Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 21. Zondag 24 Mei 1896. 5e Jaargang. Plaatselijk Nieuws. N ieuwstij dingen. Feuilleton. Oog om oog, tand om tand, NIEUWE ai rnmi COURANT. Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Opdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post OO ct. UITGEVER: J. H. KEIZER. BUREEL: loortlschanvoude. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. BRONGAS. Nu brongas op verschillende plaatsen in Noord-Holland en ook in andere provinciën is dienstbaar gemaakt ter vervanging van petro leum, zoowel voor verwarming als verlichting,is het natuurlijk niet te verwonderen dat ook aan de Langedijk personen zijn die over de invoering van brongas langzamerhand begin nen te denken, aangetrokken door de vele ge makken die het oplevert. Doch, niet overal slagen de proeven die men neemt, even gelukkig. Het hangt, wanneer wij ons niet vergissen, dan ook geheel af van de krachtsontwikkeling waarmede het water uit den grond opwelt, omdat het noodzakelijk is dat het eenige voe ten boven den gewonen waterspiegel wordt opgevoerd. Daarbij is deskundig reeds bewezen dat schelpachtige grond, het meest wordt geschikt geacht voor de ontwikkeling van gassen, en die geschikte aardlagen worden niet overal gevon den. Met eene proefneming gaat doorgaans nog al groote kosten gepaard, welke, wanneer de proef niet siaagd, de kosten van aanleg ging te veel zouden verhoogen wanneer men op een andere plaats gelukkiger zou zijn. Dat dit velen weerhoudt is zeer natuurlijk, doch wie genoegzaam op de hoogte is van de voordeelen en gemakken die het bezit van brongas oplevert, hij zou niet lang dralen met een proef te wagen, vooral wanneer het maar eenigszins onder z'n bereik ligt; hij kan be schikken over een voor de aanlegging geschikt terrein en het voor het bedrijf der moeite en de kosten wel waard zijn. Wat nu betreft de Vraag, of eventueel aan de Langedijk te nemen proeven zouden sla gen, kunnen wij het volgende mededeelen. In 1880 werd voor rekening der gemeente Zuidscharwoude een nortonput geslagen, ten gerieve der burgerij die het water zou kun nen gebruiken voor verschillende doeleinden. Deze. put, geslagen op eene diepte van onge veer 25 Meter of 87 voet, voldeed echter niet aan de verwachtingen daar het water, dat uit dien put opwelde, volgens deskundig onderzoek bleek te bevatten voor de gezondheid nadoe- lige bestanddeelen, zoodat hij ten slotte weder met aarde en puin werd gevuld. Zich dien put herinnerende, werd door den heer P. G. Duker, Notaris te Zuidscharwoude, vergunning gevraagd, dien put tot net nemen van een proef tot verkrijging van brongas te mogen gebruiken. De heer De Lange te Winkel, een op het gebied van puttenboren hoogst bekwaam vak man, werd met do proefneming belast. Nadat opnieuw de put was opengeboord en de steenen en aarde waren verwijderd, mocht hij er ten slotte in slagen de wél weder op nieuw werkende te krijgen. Wel was de aandrang van het water nog. niet in die mate toegenomen, zooals wensché^. lijk wordt geacht, doch in aanmerking, nemende dat deze put nog van oud systeem ia- en de - toevoer van water dus uitsluitend van onder af komen moet, werd hij toch g^d genoeg geacht om de proef verdér door te zetten. Toen het water langzamerhand helderder kleur had aangenomen werd een zoogenaamde gashouder, waaraan een slangetje met gaspit was bevestigd, boven op de wel geplaatst, ter wijl voor de verwijdering van de lucht het kraantje een oogenblik werd opengelaten, waai - na het weder tot bewaring van de gassen, zoo die aanwezig waren, werd gesloten. Men wachtte. Eenige oogenblikken moesten verloopen voor dat het noodige gas aanwezig kon zijn om een vlammetje te voeden. En toen men dacht genoeg gas vergaard te heb ben kon werkelijk het licht worden ontstokenen brandde een heldere flinke vlam door middel van brongas, verkregen uit dien ouden vergeten put. Het resultaat was dus schitterend. Onge twijfeld kan dus op de vraag of aan de Lan gedijk brongas zou kunnen worden aangelegd, bevestigend worden geantwoord, bewijze deze uitstekend geslaagde proef. Als men nagaat dat de tegenwoordige bui zen er op zijn gemaakt dat het gashoudende water uit verschillende aardlagen naar binnen kan dringen waardoor de aandrang bovendien veel sterker wordt, dan ligt het voor de hand dat het antwoord niet op zwakke motieven berust. De heer P. Kramer heeft zijne benoeming t<$fc lid van den Gemeenteraod te KOEDIJK niet aangenomen. iHoe net! Onder het opschrift: „Oprecht gemeend", vindt mjen in een der Amsterdamsche bladen de vol gende advertentie j|_Een fatsoenlijk, net jongmensch, van nette fa milie, 28 j\, wensphT in kennis te komen met een jong, liefst gebrekkig of ongelukkig meisje met eenig fortuin, wier leven bepaald oplettend heid en eene liefderijke verzorging eischt, om later na wederzjjdsch goedvinden een huwelijk aan te gaan, enz. enz. Een werk van onmenschen Een persoon uit Bokstel is te UTRECHT in het ooglijdersgesticht opgenomen. In den nacht van Zondag op Maandag was hij tusschen Den Bosch en Tucht door onbekende personen aan gevallen met een scherp voorwerp werd hem een oog uitgestoken, terwijl het andere oog zoo danig werd beschadigd, dat men voor het be houd vreest. Kleine oorzaken hebben vaak groote ge volgen Dit bleek te HEDEL. Van de 80 stuks vee, die op de Uiterwaard „St. Helena" grazen, stier ven binnen 2 dagen plotseling 6 stuks. Bij onder zoek van een der cadavers door den heer De Vries, rij ksveearts, is gebleken, dat loodwitver- giftiging de oorzaak van den dood is. Bij het verven der spoorwegbrug over de Maas was door het onwillekeurig morsen van verf het gras onder de brug met loodwit in aanraking gekomen. Drie jaar geleden had te Antwerpen een wedvlucht van duiven plaats. De heer M. Roerma van Groningen nam er met 7 duiven aan deel. Eén daarvan keerde niet terug en werd sedert voor verloren gehouden. Dezer dagen echter vond de eigenaar tot zijn groote verbazing de vermiste in het hok terug. De duif droeg op een der vleu gels den stempel Marseille-Hardy" en schijnt dus geheel afgedwaald te zijn. Was het instinct of overleg, dat haar weer naar de oude plaats terugvoerde POGING TOT KINDERMOORD. Dondermiddag omstreeks half vier ontstond er een groote oploop voor een huis in de St. Nicolaasstraat te Amsterdam. Een in de buurt wonende vrouw had name lijk getracht haar kind van 6 weken in het Y te verdrinken, doch was daarin verhinderd door eenige toeschouwers. Zij vluchtte met haar kind achtervolgd door een aantal schreeuwende vrou wen, in het huis van een harer kennissen in de St. Nicolaasstraat, waar de politie de vrouw, die in half beschonken toestand verkeerde, in bescherming nam. 3.) Nog nooit heb ik mij zoo ellendig en verla ten gevoeld als toen ik dien dag en den daar op volgenden avond langs de straten zwierf. Reeds was de nacht gekomen en liep ik nog besluiteloos rond, toen ik, om den hoek van een straat gaande, eensklaps een paar schreden voor my uit iemand zag, die op het punt was zijnen dolk te stooten in den rug van een reusachtig man, welke zich bukte ten einde iets van den grond op te rapen. Bliksemsnel sprong ik vooruit en sloeg den sluipmoordenaar het wapen uit de hand, terwijl de ander zich op het gerucht omkeerende en ziende, wat er gaande was, zijn vijand door een vreese- lijken slag van zijn zwaard levenloos op den grond uitstrekte onder het gemompel van eenige woorden, die ik voor Spaansch vloeken hield. Daarop sprak hy mij ook in diezelfde taal aan, maar toen ik in 't En- gelsch zeide, hem niet te begrijpen, drukte hij zich ook, hoewel eenigszins gebrekkig, in deze taal uit: «Gij hebt mij een groo- ten dienst bewezen jongeling," zeide hij, sen ik dank u daarvoor. Do drommel hale dien laflen schurk! Hij had gedreigd mij te vermoorden, maar ik dacht hem te laf om mij te durven aanranden. Nu, die eene slag zal hem wel voor goed de macht ont nemen mij te schaden. Terwijl hij op deze wijze voortpraatte, had ik gelegenheid, zijn persoon wat nauw keuriger op te nemen. Hij was meer dan zes voet hoog, bad eene zeer breede borst en lange, gespierde armen, terwijl zijne beenen eer kort genoemd konden worden. Zijn gelaat werd bijna geheel verborgen door den vollen, langen baard, en zijne oogen glinsterden onheilspellend onder een paar dichte, zwarte wenkbrauwen. Maar wie zijt gij en waarheen gaat ge vroeg hij eensklaps mij vlak in het gelaat ziende. Ik legde hem mijn ellendigen toe stand bloot, en toen ik mijn verhaal, waar naar hij met alle aandacht had geluisterd geëindigd had, zeide hij: sik kan u hel pen; gij zijt juist de man. dien ik noodig heb. Gij zegt, dat ge de geneeskunde be studeerd hebt. Welnu, reeds lang heb ik naar een scheepsdokter omgezien. Ik ben kapitein van een schoener, dien gij mis schien wel hebt zien liggen, kort bij het Moro-kasteel. Wilt ge mij vergezellen? sWaarin drijft ge handel?" vroeg ik. sWel," zeide hij na een oogenblik aar zeling, snu eens ben ik een smokkelaar, soms ook een slavenhaler." vrijbuiters zijn, myn jongen, en wel ge-I passagiers overboord werpen endenschoe- nVOn^en g0. gewapend uit te zeilen om ner aan het veroverde schip verbonden. allen tegenstand te fnuiken. Meestal beta len we onze goederen met ijzer en koopen dikwijls de lading met bloed. Wel, wat ziet ge bleek! Jagen u mijne woorden angst laan? Kom, wees vroolijk, gij hebt mij pas Eensklaps viel mijn oog op de slanke gestalte van een meisje, dat rriet haar rug naar my gekeerd en over al hare leden bevende, ineengedoken op een rol touw zat. Mijn hart bloedde op liet gezicht dier 'tls mij om het even," hernam ik, «ik j het leVen'^"en f dïïuig SST ga met u mede. Nood breekt wet, en in- zins uw schuldenaar. Indien ffü bet irezicht I niet. helnen bnn tfanUtII. dien ik hier blijf, moet ik van honger ster ven." «Kom dan," zeide hij. vindien we hier nog langer blijven, zal de wacht ons in palmen en achter de grendels brengen." Met haastigen stap liepen we voort en we stonden dan ook weldra aan de kant van het water. Van onder zijn mantel haalde hij een scheepsroeper te voorschijn en deed een langgerekten. zwaren toon over de watervlakte klinken. Spoedig za gen we nu een kleine boot, door slechts éen persoon voortgestuwd, zich van den schoener verwijderen en langs de kade op ons toekomen. »Is alles gereed, Diego?" vraagde mijn gezel aan den man in de boot. »Ja, kapitein," was het antwoord. «Spring er dan in," sprak hij tot mij. We stapten in en waren weldra aan boord van den schoener. Het was een groot, sterk gebouwd schip,dat als een eend op het water zat. Overigens had het niets aan zich, waar door het bijzonder de aandacht trok. Eenige weinige mannen leunden of liever lagen hier en daar lui op het dek, toen wij aan kwamen, doch allen sprongen op het bevel van den kapitein op, ten einde het anker te lichten en te hijschen. Weldra passeerde het schip het kasteel, welks bezetting ons tot mijne groote ver bazing ongehinderd liet vertrekken, daar ik had hooren zeggen, dat ingevolge strenge orders geen enkel schip na zonsondergang mocht doorgelaten worden. Toen we op eenigen afstand van het land gekomen wa ren, zag ik verscheiden personen van bene den op het dek komen, waardoor de man schap wel tot vijftig kop aangroeide. Daarop gaf de kapitein bevel het kanon naar boven te brengen en gedurende eenigen tijd wa ren allen aan 't werk om een achttien ponder op het dek te hijschen. Het vreeselijk vermoeden, dat ik mij op het schip van een zeeschuimer bevond, kwam nu voor het eerst in mij op. Waar schijnlijk was het aan mijne houding te zien, wat er in mij omging, daar de ka pitein, die onder al die bedrijven het oog niet van mij afgewend had, met een spot tend lachje tot mij zeide »Ge ziet, dat we j mat lag. «Waar ben ik? wat is er gebeurd zeide ik, toen eene vage herinnering van het voorgevallene mij door het hoofd schoot. Waar zoudt ge anders zijn dan in mijne hangmat klonk de stem van een goedhar- tigen Ier, die daar onder mij zijn buis aan 't herstellen was. «Ge hebt het waarlijk niet den kapitein te danken, dat ge nog onder den levenden zijt. By St. Patrick! toen ik den slag zag toebrengen, meende ik, dat ge rechtstreeks naar Abraham's schoot gingt verhuizen. »Maar hoe kwam ik hier? viel ik hem in de rede. «Wel, hoe anders dan in mijne armen. Ik nam u op van het dek, toen ge daar zonder beweging of eenig bewustzijn ne- derlaagt, want, ziet ge, ik draag u een goed hart toe, sinds ge mij zoo goed en liefderijk behandeld hebt, nadat ik door een val mijn schouder zoo deerlijk had ont wricht.» zins uw schuldenaar. Indien gij het gezicht j niet helpen kon, trachtte ik mijne aandacht van bloed niet kunt verdragen, moogt ge- van haar af te leiden, door de bedrijvig- beneden blijven om de gekwetsten te ver- heid der zeeroovers gade te slaan en den plegen. Dat is immers ook op een oorlog- kapitein te beschouwen, die links en rechts schip de taak van een dokter? vloekende zijne bevelen gaf Eenige dagen kruisten we op de hoogte Ziende, dat allen hun werk volgens zijn van kaap Antonio, en bemachtigden ver- verlangen ten uitvoer brachten, keerde-hij scheidene schepen met kostbare goederen haastig naar den schoener terug en zonder beladen, terwijl, zooals ik later vernam, j acht op my te slaan, ging hij naar het zonder uitzondering over de kling gejaagd meisje toe, greep haar ruw bij den schou- werd. öornmige boden een verwoeden te- der en zeide met een duivelachtigen lach genstand maar allen werden overmanden Kom, laat mij eens in uwe schoone oogen op dezelfde wijs behandeld, zonder genade, kijken, en de liefelijkheid uwer zoete ïip- zonder aanzien van ouderdom of kunne.pen smaken. Met een zacht klagend o-e- In deze gevechten werden verscheidene kerm week het arme kind bij die woonfen hnennoV^LgeTn^ en Sp°Üdig h/d ik j achteruit en keek met angst,gen om hulp «Maar waar is het rampzalige meisje? hunne genegenheid gewonnen door de be- smeekenden blik om zich heen. Hare oogen wat heeft men met haar gedaan kwaamheid en liefdevolle zorg, waarmede ontmoetten de mijne, die medelijdend op ik de zieken behandelde. Ik zag niets van haar gevestigd waren, de afgrijselijke slachtingen, die werden aan- Zij herkende mij oogenblikkelijk en gericht, daar ik beneden bleef, maar dik- ijlings den kapitein ontvluchtend, viel zij wyls begon mijn bloed te koken, als ik de 1 aan mijne voeten neder, omvatte mijne kreten om genade hoorde, die de ongeluk-1 knieën, eri terwijl de tranen haar over de kige vrouwen slaakten, welke in hunne -* handen vielen. Ik durfde echter niet de minste poging harer redding beproeven, daar ik wel inzag, dat. ik daardoor mijn eigen leven waagde zonder de minste hoop op welsla gen. Nu en dan liepen we eene bocht of kreek binnen, waar de zeeroovers hunne schuilhoeken hadden tot berging van den buit en waar zij den tijd doorbrachten in de meest woeste zwelgpartijen. Daar we vernomen hadden, dat onze rooverijen be kend waren geworden, begrepen we, dat weldra een oorlogsschip te onzer vervol ging zou uitgezonden worden. We verlie ten dan ook de nabijheid der Kaap en gingen meer zuidwaarts zonder nochthans het vaar water der schepen, die met West-Indië handel dreven, te verlaten. Op zekeren dag kwam een groot schip 't gezicht, en toen wij het naderden, ging ik als gewoonlijk naar beneden, ten einde de matrozen, die in 't gevecht moch ten gekwetst worden, behoorlijk te kunnen verbinden en verplegen. Ik bleef, daar tot eene betrekkelijke stilte mij zeide, dat de aanval en de slachting geëindigd waren. Op het dek komende zag ik de zeeroovers gedaan Waar,« hernam hij, «wel in de kajuit bij den kapitein. «Groote God!" riep ik uit, «erbarm u over het arme kind. Kom, help mij op staan.» «Blijf stil liggen, mijn beste doktej,» zeide hij, en trachtte mij het opstaan te beletten. Kom den kapitein maar niet on der de oogen, of het loopt nog erger met u af. wangen stroomden, riep zij uit: «O, red mij, red mij." Zij hebben mijn vader vermoord zij willen ook mij vermoorden O, gij zult mij redden. En zij drukte hare bleeke wang vast tegen mijne knieën, terwijl de grootste Maar ik wilde niet tegengehouden wor- angst zich toonde op haar gelaat en in den, en de hangmat verlatende, strompelde hare hovTding. ik, na een flinken teug waier genomen «Ja, ik zal u redden, dierbare Annai te hebben, op het dek. Weldra bemerkte antwoordde ik, «en wee hem, die een vin- ik daar den kapitein, die juist uit de ka- ger naar u zal durven uitsteken Wel, wel, is dat uw plan?" zeide de kapitein, die dit tooneel met een valschen glimlach had beschouwd. «Durft gij mij dreigen «Ja, schurk, u of wien dan ook, die het wagen durft haar aan te raken, wierp ik juit kwam, en zich omkeerende, zijne hand naar beneden strekte en het ongelukkige meisje, dat meer dood dan levend was, naar boven sleurde. «Hier,» sprak hij tot den stuurman, haar voor zich uit stootende, «werp dit halfdoode schepsel overboord. We zullen eens zien. de lijken der vermoorde bemanning en der rugkreeg, bemerkte ik, dat ik in eene liang- hem uitdagend toe en bracht hem een of haar gekerm ook de haaien zal vermur- hevigen vuistslag in 't aangezicht toe. wen.« Knarsetandend van woede en pijn, greep Houd op, monsterriep ik uit en was hij een ijzer op, dat op het dek lag en op het punt mij op hem te werpen, toen bracht mij daarmede een geweldigen slag ik gegrepen werd door eenige matrozen, op het hoofd toe. Zoo plotseling was de die in de nabijheid stonden, en my ook aanval, dat ik geen tijd had den slag af vasthielden, niettegenstaande ik wanhopige te wenden, of te ontwijken. Alles draaide pogingen deed om mij los te rukken, mij voor de oogen, 't werd duister om mij j heen, en weldra stortte ik bewusteloos op Slot volat 1 het dek neer. y Toen ik het gebruik mijner zinnen te-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 1