Weekblad voor LANGEDIJK en Omstreken.
N°. 10.
Zondag1 7 Maart 1897.
6e Jaargang.
Zij, die zich met
1 APRIL op dit blad
wenschen te abonneeren
ontvangen de tot dien da
tum verschijnende num
mers GRATIS.
Plaatselijk Nieuws.
Feuilleton.
0ITKASI1BD.
NIEUW
mnu
Deze courant verschijnt eiken Zaterdagnamiddag.
ABONNEMENTSPRIJS
voor Noordscharwoude, Oudkarspel, Zuidscharwoude en Br. op Langedijk
per drie maanden 50 ct., franco p. post 60 ct.
UITGEVER:
J. II. KEIZER.
BUREEL:
IVoordscharwoude.
PRIJS DER ADYERTENTIÈN:
Van 15 regels 30 ct., elke regel meer f» ct.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Brieven rechtstreeks aan den UitgSver.
"VEIfcSJLiA.Gr van de Openbare
Vergadering van de kiesvereeni-
ging „VRIJHEID", gehouden op
Maandag 1 Maart 1897, in het lokaal
van den heer A. Kist te Zuidschar
woude.
De vergadering wordt geopend door den
heer Kuipers, die als vice-voorzitter de ver
gadering leidt.
De heer Kuipers wijst er op, dat deze ver
gadering is uitgeschreven voor de nieuwe
kiezers en niet aangesloten oude kiezers, om
hen op de hoogte te brengen van het doel der
Politieke Kiesvereeniging „Vrijheid," die in
eene vorige vergadering het door de Liberale
Unie in hare vergadering van den 26 Novem
ber 1896 vastgestelde Hervorminsprogramma
heeft aangenomen, en mede onderschrijft het
daarachter gevoegde programma van urgentie.
Men make er ons geen verwijt van, zegt
de voorzitter, dat wij niet eerder den arbei
ders hebben kennis gegeven, dat voortaan de
gelegenheid is opengesteld om lid dezer ver-
eeniging te worden voor f0,50 en f 0,25. Het
was eerst noodig dat wij eene bepaalde vlag
konden voorhangen, en toen we dat konden,
na aanneming van het program van de Lib.
Unie, toen besloten we overtegaan om de ar
beiders dat programma voor te lezen en te
verklaren, en de gelegenheid open te stellen
voor een ieder zijn oordeel uittespreken of in
lichtingen te vragen.
Het was ons niet te doen om de nieuwe
arbeiders-kiesvereeniging „Vooruit" te Zuid
scharwoude uit elkander te stuiten, doch om
„Vrijheid" sterk te maken, waarom werd be
sloten tot een progressieve heffing .om hen, die
het minder goed kunnen betalen in de gele
genheid te stellen, lid van deze politieke kies
vereeniging te worden en zoodoende niemand
uittesluiten.
En te meer nu door de Lib. Unie de schroe
ven wat vaster zijn aangedraaid en er bepa
lingen in het programma zijn opgenomen, die
aandringen op een beteren lotstoestand van
den werkman.
De voorzitter leest en verklaart hierna het
meer genoemde programma, waarna de secre
taris het reglement der vereeniging voorleest.
Hierna licht de voorzitter nogmaals het doel
dezer vergadering toe, waarbij hij laat uitko
men, dat er over beginselen niet behoeft te
worden gedebatteerd, maar dat het alleen
hierop neerkomt, dat wie meent overeente-
stemmen met de richting, welke „Vrijheid"
thans voorstaat, dat toont, door zich aan te
sluiten bij deze vereeniging.
Nogmaals, zegt de voorzitter, wij hebben
niemand willen uitsluiten, waarom wij beslo
ten tot het heffen eener contributie van f 1,
f0,50 en f0,25, om zoodoende voor een ieder
het lidmaatschap aannemelijk te maken.
De heer Rol neemt hierop, het woord en
zegt dat hij de instelling van een verlaagde
contributie wel aardig vindt, doch dat hij er
voor zou bedanken lid te worden van de ver
eeniging, tegen eene contributie van fO,25,
omdat hij bang zou zijn dat de heer Kempers
hem het verwijt voor de voeten zou slinge
ren, wanneer hij eens zijn meening uitsprak
in eene vergadering, dat hij, die het minst
betaalt, de meeste praatjes heeft. Hij neemt
het van den heer Kempers dan ook lang in
geen dank aan, dat hij zich als zoodanig heeft
uitgelaten in eene vorige vergadering, zooals
bleek uit het door hem gelezen verslag.
Hieruit volgt een zeer onverkwikkelijke
discussie, die moeielijk viel te volgen door de
stemmen van protest tegen de gewraakte uit
drukking van den heer Kempers.
De heer Kepipers ten slotte het woord ver
krijgende, begint met te zeggen, dat 't hem
verheugd, dat dit punt ter sprake komt, want
gaarne zou hij willen, dat men een andere
meening van hem koesterde. Indien hij wer
kelijk niets anders had gezegd dan hetgeen
in het verslag staat, dan had de heer Rol
volkomen gelijk. Doch allen, die ook de vorige
vergadering bezochten en heden tegenwoordig
zijn, zullen kunnen getuigen, dat hij in het
debat over de belasting met den heerKleijer,
heeft gezegd, dat, al wordt er wel eens be
weerd: „Wie 't minst betaalt, maakt dikwijls
de meeste drukte," hij 't uitstekend vindt,
dat de arbeiders een woordje meepraten.
De heer Rol is met deze verklaring nog
niet tevreden, waarna de heer Kaaij opmerkt,
dat de heer Rol wel kan opmaken uit de op
roeping tot de arbeiders gericht, om ter ver
gadering te komen, dat men op het oordeel
van hen is gesteld.
De voorzitter wijst tevens op eene bepaling
in het nieuwe reglement. Het vorige regle
ment hield eene bepaling in, dat wie lid der
kiesvereeniging doch geen kiezer was, ook
niet medestemmen mocht tot het stellen van
een candidaat. Dit is nu veranderd en hebben
dus ook alle leden evenveel rechten in de
vereeniging.
De heer Kempers, het nog stuitend vin-
vindende, dat hij niet wordt geloofd, verzoekt
allen, die de meening van den hèer Rol dee-
len, eens te informeeren, hoe hij over de ar
beiders denkt en zich over hen uitlaat. Ze
zijn op Sint Pancras wel beter van hem over
tuigd, dat weet hij zeker.
De heer Melchers vraagt en verkrijgt hierop
het woord. Spr. is van meening dat op deze
wijze niet moet worden voortgegaan en over
deze kwestie, die het doel dezer vergadering
volstrekt niet raakt, niet verder behoeft te
worden uitgewijd.
Ik wensch mij, aldus de heer Melchers,
weder te bepalen tot het doel waarvoor wij
hier zijn gekomen, en dan bevreemd het mij
zeer, dat de voorzitter in zijn openingsrede
den wensch uitsprak, dat men niet zou gaan
debatteeren over beginselen en deze er dan
ook niet zou bijhalen. Er staan wel degelijk
veel beginselen op 't spel. Was daarvan geen
sprake, dan zou een geschikt debat ónmoge
lijk zijn.
Hoe zal een zuiver standpunt door de ar
beiders kunnen worden ingenomen, wanneer
men geen bedenkingen mag opperen tegen een
programma dat hen wordt voorgelegd.
Ik heb dan ook eenige bedenkingen tegen
het urgentieprogramma van de Liberale Unie.
De belangen van den arbeider moeten worden
behartigd, maar ik vraag u, of zij daarvan
den indruk krijgen bij het lezen van dat pro
gramma. Heeft het urgentieprogramma beko
ring voor den arbeider?
De Liberale Unie acht het een eisch van
goede staatkunde niet aan te dringen op een
nieuwe kieswet, zoolang de ervaring omtrent
de uitkomsten der vastgestelde kieswet, met
betrekking tot het aantal kiezers nog geen
uitspraak heeft gedaan.
Kan deze kieswet echter bevrediging vin
den bij den arbeider?
Ze moeten maar eens werkeloos zijn, dan
zijn ze geen kiezer meer; zo moeten maar
eens genoodzaakt zijn tot het verhuizen, dan
zijn ze kiezer af, of in de noodzakelijkheid
verkeeren hun spaarbankboekje op te vragen,
dan verliezen ze daardoor weder hun kiesrecht.
In den strijd om het bestaan, die de arbei
der heeft te voeren, acht hij algemeen stem
recht noodzakelijk, omdat hij met de kies
wet—Van Houten niet sterk is in zijn poli
tieke rechten.
De Lib. Unio is tevreden met de grondwet;
de arbeider kan daarmede niet tevreden zijn,
omdat hij niet altijd zeker is van zijn stem
recht.
De Lib. Unie heeft ook daarom geen demo
cratisch programma, omdat er niet in wordt
aangedrongen op herziening van de grondwet.
Ik wil gelooven dat de opstellers het wer
kelijk goed meeneir, doch een ding hebben ze
vergeten, dat de werkelijkheid voor hen niets
ders is dan een droombeeld dat er verzoening
zal komen tusschen de verschillende partijen.
En dan dringt de Lib. Unie verder aan op
regeling van het arbeiders-contract, tot betere
verzekering van de wederzijdsche rechten en
verplichtingen.
Doch een werkelooze heeft geen arbeiders
contract noodig.
Die het program hebben opgesteld leven niet
in dezelfde levensvoorwaarden als de arbeider.
De arbeider leeft onder een loonstelsel, en
een loonstelsel brengt een onzeker bestaan.
Hier wordt de heer Melchers in de rede ge
vallen door den voorzitter, die opmerkt dat
het program van de L. U reeds door de kies
vereeniging is gehandhaafd en dat het nu
slechts de vraag is of het door de aanwezige
arbeiders kan worden aangenomon of niet.
Het debatteeren over het al of niet democra
tische van het program van de Liberale Unie
is niet aan de orde.
De heer Melchers. Ik vraag u echter of het
(32.
Op een nacht voelde zij, dat het zeer
slecht met haar was en zij geloofde, dat
zij sterven zou. In dien nacht zeide zij tot
m(j
Esther, gij hadt gelijk toen ge ver-
moeddet, dat mij iets op het geweten druk-
iesedert verscheidene jaren reeds word
ik door een grievend berouw gekweld, dat
mij geen rust laat.
Ik was altijd nogal practisch geweest en
ik hield er niet van veel woorden te ge
bruiken.
Waarom bevrijdt ge dan uw geweten
niet? vroeg ik.
Janet zuchtte en het duurde geruimen
tijd eer zij antwoordde; toen eindelijk zeide
zij:
Ik wil mijn geweten bevrijden, ik
zal u alles zeggen en misschien kunt gij
het nog wel goed maken. Het valt zoo
zwaar zijn eigen slechtheid te bekennen,
Esther; zoolang men sterk en gezond is,
denkt men daar niet aan, maar wanneer
men op het ziekbed ligt, dan ziet men al
les heel anders in en dan doet de stem
van het geweten zich veel duidelijker hoo-
ren. Ik geloof, dat ik mij vroeger nooit den
tijd gegund heb, daarover na te denken en
wanneer er een gedachte aan den dood in
mij opkwam, dan zette ik die altijd van
mij af en trachtte mij te doen gelooven,
dat die nog zeer ver van mij af was. Thans
echter schijnt mij de dood zeer nabij, ik
zal hem weldra in de oogen zien, ja, ik
voel al dat hij mij aangrijpt. Ik zou wel
eens willen weten of het waar was, dat de
zonden, die men op het sterfbed belijdt,
door God vergeven worden.
Zeker, antwoordde ik, elk berouw is
den hemel welkom en een stervende vindt
daar zeker vergiffenis.
Ik wenschte wel, dat ik het kon ge
looven, zuchtte zij en daarop onthulde zij
mij een heheim. dat zij jarenlang bij zich
gedragen had. Het schijnt, dat zij het Kitty
nooit heeft kunnen vergeven, dat die jonge
man op de boot zich, ter wille van haar,
van Janet afgewend hadzij had hem op
recht bemind en sedert zon zij op wraak
op haar vermeende mededingster.
Toen wij nu in het huis van Kitty
woonden, luisterde Janet op zekeren dag
een gesprek af tusschen deze en haar echt
genoot. Hij had zooeven vernomen, dat de
kerk, waarin zij waren getrouwd, tot op
den grond was afgebrand en toen hij dat
aan zqn vrouw vertelde, voegde hij er bij
Gij moogt thans onze trouwacte en
het geboortebewijs van Hubert wel dub
bel goed bewaren, Kitty, want zoowel de
geestelijke, die ons trouwde, als de oude
vrouw, die ons tot getuige diende, zijn
dood en wanneer wij die papieren kwijt
raakten, dan zouden wij volstrekt niets
hebben, waarmee wij de wettigheid van
ons huweljjk zouden kunnen bewijzen.
Dit maakte een diepen indruk op Janet hij herinnerde zich gezegd te hebben,
en het gelukte haar er achter te komen
waar Kitty die gewichtige documenten be
waarde, het gelukte haar eveneens ze mach
tig te worden en zij heeft al die jaren
onder haar berusting gehad.
Misschien heeft Kitty de afwezigheid
van die papieren nooit bespeurd, zeide ik om
de stervende eenigszins te troosten.
Waarschijnlijk niet, hernam Janet,
want zij is niet lang daarna plotseling ge
storven, maar begrijpt ge dan niet welk
een invloed de afwezigheid van die papieren
op het lot van haar zoon moet hebben
Wanneer hij erfgenaam van een bezitting
werd, dan zou hij daar geen aanspraak op
kunnen maken, omdat hij zijn erfrecht
niet zou kunnen bewijzen.
Dit nu was het, wat haar zoo op het
geweten drukte en haar zooveel deed lij
den, en ten slotte beloofde ik haar dat ik
naar Engeland zou gaan eri de documen
ten meenemen, want Alec Cliffe, de echt
genoot van Kitty, was kort na haar ge
storven en het kind was door een bloed
verwant uit Engeland afgehaald. Na den
dood mijner zuster zou niets mij meer in
Australië terughouden en het kwam mij
voor, dat Hubert Cliffe, wanneer hij nog in
leven was, mij misschien als belooning voor
den diepst, dien ik hem bewijzen kon, wel
de een of andere betrekking zou kunnen
verschaffen.
Mijn zuster leefde niet lang meer en
voor haar dood gaf zij mij de papiéren, die
ik veiligheidshalve in een linnen zakje
naaide, dat ik om den hals hing.
Dokter Fletcher verschrikte hevig, want
dat het zakje misschien oude minnebrieven
bevatte of andere waardelooze dingen
Esther Grant lette daar niet op, maar
vervolgde
Na den dood van Janet verkocht ik
alles, wat wij in Australië bezaten, en het
gelukte mij genoeg geld bijeen te krijgen
om de reis te maken en eenigen tijd te
kunnen Wen, maar in den eersten nacht
dat ik weer in Engeland was, werd mijn
valies, dat al mijn geldswaarde bevatte
mij ontstolen en ik moest de weinige
kleedingstukken die ik nog had verkoopen
om aan brood te komen.
Nu was het m(j uiterst moeielijk Cliffe
te bereiken, maar ik was vastbesloten mij
door geen hindernissen te laten afschrik
ken om het onrecht, dat m(jn zuster had
begaan, zooveel in mijn vermogen was weer
goed te maken en terwijl ik mij te voet
op weg naar Cliffe begaf, herhaalde ik
twee namen, waarnaar gij mij onlangs
gevraagd hebt: Alec Cliffe en Margareth
Summer.
Ik kan mij de bijzonderheden van die
vermoeiende voetreis niet goed meer her
inneren, want alles staat mij zoo vaag en
onvolkomen voor den geest als een droom,
'k weet alleen dat ik zeer veel van den
honger en de vermoeienis geleden heb,
want dikwijls liep ik een geheelen dag
zonder te eten.
Dokter Fletcher klopte haar vriendelijk
op den schouder en zeide:
Vermoei u maar niet met die pijn
lijke herinneringen, goede, vrouw, het wa
ren droevige dagen, maar die zijn nu voorbij
en gij kunt er van verzekerd zijn dat zij
nooit terug zullen keeren. Ik kan u er wel
met zekerheid voor instaan, dat Hubert
Cliffe voor u zorgen zal, want uw mede-
deelingen zijn van de hoogste waarde voor
hem; en nu, waar zijn die papieren, hebt
ge ze nog bij u?
Ja dokter, dat zakje is niet van mijn
hals geweest.
Dan moet ge ze nu toch liever aan
mij geven, zeide de dokter, die zijn onge
duld, de papieren te zien, niet langer kon
bedwingen. Ik zal ze terstond aan den
rechtmatigen eigenaar doen toekomen.
Maar is lord Cliffe er niet? vroeg
Esther Grant eenigszins bedeesd. Ik her
inner mij dat men, toen ik om inlichtin
gen vroeg, mij antwoordde, dat een andere
broeder van Alec Cliffe heer vair dit land
goed is.
Dat was hij, eenige maanden gele
den, maar thans is hij overleden en zijn
neef Hubert Cliffe kon zijn erfrecht niet
laten gelden, daar hem de papieren ont-
biaken, die gij bij u hebt. Gij ziet dus van
hoeveel gewicht die zijn.
De vrouw haalde het linnen zakje van
ander haar kleed te voorschijn, sneed het
koord door, waarmee zij het om den hals
droeg en gat het aan dokter Fletcher, die
haastig met zijn zakmesje het naaisel los
tornde.
Er viel een klein bouquetje verdorde
bloemen uit.
Dokter Fletcher en Esther Grant keken
lkaar eenige oogenblikken verwonderd en
zwijgend aan.
Wat moet dat beteekenen? riep eerst-