„Nieuwe Langedijker Courant", van Zondag 26 Juli 1896. Persnieuws. geconcentreerd zoutzuur. Men rekent 2.7 Kg. zout en 1.8 Kg. zoutzuur noodig te hebben om 1 Kg. ij's te maken. Een bezaar tegen het ge bruik van dit mengsel zijn de zure dampen, die zich uit het sterke zoutzuur ontwikkelen. Andere bruikbare mengsels zijn de volgende 1 dl. chloorammonium met 3 dln. water, of 1 dl. ammoniumnitraat met ldl. water, of 2 dln. ammoniumnitraat, 1 dl. chloorammonium en 3 dln. water, of 3 dln. chloorammonium, 2 dln. salpeter en 10 dln. water, enz. -Er zijn toe stellen in den handel, die er op ingericht zijn om van de koudmakende werking dezer mengsels zooveel mogelijk partij te trekken, door de te verkoelen stoffen zoo innig mogelijk met hen in aanraking te brengen en den invloed der warme buitenlucht zoo gering mogelijk te maken. EEN JEUGDIG ECHTPAAR. Te Rotterdam stapte dezer dagen een jeugdig paartje in het huwelijksbootje. Zij was 15 jaar en hij 18 jaar oud. EIGENAARDIG HULPBETOON. In het Drentsche gehucht Yalte waren twee kleine landbouwers wegens ziekte verhinderd hun koren dat rijp was, af te maaien, terwijl nog een kleine landbouwer overleden was wiens weduwe die bewerking niet kon laten uitvoeren omdat geen werkvolk (daglooners) verkrijgbaar was. In een boervergadering werd nu besloten voor alle drie het koren te doen maaien door de gezamelijke landbouwers uit het gehuchtje. Meer dan dertig arbeiders en arbeidsters, waar van sommigen door hunne boeren betaald werden, waren een paar dagen later, toen het koren er af moest, tegelijk op de akkers van de hulpbe hoevenden en brachten geheel gratis al het koren in hokken EEN LAFFE GRAP. Een hotelhouder te Zevenaar is de dupe ge worden van een laffe grap. Door hem was uit Duitschland eene opdracht ontvangen om ten behoeve van een honderdtal leden van den Duitschen Wielrijdersbond Donderdagmiddag een diner gereed te hebben. Niets mocht ontbreken, ook geen muziek. Op het vastgestelde uur stond alles gereedmaar de Duitsche wielrijders lieten zich wachten. MOORD OP A. F. HOOGSTEDEN. Is de ,N. R. Ct wel ingelicht, dan is de in structie tegen J. W. de Yos geëindigd en kan men dus spoedig eene beslissing van de Raad kamer tegemoet zien. H. M. de Regentes zal voor de opening der Staten-Generaal in September a.s. slechts voor één dag naar Den Haag overkomen, ter wijl de koninginnen in de tweede helft van Oc tober een dag of tien in de residentie zullen verblijfhouden, omdat in die dagen de aanne ming van de jonge Koningin zal plaats hebben. Nu de firma Regout te MAASTRICHT zooveel besproken wordt, herhindert de Haagsche Ct. aan het verhoor van den heer P. Regout voor de enquête-commissie. Nadat geconstateert was dat de vier stokers in de glasblazerij nooit een dag vrij hadden, ook niet op de feestdagen, en dat er een nacht- en een dagploeg was, die 18 uren achter elkaar werkten, zeide de voorzitter der enquête-commis sie, het Tweede kamerlid mr. Yerniers Yan der Loeff: Die arbeid voor fondeurs en stokers is dan toch nogal inspannend? Antwoord. Jawel, maar zij beklagen er zich nooit over, in 't minst niet. Indertijd heb ik hun aangeboden, met behoud van hun geld één dag in de week vrij te geven, maar ze hebben het niet gewild. V. Waarom niet? A. Och, zij zijn het werken zoo gewoon. V. Laten we elkander eens goed verstaan. Ge hebt, zegt ge, dien menschen een dag vrij willen geven met behoud van hun loon, en ze hebben daarvoor bedankt? A. Ja zeker. V. Dus naar uw verklaring was de liefhebberij in het werken zoo groot, dat zij zeiden: Neen mijnheer, wij bedanken u voor den vrijen dag, laat ons maar liever werken, wij zijn dat zoo gewoon A. Ja. Y. En wanneer hebt ge dat voorgesteld? A. Een jaar of tien geleden. Y. Na dien tijd zijt gij zeker niet op die zaak teruggekomen. A. Neen. V. Gij zult mij toestemmen, dat het wel wat fabuleus klinkt. En dat het al heel zonderling schijnen moet, dat, wanneer men, niet alleen wat uw fabriek betreft, of in algemeen aan een ar beider of wie ook zegtIk zal u een dag in de week vrijaf geven en toch uw volle loon betalen, dat dan de arbeider antwoordtik dank u vrien delijk, laat mij maar werken. Dat grenst aan het exorbitante! Is het inderdaad wel zoo? A. Het is toch zoo Y. En hebt gij nooit meer geprobeerd om dien menschen die weldaad te bewijzen? A. Neen. V. Dus gij laat werken van 1 Januari tot 31 December met vier dagen in het heele jaar vrij A. De stokers hebben geen enkelen dag vrij. Y. Goed, die hebben van 1 Januari tot 31 December niet één enkelen dag vrij. En de an deren hebben vier dagen vrij in het heheele jaar A. Ja. Y. Zoodat de menschen geen Zondag vrij heb ben. "Nooit? A. Neen. En toen de voorzitter daarop vroeg, hoe hij het lot van die menschen vond, antwoordde P. Regout, lid der Eerste kamer, heel leuk: „Alle menschen zijn in de wereld niet even gelukkig; de een heeft het harder dan de ander." „Ik meende te trouwen en het lukte mij niet!" Dit refrein kan G. de B. te OUDEWA TER, wel tot zijn lijfdeuntje maken, want tot tweemalen toe was hij in ondertrouw opgenomen en beide keeren moest hij tot zijn spijt onder vinden, dat bij zijn bruidje de liefde al zeer on bestendig van duur was, en weigerde met hem in 't huwelijksbootje van wal te steken. BRIEF VAN EEN EENVOUDIG MAN. Het „Centr." bevat volgend door „Uw vriend Manus" onderteekend schrijven: Verbeeld u, daar komt mijn buurman Zon dagavond bij mij inloopen, met een verbouwe reerd gezicht. Hij komt wel ereis meer zelf de krant brengen, maar nu had hij 'em heelemaal verfrommeld in zijn broekzak. Ik zag wel, dat hij „verschoten" was. „Ga zitten, buur," zeg ik, en hij liet hem flappen. „Wat is er, wildon ze je aanranden?" „Nog niet," zei hij. „Maar er moet wat met ons gebeuren. Het staat in de krant, en het is wat raars. Wat het is, mag Joost weten, maar vast niet veel goeds, en liet komt door de kieswet." „Wat willen ze ons nou weer doen?" vroeg ik, want als je buurman er zoo bot mee aan komt, dan frisch je lang niet op. „Als ik maar wist, wat het was," zei hij, „maar het staat duidelijk in de krant, nu we kiezer worden, willen ze ons organiseeren." U kunt begrijpen, meneer, dat mijne vrouw ook verschrikte, toen ze dat rare woord hoorde. „We bennen nog nooit georganiseerd," zegt ze, „en dan nu door die kieswetik dacht wel, dat het nooit goed afkomen zou." „In welke krant staat het?" vroeg ik. „In het „Centrum", zegt hij, „op het eerste blad." En toen was ik gerust, meneer. „Ik weet ook niet, wat het is," zei ik, „maar als die krant het van ons hebben wil, dan zal het wel goed wezenik weet sekuur, dat ik niet georganiseerd ben. Maar als het moet, dan moet het." Nu, verder konden wij er toen ïiiet mee ko men, omdat we niet wisten wat het was. Later hoorden we, dat we lid mochten worden van de kiesvereeniging, en wie zijn contributie betaalde, mocht dan zeggen, dat hij goed vond wat het bestuur deed. En wie het niet goed vond, mocht het ook zeggen, maar dan moet de presi dent met een hamer op de tafel slaan. Dat noemen ze dan: „buiten de orde", en dan moet je weer stil zitten. Het zal voor ons, meneer, een heele toer worden, om al die kunsten te leeren. Ik wil het wel eerlijk zeggen, maar om op zjjn tijd te stampen, te klop pen en te fluiten, dat moet je toch allemaal maar weten. Den eersten keer mag ik met den onder meester meeik moet dan maar naar hem kijken, zegt hij. 'k Zal blij wezen, als ik eerst maar goed en wel georganiseerd bendan zal de rest wel komen. Dat kiezen zal wel gaanj om witte plekken zwart te maken, is niet zoo'n kunst; dit heet nu eigenlijk de tel-proef, want je moet toch maar weten, de hoeveelste plek of je hebben, moet. Maar dat zullen ze ons wel vooruit zeggen, alg de tijd daar is. Men schrijft uit UTRECHT Sedert onheugelijke tijden hebben we hier won derdokters gehad. Menschen die last hadden van de huig, konden tot voor eenige jaren genezing van hunne kwaal vinden in de Wijde Doelen, waar een man woonde, die een drietal haren op de kruin van het hoofd omhoog trok, daarin een knoop legde en de lastige kwaal was verholpen. De oude knecht van de begraafplaats was be roemd om het belezen van verstuikte enkels en deed daarin voor geen enkelen hoefsmid in den omtrek onder, die op dezelfde onfeilbare wijze „over koot geloopen" paarden genazen. Tegenwoordig woont er in het Lange Roosendaal de wonderlijke genezingen schijnen allen in het boveneinde der stad te geschieden een melk boer-geneesheer, die door zijne wonderbaarlijke herstellingen veel van zich doet spreken. Kranken uit den beschaafden stand, menschen „van het vak" zelfs, gaan voor zich zelf of met de hunnen tot dezen man, en, naar men zegt, moeten de resultaten van hun bezoek steeds verblijdend voor de patiënten zijn. De melkboer is een zeer fatsoenlijk manen weet door den voortdurenden omgang met lieden uit de beschaafde klasse zich ook zeer goed met zijne bezoekers uit de verschillende rangen der maatschappij te bewegen. Geld, als belooning voor zijne behandeling, vraagt hij niet en neemt hij zelfs niet aan. Wan neer men er op aandrinkt hem iets te geven, dan is dit voor de armen bestemd of voo" de spaarpot zijner kinderen. Kistjes sigaren of andere geschenken, hem later gezonden, zijn zoo vele bewijzen van de tevredenheid zijner patiënten. Er worden voorbeelden verhaald, en vertrouw bare zijde, van lieden, die maanden lang geplaagd waren door duldelooze kiespijn en zich eindelijk vast besloten naar den tandarts begaven om de kiezen te laten trekken, maar nauwelijks in diens woning gekomen de pijn wegens hunne zenuw achtigheid voelden verdwijnen, en dan haastig terugkeerden om daarna weder door de onhoud bare smart te worden geplaagd. In het Lange Roozendaal vonden zij echter baat. Daar behoef den geen kiezen te worden getrokken, maar gin gen zij rustig tegenover den melkboer zitten, die hen met een klein Mariabeeldje over de wang en het voorhoofd streek, onderwijl eenige gebeden prevelde en hen eindelijk huiswaarts zond met de verzekering, dat de pijn zou verdwenen zijn, alvorens zij tehuis waren. Op dezelfde wijze wor den behandeld brandwonden, zweren aan de vin gers, de zoo gevreesde negeoogen, verstuikingen van den voet en wat den mensch al meer on aangenaams kan ten deel vallen. En bij alle ge vallen moet steeds het beste succes zijn opgemerkt. Natuurlijk worden die genezingen toegeschreven aan suggestie, maar bij bekende gevallen is de herstelling zoolang blijven voortduren dat aan dien invoeld moeieljjk meer geloofd kan worden. Hoe groot die invloed anders is, bleek voor eenige tijd nog meer op komische wijze in een naburig dorp. Daar woonde een vijftigjarige man, die in zjjn loven veel leed had ondervonden, doordien hij vreeselijk stotterde. Toen hij dan ook eene adver tentie in een der dagbladen las, waarbij iemand verzekerde stotteraars in korten tijd radicaal te kunnen genezen, begaf hij zich onverwijld naar het opgegeven adres, en bleef daar 14 dagen onder behandeling. Hij werd genezen en was daarvan zoo vast oveituigd, dat hij, voor het eerst in zijn dorp terruggekeerd en een vriend ontmoetende, dozen dadelijk aansprak met: „P p p Piet, wil ik j' eens wat n n n nieuws vertellen?" En toen de vriend zei: „Ja, nu wat danten antwoord gaf„ikikik st stotter niemeer. EEN EIGENAARDIG WELKOM. De nieuw benoemde secretaris van Borculo werd bij zijn installatie door den burgemeester als volgt toegesproken „Mijnheer de Secretaris! Het is de eerste maal dat ik U met dien titel aanspreek. Ge zult mij kunnen vergeven en U kunnen voorstellen, waarom ik niet met een straal van woorden en loftuigingen U ben tegemoet gekomen. Had ik zulks gedaan dan ware ik van huichelarij te be tichten en ik ben wars van alles wat huichelarij is. Het was de zoon van een vriend van mij, waarvoor ik met open vizier heb gestreden. Ge zult nooit kunnen zeggende burgemeester, waarmee ik samen werk, heeft ze achter de mouw." Ik sta hier open en rond tegenover U. Toen ge bij mij kwaamt, vroeg U of ik een fa milielid wenschte benoemd te zien, dat U zich dan zou terugtrekken. Dit was schoon van U gehandeld, hierdoor hebt ge bewijzen gegeven, dat ge uwe positie waardig zijt. Maar ge weet ook dat ik toen geantwoord heb, dat ge u niet zoudt terugtrekken, dat ik mij voor een familielid zou beijveren, doch dat ook U het beste beentje zoudt voorzetten om benoemd te worden. De Raad, die U met een complex van elt eenheden benoemde, meende in uw brein te zien wegge legd een schat van studie en wetenschappen, die ik hoop in uwe werkzaamheden zoo zullen schit teren, dat ze lang nog mogen doorstralen. Als vijand sta ik niet tegenover U, doch als vriend evenmin, want wij kennen elkander niet en on bekend maakt onbemind. Ik hoop dat de hand die u hier wordt toege stoken, door U zal aangenomen worden, dat onze samenwerking van dien aard zal zjjn, dat ge nooit zult kunnen zeggen: „Ik heb berouw die hand aangenomen te hebben." Een zeer smakelijke najaars- en winter- groente, die hier echter nog maar al te weinig wordt aangekweekt, is de knolkervel of kervelraap, die een zoet en melig vleesch met aangenamen geur bezit. Het best zaait men ze in het najaar, waarna men er tegen de vorst een hoopje aarde over gooit. In Juli verdort het blad en is de tijd van oogsten der knollen gekomen, zoodat men dan nog een tweede vrucht kan telen. De knollen moeten verscheidene weken, zelfs maanden be waard worden, eer ze tot gebruik geschikt zijn, wat in den winter op een vorstvrije plaats moet gebeuren. ONTSLAG VAN EEN ONDERWIJZER! Inzake het voorstel van Burg. en Weth. van Amsterdam om den onderwijzer M. Den Hartog te ontslaan, schrijft de heer A. C. Wertheim, aldaar, een artikel in het Hbl., waarvan het slot luidt: „Men wijzige het onherroepelijke ontslag in tijdelijke schorsing. Dan is het rechtsgevoel, aan de eischen der 8chooltucht en aan de reglementaire voorschrif ten voldaan. Maar men werpe het kind niet mét het bad uit! Dan wordt de disciplinaire straf niet eene vernedering maar een leering, en wij behouden Den Hartog met de ervaring van het leed, met de loutering van het berouw en met den prikkel der rehabilitatie door plichtbesef en zelfbeheer- heersching". Dc „kramp" in het water is een ongesteld heid, die zelfs onder de beste zwemmers jaar lijks talrijke slachtoffers eischt. De zwemmer, wien tot op het laatste oogenblik niets mankeert, maakt plotseling vreemde bewegingen met de armen, zinkt geluidloos in de diepte weg en verdrinkt voor de oogen der andere zwemmers: hij heeft „kramp" gekregen. In werkelijkheid is het echter nooit kramp in den gewonen zin, waardoor de zwemmer wordt aangetast. Het plotseling ontzinken der krachten wordt eroor- zaakt door schuim of waterstof, dat bij het ademhalen door de keel in de luchtpijp komt, of, zooals men gewoonlijk zegt, in het „verkeerde keelgat" geraakt. Daardoor treedt een oogen- blikkeljjke verlamming der ademhalingsorganen in. Komt het water bij het begin eener adem- ling, wanneer de longen luchtledig zijn, in de luchtpijp, dan zinkt het lichaam onmiddellijk. Wanneer dus zwemmers bemerken, dat iemand bij het baden ongewone bewegingen maakt, dan moeten zij onmiddellijk hulp verleenen, omdat de betrokkene tnder de beschreven omstandig- deden met geen mogelijkheid om hulp kan roepen. ATJEH. De sTijd" heeft een drietal artikelen [gewijd aan de mededeelingen van de regeering over de ge beurtenissen in Atjeh, zooals die opgenomen zijn in de ^Staatscourant." Aan het slot van het derde artikel wjjst het blad er op, "hoe opmerkelijk het is, dat noch in de Tweede Kamer, noch in de Eerste, een lid gevonden wordt, dat als Atjehspecialiteit genoemd kan wor den, of het moest de man zijn door wien de ramp zalige oorlog verklaard werd. En het blad betreurt het, dat geen oud-hoofdofficier, gouverneur of ander oud-hoofdambtenaar, met de Atjehsche aangelegen heden uit ervaring bekend, in een der Kamers het gezag van zijn woord kan stellen tegenover dat van den minister. Als het er op aankomt een definitieve gedragslijn omtrent de Atjeh-zaak vast te stellen, schrijft »de Tijd", moeten deze mannen gehoord worden. Hun oordeel moet worden ingewonnen het oordeel niet van officieren alleen, ook niet alleen van ambtena ren. Het oordeel der eersten heeft vooral waarde, als het de vraag geldt, hoe zal definitief alle verzet worden gebroken en in de toekomst zooveel doenlijk worden voorkomen het oordeel van de laatsten, wanneer het erom te doen is, ons met de inlandsche bevolking in aanraking te stellen en betrekkingen met haar aan te knoopen. Want dien weg moet het op de Atjehsche be volking uitroeien kunnen en willen wij niet. Atjeh verlaten kunnen wij, maar willen wij evenmin. Derhalve zal het doel, hetwelk ook bij het oorlog voeren in 't oog dient gehouden, geen ander mogen wezen dan ten slotte met de bevolking tot een vergelijk te komen, den Atjeher er toe te brengen, evenals zooveel andere inlandsche volken van gelijk ras en gelijken godsdienst, ons Opperbestuur te aanvaarden. Door oorlogvoeren alleen kan dit doel niet bereikt worden; ook niet door ons op te sluiten binnen forten en liniën. Moet onze staatkunde in Atjeh voorloopig nog grootendeels een staatkunde van het zwaard wezen, nooit mag vergeten worden, dat toch immer de staatkunde het zwaard moet be sturen dat van het oogenblik waarop wij Atjeh tot Nederlandsch gebied verklaarden, de oorlog eigenlijk een binnenlandsche oorlog werd, zoodat met het verslaan van den vijand nog slechts de kleinste helft van onze taak is vervuld. Het is juist deze omstandigheid, welke het zoeken naar midde len tot beëindiging van den Atjeh-oorlog zoo moei lijk maakt. ATJEH. (Van week tot week). Van den Gouv.-Generaal van Ned.-Indië is aan het Dep. van Koloniën ontvangen het na volgende telegram: Loknga nabij Kroeng-Raba, Boekit en Lamd- jong en heuveltop Daman beide beoosten Moekit Seboen bezet tot beheersching der IV Moekims. Van den Gouv.-Generaal van Ned.-Indië is aan het Dep. van Koloniën ontvangen het na volgend telegram: Het gebergte, dat westelijk begrenst de kloof van Beradin en noordelijk de VI Moe kims tot Belangkala doorkruist. Geene benden. Bivaks niet beschoten. Bevolking van de IV Moekims begint terug te komen. De Indische correspondent van het „Hbl." seint onder dagteekening van 22 Juli: „Twee bataljons hebben gisteren een tocht naar Tjot Rang en Senelop ten oosten van onze stelling in de XXVI Moekims gemaakt. Onze troepen ondervonden hevigen tegen stand. Gesneuveld zijn acht, gewond zes en dertig minderen. Een officier en twintig min deren werden door de warmte bevangen. Een Europeesch soldaat van den post Se- roen is gedeserteerd met medeneming van zijn beaumont-geweer en patronen." De „N. R. Ct." ontving 22 Juli het volgende telegram Drie bataljons zijn eergisteren naar Senelop gegaan. Op den terugmarsch vertoonde zich de vijand in Montassik, gewapend met Beau- mont-geweren. Gedood zijn 4 en gewond 35 militairen beneden den rang van officier. Het „N. v. d. D." ontving 23 Juli het vol gende telegram uit Batavia: Bij een gevecht te Lambada (Oost van de stelling) is Nja Makam gesneuveld. [Nja Makam is een bendehoofd, dat in Ta- miang thuis behoort en vroeger daar herhaal delijk invallen deed. Kort na Oemar's afval trok hij als bondgenoot naai Groot-Atjeh met een troep volgelingen.] Het „Hbl." ontving het volgende telegram: „Gisteren zijn drie bataljons uitgerukt naar Lamnga. Onze troepen verrasten het bekende bendehoofd Nja Makam. Deze sneuvelde, ter wijl zijn vrouw, kinderen en acht en vijftig volgelingen in onze handen vielen." Yan den Gouv.-Generaal van Ned.-Indië is aan het Dep. van Koloniën het navolgend te legram ontvangen: Gisteren Lamnga omsingeld, Nja Makam gevangen en gefusileerd. Geen verliezen onzerzijde. Kolonel Stemfoort bezocht de VI en IV Moekims. Toestand gunstig. Terugkomen der bevolking is toenemende. LOMBOK. De Indische correspondent van het „Hbl." seint onder dagteekening van 20 Juli: „Mami Otjitalib en 14 opstandelingen ver scholen in de Missigit van Praja op Lombok, hebben een Europeesch soldaat met speren gedood. Zij sloegen vervolgens op de vlucht; onze troepen vuurder op hen zonder resultaat. De majoor der infanterie W. P. Wetselaar blijft te Praja." Buitenland. De Huwelijksgeschenken van Prinses Maud en Prins Karei van Denemarken. De geschenken, welke het jonggehuwd vor stelijk paar ontvangen hebben, zijn tentoonge steld in de groote eetsalon van Mariborough House, waar zij ter bezichtiging waren op den avond der groote receptie, die de prins en de prinses van Wales hielden na de trouwplech tigheid. De koningin heeft aan prinses Maud geschen ken en halssnoeren van robijnen en diamanten, verscheidene kostbare Indische shawls, shawls van fijne oude kant en meerdere stukken kost baar borduurwerk gegeven. Aan prins Karei schonk H. M. een groote vaas van Spode-por-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 2