„Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 31 Mei 1896. Fust itk brieven. Eene deugdzame predikantsvrouw op een plaatsje in de Betuwe, zuinig, omdat het trac- toment niet toereikend is om er „breed" van te leven, ondervond onlangs dat koning Samuel niet ten onrechte onder de deugden van „eene deugdelijke huisvrouw" vermeldt: „Zij doet haar brood van verre komen." Zij had echter, zeer juist, ingezien dat de bedoeling van dezen tekst uit het Gouden Alphabeth voor vrouwen (Spreu ken 31 14) niet woordelijk opgevat moest wor den en bakte daarom zelve haar brood. Zoo ge schiedde het dan dat man en vrouw het jongste baksel bijzonder gelukt vonden. Zelden was baar werk zóó goed uitgevallen en een extra stuk krentenbrood werd dan ook genuttigd. „En zij gaf dan ook aan hare dienstmaagden het beschei den deel." De lengte van het brood werd gaan deweg kleiner en telkens vonden de huisgenooten het smakelijker. Maar opeens betrekt het gelaat van moeder de vrouw. Manlief wordt er bij ge haald zij heeft in het brood door iets anders dan door deeg, krenten en rozijnen gesneden. Een vreemd voorwerp zat in het brood. Het had oogen en een bek en het leek wel of zij den kop van een dier had afgesneden. Het lichaam zat er nog in. "Wat is dat? Ja, wat is datzegt de dominee. Dat is een kikker, zegt de vrouw en de man herhaalde met nadruk dat is een kikker De kikker was 's nachts in den kolder waar schijnlijk in het deeg gesprongen, was al dieper gezonken en zoo vervolgens levend begraven of levend gebraden. Toen vonden zij het smakelijk baksel niet smakelijk meer AARDYLOOIEN! Geen lastiger gasten bij pas opkomende plantjes dan aardvlooien. Zij vertoonen zich vooral bij schraal, droog weer en ondermijnen dan niet zelden zoodanig de tuinbouwgewassen, dat deze gaan kwijnen en sterven. Heeft men planten op een kweekbed, die verpoot moeten worden, dan verdient het alle aanbeveling om het bed goed vochtig te houden, want van nat houden de aardvlooien niet. Heeft men er toch last van, dan vermenge men 4 liter zand met 1 liter petroleum en strooie dat mengsel uit over een uitgestrektheid van 25 M2. Door de onaangename lucht der olie zoeken de aardvlooien beslist een goed heenko men. En komen ze later terug, dan kunnen ze weinig schade meer aanrichten omdat de planten middelerwijl zoo groot en krachtig zijn geworden dat ze tegen eeu aanval der vlooien alleszins bestand zijn. UIT AMSTERDAM. Beeft, wielrijder! Siddert, lieve wielrijdster Amstel's vroede mannen zijn aan het werk ge weest in het zweet huns aanschijns om jelui toomlooze vaart te matigen, om jelui vliegende wielen aan banden te leggen, aan de knellende banden van een speciale politie-verordening op het wielrijden. Het wielrijden is de schrik en ergernis aller behoudende zielen. „Hebben wij in onze jeugd ooit van 'n fiets geweten! Wij deeën het met de diligence en later, omdat die wagens niet meer bestonden, met het spoor. Maar om zoo maar tusschen de menschen door te vliegen op twee wielen met 'n kussentje in het midden, dat moet uit zijn! En het is uit, voortaan rijde ieder wielrijder in den pas met een „matig dravend" paard, vooral niet harder, want als je sneller rijdt, daargelaten dat je kans hebt den vriendelijken wandelaar aan te rijden (het gebeurt zelden), ik zeg als je sneller rijdt en dien wandelaar voorbij snort om spoediger je duel te bereiken, dan kan die wandelaar schrikken, en 'n wan delaar mag niet schrikken, vooral niet in Am sterdam. Als die wandelaar niet op zij wil gaan en beweert „dat ie 't vervoor 'u fies", dan zeg je „neemt u mij niet kwalijk, dat ik zoo brutaal was beleefdheid bij u te veronderstellen en je gaat op zij om aan de andere zijde der straat je „matigen draf" voort te zetten. En in gevolge den wensch des heeren Kuyper ga je met September een duidelijk leesbaar nummer op je kar dragen, opdat de uitvoerders der ver ordening je bij de kladden kunnen krijgen als je stout bent geweest. Als Notling, ook al 'n raadslid, zijn zin had gekregen, moest je net als do „aapies" het nummer op je lantaarn schilderen, miar zooals gewoonlijk heeft ie z'n zin niet gekregen. Het is maar 't beste als je van Haarlem komt, om je karretje in de buurt van de Haar lemmerpoort in bewaring te geven en dan den tram te pakken, dan ben je nog veel gauwer waar je zijn wil dan op je fiets, want, Meneer, de eene politieagent zal de overtuiging zijn toe gedaan, dat het snelste renpaard een „matigen draf" heeft terwijl z'n collega van oordeel is, dat het paard van een vuilniswagen de grenzen der „matigheid" verre overschrijdt. Intusschen heeft de verordening een goede zijdeal is zij lastig en onaangenaam voor gentleman-riders, zij stelt tenminste paal en perk aan het woeste rijden van de enkele minder fashionable rijders, die op Zon- en feestdagen op een „buurfiets" der mate zitten te laveereu, dat zij voor den, door de vroedschap zoo vaderlijk verzorgden voetgan ger, soms wel eens gevaarlijk worden. De vele goeden moeten hier voor de enkele kwaden lijden. „Pinksterblomme 1" Neen, ze zijn nog niet verdwenen ze bloeien nog op Pinkster-Maandag en op Pinksterdrie aan den oostelijken grens der hoofdstad, in „de Meer" (officieelgemeente Watergraafsmeer). Zij behooren tot een (hoe vreemd jenevcrdriukendo, eierenetende planten- familie, die, in deze kracht tenminste, alleen in Amsterdam voorkomt. Het zjjn rasechte Amster dammers, die op deze beide dagen de lucht ver vullen van hun getier, hun harmonikagetiengel, de lucht verpesten met jenevergeur, die in het Pinksterfeest 'n aanleiding zien om te vervallen tot een uiterste van liederlijkheid en onmatig heid. Maar er zijn er ook, knappe burgermen- schen, die er niet buiten kunnen, die op Pinkster naar „de Mair" moeten, voor wie het zonder een bezoek aan die lange laan geen Pinkster is geweest; zij zien er zoo typig uit; de mannen, mooieen hooge hoed uit het anti-diluviaansch tijdperk, de gekleede jas van even eerwaardigen ouderdom, groen geworden door het slof der jaren de vrouwen nog mooier, de bekende sjaal van bont kleurgewarrel over de zwart „seie" japon, een zwarte kap op het glimmend zwarte haar, glimmend van olie en vet, van pommadearm in arm tijgen zij de Muiderpoort uit, de Linnaeus- straat door, den Oetewalerweg langs (sedert de annexatie van Nieuwer Amstel moet je 'n heel eind loopen, voor je Amsterdam uit bent) naar „de Meer"hun Meer, de Meer van hun ouders hun Grootouders, hun heele geslachtde Meer in, om de muffe lucht van Willems en Oranje straten van Ridder- en Jonkerstraat tenminste eenmaal niet te ruiken, om in de vrije natuur, tusschen de lachende weilanden en de statige boomeneieren te eten met zuur en je never te drinken uit het traditioneelc, voetelooze glaasje. En dan naar huis, aangeschoten par don: lichtelijk onwel; in de stad links en rechts voor en achter zich hooren zij het„kijk 'es, Pinksterblomme Ze sterven niet uit de Pinksterbloemen, al zjjn zjj minder in aantal, dan in den tijd onzer grootvaders; zij zijn er toch nog en ze zullen blijven bloeien, zoolang het Amsterdamsche volk nog niet hcelcmaal verdwenen is onder de zucht om van flinke, fatsoenlijke werklui „heeren", van brave werkmansvrouwen „dames" te willen maken. Om zoo menige stevige, vereelte hand past geen Dent's Glove, om zoo menige robuste taille geen cape of pélérine(H. D-) DE MOORD TE ROTTERDAM. Hieromtrent meldt de N. R. Ct. van Woens dagavond nog het volgende; De naam van den in verband met den moord op den jongen Hoogsteden gearresteerde is niet, zooals wij ten gevolge van onduidelijk schrift van onzen berichtgever mededeelden, Wichelman Johannes de Vos, maar Wilhelmus Johannes de Vos, bootwerker, wonende Djeroekstraat No. 15 aldaar. De aanleiding tot deze arrestatie schijnt de volgende te zijn. De thans gearresteerde werd voor 1 ';2 jaar verdacht met oneerbare bedoelin gen twee jonge kinderen (meisjes) meegelokt te hebben, zonder dat echter het wettig bewijs van het toen gebeurde is kunnen geleverd worden. Een stuk, in het dossier van die zaak aanwe zig, met de handteekening van den thans gear resteerde er onder werd vergeleken met het schrift van den brief van den moordenaar aan Hoogsteden, den vader van den vermoorden knaap, en daarin werd zooveel overeenkomst ge zien, dat besloten werd verder schrift van hem te trachten in handen te krijgen. Daartoe werd hem vanwege de justitie ter overschrijving en onderteekening gegeven een gefingeerd stuk, op de staking der bootwerkers betrekking hebbende. In dat stuk had men de woorden zoo gekozen, dat daarin de letters voorkwamen, die in het schrift van den moordenaar door hunne eigen aardigheid het meest in het oog vielen. Toen de justitie eenmaal het schrift van den gearresteerde in handen had, bleek de overeenkomst met dat van den moordenaar zoo treffend, dat tot de in hechtenisneming, die reeds Vrijdag plaats had, werd besloten. En het lokken van de twee kin deren dus een feit, overeenkomst vertoonende, met het ontvoeren van den jongen Hoogsteden en de treffende overeenkomst van het schrift leidden tot arrestatie. De gearrsesteerde is kort na den moord reeds in verhoor geweest en met de kinderen die den ontvoerder van den jongen Hoogsteden gezien hebben geconfronteerd, doch deze hebben in hem den ontvoerder niet herkend, ofschoon zijn sig nalement in menig opzicht met dat van dezen overeenkomt. Er zijn echter uit de vermelde zaak van 1J/2 jaar geleden aanwijzingen, die doen vermoeden, dat toen van een gedeeltelijke vermomming werd gebruik gemaakt. Deze geheele zaak is uitgegaan van de jus titie, onder leiding van den officier van justitie Mr. Boot. Met de instructie is belast mr. Van Meurs, rechter in de arrondissements-rechtbank aldaar. Naar wij vernemen is bij de huiszoèking in de woning van den gearresteerde voornamelijk naar schrifturen gezocht. De bij die gelegenheid medegenomen kleedingstukken zijn voornamelijk oude gedragen kleeren van den gearresteerde. JAAP EDEN TE PARIJS. Zondag zal te Parijs een belangrijke wedstrijd plaats hebben. Jaap Eden, die ziju eerste en tot dusver eenige nederlaag aldaar tegen Jacquelin heeft geleden, zal dien dag met hem rijden en hem den Brassard-prijs (dagelijks 20 francs tot 15 October a.s.) betwisten. Met groote belang stelling en spanning wordt te Parjjs deze wed strijd tusschen den besten Pranschen rijder, die Maandag j.l. den Amerikaan Johnson versloeg en Jaap Eden, die de beide Pinksterdagen ook mooie overwinningen op de Seine-baan heeft behaald den eersten dag op Johnson en den tweeden op Reboul en Thibaudin tegemoet gezien. DE NIEUWE TIJDREKENING. Eindelijk heeft de Regeering eene regeling voorgesteld om te komen tot de wettelijke een heid van tijd. Zij heeft daarbij den Midden-Europeeschen tijd aangenomen, maar een weinig „gepanacheerd" precies als 't tegenwoordig ook in de politiek behoort. De zuivere Midden-Europeesche tijdre kening waren eene vervroeging van 40 minuten voor alle bezigheden. De Rogeering neemt acte van hetgeen dikwijls gezegd is omtrent de ver vroeging zij schrikt blijkbaar voor deze omwen teling in het maatschappelijk leven terug, maar vindt het grootste bezwaar in de omstandigheid, dat door de internationale spoorwegverbindingen de aankomst en vertrek der treinen en als gevolg daarvan ook die der meer locale treinen feitelijk niet gewijzigd kunnend worden. We zouden dus den „geamendeerden" den ge- zuiverden Midden-Europeeschen tijd krijgen en daartoe wordt de wettelijke fictie in het leven geroepen, dat alle thans in wetten enz. genoemde tijdstippen geacht worden een half uur later te ziju gesteld. In den winter zullen wij in plaats om 7 uren om half 8 kunnen opstaan, maar in den zomer zullen wij als wij liefhebbers van hengelen zijn, het al om half 2 zien schemeren, aangezien het dan zal wezen, wat nu 2 uren is. We gelooven, dat het een geleidelijke over gang zal wezen van den op sommige plaatsen reeds gevolgden Greenwich-tijd, die, zooals men weet 20 minuten verschilt, terwijl waar thans de Amsterdamsche tijd wordt gevolgd voor zoo veel althans de plaatsen westelijker zijn gelegen, de officieele tijd slechts 10 minuten vervroegd zal moeten worden om hem verband te doen hou den met de spoorwegregeling. Wat ons echter niet geheel duidelijk voor komt, is de mededeeling van de Regeering, „dat door de internationale spoorwegverbindingen de uren van aankomst en vertrek der treinen niet gewijzigd kunnen worden" waardoor de Mid den-Europeesche tijd in zijne volkomen zuiver heid niet kan worden aangenomen, terwijl daarna onmiddellijk volgt het bericht, dat, als wij den middelbaren zonnetijd van den meridiaan op vijf tien graden Oosterlengte van Greenwich voortaan als den wettelijken tijd aannemen, „ook de spoorwegmaatschappijen en tijdsbepalingen harer dienstregeling daarnaar vaststellen." Wie reimt sich das zusamm? („R. Nbld.") ATJEH. (Van week tot week). 23 Mei. Aan het departement van koloniën is heden van den gouverneur-generaal van Ned.- Indië ontvangen het navolgend telegram: Eergisteren uitgerukt naar Lamtengah, van waar 10 Mei beschoten werd een patrouille uit Lambaroe. Benting genomen. Versterkte woningen, waaronder die van Toekoe Tjoet Machmoed verbrand. Gesneuveld 1 fuselier, gewond 8 waarvan 1 zwaar. Sedert Maandag is het weder gunstig. Zes bataillons zijn naar Lampisang opge rukt. „Boekit Kasoemba en Ule Poetih zijn door ons genomen. Gewond werden een le luitenant der infanterie en vijftig minderen." 24 Mei. Een eerste kolonne nam stelling te Pantai Abee aan de helling van den berg, om te be letten. dat den vijand hulp werd geboden uit de IX Moekims. Een tweede kolonne mar cheerde langs de oostzijde van den bergrug naar Lam Pisang. Een derde kolonne nam stelling benoorden Djempit. Eene vierde ko lonne veroverde Lam Tengah en Lam Manjang na een hevig gevecht. Nu rukten de troepen op tegen Lam Isi. Wij lieten hierbij meer dan vijftig dooden en gewonden. Lam Pisang veroverd, luitenant Lisnet ge wond. Bij het departement van koloniën is het volgende telegram van den gouverneur-gene raal van Ned. Indië ontvangen Gister tegen Toekoe Oemar opgerukt. Eerste colonne nam positie Pantai Abee tot gebergte, om toeloop van volk uit de IX moekims tegen te houden. Tweede colonne, die bergrug be oosten Lam Pisang bezet had, zag den vijand Lam Pisang en Bines kroeng ontruimen en veel volk zuidwaarts aftrekken. Derde colonne, van Djempit tot Enking, met de reserve versterkt, heeft Lam Asan genomen en vijand uit dit gedeelte der VI moekims geheel verdreven. Vierde colonne heeft Lam Tengah en Lam Manjang genomen en vocht bij afzending tele gram tegen Lam Isi, om zich daarna met de derde colonne te vereenigen. Onze verliezen nog onbekend, doch niet onbelangrijk. Veroverd terrein blijft bezet. 25 Mei „Veroveringen voortgezet. Het huis van Oemar is verbrand. Troepen rukten voort tot Boekit Seboen (ten zuiden van Lam Pisang) Een groot aantal Beaumontgeweren viel we der in onze handen. Wij kregen nog 25 ge wonden. Boekit Seboen genomen, eerst vrij veel te genstand. Toekoe Oemar aanwezig. Vijand door ooste lijke omtrekking verdwenen, vluchtte in groot aantal. Voortgerukt naarDjirat. Generaal Vet ter, wilde, na vernieling bentings en eigen dommen Toekoe Oemar, gisteren teruggaan tot Lampisang. 27 Mei. De troepen bereikten de Kroeng Rababaai. De vijand vluchtte in groot aantal. De ma rine beschiet Lepong (Oeraar's land ten Z. van Kroeng Raba). De naar den Kraton terugkeerende kolonnes vonden tusschen Lamtih en Pakan Badak 78 lijken van Atjehers. 29 Mei. Vier bataillons zijn uitgerukt om Lam Tehen te tuchtigen. De troepen keerden terug. Zij ondervonden weinig tegenstand. Vier der onzen werden ge wond. Het Hbl. dat ook bericht ontving van den tocht der onzen naar Lam Tehen, meld nog bovendien, dat twaalf man van den vijand door ons gevangen genomen zijn. De tocht naar het gebied van Toekoe Oemar is hiermede afgeloopen en met groot succes bekroond. Het gansche dal, dat van Lam Pi sang naar Kroeng Raba loopt, is doorgetrok ken en de vijanden getuchtigd, terwijl de be zittingen van Oemar zooveel mogelijk ver woest zijn. Wat de landmacht niet deed, vol brengt nu de zeemacht, die, evenals in de vorige maand, ook nu weer Lapong beschiet. „Moreel is de vijand vernietigd," zoo heet het in een der telegrammen en voorzoover men daarmee het oog heeft op de machtsfeer van den grootverrader Toekoe Oemar, dan is dit juist gezegd. Van al zijn bezittingen beroofd, zijn roep van onkwetsbaarheid gefaald, moet de aanhang van den trouweloozen Oemar ont zettend slinken. Ons dapper Indisch leger heeft, als in de dagen van koning Éénoog generaal Karei van der Heijden -- den Atjeher zijn meerder heid weer eens doen gevoelen en den verra der Toekoe Oemar getoond, dat het Neder- landsch gezag niet met zich sollen laat. De krijgsoperatiën kunnen vermoedelijk met deze groote zegepralen als geëindigd worden beschouwd, tenzij men nog tot tuchtiging zou overgaan van de IX Moekims en vooral van Lamkrak, het brandpunt van het verzet tegen ons gezag vóór den afval van Toekoe Oemar. Blijft deze tuchtiging achterwege, wijl men, misschien met eenigen grond, veronderstellen mag, dat de harde les, Toekoe-Oemar toege diend, de bevolking van de IX Maekims en Lamkrak voor langen tijd van alle vijandelijk betoon zal weerhouden, dan moge nu weer het zwaard in de scheede rusten. ii. Ik eindigde mijn eersten brief met de belofte dat ik van den Schager grafkelder alles zou meedeelen wat ik er verder van te weten mocht komen. Nu, ik heb er naar gevischt hoor, wat ik kon, maar op al mijn vragen kreeg ik zwij gen tot antwoord. Mij is echter verzekerd, dat het niet zoo langen tijd zal duren of er zal wel wat leven in de brouwerij komen, want de fa milie is geheel op de hoogte van de zaak en. maar nu zwijg ik ook. Nu ik toch van oude dingen heb gesproken, moet het mjj van het hart, dat ik zoo'n echt liefhebber van onze Nederlandsche oudheid ben en dat het mij zoo innig kan spijten, als ik nieuwerwetsche menschen met geheel nieuwer- wetsche ideeën aan oud vaderlandsche gebrui ken zie tornen. Ik kan je niet zeggen, hoe zeer het mij deed, toen ik b.v. verleden jaar vernam, det de burgemeester van Schagen den kinderen verboden had den gebruikelijken Pinksterloop te maken. Gelukkig van 't jaar is de oude ge woonte weer in eere hersteld en hoorde men langs Schagen's straten het eigenaardig klinkend liedje: Een edel jonkheer, Hij was wel der gemoed, En droeg er een gouden krans Om er zijn hoed, enz. enz. Kijk, zoo'n oud gebruik moet men handhavon net als aan den Langedijk het Sinte-Maarten loopen. Welk een aardig gezicht levert de straat op, als men in Sinte-Maartenstijd 's avonds de kinderen ziet loopen met een uitgeholde roodo kool, waarin een walmend kaarsje brandt, voor weer en wind beschut door een groot koolblad, waar een kloin luchtgaatje is gesneden. Stralend van blijdschap leeren de kleuters het liedje van Sinte-Maarten uit het hoofd om het op keuvel tjesavond maar goed te kunnen zingen 1 Ouders hoe ongedacht biedt zich door dat gebruik de gelegenheid aan uwe kinderen te spreken van de overoude tijden, toen die Sinte-Maarten-lichtjes een heel andere beteekenis hadden; te spreken van uwe voorvaderen, die hetzelfde deden als de kinderen nute herinneren aan wat de voor-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 2