„Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 21 Juni 1896. waarna men even over acht uur vroolijk en op gewekt te N. Niedorp weder aankwam. Het jaarlijksche schoolfeest, gegeven door de plaatselijke vereeniging „Volksonderwijs" heeft ook deze keer ten volle aan de verwachting vol daan. Dat het schoolbezoek hierdoor sterk wordt bevorderd blijkt uit het feit, dat van school No. één 116 leerlingen van de 131 en van school No. twee 30 van de 58 leerlingen gerechtigd waren tot deelneming en dus hoogstens 2 wil lekeurige verzuimen gemaakt hadden gedurende het tijdvak 1 Mei 1895 tot 30 April 1896. Zaak Gemeente-ambtenaren Alkmaar. Jl. Dinsdag is door de rechtbank te Alkmaar een aanvang gemaakt met de behandeling van de strafzaak tegen le. Dirk Poll, oud 42 jaar, ontslagen ontvan ger der gemeente Alkmaar, en 2e. Joachim Nuhout van der Veen, oud 51 jaar, ontslagen secretaris der gemeente Alkmaar, beiden laatst wonende aldaar, en beiden voor- loopig aangehouden. De heer Mr. P. H. G. van der Hoeven trad op als verdediger voor beklaagde Poll; de heer Mr. Simons voor beklaagde Nuhout. In de namiddagzitting van den derden dag der behandeling dezer zaak, had ZEd. Achtb. de heer Mr. J. C. baron Baud, officier van justi tie de eer te requireeren voor den eerste I. twee feiten van verduistering van een amb tenaar in de uitoefening van zijne functie (art. 359 W. v. S.); II. het voorgezet misdrijf van verduistering III. valschheid in geschriften 30 maal gepleegd (art. 225 W. v. S.) en gebruikmaking van het vervalschte geschrift; voor den tweede: doen plegen van de twee eerste feiten sub. I medeplichtigheid aan het voortgezet misdrijf van verduistering; en den eersten beklaagde te veroordeelen tot eene gevangenisstraf van drie jaren, na aftrek van de door hem ondergane preventieve hechtenis; den tweeden tot eene van twee jaren en zes maanden, met ontzegging van verschillende rechten, in art. 28 Wetb. v. Strafr. genoemd. De uitspraak is bepaald op Dinsdag 30 Juni e.k. In den tijd dat het koolzaad flinke prijzen opbracht, werd op de braaklanderijen (versch gemest) die vrucht gezaaid. Door den achteruitgang der koolzaadprijzen wordt nu te PERNIS bloemkool op dien grond gepoot. Er licht zelfs een perceel waarop niet minder dan 20.000 stuks zijn geplant. Men ver wacht daar eene flinke pacht van. De kleine prinses Pauline uit OSSEN- DRECHT, waarmede destijds schatten verdiend zijn (o.a. bood eene maatschappij voor het won derkind f 50.000) zal vermoedelijk eene opvolg ster krijgt. Dezer dagen was bij den heer Van Gaaien het wonderkind Anna Maria Witsiers uit Ber- gen-op-Zoom te zien. Het is een naar alle lichaamsdeelen schoon gevormd kind, doch alles is naarmate zoo klein, dat het een levende pop gelijkt. H. M. de Koningin-Regentes moet aan de ouders van het wonderkind het verzoek hebben laten richten, de kleine bij H.H. M.M. ook eens te laten zien. Voor de betrekking van hootd eener school te EPE bood zich aan een sollicitant, die den burgemeester verzocht hem s. v. p. op te geven hoe hij de reis naar Epe maken moest De man had het zeker te warm om 't zelf na te kijken, of zit zijn geografische kennis er zoo dunnetjes op? „Wat zijn je aardbeien nog duur", klaagt het dienstmeisje, op last van mevrouw. „Mins schei d'er over uit" antwoordt de groen boer, de boel staat te verschroeien op het land, en ze willen niks vort kommen. We hebben een paar piasbuien gehad en dat hielp een beetje, maar nu is het weer mis. Je mot maar aan mevrouw zeggen, dat ik ze niet minder geven kan." De man klaagt steen en been als er te veel aardbeziën zijn, maar even hard wanneer ze niet „voortkomen". En zijn klanten troosten zich met de gedachte van betere tijden, maar koopen in- tusschen tegen hoogen prijs de kleine potjes, waarvan de steen altijd dikker is dan zij schijnt, of de mandjes, die er speciaal op ingericht schij nen om weinig te bevatten, en die bovendien met een dikken bodem van bladeren belegd zijn „voor de nattigheid" die er niet is. Er wordt beweerd, dat Boerhaave in zijn tijd zoo beroemd was, dat een brief eenvoudig geadresseerd: „Boerhaave in Europa," aan zijn adres kwam. Dergelijke staaltjes komen ook thans voor. De heer L. C. Dudok de Wit, de bekende wandelaar, die op zijn buitengoed „Slangevecht" te Breukelen woont, ontving verleden week een briefkaart uit Rusland. Op de adreszijde stonden geteekend twee vechtende slangen en daaronder het woord Holland. Zonder eenige stoornis kwam de briefkaart in Holland, zonder eenige stoornis bezorgde de post haar verder bij den heer De Wit. Boerhaave overtroffen! Tegen vliegen! Als middel tot wering van vliegen wordt aan bevolen een oplossing van aluin te mengen in het witsel van muren en plafonds. De aluin is noodlottig voor de vliegen door het inzuigen van de kleefstof hunner pootjes. Ooievaarsdieven Op de boerderij van R. d. E., te Klundert, hielden eigenaar en arbeiders Zondagnacht de wacht, dat weer niet do jonge ooievaars zouden worden gestolen. Toch is dat weder geschied en wel onder de volgende omstandigheden Eene vrouw met een kind vervoegt zich in het holle van den nacht bij de wachthebbenden en vraagt voor haar en haar kind een dronk water. Terwijl zij zich in huis begeven, om haar dien te reiken, maakt ern man (haar man?) van de gelegenheid gebruik en rooft de ooie vaars. Toen de arbeiders en de eigenaar buiten kwamen, werd hun door den dief brutaal toege roepen: „jelui zijt flinke wakers, 'k heb ze toch weer!" DAMES-WIELRIJDSTERS. Nog altijd is men in dit land bezig met het zoeken naar nieuwe modellen voor de kleeding van dames-wielrjjdsters. Waar sporten „Shocking" zoo overdreven worden, is het niet te verwon deren, dat men tracht beiden te voldoen en met elkander niet in botsing te laten komen. Zoo heeft men voortdurend variaties en verbeteringen gebracht in de japon voor wielrijdsters, die als een gewone rok afhangt en voor het wielrijden in het midden wordt opgetrokken, door een voudig aan een koordje te trekkeneen wijde kniebroek en slopkousen komen daaronder. Het is een practisch costuum, niet hinderlijk bij het rijden en kan niet den minsten aanstoot geven, wanneer de dame van haar wiel geen gebruik maakt; en daar zit eigenlijk de quaestie, want onder het rijden valt zelfs een met minder angst valligheid gekozen costuum weinig op. („Man.") Haarlemmer olie! Dit is een van de weinige oorspronkelijk Neder- landsche geheimmiddelen en dagteekent reeds van het jaar 1698. Het heet voor allerlei zoowel uit- als inwendige kwalen genezing aan te bren gen. „De medicament" zoo leest men o. a. in de gebruiksaanwijzing „is een wonder voor de goedwilligen en de genade des Allerhoogsten heeft zich daarin wonderbaarlijk geopenbaard." In werkelijkheid is de bedoelde olie de stof, die in de apotheken onder den latijnschen naam „balsamum sulphuris terebinthinatum" voorkomt en bestaat uit lijnolie en terpentijnolie waarin zwavel is opgelost. Een zeer klein fleschje van 4 gram inhoud kost 20 cent en zou met 5 cent ruim betaald zijn. De geneeskundigen zijn overtuigd van de wei nige goede uitwerking van het praeparaat en schrijven het hoogst zelden, en dan altijd in ge ringe hoeveelheden voor. Men wachte zich het in eenigszins groote hoe veelheid te nemen; de schadelijke gevolgen van het gebruik zijn reeds meermalen met volkomen zekerheid aangetoond. M d b 1. K w. TE YEEL IJVER. Een buitengewoon voorval heeft op het dorp M. in de provincie Utrecht een groot aantal ge moederen in beweging gebracht vooral landbou wersgemoederen. Iemand had den dominee gere den, die in de vacature kwam preeken, zooals dat van oudsher de gewoonte is geweest. Kort daarop ontvangt hij voor zijn liefdedienst een waarschuwing van den ontvanger der directe be lastingen, dat hij dit niet mag doen, omdat hij zijn paard heeft aangegeven als werkpaard, en het nu gebruikt voor pleizierrijden. Bovendien voegde de ontvanger er tot verduide lijking bij, dat hij (de ontvanger) een rijtuig moest huren als hij er een noodig had, dus dat de dominé dat ook maar moest doen. Een gevolg van een en ander zou zijn, dat alle boeren hun tentwagens en tilbury's wel konden verkoopen, of hun paard in een hoogere klasse zouden moeten aangeven. Zij geven het allen aan in de 3e klasse, maar gebruiken het om uit rijden te gaanbij bruiloften, begrafenissen, om te gaan „vrijen" enz. en nog nooit werd daar tot heden aanmer king op gemaakt. De betrokken predikant heeft echter de zaak bij hoogere autoriteiten onder zocht, en kreeg de geruststellende tijding, dat de ontvanger in dit geval abuis had, en dus zijn waarschuwingen voor 't vervolg wel kon sparen. HET MUNT-COLLEGE. Aan het 45e algemeen verslag van het munt- college over 1895 is het volgende ontleend In het laatst van het afgeloopen jaar zijn de voorbereidende werkzaamheden begonnen voor de aanmuntingen, welke in 1896 moeten ge schieden. Onderwijl was nog eene andere aanmunting in voorbereiding genomen, waartoe een groot aantal door het vuur geschonden rijksdaalders, afkomstig van den buit op Lombok, werden ont vangen, waarvan de toezending tot een bedrag van ƒ586,979 nominaal, door de ministers van financiën en koloniën in December was aange kondigd. De belangstelling, waarin zich de edele me talen mogen verheugen, bleek ook aan 's Rijks munt door de aldaar ingekomen vragen omtrent de aanmunting en het overige gebruik van goud en zilver hier te lande in het laatste jaar. De aanwezige hoeveelheid 5-centstukken onder ging geen meldenswaardige verandering, zoodat ulr. December 1895 aan zilveren pasmunt aan wezig moet geweest zijn: Aan 25-centstukken voor een bedrag van 3,712,135,00, aan 10-centstukken voor een be drag van 4,190,504,10, aan 5-centstukken voor een bedrag van ƒ247,142,25totaal/"8,i49,781,35. De hoeveelheid bronzen pasmunt werd niet gewijzigd. Resumeerende kan de metaalcirculatie aan het einde van 1895 gesteld worden op :f 47,581,430 aan tienguldenstukken, f 131,509,734 aan zilveren standpenningen, ƒ8,149,781,35 aan zilveren pas munt, ƒ952,500 aan bronzen pasmunt; tezamen ƒ189,193,445,35 einde'95, tegen 189,191,322,40 einde 1894. In het jaar 1895 is het aantal muntstukken, als van valschheid verdacht, ter onderzoek aan het college toegezonden, geklommen tot 5039. Van de 1377 stukken voor de justitie, door comptabele ambtenaren of door bijzondere instel lingen en personen uit Nederland toegezonden, zijn bevonden valsch 1265 stukken. De verzameling van munten en penningen aan 's Rijks Munt is over 1895, behalve met een exemplaar van de beide penningen, waarvan de stempels voor de eerste maal afgeslagen werden, vermeerderd met: 7 munten van vóór de Paci ficatie van Gent; 21 munten van de Vereenigde Nederlandsche Provinciën30 van het Koninkrijk der Nederlanden, 4 vreemde munten en 56 pen ningen waarvan 9 van buitenlandsche graveurs. Voor zoover bekend was de handel in oude aardappelen nooit zoo vroeg afgeloopen als thans. Duizenden mudden zijn op het land nog in voor raad maar onverkoopbaar. "Wel werden in het begin der week overal schepen vol heen gezon den, maar er gaat niets af. De boeren willen ze gaarne voor 50 ets per H. L. opruimen. Wie in den herfst gesteld is op groenvoer en op lichten grond woont, zaaie in Juni Zand- wikke en St. Jansrogge. De wikke groeit aanvankelijk langzaam en moet dus vroeg gezaaid worden. Ze houdt van een weinig kalk in den grond, maar gedraagt zich anders tegenover de grillen van het weer uitstekend, ja zelfs strenge vorst is haar door gaans onverschillig. Nu gezaaid met rogge waarbij ze steun zoekt voor haar stengel kan ze in den herfst gemaaid worden en een flinke snee voortbrengen. In de eerst volgende Meimaand kan men haar weer maaien en laat men haar daarna doorgroei en, dan geeft ze in den oogsttijd een flink beschot aan zaad. Dezer dagen vervoegde zich in een der voornaamste mantelmagazijnen te DORDRECHT een paar net gekleede dames, om mantels uit te zoeken. Hiermede gereed zijnde verzochten ze er vier mede te mogen nemen op zicht, en gaven straat en huisnummer op, waar men om antwoord kon komen. De winkelier, niets kwaads vermoedende, gaf de mantels mede en zond later om antwoord. Wat bleek nudo dames(?) hadden het nummer opgegeven van een pakhuis aan het Lange Kromhout. Noch van haar, noch van de mantels heeft de eigenaar iets meer vernomen. Men zij dus op zijn hoede. EEN GOEDE HULP! Bij een brand op de boerderij van A. Rennen, dicht hij Breda, kwam ook de spuit van de gemeente Beek te hulp, doch men had de brand slangen vergeten, zoodat men een kwar tier terug moest om ze te halen. Toen men na een half uur terugkwam, lag het gedoe in de asch. DE RIJKSMUNT. Geld! Niets ter wereld heeft tot zooveel gefilosofeer aanleidng gegeven, behalve misschienliefde. Ja, geld en liefde! Over 't begrip „geld" heeft iedereen zijn mee ning, de keukenmeid zoo goed als mevrouw, de bedelaar zoo goed als de bankier. De één zucht, de tweede glimt, de derde gloeit, de vierde kermt, als ie 't heeft over geld. 't Is maar slijk! 't Is de ziel van de negotie 't Maakt alléén niet gelukkkig! 't Verzoet den arbeid! 't Is stom en 't maakt recht wat krom is! Vraag eens rond naar definities en ge zult verbluft staan over zóóveel meeningen over geld. De geleerden, die altijd in kalmte des ge- moeds allerlei passioneerende dingen beschouwen, zeggen dat geld is„een koopwaar, die men voor namelijk bij ruiling gebruikt, tevens de maatstaf waarmee men de ruilwaarde der goederen gewoon is te berekenen!" Oef, droger kan't al niet, maar ook niet juister. En nu ge dat weet, laten we nu eens kalm bij elkaar gaan zitten en praten over „geld". Er is zooveel van te zeggen. Vermakelijk is 't mensch-type, dat met minachting de waarde van geld in 't leven bespreekt. Maar heel, heel weinigen zijn boven geldliefde verhaven en die hebben dan de menschelijke volmaaktheid bereikt. De overigen Een vrouw met geld, een tante met geld, een oom met geld, wat worden dezul ken geliefdEn wat geldt een prijs uit de loterij een ideaal. 't Is altijd zoo geweest. Dit op den voorgrond, want ouden van dagen mochten eens gaan be weren, dat het in hun jeugd zooveel beter was En 't zal zoo blijven tot, tot alles anders gewor den is, de menschen, de maatschappij, 't leven. En dan misschien nog niet veranderen! Geld, niet in den vorm, maar wel in de be- teekenis, waaronder wij het kennen, is al heel oud. Zoodra een samenleving begon, was een alge meen ruilmiddel noodig. Want een consequent doorgedreven ruilhandel is onmogelijk. Gesteld, een kruidenier heeft een brandkast noodig. Waar zal hij een smid vinden, die bereid is de volle brandkastwaarde aan suiker of kus sentjes in ontvangst te nemen? Hoe zou men bijvoorbeeld van elk blad kunnen eischen, dat het de abonnementswaarde, elke drie maanden, ontving van Jan in den vorm van een zak spijkers, van Piet in den vorm van een paar pond vleesch, van Klaas in don vorm van een fantaisiehoed, van Toon in den vorm van vijf-en-twintig pintjes melk, van Willem in den vorm van een half mud kolen? Daargelaten nog dat het vleesch bederven en de melk zuur worden zou, vóór men bij mogelijk heid in staat zouden geweest zijn, alles te eten en te drinken, spreekt het vanzelf dat ze berg plaats te kort zouden komen om alle dingen, waarvan we ook heel veel niot zouden kunnen gebruiken, behoorlijk te huisvesten En wat te doen als iemand kwam met een koe en zei: „hou daar m'n abonnementskosten maar van af"? We konden toch geen stuk bief stuk ter waarde van één gulden vjjf-en-twintig cent uit het goede beest snijden Er moest dus een andere koopwaar gevonden worden, men zocht en men vond „geld"! Dat behoeft nu juist niet te bestaan uit ronde stukjes metaal tot een zekere waarde, geld kan ook wezen dierenhuiden, als onder de jagersvol ken of zoutklompen als in Abyssiniëof dadels, als in Siwahof stokvisch, als in NewFound- land. Maar de ontwikkelde volken hebben terecht gedacht, dat stukjes metaal in vele opzichten het best als ruilmiddel pasten en dan vooral edele metalen. Die zijn duurzaam, roesten niet, slijten weinig, blijven vrijwel gelijk in waarde, enz. Zoo is men gekomen tot munten. Munten, zeggen de geleerden weer, zijn stukjes metaal van een bepaalde waarde, zwaarte en ge daante, die van staatswege vervaardigd en van bijzondere stempels voorzien worden, om als ruil middel te dienen. Dat is alweer droog en alweer zeer juist. Vooral „van staatswege" behoeft uitdrukkelijk vermelding, want munten die niet van staatswege komen, zijn valsch, de maker is een valsche munter en hij wordt van staatswege tijdelijk aan de gemeenschap onttrokken. De alleroudste munten zijn van koper en van ijzer; langzamerhand, bij aangroeiende bescha ving is men goud en zilver gaan gebruiken en werden koperen munten alleen nog als pasmunt gebruikt. Dat misbruiken in het muntwezen mogelijk waren, heetf de ondervinding geleerd. De „geld snoeiers" leven nog in de herinnering van niet heel oude menschen voort. Sedert men echter den muntrand gekarteld heeft, of voorzien van een randschrift, dat in Nederland „God zij met ons" luidt, kunnen de snoeiers hun slecht bedrijf niet meer uitoefenen. Slechte vorsten, die ten koste van hun onder danen zich verrijkten, door het kwantum edel metaal in de munten van hun gebied te vermin deren en zoo een gruwelijk misbruik van hun macht maakten, zijn ook wel voorgekomen, Maar tegenwoordig is dat alles onmogelijk ge worden en het muntstelsel geniet het volkomen vertrouwen dat het noodig heeft. De enorme soliditeit van ons muntwezen blijkt niet alleen uit de wetten regelende dat munt wezen, of de wetten met straf bedreigende alle munt-misdrijven, zij blijkt ook heel sterk en heel eigenaardig uit de methode van werken in ons muntgebouw. Mogen ook nauwgezetheid volmaakte stiptheid en Ilollandsche degelijkheid in tal van Rijksin richtingen verloren zijn gegaan bij de verande rende opvattingen, de Munt staat daar nog op het stille Utrechtsche grachtje, in het bezit van deze drie mooie eigenschappen en wie er modern- nonchalant, 't niet-zoo-nauw-nemend, behept met een laat-maar-waaien-karakter-binnenkomt, ont vangt er een diepen indruk, een beschamende les, die hij niet gauw en gemakkelijk vergeten zal. t Is een niet groot en ook niet karakteristiek gebouw. Oudtijds stond daar het Cecilia-convent (in 1396 gebouwd), dat in 1647 tot Munt werd ingericht. Een lage grijze gevel dekt de uitge strekte geldfabriek met een deftig-burger-huis- voorkomen voor den voorbijganger af. Naast den hoofdingang, gesloten door een zwaar ijzeren hek, heeft de portier zijn huisje, daar heeft ieder die bin nen wil zijn bedoeling duidelijk te maken. Het verzenden der munten geschiedt hoofdza kelijk in vaatjes, die geheel met hoepels omwon den zijn. Zij worden vergezeld met het munt meesterzegel en afgeleverd aan de Bank of aan de Rijksbetaalmeesters, of aan particulieren. Behalve munten maakt men in het Muntgebouw ook medailles. En als particulieren goud willen gemunt hebben, wordt dit voor hen gedaan. Zilveren munt slaat de Rijksinrichting voor par ticulieren op het oogenblik niethet zilver is te goedkoop en de winst voor die particulieren zou dientengevolge te groot zijnMaar goud is nu te duur dan dat particulieren het zullen laten ver munten. Zoodat de Munt thans alleen voor het rijk werkt. Zij heeft werk genoeg vooreerst. De aan munting van Indische centen alleen, zal nog wel twee jaren durerff eerst dan kan zij aan wat an ders gaan denken. BN.) De Kieswet. In de Tweede Kamer is V rijdag de eind stemming gehouden over de kieswet. Het wetsontwerp is met 56 tegen 43 stemmen aangenomen. Vóór het wetsontwerp stemden de heeren Van Berckel, De Lange, Van Karnebeek, Van Basten Batenburg, Mees, Ferf, De Beaufort (Amsterdam), Michiels van Verduijnen, Zijp, Schaepman, Everts, Haffmans, Truijen, Pyttersen, Houwing, De Ras, Van Bylandt (Gouda), Knijff, Hennequin, Loeff, Plate, Van Borssele, Viruly, Van Deinse, Tyde- man, Hintzen, de Ram, van Kerkwijk, Goedkoop, Conrad, de Savornin, Lohman, Roessingh, van Bylandt (Apeldoorn), Staalman, van Gijn, T. Mackay, Meesters, Van Dedem, Rutgers, Kolk man, Willinge, Schepel, Guyot, Rooijaards, Van Delden, Bouman, Van Gennep, Hesseilnk van Suchtele, Borret, van Limburg Stirum, Lam- brechts, A. Mackay, Vos de Wael, De Beaufort (Wijk bij Duurstede) en de Voorzitter. Tegen stemden de heeren: Harte, de Kanter, Beelaerts, van der Kun, Kuijper, de Boer, Smits van Oyen, Pijnappel, Mutsaers, Dobbelmann, Rink, Vermeulen, Donner, Bool, Van Alphen, Van Vlijmen, Bastert, Schimmelpennick, Lely,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 2