„Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 5 April 1896.
of mijn reis naar Heerenveen tot mijn geluk had
gediend. Al mijn nakijken hielp niets, zoodat ik
meende, dat de trekkingslijsten foutief waren,
omdat mijn nommer nooit uitkwam. Aldus deelde
ons een boekhouder mede. Toen wij de bon te
zien kregen, was het raadsel opgelost. Dit had
tot nommer 77131, terwijl in de Staatsloterij
maar.21,000 nowmers zijn."
(„Arnh. Ct.")
HOFBERICHTEN.
HH. HM. de Koningin en de Koningin Re
gentes zullen op 21 dezer het gewone bezoek
aan de Hoofdstad brengen.
Van Amsterdam vertrekken HH. MM. op 27
dezer naar Faulenseebad in het Berner Ober
land, en de Vorstinnen zullen na een verblijf
aldaar den 16en Mei in Nederland terugkeeren
en hët paleis Soestdijk betrekken.
H. M. de Koningin zal in dit jaar hare ge
loofsbelijdenis afleggenin verband daarmede
zijn HH. MM. voornemens den zomer rustig te
Soestdijk door te brengen, opdat de Koningin
zich onverdeeld aan hare studiën kunne wijden.
DE BEGRAFENIS VAN HASEBROEK.
Ondanks het kille en ruwe weder heeft het
Donderdag bij de ter-aarde-bestelling van Ilase-
broek's overschot niet aan duidelijke blijken van
belangstelling en vereering ontbroken. Niet alleen
ouden van dagen, die men tot vrienden en tjjd-
genooten des gestorvenen mocht rekenen, maar
ook jongeren die hem uit zijne werken leerden
kennen en eeren, waren aan de groeve op „Zorg-
vlied" saamgestroomd. De baar, versierd met
een vijftal bloemkransen, werd gedragen door
leden van den Kerkeraad. Aan het grak sprak
allereerst ds. Daubanton, vertegenwoordiger van
den kerkeraad der Geref. Gem. te Amsterdam.
Hij sprak echter met een enkel woord over
Hasebroek, den schrijver, om echter in den
breede diens leven als evangeliedienaar te
schetsen.
H ij teekende de gestorvene als den predikant
dien de gemeente lief had en op de gebeden
droeg, vooral Johannes, den leerling die Jezus'
liefde deelachtig was geworden.
Dr. Laurillard sprak als bestuurder der Hol-
landsche Maatschappij van Fraaie Kunsten en
Wetenschappen, welke maatschappij, zoo sprak
hij, zich zelve vereerde, toen zij Hasebroek tot
lid van verdienste benoemde.
Na dezen spreker voerde ds. Vos het woord,
Hasebroek herdenkend als medestichter van de
zelfde Kerk, welks opbouw hij zoo volijverig be
vorderde, met het enthousiasme, dat hem als
krijgsman in 1830 onderscheidde, neen met het
hooger enthousiasme waarvan hij vervuld was
door dien anderen strijd der vaderen in 1578
aangevangen.
Ds. Van der Horst herdacht als oud-leerling
den leermeester van velen, ds. Kool den huis
vriend, die twintig jaren lang hem en zijn gezin
was getrouw gebleven, opgewekt had tot hooger
denken en gevoelen.
Daarna dankte een der familieleden van den
gestorvene, ds. Brill, de talrijke vergaderden en
ging men van elkander.
HET JUBILEUM VAN JAN MAANDAG.
Jan Maandag, de bekende decorateur van het
Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, herdacht
Donderdag den dag, waarop hij 25 jaren als zoo
danig werkzaam was.
Hij heeft zich in die lange reeks van jaren
de achting van velen verworven, zoodat het dan
ook geen wonder is, dat zijne vrienden hem op
dien dag hulde wenschen te brengen en hem
die op gepaste wijze brachten, na afloop van
eene dezer dagen in het Paleis van Volksvlijt,
ter eere van den jubilaris, gehouden voorstelling,
waarvoor een uitgebreid programma was vast
gesteld, dat geopend werd op waardige wijze met
een „Fest-ouverture," van C. v. d. Linden, on
der leiding van den componist. Verder vermeldde
het programma o.m. „De ledige wieg," Tooneel-
spel van Rosier Faassen, waarvan „Jan" een
nieuwe decoratie: de Hindelooper kamer had
gemaakt.
Na afloop van dit programma, werd Jan Maan
dag zooveel hulde gebracht en hij met zooveel
hartelijke woorden toegesproken, dat hij ervan
moest getuigen: „ze zetten me mooi in de bul
letjes van avond.\
Hij werd toegesproken door den heer Chris-
pijn, den heer Roemer, waarnemend directeur
van het Paleis en den ouden heer Judels, die
hem een prachtige doekspeld aanbood, zooals
hij zeide, voor alle dagen, ook op Zondag, maar
het meest op Maandag."
Verder sprak o.a. de heer Louis Bouwmees
ter eenige harteljjke woorden tot Jan.
Ten slotte dankte Jan Maandag met eene korte
toespraak. „Ik heb mijn leven geleefd," zeide
hij ongeveer, „zooals ik het zelf wou, warm en
vrooljjk bij mijn vrienden. Nu ik spreken moet,
voel ik me als iemand die van een verre reis
thuis komt bij vader en moeder, zich voorgeno
men heeft om veel te vertellen, maar de oudelui
om de hals valt en niets meer weet. Ik kon u
allen moeilijk om den hals vallen, maar als ge
mijn hart met X-stralen kondt photografeeren,
dan zoudt ge zien dat er dank is voor iedereen,
voor die goede artisten, voor de heeren der pers,
voor de heeren van het orkest, voor iedereen."
Ten laatste was er in de koffiekamer van het
Paleis nog een „onder-onsje" voor de vrienden.
RECLAME-BILJETTEN.
Tegen den heer T., mantelmagazijn „De Ster"
te Zwolle, is volgens de Zwolsche Ct. proces-ver
baal opgemaakt wegens het in strijd met art.
440 van het Wetboek van Strafrecht doen ver
spreiden en ter verspreiding in voorraad hebben
van drukwerk zoogenaamde reclame-biljetten
welke in een zoodanigen vorm zijn vervaar
digd, dat ze oppervlakkig op muntbiljetten van
tien gulden gelijken. Omstreeks 1900 dergelijke
biljetten, welke nog niet verspreid waren, zijn
door de politie in beslag genomen.
De raad der gemeente WARMENHUI-
ZEN heeft aan Dr. C. Grebe de Haan, ge
meente-geneesheer aldaar, op verzoek van dezen,
alsnog eervol ontslag verleend, ingaande 1 Mei
1896. De nieuwbenoemde geneesheer zal zich
inmiddels den 2en aldaar vestigen.
Door de Kegelvereeniging „DE UNIE"
te ALKMAAR, zal een Groote Nationale Kegel
wedstrijd worden gehouden op hare als zoo uit
muntend bekend staande banen in het gebouw
„De Unie" aan de Koorstraat No. 35, en wel van
3 Mei tot en met 30 Mei a. s.
De wedstrijd zal bestaan ina. Korpswedstrij
den voor Juniores en Seniores, b. Personeele baan.
c. Konings-Wedstrijd. d. Dames-Wedstrijd, e.
Vrije baan.
Als prijzen worden uitgeloofd in: a. Voor
Juniores, 1ste pr. een groot verguld Zilveren
Medaille2de pr. een verguld Zilveren Medaille
3de pr. een groot Zilveren Medaille; 4de pr. een
Zilveren Medaille; 5de pr. een klein Zilveren
Medaille; 6de pr. een klein Zilveren Medaille.
Bovendien een Zilveren Medaille voor den Con-
solatieprjjs. a. Voor Seniores, 1ste pr. een groot
massief Gouden Medaille met vijf verguld Zil
veren Draag-Medailles2de pr. een groot ver
guld Zilveren Medaille met vijf Zilveren Draag-
Medailles 3de pr. een verguld Zilveren Medaille,
4de pr. een groot Zilveren Medaille; 5de pr.
een Zilveren Medaille; 6de pr. een Zilveren
Medaille; 7de en 8de pr. een klein Zilveren
Medaille. Bovendien een verguld Zilveren Fan
tasie-Kruis als negenprjjseen Zilveren Medaille
als Duifjesprjjs en een Zilveren Medaille als Con-
solatieprjjs. c. Voor den Konings-Wedstrijd wordt
uitgeloofdeen groot Zilveren Kruis met Gouden
eikekrans, door die afgevaardigden die van hunne
club in den korps wedstrijd het hoogst aantal
punten behaalden, d. Dames-Wedstrjjd om prach
tige kunstvoorwerpen, b. Voor de Personeele
baan, worden beschikbaar gesteld als Eereprjjs
een Zilveren Eerebeker; 1ste pr. een massief
Gouden Medaille; 2de pr. een groot verguld
Zilveren Medaille; 3de pr. een verguld Zilveren
Medaille; 4de pr. een groot Zilveren Medaille;
5de pr. een Zilveren Medaille; 6de pr. een Zil
veren Medaille; 7de en 8de pr. een klein Zil
veren Medailleals negenprijs een groot Zilveren
Eereteeken, en als Consolatieprjjs een Zilveren
Medaille, e. Vrije baan, een Eereprjjs; alsmede
een aantal prachtige kunstvoorwerpen als prijzen
aangewezen.
De uitreiking der korpsprijzen heeft plaats:
Voor Juniores op Zondag 3 Mei, voor Seniores
op Donderdag 14 of Zondag 17 Mei na afloop
van dien wedstrijdterwijl de uitreiking van
de prijzen voor de personeele en vrije baan, als
ook die voor de dames zal plaats hebben op 1
Juni 1896, 's avonds 8 uur.
Het Bestuur bestaat uit de Heeren: II. van
den Berg, Voorzitter; Jb. Lutterot, J. F. A.
Röer, G. L. Schuurman en A. de Vries, Secre
taris-Penningmeester.
DENKBEELDEN OVER ADVERTEEREN.
De ManufacturierVakblad voor Manufactu
ren en aanverwante Artikelen, geeft in haar
jongste nummer eenige „denkbeelden over ad ver
teeren." Onder meer leest men daarin:
Zij, die de meeste vruchten van het adver-
teeren hebben geplukt, zijn diegenen geweest,
welke in het adverteeren hebben volhard. Zij
adverteerden niet voor de grap. Met het hardste
penseel teekenden zij reclames op het hardste
steen en al wat zij deden, deden zij op hoop
van winst. Negen-en-negentig percent van de
genen, die met succes hebben geadverteerd, zijn
zij geweest, die met adverteeren volhielden.
De man, die in Januari adverteert, maar het
in Februari verzuimt, ziet zich genoodzaakt, om
in Maart des te meer te adverteeren, om de
leemten aan te vullen, die zijne dwaasheid in
Februari heeft veroorzaakt, en toch zou hij veel
beter gedaan hebben, als hij èn in Januari, èn
in Februari èn in Maart geregeld had geadver
teerd. Er zijn goederen, die slechts gedurende
enkele maanden met vrucht kunnen worden
geadverteerd, en toch moet het adverteeren
van zoodanige goederen ook buiten tjjds niet
geheel worden nagelatenmaar zou dan kunnen
gereduceerd worden tot een kleineren omvang
(als toevoeging bij andere artikelen, die dan
weder méér gaan) om weder op grootere schaal
te worden voortgezet, als de eigenlijke tijd voor
het adverteeren van dergelijke goederen is ge
komen. Het adverteeren is geen zaak van weelde
maar een winstgevende praktijk; doch het zal
nooit winstgevend zjjn, tenzij men er mede
handele, zooals men gewoon is zjjnö zaken uit
te oefenen, met het oog om natuurljjk daaruit
voordeel te trekken.
In de volharding van het adverteeren ligt de
vrucht, en in diezelfde volharding ligt de kracht
ervan. Handelszaken kunnen onderbroken worden
en ook zelfs het adverteeren kan onderbroken
worden, zonder dat nog daarom het handel
drijvend huis eenige schade lijdt; maar de ge
routineerde man van zaken is, als het op winst
aankomt, niet tevreden met het minimum, doch
zou gaarne het maximum willen hebben. Als
hij zijn uitgaven vermindert, dan doet hij dit
ook gelijkelijk in alles.
Met adverteeren houdt hij vol. Moge hij ook
al wat minder adverteeren, hij adverteert toch.
Hij verzuimt nooit het middel, dat hij bij de
hand heeft, om zijn naam en zijn zaak bij het
publiek bekend te maken en bekend te doen
blijven. Hij adverteert, ook al is het daarvoor
niet het juiste seizoen, opdat het publiek reeds
moge voorbereid zijn, als het juiste seizoen is
gekomen. Hij is onuitputtelijk in het adverteeren,
en daarin ligt juist zijn winst.
„Maar," zegt misschien een onzer lezers, „ik
heb geen succes met adverteeren," en het ant
woord is: omdat ge óf niet goed geadverteerd
of te vroeg er mede geëindigd hebt. En hij die
zegt: „ik behoef niet te adverteeren," miskent
zijn tijd en wordt vroeg of laat door zijne wèl-
adverteerende concurrenten overvleugeld. Adver
teeren in couranten die voor uwe zaken het meest
geschikt zijn en de beste resultaten kunnen
opleveren, geeft op den duur altijd succes; het
is bovendien een eisch des tjjds, waaraan men
zich niet kan, niet mag onttrekken, wanneer
men een open oog heeft voor zijne belangen.
Het verraad van Toekoe Oemar.
De jongste berichten over het snood verraad
van Toekoe Oemar hebben menig Indisch oud-
strijder naar de pen doen grijpen om in de bla
den aan zijne verontwaardiging lucht te geven.
Bijna allen zijn het hierover eens, dat thans in
den langdurigen Atjeh-oorlog een zeer kritieke
periode is aangebroken en om de woorden van
den gep. luit.-kolonel G. B. Iloojjer te gebrui
ken de Nederlandsche natie er zich op moet
voorbereiden, dat haar een slag kan treffen, voor
haar draagkracht niet veel minder zwaar dan
die Italië uit Abos3ynië gewerd.
Overigens heeft diezelfde schrijver naar pun
ten, die tot bemoediging kunnen strekken, ge
zocht. In de „N. R. Ct." schrijft hij
Het is helaasmaar al te waar. Na het ver
raad op Lombok trof nu ons dapper Indisch
leger het verraad op Atjeh.
Wat als gerucht in de couranten werd opge
nomen, is niet alleen bevestigd, maar nog in
gewicht toegenomen.
Op Lombok werd het om politieke en mili
taire redenen noodig geacht, onze troepen te
legeren onder de muren der Baliërs.
Men spiegelde zich daarbij niet aan de lessen
der geschiedenis, die er toch zoo duidelijk op
wezen, dat men den Baliër niet vertrouwen kon,
en dat hij uitnemend slag had, met de geheele
bevolking tijdelijk een air van vredelievendheid
en onderwerping aan te nemen.
Men wilde waarschijnlijk geen verzet uitlokken
en liet, ter wille van dat goede doel, achterwege,
zich op die punten te versterken en te dekken.
Toen week op week verliep en alles rustig
bleef, toen de oorlogsschatting reeds voor de helft
was betaald, bleef men begrijpelijk genoeg,
al is het ook te betreuren vertrouwen op het
woord van den vorst en plukte men daarvan
de wrange vruchten.
Op Atjeli trachtte men onzen invloed uit te
breiden buiten de geconcentreerde linie en deze
te omgeven, niet alleen met een zoogenaamde
opengekapte strook van 1000 Meter breedte, maar
ook met een terrein, dat van geestdrijvende
vijanden gezuiverd zou zijn.
Ook daarbij wilde men liefst niet vechten.
Toen het bleek, dat het gewenschte resultaat
wellicht te verkrijgen zou zijn door Toekoe Oemar
in genade aan te nemen en hem vergiffenis te
schenken niet alleen voor zijn strijd tegen ons
daartoe had hij recht maar ook voor zijn
snood verraad, toen werd de verzoeking te sterk
en ging men daartoe over overlaadde men hem
met geld en schoonklinkende titels en trok op
onze kosten een woning voor hem op. Ook hier
hoopte men, dat het doel de middelen heiligen
zou.
Op Lombok sloot men goedmoedig de oogen
voor het gevaar en sloeg men geloof aan het
woord van een Balineesch vorstop Atjeh vocht
men willens en wetens met bezoedelde wapenen
en vertrouwde men op de eeden van een schijn
heiligen schurk.
Op Lombok werden onze soldaten als honden
neergeschoten van achter de muren, waartegen
zij zich rustig en vol vertrouwen hadden moe
ten nederleggen op Atjeh zitten zij nu in de elf
posten buiten de geconcentreerde linie, omringd
door 21 versterkte punten, waarin de legioenen
van Toekoe Oemar en consorten als onze hulp
troepen in bezetting liggen.
De posten in de hoofdlinie, die Kota Radja
omvat en met de beide uiteinden tegen de zee
aansluit, zijn door een paar straaltrambanen en
door een ceintuurbaan met het hoofdkwartier
en onderling verbonden.
Om die linie heen ligt de 1000 Meter breede,
vroeger opengekapte strook.
Daar buiten ligt de] tweede, tijdelijke linie,
waarvan de posten voor het meerendeel door een
weg verbonden zijn.
Tusschen en om die posten liggen de 21 ver
sterkte punten, door Atjehers bezet.
Onze kranige soldaatjes zullen zich daar
staande weten te houden, al sluit de verrader
met zijn drie bloedverwanten en onderbevelheb
bers, met zijn veertig Pauglima's en zijn 200
vaste strijders hen ook in, en al loopt ook alles
wat Moslemin heet van West- en Noord- en
Oostkust te zamen om zich onder zijn vanen
te stellen.
Wij kunnen er op rekenen, dat onze mannekes
strijden zullen tot de munitie is verbruikt en
de vivres zjjn verteerd, ja langer, veel langer
nog; dat zij zich ten laatste een doortocht zul
len weten te banen naar de hoofdlinie, als alle
kans op behoud van hun post verloren is. Maar
hoeveel van do 25 officieren en 700 man, die
daar gelegerd worden, zullen dan nog present
zijn op het appèl?
Volgens het Koloniaal Verslag telden onze
troepen op Groot Atjeh in het begin van 1895
ongeveer 190 officieren en 4000 minderen; 40
officieren en 1450 minderen lagen, toen in de
hoofdlinie verspreid.
Hoeveel van wat er voor uitrukken beschik
baar is, en hoeveel van de beide bataljons, die
nu naar Atjeh onderweg zijn, zullen er moeten
vallen, voordat die posten zullen zijn ontzet, en
onze positie weder even zuiver eu gevestigd zal
wezen als toen generaal Van Toijn die aan zjjn
opvolger overgaf, om niet te spreken van die,
welke generaal Van der Heijden daar achterliet?
Het kan alles heel wat beter afloopen dan
wjj nu maar al te veel reden hebben te ver
wachten; in de XXVI Mookims, die tegen het
Oostelijk gedeelte onzer linie aansluiten, kan het
wellicht rustig blijvendaar was de invloed van
Toekoe Oemar nimmer zoo bijzonder groot; er
kan najjver ontstaan tusschen onze vijanden,
die zjjn spel waarschjjnljjk heel wat beter door
zien dan wjj. Generaal Vetter, die den Balier
den voet op den nek wist te zetten, zal ook nu
weder toonen, wat er zit in zjjn manneljjk, echt
Hollandsch karakter, en niet in gebreke bljjven
alles te doen, wat hij kan, om een goede op
lossing te vinden.
Maar toch is en blijft de toestand op Atjeh
hoogst ernstig.
Zeer donker ziet ook Athos in de „Arnh. Ct."
den toestand in en tegelijker tjjd doet hij krach
tig zjjn stem hooren om aan dat gesukkel in
Atjeh een einde te maken.
Toekoe Oemar, die op de hoogte is van alle
toestanden in de versterkte Atjeh-linie, van al
de plannen des gouverneurs, van al de zwakke
deelen van het leger, die over een goed gewa
pende, goed geoefende en onvermoeide bende
kan beschikken, hij kan gevaarljjker voor ons
worden dan indertijd op Java, Diopo Negoroen
zjjn veldheer Sentot! Indien de verstrooide
Atjehers zich vereenigen, kunnen zij onze troe
pen rondom Kota Radja bezig houden en Toekoe
Oemar heeft zijn bende ter beschikking om een
grooten slag te slaan, hetzjj hjj onze bezittingen
aan de Oostkust afloopt, hetzjj hjj onverwacht
Kota Radja zelf tracht te vermeesteren!
God geve, dat mjjne beschouwingen te pessi
mistisch zjjn! Was de operatie-basis der Neder
landers ergens in de binnenlanden, had men
déar magazijnen, groote troepen-afdeelingen en.
reserven, dan waren de Oostkust-bezittingen ge
vrijwaard en Atjeh werd in den rug bedreigd
en zóó bedreigd, dat, door aanhoudend zjjn ge
bied te naderen, verdere wederstand weldra
bljjken zou onmogelijk te zjjn. Het flauwe ge
praat van moeiljjk terrein is kinderachtig, „waar
een wil is, is een weg!" Niet alleen wegen,
maar een spoorweg kunnen de Nederlanders im
mers doen aanleggen! Daar waar onze troe
pen hulp hadden van inlandsche benden, hetzjj
als éclaireurs, hetzjj als lastdragers, hebben ze,
overal gemakkei jjk gezegevierd. Welnu, het Ne
derlandsche bestuur heeft op Sumatra de Batak
kers, een volk, dat zich gaarne bij ons aansluit.
Men beloove dat volk het bezit van het rjjke
Atjeh-gebied, men betale het en moedige het
aan om onze bondgenooten te zijn: het succes
kan niet uitbljjven, wanneer een energiek man
aan het hoofd der nieuwe expeditie staat, ter
wijl hem tevens het geheele bestuur van het be
zette en nog te veroveren land wordt opgedragen.
Het is nu bijna 23 jaar geleden dat Neder-
land ook uit zjjne rust werd wakker geschud,
toen het mislukken der eerste expeditie tegen
Atjeh bekend werd. Ik schreef toen in deze
zelfde courant, dat de regeering er op moest
rekenen thans eene nieuwe expeditie van pl.m.
10,000 man uit te rusten. Velen lachten daarom,
maar wat is het resultaat der groote 2de expe
ditie geweest? Dat er nog steeds geen behoor
lijk succes verkregen is!
Een derde expeditie uit het binnenland be
hoeft zoo sterk niet te zjjn, maar ze moet goed
voorbereid en goed volgehouden worden. Boven
dien moesten een 3 a 4000 Batakkers onze hel
pers zijn!
Laat er toch een einde komen aan het ge
sukkel in Noord-SumatraEr zjjn knappe, flinke
officieren genoeg in het Indische leger, aan wie
de taak opgedragen kan worden Atjeh te onder
werpen en het land, zoo noodig, aan de Batak
kers ter bewoning te geven. Onze aartsvijanden,
de Atjehers, zullen nimmer onderworpen onder
danen worden, evenmin als vertrouwbare bond
genooten.
Buitenland.
HET GELUID OP VERREN AFSTAND.
De grootste afstand, waarop de menscheljjke
stem vernomen werd, bedroeg, hoe wonderlijk
't ook klinkt 30 kilometer (4 geografische mij
len). Dit had plaats in de „Grand Canon" van
Colorado, waar een man den naam „Bob" aan
't eene einde luid uitriep en aan 't andere
einde duidelijk verstaan werd. Luitenant For-
ster, deelnemer aan Parry's derde Noordpool
expeditie bevond, dat hjj met een man aan den
anderen kant van de haven Bowen, op een af
stand van 2 kilometer kon spreken. Sir John
Franklin verklaarde eveneens, dat hjj gemakke-