Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken. N°. 7. Zondag* 14 Februari 1897. 6 e Jaargang. Plaatselijk Nieuws. Emma Berthold. Feuilleton. OITMASOEB. NIEUWE LAMIJKIR COURANT Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag. ABONNEMENTSPRIJS voor Noordscharwoude, Oüdkarspel, Zuidsciiarwoude en Br. op Langedijk per drie maanden 50 et-, franco p. post 60 ct. UITGEVER: J. EL KEIZER. BUREEL: Hoordscharwoude. PRIJS DER ADVERTENT] Yan 15 regels 30 ct-, elke regel meer 5 ct. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Brieven rechtstreeks aan den Uitgever. I De tooneelvereeniging „'t Heidebloempje" Éiit de Rijp, gaf jl. Woensdagavond eene open bare uitvoering in het lokaal van den heer D. Stam te Noordscharwoude. If Zij trad op met het tooneelspel Emma ™|Berthold, van J. J. Cremer. Het publiek was nu juist niet in grooten getale opgekomen, doch het was o. i. toch in .(die mate vertegenwoordigd, dat zijn aanbeve ling het gezelschap een meer of minder succes kan verzekeren bij een volgend optreden aan ;|de Langedijk; dat de reputatie van de ver- jeeniging afhing van zijn oordeel overdithaar |eerste optreden alhier. Emma Berthold is een tooneelstuk, dat illeen goed kan worden vertolkt door rede rijkerskamers die eenige jaren levens achter den rug hebben, en ,,'t Heidebloempje" kan er Izich op beroemen, dat niettegenstaande de .vraag naar hoogere kunst grooter werd, zij :is blijven bloeien, doordat de sympathie, die woonde in de harten der leden, 4et tot nog toe heeft verkwikt. Die sympathie is gebleken uit de wijze waarop Emma Berthold is vertolkt, uit de f studie die bleek gemaakt te zijn van de hoofd rollen, en uit het feit, dat bij de rol verdeeling niet is gelet op bevoorrechting van den een [boven den ander, maar op de kracht die elk |lid kan ontwikkelen. De rollen konden zeker niet beter verdeeld sijn geweest, en onmogelijk beter zijn geleerd. Geen enkel oogenblik dat een pijnlijke stilte pin trad doordat men haperde. J Mej. W. Roos als Emma, dochter van Me vrouw de weduwe Berthold, was uitstekend, laar spel was ingrijpend. Op haar gelaat sekende zich de heftige emotie, het edele karakter, het naar waarheid zoekende hart. "Zij vertolkte de moedige lijderes, zij teekende de liefdevolle dochter, de beschermende engel 1 van hare zuster Laura, bij uitnemendheid, "lare roeping bewust, waakt zij over allen die sij aanhangt met geheel haar ziel, brengt haar arm gefolterd hart tot zwijgen, om niet j»te rusten voordat de liefdelooze, ondankbare pleegzoon van haar moeder, de snoodaard, die ongeluk brengt over de familie Berthold, wordt ontmaskerd. Haar optreden was daar vooral uniek, waar het tot een treffen komt tusschen haar en den ontaarden man, den geveinsden goeden Casper Baks. Mej. T. Vis ser in de rol van Laura, hare zuster, had zeer goede oogenblikken. In het moeilijkste spel, waar zij wegens verloren liefde bijna tot krankzinnigheid wordt gebracht, was zij zeer gelukkig. Ongetwijfeld heeft zij door ernstige intensie, haar goed optreden hieraan te dan ken. Ietwat meer vrijheid in haar gesticula- tiën en de toon van haar stem evenmeer geregeld naar de opvatting van het woord zal haar spel stellig iets meer ongekunsteld doen zijn. De vertolking van de rol van Mevrouw de weduwe Berthold, was niet waardig, niet moederlijk genoeg. Lijden mag niet vertolkt worden met een ietwat ziekelijke stem. Men neme ons deze uitdrukking niet kwalijk. Hansje, hare dienstbode, Mej. G. Re genboog, werd vertolkt op eene wijze die alle lof verdiende. Wij lazen eens: in een buis waar nimmer gelachen wordt weven ziekte en pijn, rampspoed en ongeluk hunne spinne- webbengelukkig zij, die met den glimlach der vroolijkheid dat rag weten t,e storen; welnu als alle dienstmeisjes zoo'n eerlijk en trouw karakter en zoo'n vroolijke natuur hadden, als door haar op zoo lieve en krani ge wijze werd voorgesteld, er zouden heel wat onaangename oogenblikken minder in ons leven zijn. (Hier heb ik mij in de plaats ge steld van het vrouwelijk Nederland.) „Er is geen paar of het lijkt mekaar" is door den auteur ongetwijfeld aan de werkelijkheid ontleend, waar hij „Hansje" met „Harmen", den knecht van den Majoor van Wilsveld, liet „De ronde borst," de militaire oppasser, en de dom-geslepen, ietwat ruwe goedhartige trouwe jongen werd door den heer P. Geerke meesterlijk weergegeven. Hij bracht het pu bliek door zijn natuurlijk spel, zijn losheid van handelen geheel in enthusiasme. Van Wilsveld, gepensioneerd Majoor, was blijkbaar in goede banden van den heer P. Wals. Het is niet zoo gemakkelijk den ou den militair, die op het veld van eer zijn ridderkruis heeft verworven, weer te geven. Eduard zijn zoon, kwam in handen van den heer D. Polman, niet al te best tot zijn recht. De zoo valschelijk misleide zeeofficier was in zijn liefde tot zijn Laura te koel, te sober. Wij zagen niet de innige aandoening die zich van hem meester moest hebben gemaakt bij het verlies van zijn beminde, of daar waar hij in den tuin van zijn a.s. schoonmama zijn verloofde betrapt op een geheime samenkomst met den Amerikaan. Zijn verontwaardiging uitte zich meer in het snel uitspreken der slotzinnen dan door gebarenspel of toon. De vertolking van de rol van Caspar Baks, den aangenomen zoon van Mevrouw Berthold, zou er bij gewonnen hebben indien de heer W. Prins wat ouder gegrimeerd was geweest. Onder het vaandel van christelijke liefde de huichelaar te verbergen, daarvoor mocht hij in zijn rol wel op ietwat meer zal venden toon hebben gesproken. Overigens voldeed hij ons vrijgoed. De heer M. C. Kos acteerde in de rol van Otto Bricht zeer goed en had voorzeker mede aandeel in het succes dat de vereeniging met haar optreden heeft ingeoogst. De heer Ds. Habbema bracht na afloop der uityoering een woord van hulde en dank aan de tooneelvereeniging „'t Heidebloempje" voor de uitstekende wijze waarop „EmmaBerthold" was vertolkt. Do Heer P. Wals dankte daarvoor uit naam der vereeniging en beval „'t Heide bloempje" in de protectie van de burgerij dezer Allen aanwezigen is een aangename avond gegeven, een avond van kunstgenot, dat men niet altijd kan smaken bij het op treden van rederijkeskamers. In den regel overschatten de leden hun krachten en maken alzoo fiasco bij hun optreden. Met „'t Heide bloempje" is dit niet het geval. Wij hebben de rollen afzonderlijk bespro ken en ons niet onthouden van critiek omdat de vereeniging door haar optreden onze be langstelling voor haar heeft opgewekt in die mate, dat wij wenschen dat zij de kleine fou ten, die haar aankleven, zal weten te over winnen opdat zij eenmaal zal kunnen worden genoemd een der beste rederijkerskamers uit den omtrek. Lezing van den Heer ds. Melchers te Noordscharwoude. Uitgenoodgd door eenige leden der Evange lische maatschappij, trad Donderdag 11 Eebr., voor een stampvolle zaal op de heer Ds. Mel chers van Zuidscharwoude, met het onderwerp: „De Katholieken als Staatkundige partij." Ik begin, aldus de heer Melchers, met op te merken, dat wanneer ik heden avond spreek over de Katholieken als Staatkundige partij, ik met het woord Katholiek niet op het oog heb de leden der Katholieke kerk, zooals wij die in den omgang kennen als onze buren, soms wellicht als goede vrienden, maar eene verzameling van mannen met bepaalde doeleinden, die bij het na streven van hun bedoelingen het Roomsch-Katho- lieke volk als hulptroepen gebruiken. Voor het R.-K. volk heb ik geen ander woord dan de aan sporing, zelf te gaan denken en te handelen, hun toestand te gaan overzien en zich af te vragen, of het een vrij mensch in een vrij land waardig is, als gedachtelooze stemmen gebruikt te worden. Voor de partij in haar geheel, die bij monde van hare leiders, dr. Schaepman in 't bisdom Utrecht, pater Arriëns in Twente, pastoor Thissen in Lim burg, pater Weyer in Utrecht, pater prof. De Groot in Amsterdam en eindelijk de R.-K. Kamer leden propageert, ijvert voor bepaalde godsdien stige en daardoor ondergeschikte maatschappelijke idealen, is deze uiteenzetting bestemd. Niet dat ik mij vlei, dat deze regelen onder de oogen der ge noemde partijleiders zullen komen, maar ik hoop, dat aan onze protestantsche kiezers, die naast de protestantsche verdraagzaamheid ook liefde voor vrijheid des gewetens en besef van de verplichtin gen tegenover de samenleving bepleiten, de oogen zullen opengaan voor het gevaarlijke van des Ul- tramontanen streven. De aanneming der nieuwe kieswet had ten ge volge, dat de verschillende politieke partijen een demokratisch program gingen opstellen, om toe treding voor de nieuwe kiezers aanlokkelijk te maken. Ook de Roomsch Katholieke kamerleden formuleerden een program, maar, merkwaardiger wijze, terwijl bij de Antirevolutionairen, Libe ralen en Radikalen de kiezers werden geraadpleegd, handelden de Katholieken buiten hen om en leg den hun eenvoudig een program voor. Protest van de zijde der kiezers kwam niet, want kort voor de verschijning van het program kwam een schrijven van den aatsbisschop van Utrecht, waarin tot eenheid werd aangespoord. Persoon- H Indien dat het geval was geweest, ■dan zoudt ge wel iets van hem gehoord /■^.(hebben, meende mrs. Carroll. Ge moet u maar troosten met: geen tijding goede tijding. U Ik wenschte wel dat ik de zaak zoo kon opvatten, maar dat kan ik niet. Hij heeft beloofd dat hij mij terstond na zijn aankomst in Londen schrijven zou en ik heb nu in al die weken niets van hem vernomen. Na een kort stilzwijgen hernam mrs. ^Carroll Het is duidelijk dat deze Esther Grant iets van de betrekkingen tusschen mijn nicht en Alec Clilfe afwist, het is nu maar de vraag of haar verstand in die mate zal terugkeeren, dat zij ophelderingen kan [geven. - Dat wensch en hoop ik. Mrs. Belton schreef mij onlangs, dat er kenteekenen van beterschap waar te nemen waren en dokter Fletcher hield er altijd moed op, dat haar geheugen nog wel terug zou keeren. - Het beste was dat wij haar bezoe ken en ondervragen konden, voordat de gravin De Roubaix gelegenheid heeft iets van haar te weten komen, want na alles wat grj mij van die dame verteld hebt, geloof ik dat zij er volstrekt geen gewe tenszaak van zou maken, een inlichting, die zij gekregen had, in haar eigen belang aan te wenden. Arline schudde het hoofd en antwoordde niet. Er volgde een lange stilte, die plotse ling verbroken werd door de dienstbode, die het vertrek binnensnelde en luide uitriep: Dokter Fletcher is hier! De oude dokter volgde haar op den voet en mrs. Carrol stond haastig op om hem te verwelkomen. Ik ben hartelijk verheugd u te zien beste dokter, zeide zij, gij komt als ge roepen. Waarlijk? Nu, dat doet mij plezier, te meer daar ik zie, dat ge nog geheel welvarend zijt. En hoe maakt het onze jonge dame? voegde hij er bij, terwijl hij Arline de beide handen drukte. De een tonigheid van dit nest heeft u dus nog niet van verveling doen sterven, hoewel ik vind dat ge er niet zoo goed uitziet als destijds te Clilfe Court. Een beetje heim wee, nietwaar? De dokter zette zich voor den schoor steen en zette zijn voeten op het hek van den haard. Het is buiten een. recht hondenweer, hernam hij, terwijl hij het glas wijn, dat mrs. Carroll hem gastvrij aanbood, met één teug ledigde. Eerst gisteren ben ik van het vaste land teruggekeerd, ging hij daarop voort, ik ben bij een patiënt ge roepen, die zich verbeeldde dat hij dood zou gaan wanneer ik niet bij hem kwam Hij woont te Leamington en ik ben den geheelen nacht bij hem gebleven. Daar ik nu zoo dicht hier in de buurt was, be sloot ik tegelijk eens naar u en de jonge dame te komen kijken. Ik wilde mij eens overtuigen of gij tevreden waart met de nieuwe gezelschapsjuffrouw, die ik u ge zonden heb. O! buitengewoon, ik kan u niet ge noeg dankbaar zijn, verzekerde mrs. Car roll met een liefdevollen blik op Arline. Dat doet mij plezier. Ge weet wel dat ik over het algemeen heel weinig met de vrouwen op heb, maar voor miss Lester moest ik toch een uitzondering maken, En tegen Arline ging hij voort: A propos, hoe gaat het met Hubert Cliffe? Ik weet het niet. Gij weet het niet? Hoe komt dat? schrijft hij u dan niet? Hij heeft mij, sedert hij Cliffe ver liet, geen enkel woord geschreven, zeide Arline. Dokter Fletcher was verwonderd en wilde de bijzonderheden hooren. Arline vertelde hem die en toen hij alles verno men had, begon mrs. Carroll hem de ont dekking van den brief barer nicht en den inhoud daarvan mee te deelen iets waai de dokter zeer veel belang in stelde. Ik ben er zoo vast van overtuigd, dat Alec Cliffe met de moeder van Hubert getrouwd was, als dat mijn naam Sam Fletcher is! riep hij uit. Het zou mij wel een lief ding waard zijn, wanneer ik het bewijzen kon, gedeeltelijk ter wille van Hubert, die werkelijk een goede nobele jongen is, maar bovenal omdat ik die ver waande, Fransche gravin zoo gaarne uit het kasteel Cliffe Court zou willen wegja gen, waar zij heerschen wil als een prin ses uit het Moorenland. De hoofdzaak is nu maar, dat we die Esther Grant uit het kasteel verwijderen en ik geloof dat ik dat met de hulp van mrs. Belton,.wel zal kunnen klaar spelen. - Op mrs. Belton kunt gij zeker reke nen, verklaarde Arline stellig. Zij zou ook Hubert het liefst als lord en meester van Cliffe Court begroeten en zeker zal zij daartoe meewerken, zooveel in haar ver mogen is. Jawel, ik weet zeer goed, dat ik opd mrs. Belton kan vertrouwen. Ik ken haar niet voor niets al sedert zooveel jaren. Ik zal Esther Grant bezoeken zoodra ik van Cliffe Court terug ben, verklaren dat zij verandering van lucht noodig heeft en dan Dan zendt ge haar hierheen, vulde mrs. Carroll aan. De dokter knikte, zichtbaar tevreden over dat voorstel en ging voort: Dat zal, geloof ik, nog het beste zijn wat wij kunnen doen. Hij dacht een oogenblik na en vervolgde toen Het schijnt dat lord Cliffe wel ver moedde, dat die Esther Grant in het be zit was van een geheim, betreffende zijn broeder Alec. In elk geval, wanneer er eenige mogelijkheid bestaat dat z|j in zoo verre het verstand terugkrijgt om zich het verleden te herinneren, zou Hubert beter doen, niet naar Australië te vertrekken, voordat hij gehoord heeft, wat zij had mee te deelen. Maar voor den drommel wat kan er met den jongen gebeurd zijn Het is mij onbegrijpelijk dat hij niet geschre ven heeft, hij zal toch niet naar Melbourne zijn vertrokken. O neenriep Arline uit, dat zou hij zeker niet gedaan hebben, zonder het mij te laten weten. Wanneer ik deze week nog niets van hem hoor, zal ik een brief aan de Londensche politie schrijven. Dokter Fletcher lachte even om dit naïve plan. Och kind, zeide hij, in Londen ver wijnen zooveel menschen, dat de politie u ook niet veel wijzer zal kunnen maken. Als ik geweten had dat hij zoek was, dan had ik zelf nasporingen gedaan, toen ik op mijn reis Londen passeerde. Ik heb te Londen kapitein Stuart gesproken en die vroeg of ik hem geen inlichtingen omtrent lady Carlyon kon geven. Kondt gij het? vroeg Arline haastig. Ook over haar maak ik mij ernstig onge rust. Ik heb aan sir Ascot geschreven, maar hij heeft niet eens de beleefdheid gehad mij te antwoorden. Hjj is een doortrapte schurk, dat is mijn onomwonden meening omtrent sir Ascot Carlyon. Neen, ik kon kapitein Stu art niet meer meedeelon, dan wat hij zelt reeds wist, namelijk dat de arme vrouw

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1897 | | pagina 1