NIEUWE Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 8. Zondag 28 Februari 1896. 5e Jaargang. Plaatselijk Nieuws. N ieuwstij dingen. FEUILLETON. Hosgmoed en Adeltrots. LAMEMJ COURANT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 et-, franco p. post 6( ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: IVoordscliarwoude. PRIJS DERA DYERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Het fanfarecorps „Vriendenkring" van Broek op Langedijk, directeur de heer W. Kei zer, heeft aan allen, die het door dat muziek gezelschap op jl. Donderdagavond in het lokaal van den heer D. Stam, alhier, gegeven concert bijwoonden een genotvollen avond verschaft. Hoewel het zich reeds meermalen heeft doen hooren, was 't echter de eerste maal dat wij van dit gezelschap een concert bijwoonden. Om echter over de vertolking van elk nr. een oordeel uittespreken, zou ons te ver voeren daar het programma te uitgebreid was in de eerste plaats en ook omdat de juistheid van ons oor deel misschien zou zijn te betwisten daar het lokaal, waarin het concert plaats vond, minder goed aan de eischen der acoustiek voldoet. Wanneer men echter even het programma in ziet dan komt men direct tot de overtuiging dat dit fanfarecorps reeds eenige jaren van drukke studie achter den rug moet hebben om de daarop voorkomende stukken op zijn repertoire te dur ven plaatsen. Afgaande echter naar de wijze waarop elk nr. bij het publiek werd ontvangen dan mag daaruit reeds de conclusie worden getrokken dat het met succes dien avond optrad. De rustige leiding van den directeur waar borgt het corps voor een groot deel een goede toekomst en zal zijn optreden zeer zeker voor een echec vrijwaren. Zeer goede krachten waren onder dit gezel schap op te merken en mag in de eerste plaats genoemd worden de pistonist die in No. 10 van het programma, polka voor piston, toonde reeds flink heerschappij te voeren over zijn instrument. Het doet ons genoegen voor den directeur, hem te kunnen gelukwenschen met het succes dat hij heeft ingeoogst, en geven hem de ver zekering, dat wij overtuigd zijn dat door zjjn leiding het fanfarecorps reeds in betrekkelijk korten tijd zoover is gekomen dat het gerust voor het publiek kan optreden en aanspraak kan maken op ons welwillend oordeel. Het kluchtspel, „Jocrisse, de Vondeling," dat in de pauze door eenige leden van „Vrienden kring" werd opgevoerd was eene aardige afwis seling, waarmede het publiek zeer ingenomen bleek te zijn. Als toegiftje komt 't ons voor over de ver tolking niet in bizonderheden te mogen treden. Genoeg, dat het een gezellige avond kon hee- tenalleen was het jammer dat het lokaal voor een dergelijk concert te klein bleek te zijn, waar door bij al te zware fortissimo's van onze ge hoorzenuwen wel wat veel werd gevergd. Tot hoofd der school te OUDKARSPEL is benoemd den Heer J. H. HofFmans onder wijzer te Rotterdam. VOORDEELIGE ZEUGEN. Vóór zeven weken had een boer in de Schagerwaard het geluk, dat hem eene zeug 22 jongen ter wereld bracht. Is dat reeds een zeldzaamheid, zeldzamer is nog het feit dat hem dat geluk deze week ten tweede male overkwam. SCHAGEN. Tot heden zjjn er reeds meer dan 10000 loten der Schager Paaschtentoonstel lingsverloting verkocht. Er bestaat dus groote kans, dat dit jaar het geheele aantal loten, 15000, geplaatst zal worden. DE MOORD TE ROTTERDAM. Hierover heeft de pers de laatste dagen niets vermeld. Een bericht in de „Amst. Ct." verle vendigt weer de herinnering aan deze nog steeds in geheimzinnigheid gehulde zaak. Het blad meldt dan het volgende De politie te Rotterdam stelt een onderzoek in op den Hoogen Boezem waar Van Berkel woonde naar den schrijver van den brief. Alle bewoners der huizen in den omtrek van dat, waar men vermoedt dat de moord gepleegd ►werd, hebben met potlood eenige regels van den brief moeten overschrijven en al die afschriften worden in handen gesteld van de experts in handschriften. EEN VONDST. Uit Utrecht wordt gemeld Bij het rooien van boomen achter het kloos ter (het Huis Knelmbergh, waar het observa torium gebouwd wordt) heeft men hier op on geveer l'/2 M. onder den grond gevonden een mozaïek vloer van kleine groene, bruine en roode tegeltjes, hoogst waarschijnlijk uit de 14e eeuw en van een kapel, behoord hebbende tot het klooster. Doorgravende is men daarna gestuit op een grafkelder; waarin men vier menschelijke geraamten vond, waarvan de schedels nog in gaven toestand waren. Te AMSTFRDAM staan op heden 7000 woningen te huur. Ook al geen bewijs, dat het te Amsterdam ieder voor den wind gaat. SPORT. In de laatste weken verlustigen zich een groot aantal „beschaafde Amsterdammers" aan een soort sport dat men worstelwedstrijden heet, en dat zoo veredelend werkt, dat we in een van de bladen de toejuichingen van het publiek bij dierengebrul vergeleken zagen, en een ander blad de opmerking maakte, dat dit schouwspel te zien werd gegeven in een arena, juist waar het te huis behoorde. Nu is er weer wat nieuws bijgekomen en worden hier bokspartijen vertoond. Donderdag avond werd er zoo op los geslagen, dat het publiek zjjn afkeuring deed hooren, 't werd al te jammerlijk, zooals een der partijen geslagen Vrij naar het Duitsch. 19). «Goed, dan ben ik ook van de partij," zeide de graaf, den kamenier vertrouwelijk op den schouder kloppend. »Ik zal den man die vrees voor de politie wel uit het hoofd praten. Heden avond, als het donker wordt, zal ik ter bestemder plaatse zijn." »Laat ons afspreken tegen negen uur, mijnheer de graaf." «Goed, dat zij zoo." De graaf groette vriendelijk en ging naar het slot terug, terwijl Jacques hem op eer biedigen afstand volgde. Op het gelaat van den listigen kamer dienaar stond een zegevierend leed vermaak te lezenhij keek hem spotachtig lachende na en mompelde in zich zeiven, terwijl hij langzaam voortging: «Gij of ik, de overi gen kunnen mij niet schelen. Dat de kleine gravin u een blauwtje laat loopen en ha ren ridder trouw Jblijft, daar zal ik wel voor zorgen. Gij echter geeft mij heden zelf het rechte wapen in de hand om u uit den zadel te lichteu, daar gij den veer man het stilzwijgen reeds wilt opleggen, en dan hm! dan is mijne ure gekomen. De blinde gravin zal zeker liever haar kamerdienaar tot erfgenaam benoemen dan mensehen van uw slag, of hare nicht, die tot den vijand overgeloopen is." Hij wreef zich vergenoegd de handen en stapte langzaam naar het kasteel terug. XIV. Het was een zoele donkere avondzwarte in het westen opkomende wolken hulden den geheelen omtrek vroegtijdig in het kleed van den nacht. Het was bladstilin matte rust lag de Rijn daar, als werd hij door onzichtbare geestenhanden weerhou den. Zwijgend en zonder gedruisch voerden een paar mannen eene boot naar den te- genoverliggenden oever; toen zij dezen bereikt hadden vroeg de een op gedemp- ten toon: «Rechts, de eerst hut?" «Ja," luidde het antwoord. «Zal ik u be geleiden, mijnheer de graaf?" «Neen, blijf maar hier in de boot, ik ben spoedig terug." Graaf Weilburg sprong aan land en liep een eind voorwaarts, nauwelijks in staat zijnde in den duisternis den weg te vin den. Eindelijk herkende hij ter rechterzijde van den weg het huisje door welks ven sters een Hauw licht schemerdehaas tig ging hij er op af en klopte zonder aar zelen aan de deur, die een oogenblik daarna geopend werd. »Zijt gij het Jacob?" liet een stem zich hooren. «Neen, goede vrouw, ik ben een vreem deling; laat mij maar binnen, ik heb een paar woorden met u te spreken." Ontsteld hief de vrouw haar lampje in de hoogte en lichtte hem in het gelaat. «Groote goedheid, wat wil mijnheer van mij?" vroeg de vrouw sidderend aan allo leden, terwijl zij hem liet binnenkomen. «Wees niet bevreesd voor mij,4 sprak de graaf snel en vriendelijk. «Gij zijt. im mers de vrouw van den veerman Jacob El vers «Ja, mijnheer.« «Eenige weken geleden woonde er een vreemde vrouw bij u, dezelfde, die in het park van Lörach vermoord is,4 ging graaf Weilburg voort. «Zij gaf uw man een brief ter bezorging op het kasteel. Aan wien was deze geadresscerd?« De kategorische taal van den graaf bracht de oude vrouw in den waan een beambte der zoozeer gevreesde politie voor zich te zien. Sidderend viel zy op hare knieën, hem bezwerende, dat noch zij, noch haar man het adres van den brief had kunnen lezen. «Goed, ik geloot u,« ging de graaf als vredigd voort. «Waar is de achtergi' ten bagage der vreemdelinge gebleven?' «Vergeving, genadige heer!« smeekte de vrouw in doodsangst. «Daarvan hebben wij ons niets toegeëigend. Wij vreesden in deze geschiedenis betrokken te zullen worden en wilden er liever het stilzwijgen over bewaren. Mijn man had zich reeds voorgenomen de tasch, die wij niet verder aangeroerd hebben, in den Rijn te werpen. Hij heeft het echter nog niet gedaan. «Geef haar mij dan, vrouwtje, en ik be loof u, dat uw naam in 't geheel niet ge noemd zal worden; weigert gij dat echter, dan zal ik mij genoodzaakt zien mijne manschappen te roepen, u dadelijk in hech tenis te nemen en huiszoeking bij u te la ten doen. Ik hoop, dat gij het eerste zult kiezen, goede vrouw, eene belooning aan nemen en uw geweten straffeloos ontlas ten. Dat gij dan zult zwijgen, zal natuur- j lijk in uw eigen voordeel zijn.4 j «Schurkdonderde de graaf, «geef het De arme vrouw was half dood van schrik gestolene terug of ik werp u in den Rijn en dadelijk bereid het verlangen van den' -Au u:;-4 1 1 graaf in te willigen. Bevend stond zij op haalde de tasch te voorschijn, waarvan het slot door Weilburg zorgvuldig onder zocht werd, die daarna een goudstuk op tafel legde en zich snel verwijderde. Hij had echter evenmin het gelaat van den kamerdienaar aan het venster opge merkt, als dat deze een minuut vóór hem weder in de vastgelegde boot gestapt was, Zorgvuldig in zyn wijden mantel ge wikkeld, waaronder hij de tasch verbor gen hield, sprong hij eveneens in de boot en spoorde zijn schipper aan met spoed de overtocht te ondernemen, omdat een opkomend onweer dreigde en elk oogen blik kon losbarsten. Zwijgend maakte Jacques de ketting los en stiet van wal. Wat zij reeds bij het afvaren vreesden, gebeurde. Een plotselinge rukwind bracht den stroom in woelingen slingerde de boot heen en weer; de beide mannen moesten al hun krachten inspan nen om in het bliksemsnel losbarstend on- weder den anderen oever te bereiken, daar de golfslag hen licht kon meeslepen. Met bovenmenschelijke inspanning hield de Amerikaan het roer in handen, terwyl hij den kamerdienaar toedonderde de roeispa nen beter te gebruiken. Deze scheen eerst nu een besluit geno men te hebben, want krachtiger werkte hij tegen het geweld van den stroom, en zoo gelukte het aan hunne vereende krach ten den oever te naderen. De wind was intusschen eenigszins gaan liggen; bij lan ger tusschenpoozen flikkerde de bliksem in de zich meer en meer brekende wolken, en zwakker weerklonk de donder in de verte. De graaf scheen weder te herade men; in het gevaar van het oogenblik had hij zijn grooten mantel afgeworpen en de tasch naast zich gelegd. Toen het gevaar om zoo te- zeggen nagenoeg voorbij was, nam hij den mantel om hem weer om te slaan. Van dit oogenblik maakte Jacques ge bruik. De roeispanen haastig binnen boord halende, wierp hij ze snel den stuurman toe en greep de tasch, die hij reeds lang bij het licht der bliksemstralen gezien en goed in 't oog gehouden had. Doch ook de graaf had op't zelfde oogen blik den roof bemerkt; met een ruwen vloek wierp hij zich zoo haastig op den kamer dienaar, dat het kleine vaartuig hevig be gon te waggelen en het niet veel scheelde of het was omgekanteld. «Ah, gij schijnt niet veel waarde aan een menschenleven te hechten en het moor den als uw handwerk te beschouwen,4 zeide Jacques sarrende, terwijl hij de tasch haastig onder zijn jas knoopte en naar een gelegenheid scheen uit te zien, om in den Rijn te springen en den korten afstand tot aan den oever al zwemmend at te leg gen. Jacques had zijn tegenstander evenwel te licht geschat; hij voelde een ijzeren vuist aan zijne keel en bemerkte dat de eigenaar er van zeer nauwkeurig met de kunst van worgen bekend moest zijn. Hij was niet zwak en spande al zijne krachten in om zich van deze vuist te bevrijden, doch met schrik voelde hij zijn tegenstand ver minderen en was hij weldra geheel on machtig. Hij rochelde eenige onverstaan bare geluiden en worstelde in doodstrijd. De graaf zocht met de linkerhand naar de tasch en sleurde zijn slachtoffer naar den rand der boothij scheen niet te vermoe den, waar zich het verlorene bevond, daar Jacques half bewusteloos zijn rechterhand krampachtig tegen de borst hield gedrukt, waar hij de tasch bewaarde. Een zwaar voorwerp plofte neer in de diepte; de stroom sperde in wilde woest heid zijn kaken open en had zyn offer verslonden. Graaf Weilburg zonk afgemat in de wankelende boot neer, die door de nog onrustige golven op en neder geslin gerd werd; een oogenblik daarna stond hij met zijn gewone vastberadenheid op, en greep de roeispanen om de boot met inspanning zijner laatste krachten naar den nabijzijnden oever te doen zwenken, wat hem weldra gelukte. Nadat hy het vaar tuig had vastgelegd, doorzocht hij het zeer zorgvuldig, ja, stak ten laatste, niettegen staande het gevaarlijke van zulk een middel, een zak-lantaarn aan, die hy altijd bij zich placht te dragen, om de boot een nauw keuriger onderzoek te doen ondergaan. Te vergeefs, de tasch was weg; het moest hem duidelijk worden, dat Jacques haar met zich in de diepte» had genomen. De graaf stampte in machtelooze woede inet den voet op den bodem en sprong toen aan land, om zich naar het kasteel te be geven, waar alles reeds in de diepste rust scheen verzonken. XV. In de ziekekamer was het doodstil bleek, met gesloten oogen en het hoofd verbonden, lag Ulrich von Waldstein op zijn leger, oogenschynlijk in diepen slaap, zooals zijn rustige ademhaling aanduidde. Naast het bed, ten halve door een tocht scherm bedekt, zat de verpleegster, luid snorkende in haar hoogen leunstoel. Naast haar stond een tafel met medicijnfleschjes. Het was na middernacht toen de deur zonder gedruisch geopend werd en het dappere gelaat van de kleine Nanette, voorzichtig in de kamer rondziende, zicht baar werd. Na een onderzoekenden blik op de snorkende waakster in den leunstoel te hebben geworpen, wendde zij zich tot de schroomvallige gravin, die achter haar stond en fluisterde deze eenige bemoedi gende woorden toe. Met onhoorbare schreden naderde de laatste het bed en boog zich over den zieke, die haar aanwezigheid niet vermoedde en voortsluimorde. «Zie eens hoe bleek hij is,4 fluisterde zij op droevigen toon. «Ziet hij er niet uit als een stervende? O, kon ik dit on verschillige schepsel wegzenden, om alleen bij en over hem te waken, hem zijne ge neesmiddelen toe te dienen en zijne won den te verbinnen.4 «Ach ja,zeide Nanetta, «dan zou hij wel spoedig genezen zijn; immers de liefde is de beste arts. 4 «Stil, hoort gy niets?4 fluisterde de gra- i), terwijl zij verschrikt den arm barer kamenier aangreep. Zy luisterden beiden met angstig klop pende harten. In den gang bewoog zich iemand en hield bij de deur der zieken kamer stand. De harten der luisterenden igden stil te staan. Thans hoorden zij dat de deur geopend werd; haastig beslo ten, greep Nanette de hand der gravin en trok haar mede achter het bed, waar het gordijn hen voldoende verborg. Zachte schreden kwamen nader, die al leen door het luischen der kleederen hoor baar waren. De gravin was geheel verbijs terd; zij sloot de oogen en beval haze ziel aan den hemel. De kleine kamenier was moediger; zij geloofde niet aan spoken en zette hare oogen, waarmede zij voorzich tig door het gordijn gluurde, wijd open. Wat zij op dit oogenblik zag was wel in staat om een moediger hart vrees aan te jagen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 1