NIEUWE Weekblad voor LAN GEDIJ K en Omstreken. N°. 26. Zondag 28 Juni 1896. 5 e Jaargang. De eersle Hollanders op Java. 23 JUNI 1596. Plaatse!ijk Nieuws. Feuilleton. GOUDEKREGEK, LANGEDIJKER COURANT I)ez« courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post 0O ct. UITGEVER: J. HL KEIZER. BUREEL: YoonEclianvoiiile. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. Geen feit in onze geschiedenis is rijker aan gevolgen geweest, dan dat, toen vóór 300 ja ren de eerste Hollanders voet zetten op Java. Nog heden ten dage plukken wij er de vruch ten van. Gelukkig dat er nog mannen zijn, die bij het naderen van een gedenkdag als deze, op nieuw een ieder opwekken tot de huldiging en het lauweren van onze voorouders voor hetgeen zij hebben gewrocht en tot stand ge bracht met de grootste inspanning ten koste van hun leven. De heer R. bespreekt in een artikel in de „Tel." bovenstaand feit en zegt o. a. hierin het volgende: „Och, wij menschen zijn maar al te zeer ge neigd te vergeten, spoedig te vergeten, wat wij te danken hebben aan hen die ons zijn voorgegaan. Zou het niet billijk en recht vaardig zijn op een gedenkdag als deze nog eens voor een oogenblik terug te gaan tot die eenvoudige, energieke en volhardende voorouders, op wier schouders wij nakome lingen toch immers staan? Het was op don 2den April van het jaar 1595, dat van uit Texel een kleine vloot in zee stak, bestaande uit 4 schepen, de Mauri tius.de Hollandia, de Amsterdamen Duyfken, bemand met 248 koppen en toegerust met 64 stukken geschut. Het doel: Indië. Onbekend was de weg niet. Afgezien van het feit, dat tal van Hollanders, o. a. de gebroeders Houtman, op kantoren te Lissabon den Indischen handel geleerd hadden, afge zien ook van de omstandigheid, dat enkele Nederlanders in Portugeeschen dienst Indië bezocht hadden, had Portugal nooit moeite gedaan den weg geheim te houden, zelfs kaarten en reisbéschrijvingen waren bekend geworden. Toch blijft de eerste Nederlandsche expeditie een stout stuk, want nog wist niemand op welk een zwakken basis de grootheid van het gevreesde Portugal stond. Nog ging van Por tugal uit die eigenaardige tooverkracht, die imponeerende grootheid met zich brengt, men wist nog niet hoe gering de verdedigende kracht van het land was, dat in minder dan geen tijd uit eenen staat van onbeduidendheid tot duizelachtige hoogte was opgevoerd. Niet temin werd het stoute stuk aanvaard. Tot de Kaap ging alles goed, doch toen be gon de tegenspoed: eerst het verblijf aan de Kaap, daarna op Madagascar, waar een klein eilandje den droevigen naam verkreeg van „'t Hollandsche kerkhof," ter herinnering van zoo vele gestorvene makkers. De stemming op de vloot liet door het voortdurend getwist veel te wenschen over,vooral de verhouding tusschen de schippers en de vanwege de kooplieden als gelastigden medegegeven kommiezen, waarvan Cornells Houtman de voornaamste was, was voortdurend gespannen. Na tal van moeilijkheden kwam de vloot ten slotte in Juni 1596 in de straat Sunda en den 23sten Juni ankerde zij ter reede van Bantam, toen een der belangrijkste handels centra van den geheelen Archipel. Daar wer den peper, het kostbaarste sandelhout, prach tig gewerkte wapens, product van de inland- sche nijverheid, daar werden ook tal van spe cerijen ter markt gebracht. De Arabieren brach ten er hunne edelgesteenten, de Chineezan, de voornaamsten onder de vreemdelingen, hadden er hunne kramen waar zij lakwerk, porcelein en zijde te koop aanboden. Aan le ven en vertier dus geen gebrek. Gelukkig voor ons hadden de Portugeezen op Java ten minste nergens de macht in handen. Natuurlijk werd er verbinding aangeknoopt met den rijksbestuurder van Bantam en aan vankelijk liet de verstandhouding niets te wenschen over; in 't begin van Juli werd door Houtman zelfs een handelsverdrag aan gegaan, waarbij de aanwezige Hollanders vrijheid van persoon en handelen kregen. Maar alras verkoelde de vriendschap, enkele in Bantam aanwezige Portugeezen zetten den rijksbestuurder tegen de „Flamengos" op, over en weer beschouwde men elkaar met wantrouwen. Het eind van het lied was, dat de handels betrekkingen werden afgebroken en de Hol- aanzegging verkregen te vertrekken. In alles behalvo plezierige stemming werd den 26 Oct. de reede ven Bantam verlaten, bij wijze van afscheidsgroet de stad nog eens krachtig bombardeerend. Intusschen was de ingeslagen lading nog alles behalve voldoende, de zwerftocht werd dus voortgezet. Langs de Noordkust zeilend werd eerst te Jacatra ge land. De ontvangst was hartelijk, maar han del te drijven viel er niet. Toch is dit be zoek juist ten gevolge, van de hartelijk ont vangst van beteekenis geweest, want men vond er in 1610 aanleiding tot vestiging in en nog een negental jaren later stichtte Koen op de puinhoopen van het oude Jacatra het trotsche Batavia. Yan Jacatra werd de tocht langs deNooid- kust voortgezet; hier en daar ging men aan land. Veel werd er overigens niet uitgericht, hetgeen een nieuwe reden tot twist opleverde, tusschen de schippers en de kommiezen. Van de 4 schepen was de Amsterdam verloren gegaan; van de 248-koppen, die er bij do uitreis aan boord waren geweest, bleven er nog slechts 89 over. Met het oog daarop werd tot den terugkeer besloten. Den 26 Febr. 1597 verlieten de Mauritiusde Hol landia en Het Duyfken de Javaansche kusten, in Augustus van dat jaar keerden zij behou den naar het vaderland terug. Onze wakkere kooplieden lieten zich daar door echter niet ontmoedigen. Thans behoefde men de zoo gewilde Indi sche waren niet langer uit het vijandige Spanje te halen, dat Portugal voor eenige jaren aan zich onderworpen had en waarmede de Repu bliek nog steeds om hare onafhankelijkheid vocht. Dit waren de vooruitzichten, die zich aan de ondernemende Nederlanders uit het laatst der 16de eeuw openden, dit de vruchten van de gelukkig volbrachte reis. Eeuwen zijn gekomen en eeuwen sijn ge gaan. Groote veranderingen hebben wij in Indië zien tot stand komen. Een groot han delslichaam met monopolistische rechten maak te zich in drie vierde eeuw tot de eerste en eenige handelsmacht in den Indischen Archi pel, nog driekwart eeuw en dat zelfde lichaam was bezitter van geheel Java en van tal van nederzettingen. Stormen zijn gekomen, de oude O. I. Com pagnie is gevallen, de Staat heeft hare bezit tingen overgenomen, de vreemdeling heeft den reclitmatigen bezitter voor een oogenblik van zijn erf verjaagd, maar ingetreden is weer de Nederlandsche Staat in hare onverjaar bare en onbetwistbare rechten en nog altijd wappert Hollands banier over het „groene smaragd dat zich daar om den evenaar slingert." Eere, hulde en. dank zij het voorgeslacht. LAXGEDIJK. De bloemkoolhandel is deze week begonnen al wordt er nog geen bloemkool markt gehouden, omdat er daarvoor nog te kort bloemkolen zijn. Er wordt dan ook alleen te Broek bloemkool ge sneden; verder Noord op aan de Langedijk is men pas begonnen de kool te dekken, die dan eerst over acht dagen verhandeld kan worden, dit verschil in tijd van rijpheid der groenten zit voornamelijk in den zwaarderen grond van het Noordelijk deel van Langedijk. Bjj Broek zijn Noord-Scharwoude en Oud-Karspel om die reden altijd een veertien dagen ten achter. De tegen woordige markt bepaalt zich tot die in wortelen en aardappelen. De wortelen zijn ovgr beigeheel niet zoo bizonder goed tengevolge van de vroe gere droogte; de aardappelen zijn wat de kwa liteit betreft, uitstekend, doch geven niet te veel. Het werk der bouwers is om dezen tijd, nu het zetten der koolplanten langzamerhand ten einde raakt, vrij eentonig: van 's morgens tot 's avonds het vuil van de akkers houden, dat anders de beste sappen aan de edeler gewassen onttrekt. In de Woensdag 1.1. te ZUID-SCHAR- WOUDE gehouden vergadering der afdeeling St. Pancras van 't Nederl. Onderwijzers Genoot schap, werd tot afgevaardigde naar de in 't laatst van Juli te Leeuwarden te houden algemeene vergadering van genoemd Genootschap, benoemd de heer G. Kempers te St. Pancras. Den 22 dezer verdronk op 4y2-jarigen leef tijd een zoontje van J. K., in de DIEPSMEER, in het water, nabij de woning. 2.) Voor den grooten mooien tuin, voor welk- hekwerk zij zoo dikwijls bewonderend vers toefd had, bleef zij als aan den grond ge worteld staan en sloeg de groote bruine kinderoogen reikhalzend op de groote tros sen, welke daarover hingen. Als gouden trossen hingen de bloeiende struiken van de boom omlaag en vielen als een dichten bundel rein goud over het hekwerk heen. Hoe schoon! Hoe prachtig; een waren gouden regen! En een gouden regen moest de arme moeder redden, had de dokter gezegd. Haar hart klopte stormachtig. Iets van het gevoel van lang vervlogen geluk ontwaakte op nieuw in de ziel der kleine. Haar zieke moeder zou gezond wordenzij zou bloemen zien en vrolijk worden. Zij zal gered worden en wel door haar door haar Greta zoo zeer nam de plotseling ontwaakte gedachte het kind in beslag, dat zij haar aanspraak op het vreemde bezit niet meer over woog, dat zij, de altijd eerlijkeverzuimde het eigendom van anderen te eeren. Bevende klemde zij zich aan het traliewerk en klom naar boven, reikte met de hand erover heen en trok met begeerige hand geheele takken van den schonen gouden regen naar bene den. Zoo zeer was zij in haar werk verdiept, dat zij niet bemerkte, hoe binnen in den tuin, achter het hek iemand zat, die haar ten deele met verbazing ten deele met be koring gadesloeg. De man zat voor een tuinschilderezel en schilderde. Terwijl hij nu naar het kind zag, rustte de perseel in z\jne hand. Greta zag den blik niet welke de eige naar van den tuin op haar vestigde. In hare plundering verdiept, had zij voor niets anders opmerkzaamheid, zij verloor slechts plotseling bij een weerspannigen tak het geduld en rukte en trok met zulk een krachtsinspanning, dat de bloesems over haar hoofd henen en als gele vlokken op de aarde vielen. Aldus door goudachtige bloesems bedekt, stond zij daar als door een goud regen overgoten, en de schilder in den tuin, welke het indrukmakende kind eerst met kwaadheid had gadegeslagen, opende de oogen wijd bij het aanschouwen van dit liefelijke beeld. Het bruine krullende haar van Greta was door den wind door el kander gewaaid en hing verward langs de slapen. Tusschen de lokken waren de bloesems gevallen en schitterden nu van tusschen de haardos als gouden ster ren te voorschijn. Door dit liefelijke beeld aangetrokken, stond de man in den tuin van zijn schil dersezel op en naderde het kind. Toen het meisje hem gewaar werd, teekende zich een angstige uitdrukking op haar gelaat, welke echter spoedig week toen de man haar vriendelijk aanzag. Zij sprak hem daarna vriendelijk aan. Komt u eens hier en vangt mij als u blieft op. «Het hek is hoog en ik heb mijn handen vol Zonder dralen voldeed de vreemdeling aan dit bevel en het kind sprong zonder lange voorbereiding beslist den man tege moet. «Hupp!" De sprong was goed aangelegd, toch mis lukten hij ten deele. Greta's rokjes haakten aan een der spijlen van het hek het kind bleef eerst han gen viel daarna op den grond en be zeerde zich een weinig, door den terugstuit, het scheenbeen aan den laars aan den man. «O wee, mijn been. »Arme kleine, waar doet het pijn?Laat mij eens zien «Niet aan mijn bloemen!" Met haar pijn hield zij krampachtig de geplukte bloemen tegen zich aan gedrukt. «Niet mijn bloemen af nemen, die be- hooren mij toe!" »Wat wil je er mede doen Zij ver welken toch!" «Vandaag nog?" Zij vroeg dit snel en angstig en hare kinderoogen keken hem daarbij groot en bruin en schuin aan. Een eigenaardig gevoel beklemde de borst van den man. Wat was zij schoon, die kleine! Hoe schilderachtig schoon! En zoo als zjj, daar gestaan had op het hek met de verwarde haren en door gou denregen bloesems bedekt zoo moest hij het beeld in zich prenten zoo het lieve schepseltje schilderen. De arme kleine! Hij ondersteunde haar met beide armen en kon toch hiets er aan doen, dat zij leed. Hij boog zich tot haar. nik zal je in huis dragen kom kind!" Greta schudde opgewonden het kopje! «Neen, neen," riep zij vastberaden. »Om uw voet te verkoelen kom dan toch «Ik kan niet, mijnheer!" «Waarom dan niet?" »Ik moet naar huis om mijn moeder deze bloemen te brengen «Deze goudenregen «Ja, ja. «Dan kan ik ze haar laten brengen, wan neer zij ze zoo spoedig noodig heeft «Brengen? Ach neen. Ik moet ze bren gen, ik zelf!a «Maar uw voet, mijn kind O ja, ja mijn voetDie heb ik leelijk bezeerd. Maar ik zal hinken, dan doet het niet zoo'n pijnk Bij deze woorden maakte zij zich los uit de ondersteunende armen en deed een kleine mislukte poging om te springen. «O week «Zie je wel, kind, dat het niet gaat. Weet je wat, wij laten uw moeder hier komen. «Dat gaat niet, mijnheer mijn moeder is ziek «Waarlijk? Och!« «Zij is zeer ziek en ligt in bed. Daarom heb ik den gouden regen gehaald «Den gouden regen?® «Jawel, mijnheer. Ziet u, zq gaat nooit uit en ziet bijna nooit bloemen, en de dok ter heeft gezegd een Hinken gouden regen zou haar kunnen redden, en omdat er in uw tuinhet is toch uw tuin, niet waar «Ja, lief kind." «Nu, omdat er in uw tuin den mooisten gouden regen is, ben ik hier gekomen, om er eenige takjes van te halen, omdat mijn moeder er door gered zal worden, begrijpt u?" Ja de man begreep het. Hij begreep het nog beter als de kleine onschuldige vertel ster, wier lieftallig vertrouwen hem aan greep en ontroerde. «Is uw moeder reeds lang ziek, meisje?" Zij knikte. «Ja zeer lang! Omdat zij altijd zooveel naait en stikt en er geen tijd overblijft om eens te gaan wandelen «Ben jelui dan arm, kindje?" «Ik arm, mijnheer, zeer arm!" Zij zeide dit met waarachtige treurigheid, en de blik uit hare klagende bruine oogen drong den man diep in het hart. De kleine had iets roerends over zich, iets roerends hulpeloos in uitdrukking en houding. En het leed. Het viel den vreemdeling niet moeielijk te bemerken, dat de kleine met moeite de >ijn onderdrukte, welke den gewonden voet laar veroorzaakte. Een plotselinge ingeving gehoor gevende zeide hjj. «Blijf een oogenblik hier, kleine, ik zal een rijtuig laten inspannen en u naar huis brengen bij je moeder!" «O ja, mijnheer, heel gaarne!" Terwijl hij met het kind spoedig daarop binnen in een elegant rijtuigje zat, kwamen hem gedachten te binnen, welke hij nooit te voren gehad had. Vergelijkingen tusschen rijk en arm ongelijke verdeeling van aardsche goederen. Waarom moest dat lieve kind naast hem arm en verdrietig zyn, ter wijl hem het leven rijkdom en vreugde in den schoot wierp! Was zij dit minder waardig als hij H\j moest meer van die kleine te weten zien te komen meer alles. «Wie heeft u mijn tuin aangewezen, kleine Zij zag hem verbaasd aan. »Wie?« vroeg zij verward, «de lieve God Zeldzaam antwoord. De jonge man begon bijna het kind van doortraptheid te ver denken. «Kent ge den lieven God?« Zij lachte eventjes. «Ach neen Zeide zij schuchter, «dien kent niemand.® «Hoe heeft Hij u dan mijn tuin aange wezen «Hij heeft mij 's nachts, toen moeder Zoo ziek was, een beeld daarvan gezonden, en daarnaar heb ik hem gezocht.« «Den tuin?« «Ja, den tuin!® «Om daar mijn bloemen te plunderen »Ja!« «En dat weet de goede God?« «Natuurlijk «Mag men dan het eigendom van onde ren zich toeeigenen (Slot Volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 1