Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 4. Zondag 26 Januari 1896. 5 e Jaargang*. N ieuwstij dingen. FEUILLETON. Hoogmoed en Adeltrots. NIEUWE I* LAMDIJKER COURANT Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. H. KEIZER. BUREEL: Hoordscliarwoiide. PRIJS DERA DVERTENTIÊN: Van 1 5 regels 30 ct., elke regel meer £5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Centrale Liberale Kiesvereeniging in bet hoofdkiesdistrict Schagen. Donderdag j.l. vergaderde bovengenoemde ver- eeniging in het Noord Hollandsch Koffiehuis al hier tot het vormen van een grostal van candi- daten voor de op 11 Februari te houden ver kiezing voor een lid voor de provinciale staten. De voorzitter, de heer J. Breebaart, lid van de le kamer der Staten-Generaal, opende de ver gadering met een hartelijk woord te spreken over het overleden lid, den heer Rezelman, dien hij kenschetste als een man, humaan en werk zaam boven velen. Met applaus werden de waar- deerende woorden des voorzitters beantwoord. Na het lezen en goedkeuren der notulen werd meegedeeld, dat de kas der vereeniging in slech ten staat verkeert en dat het te kort meer dan f 100 bedraagt. Om die schuld te delgen deed de voorzitter het voorstel van elk lid 50 cents extra te vragen, wat met de reeds toegezegde gelden van enkele leden een voldoend bedrag zou uitmaken om het te kort te dekken en nog eenig geld over te houden. Dit voorstel zal in de afdeelingsvergaderingen nader besproken wor den. Door de afdeelingen Langedijk en St. Pan- cras en Petten en Zuid Zijpe werd vervolgens de heer L. van de Vijzel, burgemeester van St. Pancras als candidaat voor de provinciale staten voorgesteld, door de afdeelingen Anna Paulowna, Winkel en Zijpe het oud-lid der pro vinciale staten, de heer Th. J. Waller. Decan- didatuur van den heer Van de Vijzel werd warm aanbevolen door den heer Greidanus van Zuidscharwoude, die uit den afloop van de laatste verkiezing meende te moeten opmaken, dat de heer Waller, hoe geschikt hij ook voor de be trekking mocht geacht worden, niet de algemeen gewilde man is. Dat een zoo groote en belang rijke streek als de Langedijk, het zuidelijk deel van het district, niet in de Staten vertegenwoor digd is, meende spreker te moeten betreuren en nu er in dat deel een candidaat is als de heer Van de Vijzel, populair, werkzaam en bekwaam, achtte hij den tijd gekomen dien man af te vaardigen naar onze provinciale staten. De ean- didatuur Waller werd met niet minder warmte aanbevolen door de heeren Kooy van Anna Pau lowna, Van Calcar en Feisser van Schagerbrug, J. Breebaart van Winkel en anderen. De heer van Calcar achtte de kiesvereeniging zedelijk gebonden aan de candidatuur Waller, aan den man, die verleden jaar door protectionistischen invloed en minder nette practijken het af moest leggen tegen den toen gekozen candidaat der protectionisten. Ook met het oog op de zeewe ring te Callantsoog meende hij den heer Waller te moeten aanbevelen. Men mocht nu niet de gelegenheid voorbij laten gaan om weer goed te maken, wat verleden jaar verloren is. Wijl nie mand de voorgestelde candidatuur van den heer Backx door den heer A. R. Sloos ondersteunde, werden op de groslijst van candidaten alleen ge plaatst de namen van de heeren Van de Vijzel* en Waller. De afdeelingen Anna Paulowna (31), Langedijk en St. Pancras (95), Petten en Zuid Zijpe (26), Winkel (67) en Zijpe (47) tellende te zamen 266 leden, zullen nu voor 30 Januari over den definitieven candidaat moeten beslissen. In antwoord op de vraag van den heer Van Eden of de heer Van de Vijzel, mocht hij niet de candidaat der kiesvereeniging worden, zich tegenover den heer Waller zou terugtrekken, antwoordde de heer Van de Vijzel, dat hij dat reeds nu had willen doen, maar dat de kies vereeniging „Vrijheid" te Langedijk en St. Pan cras het wenschelijk hadden geacht hem candi daat te stellen, reden waarom hij die candida tuur had aangenomen. Nadat de vergadering nog besloten had den candidaat der kiesvereeniging per strooibiljet bij de kiezers aan te bevelen, werd de bijeenkomst, die door 27 leden werd bijgewoond gesloten. De bevolking der gemeente ZUIDSCHAR WOUDE bestond op 31 December 1894 uit 727 m. en 739 vr., totaal 1466. In 1895 wer den geboren 22 m. en 21 vr.ingekomen zijn 44 m. en 60 vr.overleden zjjn 22 m. en 10 vr., vertrokken 39 m. en 60 vr., zooflat op 31 Dec. 1895 de bevolking bestond uit 732 m. en 750 vr., totaal 1482. Levenloos aangegeven wer den 2 m. en 2 vr. Het aantal huwelijken be droeg 12. Te SCHAGEN is de grafkelder der Heeren en Vrouwen van Schagen, welke door den kerk brand belangrijk had geleden, voor het grootste gedeelte ingestort. De grafkelder, welke uit twee overwelfde gedeelten bestaat, is in het geheel lang 24, breed 9 en hoog 6 Rijnlandsche voeten. In het grootste thans ingestorte gedeelte, vindt men tweelooden "Tijkkisten, waarin, volgens de nu nog op de eindmureïi leesbare opschriften, de overblijfselen liggen van Heer Arend van Schagen, Heer van Scengen en van Anna van Matenesse, vrou van Scagen, 1650, 10 Sept. KERKBRAND TE SCHAGEN. De aan II. M. de Koningin-Regentes gevraagde gratie, door den loedgieter Spiering te Schagen die veroordeeld is wegens schuld en onvoorzich tigheid den brand der Ilerv. Kerk te Schagen te hebben veroorzaakt, is niet verleend. Tegen den heer J. J. G., predikant bij de Vrije Gemeente te RIJSSEN, is door den bri gadier der marechaussée te Almeloo proces-ver- baal opgemaakt wegenshet onbevoegd uit oefenen der geneeskunde. EEN DURE MEID. Aan de Staats-meisjesschool te Pretoria (Trans vaal) wordt een Hollandsche keuken- of tweede meid gevraagd op een loon van f 580 per jaar met kost en inwoning. De heenreiskosten wor den desverlangend voorgëschotén. Vrij naar het Duitsch. 16). «Vóór mijne komst op 't kasteel heeft men mjj dikwijls gewaarschuwd voor het aannemen van eene betrekking in dienst der gravin Lörach; geen gezelschapsjuf frouw was ooit langer dan hoogstens een halt jaar op het kasteel gebleven de gra vin was om zoo te zeggen in den ganschen omtrek berucht. Om dit te wederleggen, zocht zij mij door alle mogelijke middelen aan zich te binden en elke verbetering van mijn ongelukkig lot te verhinderen." »Hoe was dit mogelijk, mejuffrouw?" vroeg de assessor verbaasd. sin een zoodanig geval dreigde zij mijn goeden naam openlijk te schande te maken, waartoe haar middelen en wegen genoeg ten dienste stonden. Welk wapen had ik, de hulpelooze wees, tegenover deze machtige vrouw?" »Het wapen der wet," antwoordde de rechter ernstig, sdoch laten wij dat thans aan zijne plaats, mejuffrouw! Gij her kent in dezen ring den verlovingsring van uwen bruidegom?" »Ja," sprak zij met een diepen zucht, terwijl zij een gouden ring te voorschijn haalde, dien zij aan een zijden koord om den hals droeg. sDeze, mijnheer, is de mijne, vergelijk de beide ringen met elkaar." Zij deed het koord van haren hals en overhandigde den rechter den eenvoudigen trouwring, die van binnen het naamcijfer T. W. en het jaartal 18" droeg. sZonderling, zonderling!" prevelde de assessor, terwijl hij beide ringen met elka-Ar vergeleek, «ongetwijfeld behooren deze twee een vreeselijke strijd in haar binnenste; bjj elkander. Hoe echter komt deze op de de overtuiging, dat deze Amerikaan en plaats der misdaad Gij zult zelve inzien, haar voormalige verloofde Theodoor Wie- Pel van een bloedige misdaad voor eeuwig dig wezen, dat door zijne hand voor immer zou brandmerken. Plotseling kromp zij als I vernietigd zou zijn geworden. Een zeldzame van nnt-raffinrr „w a- kalmte kwam over haar; de strijd was geëindigd; de man, aan wien zij zich ver plicht achtte, getrouw te blijven tot over het graf, was harer niet waardig geweest, hij mocht haar niet nog ongelukkiger maken, haar niet thans nog met lichaam en ziel in 't verderf storten. Trotsch hief zij het nog altijd schoone hoofd op en zag den rechter met een vrijmoedig, kalm gelaat aan. «Als mij niet alles bedriegt," begon zij op vasten toon, sen de natuur niet wonder baar een tweelingsbeeld heeft voortgebracht, dan heb ik op den avond vóór mijne vlucht uit het kasteel Lörach, mijn verloofde, Theodoor Wieprecht, herkend in den Ame rikaan, die zich graaf Weilburg noemt. De assessor kon een flauwen uitroep van verrassing niet onderdrukken en sprong verschrikt overeind. «Vergist gij u niet, juffrouw Tomsdorf? De graaf is toch, als ik mij niet bedrieg, een kennis van de gravin." Mathilde vertelde, wat zij uit den brief van baron von Könnering zelve vernomen had, waarin duidelijk doorstraalde, dat de blinde gravin dezen graaf Weilburg nooit had gekend en hem in hare herinnering ook niet met zijn vader vergelijken kon, «Vergis ik mij niet," voegde zij er bij, «dan heeft de gravin een verbintenis op het oog tusschen hem en de gravin Wil- denfels, die graat Waldstein. den laatsten wettigen neef van den overleden graaf Lörach, bemint «Ah, dat verspreidt plotseling veel licht,® riep de assessor in zeer begrijpelijke opge wondenheid «waarom hebt gij mij zoo lang in het onzekere laten rondtasten, waarde juffrouw? Wij hebben hier dus de oorzaak van den moord ijverzucht! Wat had echter de vreemdelinge er mede te maken, die daarbij op zoo wreeddadige wijze om 't leven gekomen is?« Mathilde haalde de schouders op en dacht van ontzetting ineen, alsof zij door eene I huivering werd overvallen zij drukte beide i handen voor haar bleek gelaat en zuchtte jluid. j «Als gij mij het een of ander hebtmeê i te deelen wat licht in deze duistere ?aak kan aanbrengen, talm er dan niet meè, mejuffrouw," ging de assessor, die haar opmerkzaam had gadegeslagen, voort. «De verdenking ligt te zwaar op u,omte kun nen verhelen, dat de mogelijkheid eener veroordeeling, zonder een openhartige mede- deeling, voor de hand ligt. Hebt gij in het minst geen vermoeden hoe deze ring in het park der gravin Lörach, in de onmid dellijke nabijheid van de bloedige plaats kan gekomen zijn?" Mathilda schudde het hoofd. «Gij kent toch graaf Waldstein ging de assessor opnieuw voort. «Neen, ik ken hem niet." «Men heeft u met hem in het park gezien." «Als de heer, dien ik eenige dagen gele den in het park ontmoette en die eenige vragen tot mij richtte graat Waldstein is, dan kan men hem zeker met mjj gezien hebben, zonder dat daaruit echter nog bekendheid met hem behoeft te volgen." «Wat vroeg hij u?" «Of gravin Wildenfels zich op het kas teel Lörach bevond," antwoordde Mathilde aarzelend. »Ha," riep de assessor verrast, «daaruit kan men zonder twijfel een bekendheid tusschen den graaf en de jonge gravin opmaken." «Kent gij den vreemdeling, die zich thans op het kasteel bevindt?" zeide hij plotseling. «Naar ik vernomen heb is hij uit Ame rika gekomen, een graaf Weilburg, als ik goed gehoord heb." Mathilda beefde zichtbaar; er ontstond »De predikant bevindt zich reeds een den onder vier oogen te spreken.< eruimen tnd met het doofstomme meisio «Ik- hpn tnt i' mejuffrouw, dat hij een sterk bewijs tegen u moet zijn, ofschoon ik thans zedelijk over tuigd ben van uw onschuld. Kunt gij, bij voorbeeld, dezen ring met uw eigen naam cijfer niet eveneens in uw bezit gehad hebben Mathilde antwoordde niet. Onbeweeglijk staarde zij op het gewichtig reepje goud, dat als een verontrustende herinnering het verleden weder oprakelde, dat haar geheele levensgeluk vernietigd had en haar toch reeds vreugdeloos bestaan met den stem- prechteen en dezelfde persoon zijn moest, was bij het zien van den veiloovingsring een onomstootelijke zekerheid bij haar geworden, en hoe onuitsprekelijk zij ook eens dezen man bemind en hem als een doode betreurd had, moest deze ontdekking en hetgeen daarmede in verband stond toch ongetwijfeld een liefde dooden, die in het tegenwoordig oogenbük een strafbare misdaad kon genoemd worden. Het gold hier niet alleen hare eer, haar leven, maar ook het geluk van een onschul- »Zou men mij een onderhoud met mijn kleine doofstomme willen toestaan sprak zij na een oogenblik. «Zij had mij nog iets te zeggen, waarop ik in den angst, waarin de vlucht mij bracht,,niet gelet heb.® «Dat kunnen wij oogenblikkelijk gedaan krijgen,knikte de assessor, terwijl hij haastig eenige woorden op een stuk papier schreef en toen belde. «Breng dit terstond aan den predikant van Rotherisee,« beval hij den binnentre- denden gerechtsdienaar. geruimen tijd met het doofstomme meisje in de wachtkamer,antwoordde deze. «Bei den, zoowel de predikant als het kind, zullen dadelijk binnen gebracht worden.® Na weinige oogenblikken trad Ehrhardt met Netje aan de hand de gerechtszaal binnen. Mathilde's bleek gelaat werd purperrood bij het zien van den predikant, die haar weemoedig de hand toestak. «Het schijnt, dat wij elkander alleen aan afgronden moeten wederzien,® sprak zij zacht, terwijl zij hare hand in de zijne legde. «Gods hand geleidt de onschuldigen ook over den duizelingwekkenden afgrond, antwoordde de predikant plechtig. «Ik kom u verzoeken, mijnheer de asses sor,® wendde de predikant zich daarop tot dezen, «het doofstomme kind bij hare wel doenster te laten. Ik ben tegenover dit arme schepsel ten eenenmale radeloos, daar ik haar geen troost kan schenken.® «Ik wilde juist iemand naar u toezenden, mijnheer de predikant, om de doofstomme te laten halen," sprak de rechter vriende lijk; gaarne zal ik daarom uw verzoek inwilligen, dat ik voor zeer billijk houd.« Toen Mathilda de armen naar Netje uitstrekte, uitte deze onwillekeurig een vreugdekreet, -en wierp zich onstuimig aan haar borst. Toen haar hartstochtelijkheid een weinig bedaard was, ondervroeg Mathilde haar door levendige teekens, die het kind even levendig beantwoordde. «Netje verzekert,zeide Mathilda, «bij haar vlucht uit het kasteel een langen man met een vreeselijk gezicht te hebben gezien. Zij had zich vol angst achter een boom verscholen, om hem te laten voorbijgaan, daar zij vrees voor hem gevoelde, toen hem plotseling een masker van liet gelaat viel en zij bij het heldere maanlicht, slechts weinige schreden van haar verwijderd, een geheel ander gelaat met een zwaren, don keren baard herkend had. Later, toen zij herhaaldelijk om het kasteel geslopen was, had zij den man met den zwaren baard weder ontmoet, eenmaal met een jonge, schoone dame, later met de blinde gravin aan zijn arm.« «Hij heeft dus in dien moordnacht een masker gedragen,® knikte de assessor in nadenken verzonken «het is goed, juffrouw Gij moet echter thans, helaas! in uwe ge vangenschap terug; 't is te hopen, indien God het wil, dat zij niet te lang duren zal. De kleine mag u vergezellenzij is bij u het best verzorgd. Met u, mijnheer de predikant, wensch ik nog eenige woor- «Ik ben tot uw dienst, mijnheer de as sessor,® antwoordde Ehrhardt. «Gij veroor looft mij toch, dat ik eerst juffrouw Toms dorf naar haar gevangenis terugbreng.® De rechter knikte en met een eerbiedige buiging reikte de predikant de arme ge vangene de hand en geleidde haar buiten de zaal. Een blos van geluk vloog over haar bleek gelaat; elke vernedering, die men haar had aangedaan, de vreeselijke schande, beroofd van hare vrijheid te zijn, alles lostte zich op in het verheffend ge voel, dat zij door hem, dien zij als een heilige vereerde, niet miskend werdhij toch wilde door dit bewijs zijner hoog achting getuigenis harer onschuld afleggen en haar hiermede tevens haar tegenwoor digheid van geest teruggeven. Toen hij weer bij den assessor kwam, maakte deze zich reeds gereed om heen e gaan. «Ik zal u even naar Rothensee vergezellen, mijnheer,sprak hij, zijn hoed opnemende, «ik voel mij gedrongen veel met u over de gevangene te spreken.® Zij verlieten de gerechtszaal en wandel den het stadje uit, langs wijngaarden en lachende tuinen, «Zijt gij reeds op het kasteel Lörach geweest?® vroeg de assessor, terwijl hij den predikant in den arm nam. «Neen, de gravin heefi mij, wel is waar, niet den toegang tot het kasteel verboden, doch mij toch eens voor altijd belet mijn ongelukkigen vriend te bezoeken, «Daar kan men haar aan kennen,® knikte de assessor. «Gelooft gij, dat graaf Wald stein zich in goede handen bevindt, mijn heer de predikant?« Deze trok de schouders op en zweeg een geruimen poos. «De gravin, hoe eerbiedwaardig zij anders ook wezen moge, heeft den graaf altijd een doodelijken haat toegedragen,zeide hij eindelijk: «doch mijne verdenking gaat niet zoo ver, om haar nog van iets ergers te betichten. «De gravin Wildenfels is op het oogen blik op het kasteel zij bemint den graaf en zou zeker volgaarne hare uiterste zor gen aan den gekwetste willen wijden, in dien niet nog andere vijandelijke factoren met de gravin in verbond waren.® Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 1