Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. W°. 4. Zondag 24 Januari 1897. 6e Jaargang. J. H. KEIZER. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Feuilleton. 0ÏÏXA82IBD. NIEUWE LAAIGEDIJKER COURANT Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordsciiarwoude, Oüdkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct. UITGEVER: BUREEL: Hoordscharwoude. PRIJS DER ADYERTENTIÊN: Van 15 regels 30 ct., elke regel meer 5 ct. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. "V" E S ILi A. Gr van de Politieke Lezing van den Heer K. C. DE BOER, te As- sendelft, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, gehouden den 18 Janu ari 1897, ten lokale van den Heer Stam te Noordscharwoude, op uitnoodiging der Kiesvereeeniging Vrijheidvan Lange dijk en St. Pancras. Na opening der Vergadering door den voor zitter, den Heer G. W. Melchers, neemt de Heer De Boer het woord en begint zijne rede met het uitspreken van de hoop dat de wensch van den voorzitter, uitgesproken in zijn openings woord, in vervulling moge komen en dat hij, de spreker, der vergadering zal verschaffen een aan- genamen en leerrijken avond. Ik ken de gedachtenkring en de levensvormen van de plattelands bevolkinking te goed, te veel van nabij om niet te weten dat de belangstelling in het openbare leven en in de politiek over het algemeen niet groot is. In die eenvoudige krin gen waar zonder uitzondering ieder in het gareel zijner dagelijksche werkzaamheden wordt bezig gehouden staan aan de ontwikkeling van het maatschappelijk leven, aan een meestrijden over de groote vraagstukken, groote hinderpalen in den weg. Wie dit eenvoudige leven vergelijkt met de vaak hartstochtelijke strijd tusschen verschillende richtingen zooals die zich tegenwoordig in de groote centra's van bevolking, en ziet hoe onedel de wapenen soms zijn waarmee wordt gestreden, hoe de onderlinge levensverhoudingen tusschen de burgers verstoord worden, wie dit met elkan der vergelijkt komt allicht er toe de eerste gelijk te geven. Beziet men het slechts van deze kant dan zou het een verantwoordelijke daad kunnen worden genoemd elke poging om het gewoel en geraas van den politieken strijd over te brengen onder een bevolking die tot heden van haar storenden invloed is verschoond gebleven of er zich van heeft weten vrij te houden. Maar zoo is de kwestie niet zuiver gesteld. Sproot die weinige belangstelling in de politiek, die een kenmerkende eigenschap der plattelands bevolking is voort uit een gevoel van tevredenheid met bestaande toestan den, uit een vertrouwend opzien tot hen die met de Regeertaak zijn belast, dan was er zeker al lerminst reden tot het wagen van een poging om die rustige rust te storen. Maar we weten wel beter. De onspoed der tijden heeft ook de plat telands bevolking niet gespaard en misschien meer nog dan hierdoor is ook onder die bevolking een geest van ontevredenheid en onvoldaanheid opge wekt daardoor dat ook hunne ooren de klanken hebben opgevangen van die predikers der ontevre denheid die tegenwoordig met felle slagen onze maatschappelijke en oeconomische toestanden De meest afgelegen plaatsen, de eenvoudigste lokalen zijn de laatste jaren getuigen geweest van de niemand en niets ontziende critiek die de meest zelf genoegzame dwingt tot een onderzoek naar de deugdelijkheid van eigen wenschen en begrippen, een critiek niet altijd billijk en niet prikkelend tot handelen omdat zij bij het bloot leggen van de fouten on: r maatschappij zich zelve te weinig tijd gunde tot een blik achter waarts. Niet billijk omdat tegenover het „zie hoeveel ons nog ontbreekt" te weinig klinkt het, „zie eens hoeveel wij zijn vooruitgegaan". En toch is dit laatste zoo noodig en bemoedigend om den strijd tegen veel wat verkeerd is en het eenige wat noodig is om niet moedeloos bij de pakken neer te gaan zitten. Er is tweeërlei soort van ontevredenheid. De eene is die welke prikkelt tot handelen en ons den strijd doet aanbinden tegen eigene en andere tekortkomiagen. Ze is noodig om ons te bewa ren voor zelfgenoegzaamheid. De tweede soort is die welke ons met een zekere apathie mop peren doet neerzitten, scheldende op menschen en toestanden, zonder dat het bij ons het bewust zijn levendig doet worden van onze taak om, in hoe bescheiden mate ook, mede te arbeiden aan de verbetering van datgene wat verkeerd is, en met voorbijzien van de eerste waarheid dat nl, het recht om te klagen eerst komt na vruchteloozen arbeid. Nu zou ik mij in de stem ming van het meerendeel der plattelandsbevol king al zeer vergissen wanneer een zekere on verschilligheid omtrent zaken van algemeen be lang niet in verband stond met die laatste soort van ontevredenheid, die zich op het terrein van de politiek meestal uit in den vorm: „Het kan mij niet schelen wie regeert, want betalen moe ten wij toch". Nu wij weer staan in den aan vang van een jaar, waarin de Tweede Kamer zal moeten worden vernieuwd en dus ieder stem gerechtigd burger voor zijn deel en met zijn stem op de samenstelling der volgende Tweede Kamer invloed zal kunnen uitoefenen, nu zou onverschilligheid een dubbele tekortkoming zijn, en het verzuim van eerste staatsburgerlijke plicht begaat hij die zijn stembiljet ongebruikt laat of niet zich zelve ernstig rekenschap geeft van de wijze waarop hij van zijn stem zal gebruik ma- kon. Want al wordt de macht van een regee ring om in te grijpen in het sociale leven dik wijls overschat toch is niet te ontkennen, dat van die regeering mag worden geëischt een ter- handneming van vele steeds meer op den voor grond dringende vraagstukken en een vervulling van dagelijks luider sprekende behoeften. Yan dat standpunt beschouwt blijft elk jaar waarin een vernieuwing der Tweede Kamer moet plaats vinden een gewichtig jaar voor ons volksleven en het is dit thans in dubbele mate, nu wij staan voor een geheel onbekende toekomst en het feit, dat thans voor de eerste maal een groot aantal nieuwe kiezers voor het eerst tot de uit oefening van hun recht worden geroepen. De kieswet van Houten, die in het vorig jaar tot stand kwam, zal misschien in den beginne althans het aantal kiesgerechtigden verdubbelen. De geschiedenis van die uitbreiding hier op te halen, is thans een overbodig werk; zij is saamgewrocht met de geheele politieke geschie denis der laatste 10 jaren en heeft daarin blad zijden gevuld die later niet bij voorkeur zullen worden aangehaald als voorbeelden van een tijd van kloek handelen en sterk ontwikkeld rechts gevoel. Er is met de uitbreiding gewacht zoo lang als mogelijk was en eindelijk gegeven zoo veel. als met goed fatsoen niet geweigerd kon worden. Het is niet geweest, een stap van tege moetkomend vertrouwen van het volk, dat als geheel geen reden had gegeven aan zijn orde lievende gezindheid te twijfelen en dat zoolang had gewacht, dat het met reden aan het recht vaardigheidsgevoel der cencus-kiezers niet meer geloofde. Elke politieke partij die aan de tot standkoming van deze uitbreiding medewerkte, zal dan ook verstandig doen om in de naderende verkiezingsstrijd het recht niet als een verdien ste aan te rekenen en op die grond het ver trouwen der nieuwe kiezers te vragen. Meer practisch nut dan daarover verder elkander ver wijten te doen, heeft het misschien een beknopt overzicht te geven van de kieswet en van de bepa lingen die de kiesbevoegdheid vaststellen. Juist nu in de tegenwoordige dagen degemeentebesturen met het voorbereidende werk voor het opmaken der kiezerslijsten beginnen en sommige kategoriën van kiezers eenige formaliteiten hebben te ver vullen om op die lijst geplaatst te worden is het misschien goed, enkele bepalingen in her innering te brengen. (Hier volgen de bepalingen welke in een reeks artikelen reeds door ons zijn besproken. Red.) Het kiezerskorps zal dus in het vervolg wor den samengesteld uit deze vijf groepen, t. w. cencus-kiezers, huur- en loonkiezers, kapitalis ten en capaciteiten. Nu is het zeer duidelijk dat de laatste vier soorten kiezers al zeer weinig te beteekenen zul len hebben, immers zij die aan de daar gestelde eischen voldoen, zullen slechts eenige belasting betalen en een van mijn grieven tegen deze wet is dan ook daaraan gelegen dat het feitelijk niets ander is dan een cencus-kiesrecht. Immers het is duidelijk, en de ervaring met de tegen woordige kiezers spreekt daarvoor genoeg, dat wanneer niet de kiesvereenigingen er achter zitten om ze op te jagen die jaarlijksche aan gifte spoedig zal worden vergeten. Er ligt ook bovendien iets onbillijks in, om de bemoeiingen voor den een zooveel grooter te maken dan voor den ander. Die belasting betaalt wordt van zelf kiezer, die ze niet verschuldigd is omdat de wet hem vrijstelt, moet alle jaren een formaliteit vervullen die zoo licht vergeten wordt in een tijd dat geen verhuizingen in het vooruitzicht zijn. Feitelijk een census-kiesrecht dat practisch miaschien een zeer geschikte maat staf voor kiesbevoegdheid is maar de principi- eele fout heeft dat het de waarde van den mensch zjjn geschiktheid als staatsburger afmoet naar iemands bezit, m. a. w. dat de mensch niet wordt beoordeeld naar zijn innerlijke hoedanigheden maar naar den jas dien hij draagt. Zeker, de formaliteiten voor de niet-belasting- betalers zijn niet groot en men kan er van zeggen dat zij, die op het bezit van hun stemrecht prijs- stellen dit er voor moeten overhebben. Toege geven, en zij die reeds bij voorbaat hieruit de conclusie trekken dat het volk onverschillig er voor is zou ik toch de vraag willen voorleggen Hoeveel censuskiezers zouden niet van de lijst afblijven wanneer hun de verplichting was op gelegd om hun gekwiteerd aanslagbiljet aan het Raadhuis te moeten vertoonen Hoe verder door het zoogen. couloirstelsel een geheel andere wijze van verkiezing zal plaats hebben, acht ik niet noodig hier uit te leggen omdat dit meer een zaak is die hen aangaat, die met de uit voering zijn belast. Meer practisch nut ligt er m. i. in om na de behandeling der vraag „Hoe wordt men kiezer?" eenige aandacht te schen ken aan den anderen: „Hoe zullen de nieuwe '26.) Hoewel de photografie zeer oud en daar door erg verbleekt was, kon men toch met één oogopslag zien. dat het origineel inder daad een buitengewone schoonheid moest geweest zijn. De gelaatsuitdrukking was opmerkelijk zachtzinnig en lieftallig en er lag een weemoedige, smachtende blik in de groote donkere oogen als vermoedde het meisje welk treurig lot haar beschoren was; wat Arline evenwel het rneesi trof, was dat zij in deze trekken een bekend gelaat meende terug te vinden. Het is me als had ik haar vroeger al eens meer gezien, merkte zij op, maar dat is toch niet mogelijk. Neen, antwoordde mrs. Carroll, dat is onmogelijk, want toen gjj geboren werdt, was zij al lang in Australië. Misschien heb ik wel eens een schil derij gezien, dat op haar gelijkt, ging het meisje voort, terwijl zij de photografie aan dachtig bekeek, het is een waar madonna kopje. Zij gaf het portret aan mrs. Carroll te rug. die het weer op dezelfde plaats borg en terwijl zij dat deed, viel haar oog we der op het houten knopje, naar welks be stemming Arline zooeven had gevraagd Druk gij er eens op, kindlief, gij zult wel sterker zijn dan ik, zeide zij, misschien gelukt het u een geheim vak te vinden, want ik heb altijd gedacht, dat er een moet zijn. Haar veronderstelling was juist, want na eenige vruchtelooze pogingen, slaagde Arline er toch in, de veer in beweging te brengen. Toen schoof er een klein plankje weg en vertoonde zich een hoog smal vak, waarin een vrij dikke rol papier overeind stond. De hand van mrs. Carrol beefde, toen zij het document, dat op den grond viel opraapte. Er staat iets op den omslag geschre ven, zeide zij, lees het eens, mijn kind. De rol was verzegeld en droeg het adres: »Aan mijn geliefde tante Mabel Carroll, die dit eerst na mijn dood mag openen" Toen de zegels verbroken en de omslag losgescheurd was, kwam er een dicht be schreven papier te voorschijn en de oude dime verzocht Arline haar den inhoud voor te lezen. Want, voegde zij er bij, wanne; dit papier ook een geheim behelst, di: durf ik het u toch gerust toevertrouwen Arme Kitty, hetgeen ge uw tante na uw dood nog wenscht mee te deelen, mag gerust door deze vriendin vernomen wor den. ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Sir Ascot Carlyon dacht er niet aan zijn vrouw te bezoeken, hij had het veel te druk met het betalen van oude en het maken van nieuwe schulden. Een groot ge deelte van het geld, dat hij met de hypo theek verkregen had, werd door die oude schulden verslonden, met het overige ging hij nieuwe weddenschappen aan en opnieuw verloor hij belangrijke sommen. Het was voor hem niet aangenaam, aan Alice in haar duistere gevangenis te den ken en daarom deed hij zijn best, die ge dachte zooveel mogelijk van zich af te zetten maar ondanks zijn drukke bezigheden ge, lukte hem dat niet altijd. Juist wanneer hjj bij zijn dolzinnige speculatie weder on gelukkig was geweest, kwam hem het beeld zijner vrouw voor de oogen, die haar dagen droevige eenzaamheid en verlatenheid in het gesticht doorgebracht. Toen trof hem nog een ander ongeluk. Hij ontving een telegram, dat hem ter stond naar Bournemouth riep, waar hij zijn zoontje heengezonden had, en toen hij ei kwam vond hij het kind bewusteloos in zijn bedje liggen. Het was, toen het een oogen- blik in de kinderkamer alleen werd gelate met den haard in aanraking gekomen en zijn kleertjes hadden vlam gevat. De kindermeid, die op zijn jammerlijk geschrei was toegesneld, vond hem reeds geheel door de vlammen omringd en hoewel het haar spoedig gelukte die te dooven, was hij toch met zware brand wonden overdekt. De dokter, die dadelijk geroepen werd, durfde geen hoop geven en toen sir Ascot bij zijn kind kwam, overlegde hij met zich zelf of hij al dan niet Alice hier heen zou halen, zijn besluit was echter het niet te doen. Haar aanwezigheid zou het kind toch niet meer kunnen redden, het zou zelfs meer dan waarschijnlijk zjjn, dat zij haar kind dood vond, hetgeen haar woede tegen haar echtgenoot nog vertienvoudigen zou en haar er zeker toe zou brengen, haar bedreigingen te vol voeren. Dit alles in aanmerking genomen, oor deelde hij het beter, de waarheid voorloo- nog voor haar verborgen te houden, et einde van den armen knaap liet niet lang op zich wachten, hij blies den laatsten adem uit terwijl zijn vader bij hem zat, veel bedroefder dan men van zulk een zelf- chtigman verwacht zou hebben.Inderdaad ad hij zijn zoontje veel meer lief, dan iets ter wereld en door het sterven van Dou glas werd ook de laatste band verbroken, ie hem nog aan Alice bond. De gedachte aan zijn vrouw werd hem nu dubbel onverdraaglijk, want hjj begon haar als een gehate hindernis op zijn levens pad te beschouwen. Hij had de gravin De Roubaix, toen deze zich op haar reis naar de Fransche hoofd stad eenige dagen te Londen ophield, al daar weergezien en haar schoonheid werkte des te aanlokkelijker op hem, daar hij wist dat zij nu rijk was. Voor zoover iemand als hij beminnen kan, beminde hij Clarice, wier donkere schoonheid zijn zinnen streelde. Hoe lang deze betoovering zou duren was zekei een vraag, maar op het oogenblik verkeerde hij geheel en al onder den invloed er van en toen hij uit het hotel, waarbij hij de gravin zjjn opwachting had gemaakt, naar huis terugkeerde, mompelde hij Wanneer Alice mij niet in den weg stond, dan zou ik misschien met de gravin De Roubaix kunnen trouwen. Ik geloof niet dat zij mij zou afwijzen en haar vermogen zou mjj voor goed uit alle geldverlegenheid redden. Stierf mjjn vrouw maar. Dit verlangen groeide bij sir Ascot Car lyon met den dag aanhij begon te hopen dat het verblijf in het, door de nabijzjjnde moerassen zeer ongezonde huis een verder- felijken invloed op het gestel van Alice zou uitwerken en daarom opende hij vol onge duld eiken brief van dokter Felton, maar niet een behelsde het bericht, dat de ge zondheid van Alice aanmerkelijk achteruit ging en zoo wierp hij die brieven telkens teleurgesteld weg. Eindelijk, toen November reeds in het land was, kwam het denkbeeld bij hem op, dat het misschien toch beter was als hij haar eens ging bezoeken en dienten gevolge nam hij op zekeren dag een spoorkaart naar Paddington, het station dat het dichtst bjj het gesticht van dok ter Felton gelegen was. Hij had zich vergist bjj het nazien van de dienstregeling en zoo kwam hij, in plaats van volgens zijn berekening tegen middag, eerst laat in den avond aan het kleine station, waar nog slechts een enkele gaspit brandde en waar het verkeer reeds

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1897 | | pagina 1