NIEUWE Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. 25 GEUT N°. 16. Zondag 19 April 1896. 5e Jaargang. Premie-Offerte. Be Zoon im den Galeiboef 's Levens Eb en Vloed. Nieuwst ij dingen FEUILLETON. Hoogmoed en Adeltrots. LANGEDIJKER MANT Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ot., franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. KT. KEIZER. BUREEL: \ooi'<lMliai'>voinïe. PRIJS DER AD YERTENTIÊN: Van 1—5 regels 30 ct., elke regel meer ct. (Iroote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Nu zijn we eens in de gelegenheid onze lezers voor zeer weinig- geld in het bezit te stellen van een flink boekwerk, getiteld of Voor slechts is deze boeiende roman te bekomen, 't Spreekt van zelf dat deze aanbieding alleen geldt voor de abonné's, terwijl eveneens de medelezers deze premie kunnen bekomen. Ook nieuwe abonné's kunnen van deze aan bieding profiteeren, mits in de maand April nog ingeschreven. Men late dit buitenkansje nu niet voorbij gaan, want dergelijke aanbiedingen zjjn zee r zeldzaam. Bij inzending van achterstaande bon Premie- Offertevoor abonné's en medelezers wordt het boek binnen do gemeente a Contant be zorgd en met verhooging van frankatuur aan de abonné's buiten de gemeente toegezonden. Ook door tusschenkomst van onze agen ten, de Heeren M. KROON Cz. te Oudkarspel; JOIIs. GREIDANUS te Zuidscharwoude en P. OTTO te Broek op Langedijk te bekomen tegen contante betaling, aangezien niet op rekening wordt gesteld. DE UITGEVER. Tot Kerkvoogden der Ned. Herv. Gemeente te OUDCARSPEL zijn benoemd de heeren F. de Boer Pz. en Jb. Pranger. IIET JAAR 1896 VOOR DEN BOER. De vooruitzichten voor den boerenstand zijn dit jaar heel wat rooskleuriger dan dit verleden jaar het geval was, toen de grenzen van geheel ons vaderland voor den uitvoer van vee geslo ten waren. Nu is er groote uitvoer naar België en Frankrijk, welke beide rijken in den tijd van enkele weken voor meer dan een millioen gul dens aan slacht- en melkvee hebben ingekocht. De fokkers in ons vaderland hebben nu genoeg om aan groote vraag te voldoen; ja, zelfs be weren deskundigen, dat bij het openstellen der grenzen van Duitschland en Engeland, waar voor bij dezon voortgang der verbetering van onzen veestapel veel kans bestaat, de prijzen van melk- en weidevee wel 20 kunnen rijzen. Een andere reden van tevredenheid voor onzen boerenstand is gelegen in het feit, dat er over vloed van hooi en graan is, wat het vet mesten van vee voor den boer goedkoop maakt. Het is te wenschen, dat de goede verwachtingen voor dit jaar mogen vervuld worden, want als het den boer goed gaat, gaat het ieder goed. AFGELUISTERD. Eene, eenvoudig gekleede, wat hooggestemde damesachtige juffrouw voert in den trein een gesprek met eene gezette, van goud en juweelen flonkerende rijke boerin over het niet dragen van versierselen door vrouwen uit hoogere stan den. „Ja" zegt de boerin ik heb verleden jaar de Koningin gezien en die droeg niet eens hangers in de ooren. „O, neen," is het antwoord der dame „dat is zoo in onzen stand wo hebben ze wel, maar we dragen ze niet." „Boerenbond". Ter kennisniabing en ter bespreking werd ons van den te Nieuwe Niedorp opgerichten „Boerenbond" een reglement toegezonden. Eenige bepalingen luiden Art. 1. Het doel van dien Bond is: bevor dering van de belangen der boeren en het plat teland en daardoor die vaD de geheele gemeen schap door alle gewettigde middelen, waaronder in de eerste plaats wordt gerekend te beliooren het (zonder nevenbedoelingen aan partijbelang ontleend) aanwenden van invloed op de verkie zingen opdat zooveel mogelijk worden gekozen „boeren" of zij van wien men weet dat zij met de toestanden ten plattenlande volkomen bekend zijn, en verbetering daarvan zullen voorstaan. Art. 2. Om lid van den bond te kunnen zijn, moet men in Nederland wonen, doch niet in de kom eener gemeente welke kom meer dan 5000 zielen telt. Deze laatsta bepaling geldt niet voor hen, die in grootere plaatsen den landbouw practisch uitoefenen. De leden betalen jaarlijksch voor 1 Mei f 0,50 contributie, steeds bij vooruitbetaling te voldoen. Hij die tusschentijds als lid toetreedt wordt gerekend voor een vol jaar lid te zijn. Donateurs zjjn zij, die jaarlijks op denzelfden tijd en dezelfde wijze als de leden minstens f 3. betalen, of zij die bij hunne toetreding in eens f 50,in de Bondskas storten, in welk geval zij voortaan vrij zijn van contributiebetaling. Donateurs hebben dezelfde rechten als de leden en voor hen geldt de beperkende bepaling in de eerste alinea van dit artikel, niet. De eerste all. van art. 3 luidt: Zoodra in eene gemeente 10 leden en dona teurs van den Bond wonen, kan daar eene af- deeling worden gevormd, met eigen bestuur en huishoudelijk reglement, goed te keuren door het Hoofdbestuur. De eerste en laatste all. van art. 4 vermelden Zoodra 10 afdeelingen van deD Bond zijn ge vormd, wordt op eene algemeene vergadering te Nieuwe Niedorp te houden, een Hoofdbestuur gekozen, bestaande uit 9personen, waarvan min stens 5 den landbouw practisch moeten uitoefenen. Het Hoofdbestuur is bevoegd aan de afdee lingen in een kiesdistrict waar eene verkiezing voor Tweede Kamer of Provinciale Staten moet plaats vinden te gelasten eene gewestelijke ver gadering te beleggen tot het bespreken van kan didaten. Art. 10 behelst de volgende bepaling: Op de algemeene vergaderingen worden de afdeelingen ieder vertegenwoordigd door éen af gevaardigde die voor zijne afdeeling stemt en spreekt. Elk lid van den Bond heeft echter het recht de vergaderingen bij te wonen. De commissie voor de samenstelling van een reglement bestaat uit de HeerenD. v. d. Stok, D. Kuilman, J. Wijn, J. Coster en J. Stammes. Naar wij van het Bestuur vernemen zal het feest van de Vereeniging: „Christelijk Natio naal Zendingsfeest" D. V. worden gehouden op het landgoed „Waterland" onder de gemeente Velzen, op Woensdag den 1 Juli a.s. 27.) Vrij naar het Duitsch. (SLOT.) »Ik ga uit vrijen. Reinoud," ging de graaf vooit; «wilt gij intusschen op mijn huis passen, opdat geen roover er heime lijk of met geweld binnendringt? - Juf frouw Tomsdorf is nog altijd angstig van aard, en 't zou mij dus niet verwonderen, dat zij eindelijk weder op ontvluchting be dacht zou zijn; de pastorie oefent een wanhopige aantrekkingskracht op zulke vluchtelingen." De predikant was bloedrood geworden; toen schudde hij het hoofd en zeide wee moedig: «Ik kan mij dus op een huwe lijksinzegening voorbereiden. Is het waar, dat gij met juffrouw Tomsdorf gaat trou wen? Van vele zijden vraagt men mij er naar." «O, gij kleingeloovige," zeide de graaf lachende, terwjjl h(j zijn paard omwendde. «Juffrouw Armgard, help gij hem heden uit den droom; de vloek is opgehevende tijd der boete en reiniging is ten einde. Hoera, dominé, het leven is toch zeer schoon Hij gaf zijn paard de sporen en galop peerde heen; daarna kwam hij plotseling in galop terug. «Hallo Reinoud, mijn eerste boek is ge drukt gewordenmijn roein staat thans nog vaster dan mijn adeldom. Ziet gij, vriend, daarop heb ik eigenlijk slechts ge wacht niet als de erfgenaam van Lörach, maar als schrijver ga ik er op los, om aanzoek te doen om de trotsche gravin." En weder galoppeerde hij vrooljjk lachend heen. In het gemoed van den predikant was evenwel plotseling een zonnestraal ge vallen, en toen zijn zuster zacht den arm op zijn schouder legde, zeide hij bijna be schaamd: «Ik dacht, dat hij haar ten hu welijk zoude nemen." «De vloek is opgeheven, ook die van Mathilde's ziel, ga heen, broerlief en ver werf u dezen schat." XIX. Spoedig zag men den predikant Erhardt door de nog eenzame en kale wijnbergen naar het kasteel Lörach wandelen, waar Mathilde Tomsdorf hem met een lichten blos in hetzelfde kamertje ontving, dat zij eens als gezelschapsjuffrouw der blinde gravin bewoond en ook thans weder be trokken had. Sprakeloos en verlegen stond I de ernstige man vóór haar en toen zij hem j vragend aanzag en hij in het kalme hel- j dere oog der lijderes staarde, gevoelde hij zich plotseling met moed bezield, om haar te zeggen, dat hij haar reeds lang in stilte j bemind had, en sedert het oogenblik, waarop hij haar van den stap der wanhoop had teruggehouden, van de gedachte vervuld was geweest, dat de hemel alleen haar voor hem bestemd hadhoe hij nooit in zijn vertrouwen op haar gewankeld had en alleen in den Latsten tijd, toen graaf Ul- rich von Waldstein zoo lang geaarzeld had met zijn aanzoek om de hand der gravin von Wildenfels, eenigen twijfel ontwaard I en aan het gerucht, dat haar met den graat in betrekking bracht, bijna geloof geslagen had. Met terneer geslagen blikken, terwijl zij nu eens bloosde, dan weer bleek werd bij de woorden van den predikant, welke woorden op steeds hartelijker! toon zijn mond ontvloeiden, stond Mathilde voor hem en meende te droomen. toen men haar zoo plotseling een stil, vurig verlangd j toevluchtsoord aanbood. Nog altijd zweeg I zij, ofschoon hij opgehouden had met spre ken, en hare hand met een innigen druk in de zijne namnog altijd hield zij haar vochtig oog terneergeslagen, alsof zij vreesde te spoedig uit haar zoeten droom te ont- waken. Langen tijd wachtte de predikant op antwoorddaarna liet hij zuchtend hare hand los en vroeg zacht om vergeving, in dien hij haar bedroefd of zelfs beleedigd mocht hebben met zijn aanzoek. Eensklaps ontroerde zq, en een warme, vriendelijke blik trof zijn hart als een lentezonnestraal. Haastig liep zij naar haar commode en nam daaruit haar dagboek, dat zij na den dood der blinde gravin te rug had ontvangen. Een purperen blos ver school zich op haar fijn, bleek gelaat, toen zij het boek opsloeg en met den vinger op de laatste regels wijzende, het hem zwij gend toereikte. Ehrhardt las haastig; eene lichte tril ling doorvoer zijn leden. Het slot luidde: «Ik ben vrij, mijn onschuld is bewezen; het laatste en vreeselijkste heb ik moeten verdragen ter wille van den man, die mij in mijne jeugd bedroog en mij zoo diep ongelukkig gemaakt heeft; eens offerde ik alles aan hem op, doch niet mijne eer, waarvan hij mij nu ten laatste ook nog berooven wilde; dat mocht ik niet dul den. Ik bleef hem getrouw in mijne liefde en treurde over hem als over een gelief den doode. De vloek is opgeheven, mijn hart vrij ik vergeef den ongelukkige even als God ons vergeve moge wat hij aan m(j en aan de menschheid misdaan heeft. «Of dit hart, dat zoo veel jaren voor de eerste maal weder ruim ademhaalt, nog op geluk, op liefde aanspraak mag maken? God, gij alleen weet, welk een stil verlan gen in mij sluimert, sedert het oogenblik, waarop de zachte hand van uwen dienaar mij van den rand des afgronds terugtrok; hoe zijn beeld sedert dien tijd in mijn ziel leeft, en de liefde, die ik lang begraven waande, als een nieuwe offervlam omhoog stijgt voor hem, den goeden predikant van Rothensee, dien ik hopenloos liefhebben zal tot aan het graf." Toen Reinoud Ehrhardt deze woorden gelezen had, sloeg hij zjjne arm om de blo zende en drukte haar in zalige vervoering aan zijn borst. Beiden gevoelden in het diepst hunner ziel, dat God hen voor el kaar geschapen had en geen vijandelijke macht dan alleen de dood hen weder schei den kon. In hun stil geluk bemerkten zij niet, dat de deur zachtjes geopend werd, en het doof stomme Netje met eene uitdrukking van on aangename verrassing op het gelaat hen gade sloeg. Toen Mathilde haar eindelek bemerkte en zich lachende en blozende uit Reinoud's armen losmaakte, wilde Netje verschrikt de vlucht nemeneen blik deed haar stilstaan, en langzaam kwam het kind na der, terwijl zij de betraande oogen op den grond gevestigd hield. Mathilde plaatste haar tusschen zich en den predikant en vertelde haar door wel sprekende teekenen van haar geluk en hoe z\j met haar naar de pastorie zou gaan, om nooit weer van haar gescheiden te worden. Eensklaps verhelderden de oogen der doof stomme, en terwijl zij haar de handen kuste, knielde zij voor haar beschermster neer om met smeekende blikken den pre dikant om zijn toestemming te vragen. Deze knikte en zeide diep bewogen «En al waart gij het tegendeel van hetgeen gij zijt, dierbare Mathilde, ja, al waart gij eene groote zondares, dit kind moest u met God verzoenen Boven op het balkon van haar oud, voorvaderlijk kasteel, dat zoo somber en vervallen afstak bij den romantischen om trek en nauwelijks zijn naam meer ver diende, stond Hildegard von Wildenfels en liet hare blikken verlangend over bosachen en velden zweven. Daarbinnen onderhield hare moeder zich met de oude huishoudster, die juist haar rekening en verantwoording deed over de huishouding en het strenge bevel ontving om in alle opzichten zuiniger te zijn. Hildegard loosde een diepen, smartelij- ken zucht; zij wist het best, wat deze over luide en scherpe aanmaning barer moeder beduidde, en waartoe de steeds aangroei- ende verlegenheid omtrent geldelijke om standigheden haar opnieuw zoude dwingen. Hoezeer zij zich ook vasthield aan de hoop en het vertrouwen op Ulrich, en Nanette er het hare toe bij mocht dragen, zoo kon zij zich toch niet verhelen, dat het oor deel harer moeder, hare koele, diep door dringende redenen gegrond waren en het gerucht, dat natuurlijk ook tot haar door gedrongen was, waarheid moest zijn. En nu, te midden van dezen strijd en twijfel, kwam een zoogenaamd schitterende partij opdagen; een rijk, pas in den adel stand opgenomen grondbezitter, die zijn nieuw diploma aan den ouden stamboom ran Wildenfels wilde verbinden. De moeder was natuurlijk met hart en ziel voor deze partij en vorderde recht streeks van haar dochter het offer, den ontrouwen bezitter van Lörach te toonen, dat zij zonder hem niet verlaten was. «Moed, lieve gravin, moed!« vermaande Nanette. «Zal de graaf zulk een slecht begrip van onze trouw krijgen? Is het niet zeer waarschijnlijk, ja zeer zeker, dat hij ons slechts op de proef stelt, daar de beproe ving met den Amerikaan ons eigenlijk een weinig onbesloten vond.« Eensklaps draafde in galop een ruiter, door een bediende gevolgd, den slottuin binnen. Hij zag op en zwaaide zijn hoed om te groeten. Hildegard was eene be zwijming nabij, doch werd spoedig door Ulrich's armen omvat, en vond zoo een vasten steun. In de stille vreugde haars harten achtte zij het raadzamer niets aan te roeren, wat ook slechts eenigszins een onaangename herinnering kon opwekken, maar rustig op het zoo welkome aanzoek van den rijken erfgenaam te wachten. Hoe was het haar echter te moede, toen de graaf er aan tafel van sprak, om in Lörach fabrieken te bouwen en met zijn eigen drukkerij ook een dagblad te willen op richten. «Ik wil al mijne krachten aan het wel zijn des volks wijden,sprak hij ernstig, «om den tijd, die de scherpe vooroordee- len als kaf voor den wind zal wegwaaien, te helpen voorbereiden. Wilt gij mij hierin als mijn trouwe vrouw uwe hand leenen, Hildegard?® voegde hij er bij, terwijl hij haar teeder en ernstig de hand reikte. «Ja, Ulrich, dat wil ik van ganscher harte en met volle toewijding,antwoordde de gravin, rnet vreugde hare hand in de zijne nederleggende. «En gij, mevrouw de gravin,wendde hij zich tot de sprakeloos neêrzittende moeder, «wilt gij mij onder deze voor waarde, die Hilda goedkeurt, als zoon aan nemen?® Het was een korte, zware strijd voor de hooghartige gravin, doch haar verstand, door nood gedrongen, zegevierde. Terwjjl zij hare kinderen zegende, sprak zij haar blijdschap uit, de beide wettige erfgena men voor hun heele leven vereenigd te zien, en zoo door deze verbintenis, den hemel verzoend te hebben. Dat graaf Ulrich nu ook niet lang meer wachten wilde, om de geliefde als zijn vrouw mede naar zijn huis te voeren, laat zich denken. Het huwelijk werd bepaald op de helft van Mei en het programma zoo kort mogelijk gemaakt. En toen de nachtegalen hunne lieflijke liederen lieten weerklinken en bosch en veld rijk met bloemen getooid waren, trok ook het kasteel Lörach zijn schoonste kleed aan om de bruiloftsgasten te ontvangen. In de kerk te Rothensee werd Ulrich rnet Hildegard door den predikant Ehr- 1 hardt verbonden, die na deze plechtige I handeling zelf met zijne bruid voor het al taar trad, om zich door een ambtsbroeder te laten trouwen. Het was een dubbel feest, zooals het kasteel Lörach het nim mer gezien had, daar liefde en geluk de harten met rozenketenen omstrengeld en rampspoed hun beproefd had in zijn lou terend vuur. Wij hebben hier nog slechts bij te voe gen, dat juffrouw Armgard voor en na met de geliefde schoonzuster op- en neerging, en Netje zich als medelid der familie, in zonderheid bij de komst van het eerste zoontje uiterst nuttig, ja onontbeerlijk be toonde. Dat Nanette den boschwachter van den graaf werkelijk huwde en somtijds de eer genoot, dat zij hare voorname gebieders op het oude jachtslot te gast mocht zien, mogen wij daarom te minder verzwijgen, daar haar slimheid haar tot geen gering persoon gemaakt had, terwijl wij hier ook nog bijvoegen, dat haar broeder als kamer dienaar van von Waldstein —Lörach al zijn wenschen en stoutste verwachtingen ver vuld zag. Laurette kreeg een klein pensioen, ter wijl de oude jager Claus, onder den titel van opziener, door zijn meester op elke wijze onderscheiden werd voor de trouw en gehechtheid, die hij den waren erfge naam altijd bewezen had. De graaf echter hield woordhij gebruikte zijn rijke zedelijke en geldelijke middelen met verstand en wijsheid tot heil van het volk, tot het ware welzijn der menschheid, en toonde door de daad, dat alleen de arbeid, op welk levensgebied het ook zijn moge, den mensch waarlijk adelt! - EINDE. -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 1