NIE"WE
Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 12.
Zondag 22 Maart 1896.
5e Jaargang.
Wie %icli met 1 April
abonneert op dit blad
ontvangt de tot dien
datum verschijnende
nummers GRATIS.
Plaatselijk Nieuws.
„Gemengd koor" Zuidscharwoude.
FEUILLETON.
Hoogmosd sn Adeltrots.
LMODIJKHR
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
lHONJiEMEJiTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 0O ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
lYoordscfiarwoude.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 1—5 regels 30 et., elke regel meer 5 ct.
Grootc letters of vignetten worden naar plaatsruiinte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den Uitgever.
DE UITGEVER.
Met zekerheid kunnen wij mededeelen dat
er ernstige pogingen worden aangewend aan de
Langedijk eene afdeeling te stichten van de Noord
Hollandsche Vereeniging „Het Witte Kruis."
Op onderstaande, een gedeelte van een land-
bouwartikel van Ericus, voorkomende in het „N.
v. d. D.", wordt door een onzer lezers onze aan
dacht gevestigd met verzoek tot opname in het
nr. van heden.
Wij voldoen hieraan gaarne en vestigen te
vens de aandacht op achterstaande advertentie,
dat het adres aanwijst, waar het zaad is te ver
krijgen.
Eenige korreltjes bitterkers, tuinkersgezaaid
tusschen de regels bloemkool, direct na het plaat
sen, waarborgen u tegen de vernielzucht der
aardvloo, welke bij voorkeur de malsche bosjes
tuinkers tot haar verblijf kiest, en daardoor de
jonge teere plant tijd geeft tot nieuwe (onge
stoorde) groei en ontwikkeling.
In de vergadering van de afdeeling OUD
KARSPEL der Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen, gehouden den 20 Maart werd besloten,
evenals 7 jaar geleden, een Floraliatentoonstel-
ling fe houden in de maand Augustus van dit
jaar.
De uitreiking der planten zal plaats hebben
in de eerste helft van Mei op nader te vermel
den datums.
Hierop komen wij in een der volgende nrs.
nog even terug.
Met een zeer lang programma, nog ver
lengd door kleine toegiftjes zeer naar den
smaak van het publiek echter, zoo het scheen
trad Donderdagavond in het lokaal van den
heer A. Kist te ZUIDSCHARWOUDE voor
zijne kunstlievende leden op het „Gemengd
Koor" „Zuidscharwoude," dat onder leiding
staat van den heer K. S. Oosterhout.
In vele gevallen is het aantal heeren leden
in een gemengd koor minder dan dat dei-
dames en ontegenzeggelijk is een dergelijke
grief ook in dit koor op te merken. Of het
komt dat de kunstmin bij dames grooter is
dan bij de heeren, we mogen het, afgaande
op dit zoo dikwijls voorkomende verschijnsel,
veronderstellen en jammer is het dat het
groote verschil in sterkte der verschillende
partijen de rangschikking der koren hoogst
bemoeielijkt, het klankgehalte daardoor veel
heeft te lijden en geen harmonische ineen-
vloeiïng der verschillende stemmen kan wor
den verkregen.
We weten natuurlijk heel goed dat de ver
eeniging hieraan geen schuld heeft, maar we
wijzen er alleen op dat het zeer jammer is
dat de hier bestaande zangvereenigingen met
groote moeite op den been worden gehouden,
omdat ja welke reden bestaat er voor?
we zouden haast zeggen door eene fanfare-
corpsen-oprichters-manie, die in den laatsten
tijd in de harten der Langedijker jongelingschap
schijnt gevaren. Te betreuren is het daarom dat
de zang het moet afleggen voor kopermuziek
en bekkenslag, doch we hebben nog hoop dat
de door de directeuren der verschillende zang
vereenigingen steeds aan den dag gelegde ijver
de zangkunst zal kunnen hooghouden niet
alleen, maar aankweeken bij onze toekomstige
jongelingen en jongedochters.
Doch keeren wij terug tot de uitvoering.
Het groote verschil in getalsterkte der par
tijen werd door de wijze waarop de heer Oos-
teüfeout zijn koor weet te rangschikken en
van zijn beschikbare krachten weet te pro-
fiteeren grootendeels opgeheven en gaf de ver
tolking der zangnummers ons veel te genieten.
No. 4 van de eerste afdeeling - Wiegelied
van J. Maier werd zeer lief gezongen en
voldeed ons in niet geringe mate. „Aan het
Vaderland," eene compositie van Zöllner, is, wat
maat en toonschakeering betreft, een moeielijk
nummertje, dat evenwel gemakkelijk gezongen
werd en bijzonder goed ingestudeerd bleek te
zijn.
De .derde afdeeling werd ingezet met eene
sopraansolo getiteld „Meervaart" door Mej. B.
Berkhouwer, geaccompagneerd door den heer
Balder. Mej. Berkhouwer heeft te beschikken
over een lieve stem, wel wat zwakjes, doch
dat deed aan de vertolking niets af. Vrij goed
bracht zij deze solo ten einde, en zij vond in den
heer Balder een goeden steun. Even zachter
accompagnement zou hier niet hebben ge
schaad. Een flink applaus loonde hare moeite.
No. 12 van het programma „Ev. Gezang 50,
vrs. 4," noemen wij eveneens als een van
de best geslaagde nrs. Het kwartet echter dat
er in voorkomt werd min of meer onzeker
„De winter ging heen," het laatste zang
nummer, werd o. i. het best vertolkt. Vroolijk
en opgewekt klonken de toonen door de zaal
en zuiver, goed in de maat, met een aange
naam timbre werd het joedelen nagebootst.
Dit nr. verwierf en verdiende in dubbele mate
de toejuichingen.
De overige nrs. van het programma volde
den in meer of mindero mate naar gelang de
Vrij naar het Duitsch.
23).
«Ik alleen beveel op dit kasteel," sprak
de blinde ontwijkend, «en ben ook niet
gewoon een bevel te herhalen. Wie mij ge
hoorzaamheid weigert, wordt door dwang
middelen tot andere inzichten gebracht.
Overigens," voegde z(j er met minachting
bij, «zoudt gij wèl doen oogenblikkelijk te
gehoorzamen, daar ik u anders wel eens
aan het gerecht kon overleveren om die
moordenaarster gezelschap te gaan houden."
«Mevrouw de gravin, dat gaat te ver!"
riep Nanette, gloeiend van toorn.
«Verwijder u," beval de gravin met een
lichte beweging harer hand «met zulk
een schepsel als gij zijt heb ik reeds te
lang gesproken. Ga heen!"
Nanetie ging. bevende van gramschap
over deze behandeling. In vliegende haast
schreef zjj
«Dierbare meesteres! Men dwingt mij
u te verlaten, maar wees getroost; of
schoon van u verwijderd, waakt toch
over uw geluk uw getrouwe.
Nanette.
Zij legde deze regelen, goed verzegeld,
tusschen de brieven, die voor de gravin
van Wildenfels waren aangekomen, pakte
haastig de noodzakelijkste dingen bijeen en
verliet het kasteel.
Toen Hildegard na een verkwikkenden
slaap ontwaakte, stond Laurettevoor haar
om zich ter harer beschikking te stellen,
terwjjl z(j haar de verwijdering der kame
nier berichtte.
De gravin staarde haar verrast aandeze
mededeeling scheen haar zoo vreeslijk, dat
zij nog meende te droomen en zich angstig
het voorhoofd wreef. Toen zij ten slotte
van de werkelijkheid overtuigd was, slaakte
zij een wanhopigen kreet en zonk in on
macht achterover in hare kussens.
XVII.
De verloving op het kasteel Lörach kon
den volgenden dag om twee redenen niet
plaats hebben. De ernstige ongesteldheid
der bruid, die de gravin niet meer aan
vertroeteling kon toeschrijven, was reeds
één voldoende reden om de uitnoodigingen
weer in te trekken, tot grooten spijt dei-
gasten, die van nieuwsgierigheid branden
om na een reeks van vele jaren weder eens
een feest bij de blinde gravin te kunnen
bijwonen. Hier kwam bij, dat in den mor
gen van denzelfden dag het lijk van den
kamerdienaar Jacques in de nabijheid van
Rothensee was gevonden, en wel, zonder
ling toevaldoor den veerman Jacob Elvers,
die 's morgens vroeg met zijn bootje over
den Rijn voer en het lijk tusschen drijvend
hout vond vastgeklemd.
Toen hij het met groote moeite aan den
oever gebracht en dominé Ehrhardt erbij
gehaald had, herkende de veerman eerst
den kamerdienaar van het kasteel en hield
sidderend, als een misdadiger, zijn blikken
op het lijk gevestigd. Hoe werd hij echter
te moede, toen de predikant de kleederen
van den drenkeling losmaakte en de hem
zoo welbekende tasch der vermoorde vrouw
te voorschijn kwam
«God heeft hier zelf gesproken," mom
pelde hij, terwijl hij bevende op de knieën
neerviel. «Mijnheer de predikant, hoor
mijne bekentenis, ik ben een ongelukkig,
verloren mank
Thans verhaalde hij aan den oplettend
toeluisterenden predikant de geschiedenis
der vreemdelinge, die bij hem overnacht
had en in het park van Lörach vermoord
was gevonden; hoe zij hem des avonds
vóór dien vreeselijken nacht een briefhad
gegeven ter bezorging naar het kasteel, aan
een heer wiens naam hij niet had kunnen
ontcijferen, welken brief de kamerdienaar
hem had afgenomen en ook het antwoord
had terug gebracht.
«En hoe luidde dat antwoord vroeg de
predikant ontsteld.
«Niets meer dan »ja<r, antwoordde de
veerman, terwijl hij met haperende stem
verder vertelde, hoe hij en zijne vrouw
uit vrees voor het gerecht, na het openbaar
worden van den moord, de nalatenschap
der vreemdelinge, die in deze tasch bestond,
verborgen gehouden hadden; hoe in den
avond van eergisteren een vreemde heer
gedurende zijne afwezigheid bij zijn vrouw
was gekomen, zich voor een agent van
politie uitgegeven en de tasch opgeëischt
had, die zij hem ook had overhandigd.
«Ik was voor bezigheden uit,* ging Jacob
Elvers diep zuchtende voort, «en keerde
juist terug, op het «ogenblik, dat een boot
van den oever gestooten werd. Ik zag haar
hoofdschuddende na; het on weder kon in
het volgende oogenblik reeds losbarsten en
de boot met de beide passagiers vernielen.
Bij het aanhoudende bliksemlicht herkende
ik duidelijk twee mannen in het vaartuig,
waarvan de een zeker de kamerdienaar der
gravin geweest moest zijn, omdat hij de
tasch der vreemdelinge bij zich had."
«Dan is het deze man ook waarschijnlijk
geweest, die zich bij uwe vrouw voor een
agent der politie uitgaf?" sprak de predi
kant diep zuchtende.
«Neen, dat was iemand anders, manheer
de predikant," antwoordde de veerman op
stelligen toon. «Mijne vrouw kent mijnheer
Jacques zeer goed. De andere was groot
met een zwaren baard; zijn gezicht heeft
zij niet kunnen herkennen, omdat het door
een breedgeranden hoed tot over de oogen
bedekt was geweest; misschien ook heeft
zij in haar angst daarop geen acht geslagen.
«Wilt gij deze verklaringen voor den
rechter herhalen, Jacob?" vroeg de predi
kant verder.
De oude man beefde hevig, doch beloofde
alles te zullen doen wat de predikant van
hem verlangde.
Allereerst moest het lijk naar de pasto
rie gebracht worden, tot welk einde Jacob
eenige mannen uit het dorp haalde. Daarop
zond de predikant terstond een bode naar
de stad tot den gerechtsassessor en den
geneesheer, die reeds binnen twee uren
aankwamen.
«De onweerswolken hoopen zich op tot
een beslissend einde," sprak de assessor,
toen hij alles vernomen en de tasch in
ontvangst genomen had; «neemt echter de
uiterste stilzwijgendheid in acht, mijne
vrienden, opdat de vogel ons niet ontsnappe
nog zijn wij zoo ver niet, nog ontbreekt
ons de rechte, brandbare stof tot de ont
ploffing. Hoe staat het met den drenkeling,
dokter? Is hij eenvoudig over boord geval-
'~n
«Neen," luidde het antwoord van den
arts, «hij is eerst geworgd."
«Aha, dat schijnt in verband te staan
met den moordenaar in het park, die er
van schijnt te houden iemand op deze wijze
te dooden. Ik zal het lijk naar het kasteel
laten overbrengen als een geschikt inter
mezzo voor de verloving."
De dokter begaf zich thans naar graaf
Ulrich, wien hij dien morgen tot een ver
hoor in staat achtte.
Ofschoon zijn verklaringen niet veel licht
verspreidden over de huiveringwekkende
gebeurtenis in het park, versterkten ze
toch de overtuiging van den assessor ten
opzichte van den eigelijken moordenaar en
verklaarden in voldoende mate de onschuld
van den gekwetste aan den misdaad.
De brief uit Amerika bevond zich na
tuurlijk reeds als een kostbaar bewijsstuk
in handen van den gerechtelijken ambte
naar, terwijl Nanette zich vooreerst in de
pastorie ophield, om bij de eerste gelegen
heid de beste hare gravin ter hulp te snel
len. De dokter beloofde haar berichten van
het kasteel te zullen brengen en de asses
sor hoopte met het lijk van den kamerdie
naar de verlovingsgasten te verdrijven.
Het laat zich denken, welke ontsteltenis
de aankomst der akelige karavaan op het
kasteel Lörach veroorzaakte.
De blinde gravin verloor al haar zeltbe-
heersching en kampte voor de eerste maal
van haar leven met een flauwte, die haar
zelfs dwong de hulp van den dokter in te
roepen. De dienstboden waren radeloos,
terwijl Laurette zich als een krankzinnige
aanstelde en zonder schroom de kamenier
der gravin voor den dood van Jacques
verantwoordelijk stelde.
Graaf Weilburg haalde de schouders op
en sprak met voorname kalmte van een
ongelukkig toeval, dat iedereen treffen kon
en waarvoor niemand op de wereld bevei
ligd was. Zich afschuwelijk geblaseerd
aanstellende, sloeg hij het lijk gade en
sprak zijn vermoeden uit over de oorzaak
van den dood.
De assessor onderhield zich ongedwongen
met hem om hem des te geruster te maken;
het ontging zijn scherpen blik niet, dat de
oogen van den graaf telkens onderzoekend
en onrustig naar den drenkeling afdwaalden,
eene omstandigheid, die hij zeer terecht
uit de geheime vrees voor de nalatenschap
der vreemdelinge zocht te verklaren.
«Een moord, met roof gepaard, schijnt
niet gepleegd te zijn,« merkte graaf Weil
burg plotseling met in het oog vallende
drift op.
«De moord zelfs staat immers niet eens
vast,« antwoordde de assessor bedaard
«van diefstal kan onmogelijk sprake zijn,
mijnheer de graaf, horloge, geld, alles
is aanwezig.*
«Een ongeluk dus,« knikte deze. «Jacques
zal wel een weinigje aangeschoten geweest
zijn.*
Toen op dat oogenblik de assessor bij de
gravin geroepen werd, ging de graaf vrien
delijk groetend heen, om zijn paard te
laten zadelen en een wandelrit te doen.
De blinde ontving den gerechtelijken
ambtenaar met een waardige houding,
ofschoon wel is waar nog altijd eenigszins
aangedaan. «Op welke wijze is mijn kamer
dienaar om 't leven gekomen
vroeg zij hem met zichtbare onrust, die
zij te vergeefs trachtte te bedwingen.
«Door verdrinking, mevrouw de gravin.*
«Dat is mij bekend,riep zij«ik wil
echter weten ofhiereen misdaad gepleegd is.«
«Het kan nog niet geconstateerd worden,*
antwoordde de assessor ontwijkende.
«Ik sta er op, dat de vroegere kamenier
der gravin von Wildenfels daarover in het
verhoor genomen wordt,* ging de gravin
driftig voort.
De assessor sloeg haar verbaasd gade;
haar gelaat was met een vreeselijke bleek
heid overtogen en maakte zelfs op het hart
van dezen man een huiverachtigen indruk.
«Waarom niet liever de gravin zelf?*
antwoordde hij met een lichten zweem van
spot.
«Ik verzoek u mijn woorden als ernstig
gemeend op te vatten, mijnheer de assessor!*
sprak de gravin hooghartig. «Ik ben niet
gestemd tot schertsen en het allerminst
met u. Zij heeft dien armen Jacques in
haar net gelokt en bij gevolg redenen
gehad om zich op hem te wreken.*
«Ah. dat is interressant, mevrouw de
gravin, en onder zulke omstandigheden
moet ik er op aandringen ook de gravin
in 't verhoor te nemen.«
«Dat is thans onmogelijk; de gravin ligt
ziek te bed."
«Hoe jammer," sprak de assessor schijn
baar medelijdend, dan is de verloving ge
stoord."
«In geenen deele, mijnheer, alleen het
feest," antwoordde de blinde op scherpen,
beleedigenden toon. «Weet gij waar de
kamenier zich bevindt?"
«Ik geloof in de pastorie van Rothensee."
«Dus óók daar; de predikant schjjnt
maar iedereen uit den omtrek b(j zich in
huis te nemen; ik zal hem wel leeren dit
handwerk te laten varen, hij is mijn onder-
hoorige
«Als een dienaar Gods en waar volge
ling van Christus doet de predikant alleen
zijn plicht, wanneer hij de armen en ver
volgden onder zijn dak opneemt, mevrouw
de gravin," antwoordde de assessor insge
lijks op scherpen toon. «Apropos, vergunt
ge mij, mevrouw de gravin, nogmaals het
voormalig kamertje der gezelschapsjuffrouw
te mogen bezichtigen?*
(Wordt vervolgd.)