NIEUWE Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 42. Zondag 18 October 1896. 5e Jaargang. Feuilleton. OITMASKSBB. LAIGEDIJKER (III II VI Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oudkarsfel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 et-, franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. II. KEIZER. BUREEL: Xoordscliai'w oude. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER van Oudkarspel en Noord- scharwoude maakt, ingevolge aanschrijving van den heer Commissaris der Koningin in de Provincie Noord- Holland van 10 October 1896, 3e afdeeling N°. 72/11004, bekend, dat ter Secretarie dier gemeenten, voor belang hebbenden, ter inzage ligt, de Instructie voor de Ryks- landbou wieeraren Noordscharwoude den 15 October 1896. De Burgemeester dier gemeenten, C. KROON. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER van Zuidscharwoude maakt, ingevolge- aanschrijving van den heer Commissaris dei- Koningin in de provincie NoordHolIand van 10 October 1896, 3e afdeeling N°. 72/11004 bekend, dat tor Secre tarie,voor belanghebbenden ter inzage ligt de Instructie voor de Rijkslandbouwleeraren. Zuidscharwoude 15 October 1896. De Burgemeester J. W. C. KROON. GELUK. Een algemeen kenmerk van den mensch is ze ker wel het streven naar geluk, 't Komt er ech ter maar op aan wat wij geluk noemen, want, ofschoon de mensch in het streven naar den be geerden geluksstaat volkomen een is met zijn medemensch, toch heerscht er in het begrip ge luk een hemelsbreed verschil. De een noemt zich al heel gauw gelukkig, terwijl een tweede van oordeel is, dat geluk hier op aarde buiten ieders bereik valt en een derde het geluk als iets ge heel denkbeeldigs beschouwt. Ik voor mij ben van meening dat hier op aarde zeer zeker geluk bereikbaar is, mag het misschien niet voor alien zijn dan toch voor een groot ge deelte van het menschdom. Velen noemen zich ongelukkig, terwijl het geluk vlak bij hen ligt, zoo dicht dikwijls dat zij slechts te grijpen heb ben om het machtig te worden. Door de scheeve voorstelling, die zij zich believen te maken van wat geluk is, vaak ook door onredelijke eischen te stellen aan het geluk, dwaalt hun blik in de verkeerde richting en zoeken zij ver weg wat in hun nabijheid te vinden is. Een eerste voorwaarde voor 't geluk is tevre denheid, omdat tevredenheid ook een der be- standdeelen van 't geluk uitmaakt. Zoolang iemand nog maar een klein beetje ontevreden is, zal hij onmogelijk het terrein van 't geluk kunnen be treden. En die tevredenheid moet de mensch trachten te vinden in zich zelf, in zijne omgeving, in zijn werkkring, kortom in zijn bestaan als Wij hebben vermogens ontvangen van lichaam en geest. Die vermogens te ontwikkelen en wel zoo te ontwikkelen dat zij komen in onderling evenwicht, in onderlinge harmonie, dat moet zijn ons levensdoel. Wij moeten gestadig bezig zijn met ons zelve op te voeden, onze vermogens te doen werken, en in deze opvoeding, in die wer king, kunnen wij menschen ook werkelijk ons geluk vinden. Madame de Staël heeft gezegd „Een gelukkig leven bestaat in het voortdurend streven naar een begeerlijk doel, met het gevoel dat men gestadig vordert." Velen zullen daarop de vraag stellen„maar met welk doel leven wij dan toch Als ant woord daarop brengen wij in 't midden dat alles een doel heeft, dus ook de mensch. In de natuur is niets geworden, leeft niets zonder doel, dus ook niet de mensch, die evenzoo goed als het tengere grassprietje of de onbeduidende regen droppel een onmisbare schakel vormt in de groote keten der natuur. We weten dus dat ons zijn in het raderwerk der Schepping een doel heeftaan ons zelve is 't echter overgelaten dat doel op te sporen en te trachten het te bereiken. Ieder mensch moet zich een doel voor oogen stellen. Ook dit is een onmisbaar iets om geluk kig te kunnen zijn. Zoolang wjj niet weten wel ken kant wij uit willen, zoolang wij doelloos en onbestemd blijven ronddwalen, kunnen wij on mogelijk het pad vinden, dat naar ons levens doel, dat naar ons geluk leidt. De handwijzers op dat pad zijn arbeid, plicht, liefde, godsdienst, zedelijkheid, zelfkennis, verstand, in 't algemeene een gestadige verwijzing naar al wat schoon en goed is en welluidt. Evenals de horizon wijkt voor ons oog naar mate wij ineenen hem te naderen, zoo zal ook het doelpunt van onzen geluksweg achteruitgaan naarmate wij dachten het al meer en meer nabij te komen. Ru is het geluk echter niet gelegen in het bereiken van dit doelpunt, maar voor een groot deel in het streven om het te bereiken en in het bewustzijn, dat wij gestaag in zedelijke waarde gestegen zjjn.Ware het mogelijk op den top van den geluksberg te komen, dan zou met het be reiken van den top tegelijk het geluk gevloden zijn. 12.) Zij maakte een vlugge beweging om zich van hem los te rukken, m^ar hij was vlHgger dan zij. Zijn rechterhand hield haar nog steeds vast, zijn linkerarm sloeg hij snel om haar middel, trok haar tegen zijn borst en drukte haar een vurigen kus op de lippen. In het naburig kreupelhout deed zich een geritsel hooren misschien dooreen haas veroorzaakt maar Hubert schrikte, liet het meisje onwillekeurig los en Arline vluchtte als een pijl uit een boog-overhet smalle pad en bleef eerst staan, toen zij het bosch achter zich had en reeds het dorp, waar zij wezen moest, was genaderd. Voordat zij het echter betrad, zette zij zich in de schaduw van een heg in het gras en gaf haar ontroering lucht in een stroom van tranen. DERTIENDE HOOFDSTUK. Het duurde geruimen tijd, voordat Ar line in zooverre tot kalmte was gekomen, dat zjj haar weg kon voortzetten. Zij was op verzoek van mrs. Belton naar hei dorp gegaan om een ziek kind te be zoeken en het eenige versterkende midde len te brengen. Het ongeoorloofde en beleedigende ge drag van Hubert had haar zoo diep ge krenkt, dat zij besloot, den volgenden dag reeds Cliffe Court te verlaten. Toen zij haar tranen gedroogd had, ver volgde zij haar weg en trad weldra de boerenwoning binnen, wa r het kind ziek lag. De kleine lag bij haar komst juist in een hevige crisis, zoodat zij eenige uren bleet en bij de verpleging hielp, want het kind bad en smeekte haar, niet heen te gaan en Arline was niet hij machte, aan die bede weerstand te bieden. Zij bleef dus, totdat de crisis geweken di was en de kleine lijder in diepen slaap zonk, van welke gelegenheid zq gebruik maakte om de boerenwoning te verlaten. Toen zij buitenkwam, sloeg de dorpskiok juist tien uur. Aan den ingang van het dorp ontmoette zij een van de vrouwelijke bedienden van het kasteel, die door mrs. Belton, die over haar lang uitblijven ongerust geworden was, haar tegemoet was gezonden, opdat at zij den terugweg niet alleen zou moeten afleggen. Van het dorp uit voerden twee wegen naar Clifte Court, een breede straatweg Er heerschte diepe duisternis onder de naar den ingang van het bosch, maar voor hoornen, want de maan was nog niet opjdat zij dien bereikt hadden, hoorden zij en hei zwakke licht der sterren kon niet eensklaps twee kort op elkaar volgende door het dichte gebladerte heendringenjgeweerschoten, daarna klonken luide, toor- Overal heerschte diepe stilte, die slechtsjnige stemmen, toen volgde er nog een schot, nu en dan door het gekrijsch van een een hulpkreet, een zacht kermen en daarop nachtvogel werd afgebroken. Zij waren nog,heerschte er weer diepe stilte, niet ver gegaan, toen Arline reeds spijt| Arline en haar gezellin stonden een gevoelde dezen weg genomen te hebben.joogenblik onbeweeglijk van schrik, toen Over het algemeen was zij zeer moedig, sloeg de dienstbode, een onnoozele hoe maar deze stilte en duisternis om haarrendeern. in haar angst op de vluchten heen wekte een onbehaaglijk gevoel bij rende, zoo snel haar voeten haar konden zich vaster om de zijne. haar on on on willpkpiiricr 7.n hanr dmcr^n noar ilnrn fovw.iil A»linn r.ooinm lrl.^L haar op en onwillekeurig wersnelde zij haarldragen, naar het dorp, terwijl Arline aar- schreden in de hoop spoedig het slot te zeiend bleef staan en haar hart van vrees en een door het bosch, dien Arline's mid- geleide kon opdringen. I Het is nu geen tijd om wrok teseld werd, totdat er plotseling in hun na- ter een groot eind om, zoodat Arline be-terug, waarbij zij hem zonder een woord'op droevigen toon voort. In oogenblikken Arline verschrikt overeind sprong, sloot, weer door het bosch te gaan. itot afscheid liet staan en begaven zich als dit, worden heleedigingen vergeven. Ik moest liever terstond heengaan Weer volgde een kort stilzwijgen, toen ging hij voort: Zoudt gij mij beweenen als ik stierf? Spreek zoo niet, spreek niet van sterven. Maar wanneer het nu toch eens zoo zijn moet, als mijn minuten eens geteld waren Een diepe, smartelijke zucht klonk van haar lippen, zij beefde over het geheele lichaam en onwillekeurig sloot haar hand bereiken. Eensklaps sprong een donkere gestalte van achter een boom te voorschijn, greep haar bij den arm en plaatste zich voor haar, zoodat zij niet verder kon. De vreeselijke schrik verlamde haar tong, zoodat zij niet schreeuwen kon en bleef staan, niet bij machte zich te ver roeren, totdat haar aanrander haar in het gelaat keek en een welbekende stem vol verbazing zeide Het is miss Lester. Zij herkende de stem van Hubert Cliffe. Ja, wie dacht gij, dat het anders was vroeg zij op stroeven toon. Hij liet haar los. Stil, zeide hij zeer zacht, spreek niet zoo luid, er zijn wilddieven in het bosch en wij hopen hen eindelijk eens in han den te krijgen, want zij gelooven, dat al de boschwachters bij de bedienden op het kasteel zijn om te helpen bij de toe bereidselen voor de groote jacht van morgen en daarom zijn zij niet op hun hoede. Daarop vroeg hij eenigszins nieuwsgie rig: Maar hoe komt gij hier zoo laat? Arline zeide het hem, doch zoo kort en afgemeten als zij maar kon. Het is jammer, dat gij dezen weg gekozen hebt, want gij zult thans niet door het bosch kunnen gaan. hernam Hubert, een schot kon u treffen, want ik geloof, dat het er met de kerels warm zal toe gaan. Wie hebt ge daar bij u? Een van de meiden. Dat is geen voldoende bescherming ook, zeide hij ontevreden, en ik zelf kan u niet vergezellen. Gij moest liever naar het dorp terugkeeren en trachten in het hotel een rijtuig te huren om daarmee langs den straatweg naar huis te rijden, want het is veel te laat voor u om zonder genoegzame bescherming den weg te voet af te leggen. Ik zal u tot aan den zoom van het woud vergezellen. Hiertegen verzette Arline zich evenwel zoo krachtig, dat hij haar onmogelijk zijn en schrik bijna ophield met kloppen. Vrees niet voor haarzelve, maar voor Hubert. Als dat kermen eens van hem was geko men, als hij eens gewond, misschien dood was Iedere toornige gedachte aan hetgeen hij dien middag had gedaan, was in een oogwenk verdwenen en alleen de vrees, dat hem iets overkomen kon zijn, bleef over. Zonder aan zichzelf te denken, zonder het gevaar, zelf door een schot getroffen te worden, ook maar te tellen, keerde zijjhaalde zij half werktuigelijk, terwijl haar terug naar de plaats, waar zij hem veria-1tranen op zijn hand druppelden, ten had en bleef daar staan, in de onze-! En die onbarmhartige woorden, welke kerheid, welken kant zij op moest gaan. gij tot mij gesproken hebt, die verklaring. Het was stikdonker en doodstil op deze dat gij mij haattet. Gij weet liet nog wel, om hulp te halen, nietwaar? Neen, nog niet, wacht nog een oogen- blik, dan ga ik met u mee. Gij? vroeg Arline verbaasd, maargij kunt toch niet loopen Wanneer ik er moeite voor doe, dan geloof ik dat het wel gaan zal, op uw arm geleund. Er lag iets in zijn toon, dat Arline als een verholen lach voorkwam. Wat bedoelt ge? vroeg zij snel. Zijt gij dan niet gewond Zijn stem klonk nog altijd zacht en zeer Jawel, ik ben door een kogel inden langzaam, en toen hij er bijvoegde: Ik zou u nog wel om vergeving wil len vragen, voor hetgeen ik vanmiddag jegens u misdaan heb. Ik wilde u iets zeg gen, dat mijn handelwijze wel verontschul digd zou hebben, maar gij liept zoo snel weg, dat ik er geen tijd meer voor had. Ik kon mij niet weerhouden, u een kus te geven, Arline, hoewel ik wist, dat ik er verkeerd aan deed. Vergeeft ge het mij? Ja. Geheel en onvoorwaardelijk? Ja, geheel en onvoorwaardelijk, her- plek en zij tuurde te vergeefs om zich heen of zij ook iets kon ontdekken, dat haar tot richtsnoer zou dienen, Zij fluisterde Mr. Cliffe? Geen antwoord. Toen nogmaals, iets luider: Mr. Cliffe? Daar antwoordde een zwakke stem, dicht bij haar: - Zijt gij het, Arline? - Ja, waar zijt ge? - Hier, op den grond, onder den boom links van u. Zij liep in de aangewezen richting en hij kon haar bewegingen gadeslaan, door een witten doek, dien zij om den hals had. Met zwakke, nauw hoorbare stem fluis terde hij Kniel naast m\j neer. Zij gehoorzaamde en stak haar rechter hand uit, die hij met zijne vingers omvatte.' Zijt gij gewond, mr. Cliffe? vroeg zij. Ja. Zwaar? Ja. Zij haalde beklemd adem, er klonk iets van een zucht, haar handen beefden, zij wilde iets zeggen, maar zij kon niet. Doet het u leed om mijnentwille, Arline? Geen antwoord. gij hebt woordelijk gezegd: »iki haat u." Was u dat ernst Zij zweeg. Hij ging voort, terwijl hij zich in zijn opgewondenheid half overeind richtte en zijn stem heftig en hartstochtelijk klonk Zeg het mij, Arline, bedenk dat het misschien de laatste woorden zijn, die ik tot u spreek, morgen om dezen tijd ben ik misschien reeds dood en dan zult gij het niet meer kunnen zeggen. Was het u ernst met die woorden? Neen. Niet, is er geen woord van waar? Neen, er is geen woord van waar! riep zij heftig uit, want in dit noodlottig oogenblik verdween geheel haar verlan gen, om haar waren gemoedstoestand voor hem te verbergen. Bewijs het mij dan, Arline, door mij uit eigen beweging te kussen. Zij stemde zonder bedenking aan zijn bede toethans, nu zijn levensvlam elk oogenblik ken uitdooven, was het geen tijd meer om te aarzelen en daar in het donkere woud, in de diepe, nachtelijke stilte, werd geheel de wereld vergeten. Zij drukte haar lippen op de zijne en hun harten smolten bij dien kus ineen. Langen tijd hielden de minnenden el kaar in zoete mijmering omstrengeld, zon der dat er een woord tusschen hen gewis- arm getroffen en heb zeer sterk gebloed, maar dat zal spoedig genezen zijn. De diepste wond droeg ik in het hart en die hebt gjj thans volkomen geheeld. Arline stond als versteend en Hubert, die intusschen was opgestaan, sloeg zijn ongedeerden arm om haar midel en trok haar tot zich om haar in de oogen te zien. Wilt ge mij mijn list vergeven, Ar line? sprak hij. Ik wist dat ik u vanmid dag met hetgeen ik deed, beleedigde, ik wist ook dat gij een trotsch en koppig ding zijt en dat gij de met zooveel heftig heid uitgesproken woorden »Ik haat u," niet zoo gemakkelijk zoudt terugnemen. Toen de boschwachters jacht op de wild dieven maakten, waarvan het bosch hier wemelu trok ik met hen mee uit en vatte hier post om een kerel te vatten, die door de ande.rqn werd opgejaagd. Nauwelijks waart ge daar straks weg, of de strooper liier latogy,' ik wilde hem aanhou- dëfi. hfj dreigde met zijn geweer, i1- het mijne op hem aan en wij vuurden bijna gelijktijdig. Ik ontving een schram- schot in den arm, het scheen dat mijn kogel het doel had gemist, want de wild dief ontkwam. Ik had nog wel de kracht om hem na te zetten, ofschoon mijn wond sterk bloedde, maar wat bekommerde ik mij om dien armen drommel, ik liet hem zijn we" gaan en dacht alleen aan u. Met mijn zakdoek stelpte ik het bloeden van mijn arm en legde een voorloopig verband en daarna toog ik op weg om u te volgen en u zoo noodig te beschermen. Toen ik u hoorde aankomen, kon ik de verzoeking niet weerstaan om eens een proef te ne men of gij vanmiddag de waarheid hadt gesproken. Dat was niet goed van u, dat was onedel. - Het was noch het een nqch het an der, maar al zou het dat ook geweest zijn dan kon in dit geval het doel de midde len wel heiligen. Bedenk, lieve Arline, dat het geluk van een geheel leven op het spel stond en gij kunt het mij niet kwalijk ne men dat ik iets waagde om mij zekerheid te verschaffen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1896 | | pagina 1