il
I
.Nieuwe Langedijker Courant', van Zondag 21 Februari 1897.
I
Buitenland.
waarschijnlijk achten, dat zij, die voor 16 Fe- I
ioor» ia crovor» liiprf.np nOÖ*
bruari nalieten zich aan te geven, hiertoe nog
in de volgende veertien dagen zullen overgaan.
Wie schraal voert, krijgt niet alleen wei
nig melk. maar ook dunne; wie rijk voert,mag
zich in het tegendeel verheugen. De vaste stof
fen in de melk kan men door de voedingstoffen
niet eenzijdig vermeerderen, dat is men kan niet
het gehalte aan kaasstof of dat aaD vet alleen
vergrooten, wel het procentisch gehalte der vaste
stoffen. Uitzondering maken: palmkoeken, palm-
meel en moutkiemen. Deze verhoogen bij een
melkrijke koe, eenzijdig het vetgehalte. Geeft
men dezelfde hoeveelheid stikstof in boonenmeel,
dan wordt de melk daardoor niet vetter.
De Staatsspoor heeft 13348 man in dienst,
de Hollandsche Spoor 7001.
De Staatsspoor bezit 453 locomotieven, 1158
rijtuigen, 3672 gesloten- en 4567 open goederen
en veewagens.
De Hollandsche Spoor heeft 318 locomotieven,
851 rijtuigen, 2156 gesloten en 1579 open goe
deren- en veewagens.
Slecht teeken!
De gevangenis te Maastricht is zoo vol, dat
twee gedetineerden naar de gevangenis te Gro
ningen naast de deur! overgebracht moes
ten worden.
SCHULDEN YAN GEMEENTEN.
Van de 93 gemeenten in Noord-Holland zijn
er 18 zonder schulden, en wel: Ankeveen, Ber
gen, Blaricum, Katwoude, Kortenhoef, Sint-Maar
ten, Marken, Nieuwe Niedorp, Sint Pancras:
Petten, Vlieland, Warmenhuizen, Weesperkar-
spel, Westwoud, Winkel, Wognum, Zwaag en
Zijpe.
In den nacht van den 16 op den 17, on
geveer te 12 uren, is te WINKEL brand uitge
broken in het perceel, behoorende aan de wed.
Vader en bewoond door P. Giljam. Het huis is
totaal afgebrand en van den inboedel van den
bewoner, die juist afwezig was, is niets kunnen
worden gered.
Als eene zeldzaamheid kan worden mede
gedeeld, dat eene koe van den landman S. vier
kalveren heeft ter wereld gebracht, waarvan er
een kort na de geboorte stierf. De drie anderen
bevinden zich echter nog volmaakt wel.
EEN HISTORICUS.
In een der belangrijkste gemeenten van de pro
vincie Drente verscheen in de vorige week iemand
tan gemeentehuize, om zich als kiezer te doen in
schrijven.
Adspirant-kiezer„Meneer, mag 'k een biljet, ik
ben historische kiezer."
Gemeente-ambtenaar: „Ik begrijp je niet, wat
wil je toch
Aanstaand kiezer„Ik ben een historische kiezer
en verlang een biljet van u."
Gemeente-ambtenaar: „Gij bedoelt zeker, dat gij
kiezer wilt worden."
Aanstaand kiezer„Nee en ja, ik wil historische
kiezer worden."
Gemeente-ambtenaar: „Bedoelt gij soms, dat gij
lid wenscht te worden van den Christelijk-histo-
rischen kiezersbond
Aanstaand kiezer: „Juist, M'neer; zie je, ik
ken al die dingen niet, maar mijn baas heeft me
hierheen gestuurd, om Christelijk-historische kie
zer te worden."
Gemeente-ambtenaar„Ja, maar dan moet ge
hier niet wezeudan moet je je aanmelden bij eene
kiesvereeniging."
Zoo ging het nog eenigen tijd voort, tot eindelijk
de man gewaar werd, dat hij als loonkiezer kon
worden ingeschreven.
Van anderen aard waren de kiesrecht-aanspra
ken van een Groningschen landbouwer, die ten
gemeentehuize kwam met de boodschap:
„'k Wil wel kiezer worden."
„Op welken grond?"
„Op bouwgrond."
Of bedoelde deze vriend wellicht een citaat uit
Hamlet (5e bedrijf, le tooneel)? Een der dood
gravers, over Hamlet's krankzinnigheid sprekende,
vraagt den ander: „Op welken gronden krijgt
ten antwoord: „Wel, hier,opDeenschengrond."
Men verneemt, dat een wetsontwerp tot
verzekering van werklieden tegen de gevolgen
van ongevallen in bepaalde bedrijven, de Tweede
Kamer heeft bereikt.
VI8SCHERS-AVONTUREN IN FRIESLAND.
Op de uitgestrekte uitgeveende waterplassen
die zich in de gemeente Weststellingwerf ten
Noorden van de dorpen Nijholtwolde en Nijlamer
bevinden en zeer vischrijk zijn, had dezer dagen
het volgende plaats:
Een visscber, die het met de bepalingen der
wet op de jacht en visscherij en ook het eigen
domsrecht of vischrecht op de wateren niet altijd
even nauw schijnt te nemen, werd reeds lang
door een zijner collega's verdacht, dat hij wel
eens stroopte in de wateren, waarop buurman
het recht had,
Dit vermoeden werd zekerheid, toen (wij zullen
hem maar A. noemen) A. van uit de verte werd
bespied en men zag, dat hij gaten in het ijs
kapte, waarin hij dobbers neerliet.
Toen zijn collega B. hoorde, dat er niet alleen
gevischt, maar ook gevangen werd, riep hij een
tweetal marechaussees te hulp om zijn rechten
te handhaven.
Deze actieve mannen begrepen volkomen, dat
zij den overtreder niet op deze wijde vlakte zou
den kunnen naderen, wanneer zij in hunne ge
wone uniform gekleed warenzij vermomden zich
daarom ook als visschers en voorzien van een
grooten zak (om het vischtuig en de visch in
te bergen) en een bijl werd de tocht, vergezeld
van visscher B., ondernomen.
Nadat ons drietal zich een poos verdekt in een
watermolen had opgesteld, ziet men eindelijk in
de verte op het ijs iemand nadereu waarin meu
den „misdadiger" herkeut.
Men ziet hem weer gaten in het ijs kappen,
daarin het vischtuig neerlaten en wat meer zegt,
de ten vorige dage neergelaten dobbers ophaleu,
sommigen voorzien van prachtige suoekén, die
door A. zeer tevredeu worden opgeborgen.
B. kan zich nu bij die mooie vangst ternau
wernood langer bedwingen, doch de politie laat
A. eersr naderen totdat zij denken, dat zij zich
langzaam, ook doende of zij met visch vangst be
zig zijn naar A. toe begeven.
Deze laat zich verschalken, door zich bij de
komst van ons drietal niet te verwijderen en een
vriendschappelijk gesprek vangt aan. Men infor
meert van weerskanten zeer belangstellend naar
elkanders vangst, deelt een enkelen kwinkslag
uit tot A. zijne would be confraters nog eens
wat nader beschouwt en op eens uitvalt: „Nou
is 't èk raer, jimme binne marsjooszées, nou?"
Hie'k dat fen ta foaren wijien, jimme hien mij
net sa maklik kriege!" („Nu is 't ook raar, je
bent maréchaussées, niet waar? Wanneer ik dat
vooraf geweten had, ge zoudt mij zoo gemakke
lijk niet gevangen hebben!")
't Antwoord is: „Ja beste vrind, je bent er
bij!", Proces-verbaal volgt: visschen in verboden
tijd in verboden visch wateren zoowel het visch
tuig als de mooie snoeken worden in beslag ge
nomen. Of A. niet trachten zal spoedig door een
rijke vangst de verloren schade in te halen Wie
zal 't zeggen?
EEN MENSCHELIJK WEEKDIER.
Woensdag heeft zich in het Binnengasthuis, in
tegenwoordigheid van nagenoeg de geheele me
dische faculteit, een wonderlijk mensch vertoond.
De professoren Stokvis, Pel, Korteweg, Rotgans,
Saltet en Kuhn hebben niet geaarzeld den man
eene verklaring te geven, dat hij inderdaad een
bijzonder vermogen heeft in het samentrekken
der spieren van hals en abdomen, hetgeen hem
veroorlooft zijn lichaam zeer verassende houdingen
te doen aannemen.
De man heeft den romantischen naam van Ai-
guier Siméon. Hij werd in 1851 in het Zuiden van
Frankrijk, in de buurt van Toulon, geboren en
oefende langen tijd het eerzame bedrijf van bak
ker -uit, totdat hij bemerkte, dat hij zijn dage
lij ksch brood wel op een andere wijze kon ver
dienen. In de laatste jaren heeft hij toen „de
wereld doorgerezen" en wekte overal veel be
langstelling, vooral onder de mannen der weten
schap. Charcot, Pasteur en Virchow, behoudens
vele wat minder bekende grootheden, gaven hem
geloofsbrieven, en niemand minder dan De Qua-
trefages verschafte hem een prachtig wetenschap
pelijk paspoort.
Nu is hij in een kijkspelletje op het Rembrandts-
plein aan het werk. Naar het uiterlijk een nor
maal mensch en jeugdiger dan zijn werkelijke
leeftijd. Met ontbloot bovenlijf neemt hij een reeks
van wonderlijke standen aan, waarbij een hoor
bare ademhaling telkens tot inleiding dient. Hij
hijgt eenige malen en is opeens zwaarlijvig; hij
hijgt weer en is zoo mager, dat hij bijna door
zichtig wordt. Dan laat hij de spieren van zijn
hals opzwellen, zoodat zijn hoofd als 't ware ge
steund wordt door strakgespannen koorden, of
doet de borstspieren als dikke touwen te voorschijn
treden. Hij laat zijn hart stilstaan en houdt on
derwijl een praatje met den onpartijdigen bezoe
ker, die te vergeefs naar het kloppen luistert. Ten
slotte vertoont hij den sketelmensch, waarbij de
geheele ribbekast vooruittreedt en de rest zoek is.
Voor medici en anthropologen is deze meneer
zeker een zeer merkwaardig species van het be
vriende genus homo. Misschien ook voor leeken,
die van zoo iets houden en zich aan het kermis
achtige der veriooning niet storen. Maar voor
dames is het zeker minder aan te bevelen. Niet
dat het onfatsoenlijk is; 't is alleen maar een
beetje „griezelig."
Op de Personeele-Belasting over 1897
moeten de volgende opcenten worden geheven:
Voor de provincie Noord-Brabant 17, Gelder
land 5 V2, Zuid-Holland 6, Noord-Holland 5, Zee
land 18, Utrecht 6, Friesland 211/2, Overijssel 12,
Groningen 28, Drenthe 16, Limburg 13.
Het getal opcenten, ten behoeve van de ge
meenten te heffen, zal later worden opgegeven.
COURANTEN.
Het totale getal couranten, dat jaarlijks wordt
uitgegeven, is, volgens een der laatste statistie
ken op 12.000.000.000 exemplaren te schatten.
Om zich een begrip te kunnen maken van dit
kolossale getal, diene, dat men met deze couran
ten eene vlakte van ongeveer 30.000 vierkante
kilometer zou kunnen bedekken. Moest deze op
laag door eene pers worden gedrukt, dan zou
deze, wanneer per seconde eene courant van de
pers kwam, eindelijk na 333 jaren kunnen ver-
sohijnen. Op elkander gestapeld, zou deze oplaag
eene hoogte hebben van 80.000 Meter. Neemt
men aan dat de menschen gemiddeld slechts 5
minuten per dag besteden voor het lezen eener
courant, dan zal, volgens eene mededeeling van
het patent- en technischbureau van Richard Lü
ders te Görlitz, de tijd, dien de geheele bevolking
der aarde per jaar noodig heeft voor het lezen
zijner courant 100.000 jaar bedragen.
DIE HARDVOCHTIGE RECHERCHEURS!
Aan het centraal-station te Utrecht bevond
zich Woensdagavond een jong paartje, dat blijk
baar met ongeduld op den naar Arnhem ver-
trekkenden trein zat te wachten en daarmede
zoo geheel was vervuld, dat zjj er niets van sche
nen te bemerken, dat zij de bijzondere aandacht
van twee heeren hadden getrokken, die zich ook
in de wachtkamer bevonden, en die hen steeds
naderbij kwamen, alsof zij zich wilden verzekeren
dat zij zich niet hadden vergist. Eindelijk was
het lang verbeide oogenblik daar en zou de jonge
man met zijn meisje in de reeds geopende coupé
stappen, toen hij door de beide heeren, die hem
op den voet waren gevolgd, werd aangesproken
en, nadat zij zich als rechercheurs der Utrecht-
sche politie hadden bekend gemaakt, werd uitge-
noodigd hen naar het politiebureau te volgen,
daar zij hem hadden herkend als den voortvluch-
tigen kantoorbediende V., die zijn patroon te
Amsterdam voor f 300 had bestolen en wiens op
sporing in het politieblad was verzocht. V. werd
den volgenden morgen gevankelijk naar Amster
dam getransporteerd, werwaarts zijn meisje hem
vrijwillig volgde. Van het ontvreemde geld was
echter nog maar weinig meer over.
GEERTJE KLEEFSTRA.
Geertje Kleefstra uit Roordahuizum, die door
het gerechtshof te Amsterdam wegens majesteits
schennis veroordeeld werd tot 6 maanden gevan
genisstraf, heeft, naar uit Friesland wordt ge
meld, de wijk naar België genomen.
Een huis dat 33 jaar leeg staat!
Een bemiddelde vrouw te Oostermeer(Fries-
land) liet in 1864 in dat dorp een huis bouwen
en het van de noodige meubelen, bedden en
turf voorzien. Deze vrouw is nu gestorven, zon
der het huis bewoond te hebben, zoodat het 33
jaar ledig heeft gestaan.
BARON-OPLICHTER!
In een hotel van den eersten rang te Utrecht,
kwam eenige dagen geleeden een net gekleed
heer van middelbaren leeftijd, zich noemende ba
ron Van Thienen, logeeren. Zooals de baron voor
gaf was hem door zijn geneesheer verandering
van lucht voorgeschreven en zou de duur van
zijn verblijf afhankelijk zijn èn van den staat
zijner gezondheid èn van de bediening zelve.
Wat het eerste betrof, had men al heel spoedig
alle reden om volkomen gerust te kunnen zijn,
want niet alleen dat mijnheer de baron steeds
een goeden eetlust toonde en zich alles uitste
kend liet smaken, maar ook van een flink glas
goeden wijn toonde hij geenszins afkeerig te zijn.
Daar ook op de bediening geen enkele aanmerking
werd gemaakt en de baron verder nog had te
kennen gegeven, dat hij een vijand was van nata's,
omdat deze in den regel tegenvielen en daar
om iederen avond wenschte af te rekenen, be
stonden voor beide partijen reden om tevreden
te zijn.
Jammer dan ook, dat de baro n na verloop van
een paar dagen met zijne gewoonte moest breken
en dit wel omdat zijn rentmeester verzuimde
hem de gevraagde gelden over te maken. Na
tuurlijk zag men daarin aanvankelijk niets ver
dachts, doch toen de baron zich zoover verne-
e en van de kellners geld ging leenen, be
gon men argwaan te krijgen en langzamerhand
den hoogen gast met andere oogen aan te zien.
Toen dan ook na verloop van een 10-tal dagen,
nog geen geld was gearriveerd, werd de politie
in het vertrouwen genomen, die na een kort
onderhoud onder vier oogen tot de ontdekking
kwam dat de pseudo-baron een groote oplichter
was, die reeds een aantal vonnissen had onder
gaan en nog niet lang geleden uit de gevangenis
werd ontslagen. Zich aldus ontmaskerd ziende en
den raad van zijn geneesheer gedachtig, verliet
de baron, na met de politie te hebben afgehan
deld, met achterlating van eene hooge rekening
en weinig bagage, zoo spoedig mogelijk de stad,
wellicht om elders zijn geluk te beproeven.
Aan het door Dr. V. van der
het N. v. d. Dag van jl. Vrijdag geplaatste over
zicht van de Pest ontleenen wij het volgende:
Volgens hetgeen in den laatsten tijd dienaan
gaande is bekend geworden, is het zeer waar
schijnlijk, dat een groot aantal der van af over
oude tijden tot aan den tijd van Hippocrates
(overl. 377 v. Chr.) bekende ziekten, evenals
die gedurende den tijd van Mozes, dikwijls de
ware Egyptische buhonenpest zijn geweest. Nu
deze vreeselijke ziekte in den laatsten tijd weer
opnieuw in China en Engelsch-Indië heerscht,
zijn enkele historische herinneringen zeker niet
onbelangrij k.
In de 15e, 16e, 17e en 18e eeuw ontstond de
pest van tijd tot tijd in de verschillende rijken
van ons werelddeel, in Duitschland, Nederland,
Frankrijk, enz., somtijds na vrij lange tusschen-
poozen, o. a. in Nederland in de jaren 1472,
1507, 1572—74, 1625, 1663—60. Te Weenen en
te Praag heerschte zij hevig in het jaar 1679,
te Londen in het jaar 1688 en in Frankrijken
in het algemeen in het Westen van Europa
omstreeks in het jaar 1720. In het Oosten van
Europa (Rusland en Hongarije) vertoonde zij
zich tot in het jaar 1797.
In de tegenwoordige eeuw heerschte de pest
schier uitsluitend in het Oosten en in de aan
grenzende landen, terwijl zij in enkele gevallen
of op kleine schaal voorkwam op de eilanden en
in de kuststeden der Middellandsche en Zwarte
Zee.
Of de pest zich in vroeger eeuwen zelfstandig
heeft ontwikkeld of uit het Oosten is overge
bracht, is moeielijk uit te maken. Het vaderland
der ziekte moet waarsehijnljjk gezocht worden in
Egypte, Syrië en Klein-Azië. De tegenwoordig
in Engelsch-Indië heerschende pest is misschien
wel van uit China, waar réeds ten vorigen jare
de pest heerschte, daarheen gekomen. Mogelijk
is het intusschen ook, dat zij aldaar door kommer
ellende en gebrek ontstaan is, terwijl ook groote
onzindelijkheid en in het algemeen slechte sani
taire toestanden als oorzaken van 't ontstaan en
de verbreiding der ziekte moeten worden aan
gemerkt. j
De pest is een snel verloopende ziekte, die
ongeveer 5 6 dagen, doch in sommige gevallen
slechts 24 uren duurt, en ongeveer 80 procent
der gevallen doodelijk eindigt. Zjj verlooptender
verschjjnselen van hevige bloedvergiftiging en
gaat met vorming van etterbuilen gepaard. De
jesmettelijkheid wordt algemeen aangenomen, en
de Japansche onderzoeker, Dr. Kitalato, ontdekte
dan ook een paar jaar geleden te Hongkong,
gelijktijdig ,met den Franschman Dr. Yersin, een
bacil, die steeds bij de pest voorkomt. Dr. Yer
sin, tegenwoordig het hoofd van het hygiënisch
instituut te Njah-Thran, in Annam, en vroeger
assistent in het laboratorium van Pasteur, heeft
volgens diens methode en die van Behring een
serum bereid, waarmede gunstige uitkomsten
schijnen verkregen te zijn. Het serum wordt
evenals voor de diphteritus, van paarden ver
kregen, welke dieren ook hiervoor geschikt ble
ken te zijn. Dr. Monod, directeur van den Fran-
schen gezondheidsdienst, kon in Augustus 1897
aan de Académie de Médecine te Parijs de me
dedeeling doen, dat zij op 27 behandelde pest-
gevallen, lichte en zware dooreen, 23 genezingen
waren gevolgd.
Dr. Yersin keerde in de maand November 11.
in Europa terug, doch is op den 21sten Decem
ber, toen ernstige berichten over de pest in
Europa kwamen, naar Indië teruggekeerd. Voorts
gaan nog derwaarts Dr. Heinrich Bitter, direc
teur van het bacteriologisch laboratorium te Caïro,
op last der Egyptische Regeering, en vanwege
de Weener-Academie de doktoren H. F. Muller,
R. Pöch, H. Albrecht en A. Ghon, allen assi
stenten aan klinilche inrichtingen of aan het
Pathologisch-anatomisch Instituut te Weenen.
Deze laatsten gaan naar Bombay om aldaar de
pest te bestudeeren, waartoe zeker overvloedig
gelegenheid is, daar, volgens de berichten, tegen
woordig aldaar ongeveer 200 personen dagelijks
aan de pest sterven.
Ook de Duitsche Regeering heeft plan eene
wetenschappelijke expeditie, tot bestudeering der
pest, naar Bombay te zenden. Met de leiding
hiervan zal dan vermoedelijk Prof. R. Koch wor
den belast, die tegenwoordig tot onderzoek van
de runderpest in Zuid-Afrika vertoeft. Prof. Koch
zal zich, zoo dit doorgaat, rechtstreeks van de
Kaapstad naar Bombay begeven.
Daar men in Europa voor het overbrengen
der pest bevreesd is, is te Venetië een inter
nationale conferentie bijeengekomen, waar En
geland vertegenwoordigd wordt door Dr. Thorne
en den legatie-secretaris te Rome, Mr. Herbert,
Engelsch-Indië door den chef van den genees
kundigen dienst, Dr. Cleghorn, Egypte door Dr.
Milton en Dherif Pacha, Frankrijk door Brouar-
del en Proust, Portugal door Sousa Martin, Ne
derland door Dr. Ruysch en Rusland door prof.
Botkin, die reeds te Bombay vertoefde.
G. C. geeft in een Berlijnschen brief in 't
_V. v. d. D. het volgende antwoord op de vraag,
waarom op de postzegels van het Duitsche Rijk
nooit een keizerlijk portretje stond:
Gnder de regeering van Friedrich Wilhelm IV
werden in Pruisen de eerste postzegels in omloop
gebracht en wel, naar het voorbeeld van Engeland,
met zijn beeld er op. Toen de Koning er voor de
eerste maal een onder de oogen kreeg, ergerde
het hem, dat zijn beeltenis door den poststempel
bedrukt was. Hij sprak daarover den generaal-
postmeester Schmückert aan. „'t Is wat moois,
zei hij dat ge den postbeambten orde geeft
zich zoo aan de waardigheid van mijn persoon
te vergrijpen!" De aangesprokene begreep eerst
niet hoe hij het hadmaar toen hem de bedoe
ling duidelijk werd, stelde hij vast, dat voortaan
alleen een adelaar de Pruisischs postzegels'zou
kenmerkenen zoo is die eigenaardigheid op die
van het Duitsche Rijk overgegaan.
Van Japan hadden we die anecdote wel eens
gehoord maar van Pruisen nooit zegt de Haag. Ct.
Dr. Nansen, de beroemde Noordpoolreiziger,
was verleden week de gast van Stanley. De be
kende Afrika-reiziger heeft een jongetje aange
nomen en liet het knaapje, netjes aangedaan,"
na de lunch in de eetzaal komen, opdat hij
Nansen toch ook eens zou zien.
Men had het jongentje een kleine toespraak
geleerd en met spanning wachtte men op het
geen hij zeggen zou.
De knaap bleef evenwel zwijgenen eerst na
lang aandringen opende hij den mond. Hij zag
den Noordpoolreiziger vast in de blauwe oogen,
tilde toen een been op en zei
„Nieuwe schoenen
Baron von Ehrhardt, te Dusseldorp, die
weigerde met den jongen referendaris Evers te
duelleeren, is, krachtens de uitspraak van een
„eeregericht," uit den officiersstand ontzet.
De Keizer, zoo meldt een Dusseldorpsch blad
die deze beslissing moest goedkeuren, bevestigde
de vervallenverklaring van het „IJzeren Kruis"
niet, en men berichtte den baron, dat hij „door
bijzondere genade" het IJzeren Krui^. mocht be
houden. De heer v. Ehrhardt zond echter het
kruis onmiddellijk terug. Hij wilde, zoo schreef
hij, een eeieteeken, dat hij in veldslagen door