132 350
Tez. 1518 KG.
No. 5. Groote soort 1280 stuks wegende 1120KG.
Kleine 144 360
Tez. 1480KG.
De volgende week hopen wij den uitslag
medetedeelen van de proeven genomen door
den heer C. Slotemaker daar ons heden daar
voor de plaats ontbreekt,terwijl wij dan tevens
zullen wijzen op bijkomende omstandigheden,
waarmede wel degelijk, volgens proefnemers,
rekening moet worden gehouden, terwijl te
vens eenige opmerkingen over bemesting met
kunstmeststoffen zullen volgen.
Vrij naar het Duitsch.
42).
Hij had zich dezen keer niet vergist
duidelijk drong het gesmoorde geluid eener
menschenstern tot hem door, afkomstig
van iemand die zich aan gene zijde van
den muur, dus binnen het park zelf be
vinden moest. Wie mochten liet zijn die
om middernacht op zoo geheimzinnige wijze
een samenkomst hadden
Plotseling hoorde hij een half onderdruk
ten kreet om hulp. Zonder zich te beden
ken, was hij met één sprong bij den muur
van het park, stiet de zich daar bevindende,
slechts op een kier staande deur open en
riep met krachtige stem
»Wat gebeurt hier?"
Een oogenblik was alles stilde duis
ternis, die onder het dichte loot der hoo
rnen heerschte, veroorloofde den kloeken
jongen man niet den toestand van zaken
dadelijk te erkennenslechts een fllauw
krampachtig steunen verried hem de plaats,
waar misschien op hetzelfde oogenblik een
misdaad gepleegd werd.
Haastig trad Hij naderbij, ofschoon hij
geheel ongewapend was, ja zelfs niet eens
een stok bij zich had. Plotseling kraakte
het kreupelhout, dat den weg omzoomde,
alsof er vluchtend wild door heendrong
waarschijnlijk wilde de vluchteling zijn
weg over den muur nemen. ?>Halt, halt
riep de graaf, hein bliksemsnel nasprin-
gende, maar op hetzelfde oogenblik tui
melde hij met een doffen kreet achterover
en viel in onmacht ter aarde.
Een stilte van eenige minuten volgde
op deze huiveririgwekkenden aanval, daarna
kraakte het weer in het kreupelhouteen
man trad er uit te voorschijn, ontstak
door middel van eenig vuurwerk een zwa
velstok en onderzocht daarmede den in
onmacht gevallene, van wien hij zich schou
derophalend afkeerde, evenals van een
tweede gestalte, dat roerloos opdengronrd
lag. De man, wiens gelaat door een dun
masker bedekt was en die zich, niettegen
staande den zoelen zomernacht, in een
langen, zwarten mantel gewikkeld had,
knikte tevreden en verdween daarop onder
de boomen.
De sterren verbleekten aan hetfirmament,
de maan maakte plaats voor de opgaande
j zon, en schitterend kusten hare eerste
i stralen de vochtige grashalmen. Zacht tril-
i den de golven van den Rijn door de warme,
j zonnige omarmingen wiegden een schipper,
die in zijne boot ingesluimerd was. Toen
de zon haren eersten, vurigen kus ook op
zijn voorhoofd drukte, sprong hij verschrikt
op, zoodat de golven hem plaagziek haren
morgengroet in het gelaat wierpen. Hij
stond op, wreef zich de oogen uit en zag
toen verwonderd rondom zich. Langzamer
hand begon hij zich te bezinnen, dat hij
des nachts een vreemdelinge, die hij sedert
den vorigen dag gehuisvest had, hier aan
wal had gebracht, dat hij op haar had
moeten wachten, en onderwijl in slaap
geraakt moest zijn.
De vreemdelinge was derhalve niet terug
gekeerd, anders had zij hem toch in elk
geval gewekt. Eene vreesolijke angst over
viel hem, en na eenig nadenken sprong
hij aan den oever, om eens naar haar uit
te zien. Reeds dadelijk was zij hem even
als zijne vrouw zeer wonderlijk voorgeko
men zij had zich wel is waar voor een
Duitsche uitgegeven, doch hare geheele
verschoning, zoowel als hare taal, was zoo
vreemd, hare bewegingen waren zoo zon
derling en onrustig, dat de eenvoudige
schipper eene onverklaarbare vrees voor
haar gekregen had. Bij het heldere maan
licht had hij duidelijk kunnen waarnemen,
waarheen zij in de nachtelijke stilte hare
schreden gewend had en dat zij naar het
park van het slot gegaan was.
Alles rondom hem lag nog in diepe rust
en zoo kon hij zonder door een verrader
beloerd te worden in den omtrek op ver
kenning uitgaan. Hij ging langs den muur
van het park en kwam bij ue deur, die
open stond. Aarzelend trad hij het park
binnen. Zijn bespiedende blik viel op twee
gestalten, die naar het scheen, beweging
loos op den grond lagen. Terwijl hij met
een angstig kloppend hart nader tradboog
hij zich over een der gestalten, in wie hij
de vreemde vrouw herkende en sprong toen
met een luiden kreet van schrik opde
verglaasde oogen eener doode staarden hem
aan. Bleek, buiten zich zeiven van ont
zetting, zag hij naar de tweede gestalte,
die met het gelaat naar den grond lag en
aan het hoofd scheen te bloeden. Zijn eerste
gedachte was naar het kasteel te gaan om
hulp te halen. Hij deed eenige passen
voorwaarts, maar bedacht toen plotseling
in een soort van doodsangst, die hem ge
heel in verwarring bracht, dat hij dan bij
gevolg in de eerste plaats in deze geheim
zinnige gebeurtenis betrokken, ja wellicht
in de gevangenis zoude gebracht worden.
Onbewegelijk bleef de arme man staan,
door den vreeselijken last dezer gedachten
bijna tot waanzin gebracht.
»Ik wil tot mijn oudje terugkeeren,"
zeide h\j bij zich zeiven, »en met haar
raadplegen."
Nog een schuwen blik, als had hij zelf
de misdaad begaan, op de dooden werpende
verliet hij haastig het park en snelde als
een vluchteling naar zijne boot terug, om
met ademlooze snelheid de rustige golven
te doorklieven.
Gin Is aan den rechteroever van den Rijn
stond zijne hut, hij had geen kwartieruurs
noodig om die te bereiken. Met een diepen
zucht ging hij, nadat hij zijne boot aan
den oever had vastgemaakt, op zijne uabij-
zijnde hut af, waar hem zijne vrouw, be
zorgd over zijn lang uitblijven, te gemoet
kwam.
Hij deelde het gebeurde mede en raad
pleegde met haar over hetgeen hem nu te
doen stond. Niemand in den geheelen om
trek kon vermoeden hebben van de tegen
woordigheid der vreemdelinge. Zij-was den
vorigen nacht aangekomen en had om nacht
verblijf verzocht, dat men haar niet had
geweigerd, omdat zij door een, naar het
scheen, lange voetreis vermoeid en ziek
was. Bagage had zij niet bij zich gehad,
alleen, een gesloten reistaschje, dat nog
ongeopend lag in een kamertje, waar zij
geslapen had.
Onze schipper, die Elvers heette, was
een rechtschapen manhij had de vreemde
vrouw uit medelijden in zijne hut opge
nomen, daar zij jong en schoon was en den
beiden ouden lieden eene overleden eenige
dochter herinnerde. Den geheelen dag had
zij zich in haar kamertje boven op den
zolder opgehouden, en vandaar onophoude-
delijk den linkeroever gadegeslagen.
Tegen den avond was zij daarop met
een briefje beneden gekomen, dat zij den
schipper ter spoedige bezorging naar het
kasteel Lörach, aan een nauwkeurig ge
steld adres, overhandigd had en Elvers ook
terstond bezorgde. Nadat hij haar een
mondeling antwoord had overgebracht, had
zij hem verzocht haar middernacht over
de rivier te zetten, wat hij beloofde, na
een kort beraad inet zijn oudje, zonder
wier toestemming Jacob Elvers niets on
dernam.
Hoe konden dus de goede lieden vermoe
den, dat deze overtocht zulk een bloedig
einde zou nemen Wel deden zij zich het
smartelijk verwet het verzoek van een
wild vreemde, die hun vrees genoeg had
aangejaagd, zoo roekeloos te hebben inge
willigd want, afgezien van den vreeselij
ken dood der ongelukkige, konden zij zich
niet verhelen, dat de geschiedenis nood
lottig genoeg voor hen kon worden, zoodra
het gerecht onderricht was, dat zij zich
het laatst bij Elvers opgehouden had en
door hem over den Rijn naar de plaats
der misdaad gevaren was.
ïNiemand weet er iets van,« zeide de
visscher, die nog altijd van den schrik niet
was bekomen »geen sterveling heeft haar
gezien, noch over dag noch over nacht;
wij moeten het tot eiken prijs geheim hou
den het zou mijn dood zijn als ik voor
het gerecht verschijnen moest.«
»Het blijft dus daarbij, moeder voegde
bij er haastig bij, wij zwijgen en geven
het oterige in handen van God den Heer.®
De oude vrouw knikte, in gedachten ver
zonken, met het hoofd, en zorgde daarna
voor het oudje, die door den slaap in de
boot en den daarop gevolgden schrik half
ziek was en zich gemakkelijk door haar
liet overreden, om te bed te gaan en een
kop kruidenthee te drinken.
Toch kon de eerlijke schipper niet sla
pen, het verglaasde oog der vermoorde
guride hem geen rust. Hoezeer zou dan
de moordenaar op dit oogenblik door on
rust gefolterd worden, en deze den slaap
uit zijne oogleden verdrijven
Op het kasteel Lörach heerschte dezen
morgen een ongewone beweging. De beide
verslagenen, van welke graaf Ulrich Wald-
stein niet doodelijk getroffen scheen, waren
door den jager der gravin in het park ge
vonden en met behulp van eenige bedien
den op het kasteel gebracht. De openstaande
parkdeur liet zonder twijfel aannemen, dat
een van de ondergeschikten der eigenares
van Lörach tot het vreeselijke, bloedige
voorval in betrekking moest staan. Deze
laatste bevond zich in een onbeschrijtlyken
toestand van angst, opgewondenheid en
wantrouwen, daar zij de vermoorden niet
in staat was te zien en zich door verra
ders en moordenaars omringd waande.
Niemand kende de slachtoffers men
brak zich het hoofd om voor deze onver
klaarbare daad den een of anderen samen
hang met het kasteel te vinden, totdat
de uit het naaste dorp ontboden arts ver
scheen en bij het zien van den vreeslijk
mishandelden graaf, wiens hoofd uit ver
scheiden wonden bloedde, verschrikt uit
riep:
sGroote God, hoe komt graaf Ulrich von
Waldsteln hierk
Deze naam, werd door den kamerdienaar
aan de blinde gravin bericht, wat op haar
een ontzettende indruk maakte. Doodsbleek
tastte zij bevende om zich heen. als zocht
zij een steun, ofschoon zij in haar leun
stoel zat.
»Ik verwacht den arts hier, wanneer hij
zijn onderzoek geëindigd zal hebben,® sprak
zij met inspanning. »Zjjn de ambtenaren
van het gerecht reeds aangekomen
»Nog niet, mevrouw,antwoordde de
kamerdienaar, eveneens aan alle leden sid
derend.
»Zg moeten dadeljjk binnengelaten wor
den. Jacques
»Zeér goed, mevrouwmag ik mij nog
eene opmerking veroorloven
x>Ja, laat hooren.®
sDeze graaf Ulrich von Waldstein, dien
ik nu goed in oogenschouw heb genomen,
is dezelfde persoon, met wien ik juffrouw
Tomsdorf in het park gezien heb.®
»Ah riep de gravin, terwijl zij hare
van licht beroofde oogen wjjd opende shebt
gjj u werkelijk niet vergist, Jacques
»Daar kan ik desnoods een eed op doen,
mevrouw.®
»Heel goed, dan hebben wij een eerste
punt vanwaar wij kunnen beginnenga
heen, Jacques, zorg er voor, dat zij streng
bewaakt wordt en zich vóór alles niet met
de doofstomme kan onderhouden.®
»Ik zal er voor zorgen, mevrouw
Jacques verwijderde zich zegevierend
nu kou hij zich op schitterende wijze wre
ken op de trotsche gezelschapsjuffrouw.
Toen hij de kamer verlaten had, zat de
gravin eenige minuten onbewegelijk, een
steenen beeld gelijk.
»Ulrich von Waldstein,sprak zij daarna
half luid in zich zelf, »wat had die man
in mijn park te doen? Wie heeft het ambt
van wreker van mij overgenomen Staat
hq mij naar het leven Ja, ja,® ging
zij heftiger voort, »de arme drommel wilde
zich wellicht overtuigen of ik reeds een
testament gemaakt had. Reeds?Hm,
het wordt thans inderdaad hoog tijd er
aan te denken, ik kon mij zeiven geen
grooter ondienst doen dan zonder testa
ment van de wereld te scheiden en dit
verbasterde geslacht de erfenis na te laten.
Goddank,® voegde zij er (luisterend bij,
»dat deze, naar ik hoop, doodelijk getrof
fene de laatste van zijn naam is
(Wordt vervolgd.)